REDT U IZELVEN arbeid adelt De Bemesting dei* Slooren flet hoekje der Boerin Landbouwweekblad EEN LEESZAAL VOOR ONZE BOEREN. EEN HEILZAME RAAD VEEVEREDELING. De Geleerdheid en het Onderwijs der Yrouw. 9' i moel steeds de leus zijn van alle landbouwers. ZONDAG 4 MAART 1923. PfijS aa^nM^tP^v^n^o! ,m»e3d »W ™5de JAARGANG Nr 218 nsbiow -93 bissbiuuiasa bisi;' '.-■•■'''I" Abonnementsprijs 5,00 frank 's jaars. Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Bureel en Redactie GROOTE MARKT, AALST Verantwoordelijke Opsteller ORTA1RE CAUDRON, Aalst. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. Voor en door de Landbouwers Er is een spreekwoord dat zegt Wie zijn schulden betaalt, verrijkt zich Ik ook, 'k heb nog schuld te be talen aan de lezers en lezeressen van De Koornbloem en aangezien ik er op uit ben, mij, even als gelijk wie. te verrijken, wil ik het niet langer meer uitstellen mijn achterstel te vereffenen, 'k Had immers beloofd bij 't sluiten van 't jaar negentienhonderd twee en twin tig eens te spreken over een leeszaal voor onze boeren. Om U, Beste Vrien den Landbouwers, beter op de hoogte te stellen van wat ik eigenlijk door een leeszaal versta, wil ik de volgende vra gen in dit ar'ikel beantwoorden. Is het gedacht van een leeszaal in te richten nieuw Heeft men in België het ook reeds beproefd en in hoeverre is meg er in geslaagd Hoe moet een leeszaal ingericht wor den Kan een lees:aal voor onze boeren nuttige uitslagen opleveren Zal ze bezocht worden en door wien Dat het gedacht leeszalen in te rich ten niet nieuw is, dit weten al dezen die maar een enkel kijkje hebben gedaan in HolLnd, Denemarken, Duitschland, En geland en Frankrijk. In al die landen be staan en bloeien ze. En 'k vraag me wel eens af waarom dat het bezoeken van koffiehuizen altijd moet gepaard gaan met kaart-, bak- of billardspel. Kan men niet evengoed de tijd welke men in de herberg overbrengt, benutti gen door het lezen van een of ander tijdschrift, vakblad of boek. Ongeluk kiglijk van af de Romeinen en zelfs wel er voor stonden de Belgen bekend als zijnde verzot op spel en drank. Met zulke oude gewoonten is 't niet gemak kelijk af te breken, zult ge zeggen, doch, 'k zal U antwoorden dat 't ook niet aangenaam is, voor iemand die zijn volk lief heeft, het altijd te hooren bestempe len met den naam van drinkend en speelziek. En waarom zou ons boeren volk, het bij uitstek kalm en redeneerend volk hier niet het voorbeeld mogen ge ven. Hoe aangenaam is het voor de boerenmenschen niet des Zondags eens hun veldvruchten te gaan bezichtigen en ware het hun niet even aangenaam zich eens naar hun lokaal te begeven om daar iets te kunnen lezen over een of ander punt van het landbouwbedrijf. Of er in België ook reeds dergelijke leeszalen bestaan, valt sterk te betwij felen, dat belet nochtans niet dat we de eerste mogen zijn. k Herinner me noch tans dat er in 't kamp van Port-Villez, of liever in het vakheropleidingsgesticht der oorlogsweezen en invalieden een leeszaal bestond, waar 'men allerlei vak bladen kon lezen en boeken handelende over 't vak dat men uitoefende of ver koos uit te oefenen. 'k Ben menigmaal in die leeszaal bin- geweest en altijd zag ik er verminkten bezig met aanteekeningen te doen uit een of ander vakkundig boek. Die lees zaal bloeide alhoewel men er geen drank krijgen kon. Vermits ik die gezien heb ga ik er ook een klein beschrijving van geven om U terzelfdertijd een gedacht te geven op welke wijze men een leeszaal hoeft in te richten. Bij den ingang van de zaal be stond de boekerij, een boekbesteller gaf u wat ge verlangdet en ge trokt de zaal binnen. In 't midden der zaal brandde een goed vuur, banken en tafels stonden langshenen de wanden waarop allerlei tijdschriften en vakblaadj s lagen ten toongespreid. Men had er keus te over en voor iemand die zich volmaken wou, was er ruimschoots middel. In Redt U Zeiven heeft men het beste verwarmingsstelsel mogelijk en zalen te over om er een degelijke lees zaal in te richten. De boekbesteller kan gekozen worden onder de gewone be zoekers der leeszaal die hem dan ook eenige zitpenningen zouden betalen. De Hollander staat gekend voor een vernuftig en verstandig volk en we mo gen het wel zeggen op gebied van land bouw is het ons de baas. In Holland bestaat in ieder voornaam volkscentrum een leeszaal. Ge begrijpt genoeg, hoe gretig men ook weze om zich te volma ken, men toch dit groot aantal boeken, vak- en tijdschriften zich niet kan aan schaffen welke in een welingerichte lees zaal voorhanden zijn. De Hollanders trekken groot voordeel uit hun leeszalen en waarom zouden wij dat niet kunnen, of moet de Belg dan altijd minderwaar dig blijven of zijn we misschien bestemd om als slaven te dienen voor de andere volkeren. 'k Heb dikwijls hooren zeggen dat iemand die leest niet dom zal blijven en 't tegenovergestelde zou U zoowel als mij, grootelijks verwonderen, 't Is om U dat gemak van lezen aan de hand te doen, dat er leeszalen dienen opgericht te worden. Het ministerie van landbouw mag niet ten achter blijven om geldelij- ken steun te verleenen noodig tot het oprichten van dergelijke leeszalen. Ik twijfel geenszins of de leeszaal zal bezocht worden, niet door dezen die 't meest noodig hebben, maar door menschen die begrijpen kunnen dat hoe meer men weet, hoe meer men beseft nog niets te weten en die dan ook altijd streven naar meerdere en volmaaktere kennis. L. HAEMS Landbouwvoordrachtgever. Het leven is een zee, Waarop wij dobbrend varen Waarop ons schuitje klotst. Door kalme en woeste baren. Soms zijn de baren zacht Zoo wiegelt onze boot, Langs donzig streelend strand, Dan kennen wij geen' nood. Ook bruischt en loeit de storm Daarbinnen in ons hart... En worstelt onze schuit Bij klippen van de smart. Al roeien wij soms jaren In zoet en stil geluk, Het windje keert de baren En 't schuitje breekt aan stuk We varen... immer voort... Zoo domp'lend op dees aard En vinden zelden, nooit De zee met rust gepaard. Paula. Nog enkele dagen en de werkzaam heden op het veld zullen voorgoed aan vang nemen. Van den vroegen morgend tot den laten avond zal de landman met noeste vlijt in de weer zijn tot het wel- lukken zijner vruchten, geene middelen zal hij daarvoor sparen, noch arbeid, noch tijd, noch geld, alles zal hij in 't werk stellen om de opbrengst zoo groot mogelijk te maken. Waar minder aan gedacht wordt is aan het veil houden der ingeoogste vruchten Vele land bouwers denken dat eens van den akker weg er geen kwaad meer kan geschieden en nochtans hoevele treurige voorbeel den hebben zij sedert den wapenstilstand niet al gebad. Hoe dikwerf reeds is, kort na 't inhalen van den oogst, brand ontstaan, dan hier dan daar, en zijn er zoo tamelijk welstellende lieden plat ge- ruineerd geworden Vooruitziende boeren verzekeren daarom hunne have en goed tegen brandgevaar rekening houdende van de huidige hooge prijzen, anders gezegd, zij vermeerderen hunne assurantie. Nu is 't nog ledige tijd, nu kan dat nog gedaan worden zonder tijd verlies, maar eens het werk buiten be gonnen dan komt het er niet meer van, de tijd ontbreekt er toe, intusschen is alles binnen gekomen, kan men door brandramp getroffen worden (met don der, geburen. kinders of anderszins) en... men zit op straat, enkel en alleen omdat men aan alles behalve aan verzekering gedacht heeft. De onderlinge brandver zekering van R. U. Z. aanvaardt Uwe verhoogingen aan de voordeeligste voorwaarden, aangezien dat zij sedert 1919 aan hare leden 115 der premie gespaard heeft door aftrok en teruggave van winstaandeel. Wie uitleg over hare werking verlangt wende zich tot den bestuurder, 's Zaterdags in ons Lokaal, Groote Markt, de andere dagen 's voor middags in ons magazijn, Zeebergkaai, of tot onïe hoofdagenten Richard Boelaert te Aygem Alfons Rossignol, Dries te Teralfene August Van Holen, Mael, Nieuwer- kerken, of tot hunnen plaatselijken agent of magazijnier. De kuituur der slooren die voor 1914 aan 't verdwijnen was, heeft binst den oorlog opnieuw veel uitbreiding geno men en is na den oorlog in voege geble ven, alhoewel in kleiner mate. In 1922 was de sloorenteelt,om reden van den droogen Herfst en den vroeg- tijdigen en guren Winter van 1921, vol komen mislukt. Dit jaar vinden wij op nieuw een tamelijk getal hectaren sloo ren in het kanton Geeraardsbergen en bijzonderlijk in het kanton Ninove. Men heeft zich in onze streken wei nig bekommerd met het stelselmatig verbeteren der slooren, namelijk door een doelmatigen keus der zaadplanten. Daarin ligt nochtans het middel de op brengst op merkelijke wijze te vermeer deren. Verleden jaar heeft M. Ch. Brioux, in Frankrijk, heel nauwkeurige navor- schingen ondernomen nopens de samen stelling der sloorplanten, op de verschil- lige tijdstippen van den groeitijd, d. i. 1) ten tijde van het planten 2) na de Lente toen de stengel zich begint te vormen 3) in 't begin van den bloeitijd; 4) op 't einde van den bloeitijd 5) na het rijpen. Ziehier de uitslagen die hij bekwam. De hieronder vermelde cijfers die de samenstelling aanduiden, hebben telkenmale betrek op 100 gr. drooge stol. 2 O t vq 3 2 1 "a Men ziet hierdoor op welke wijze de bijzonderste voedende bestanddeelen door de sloorplant opgenomen worden. In het begin van den bloeitijd vermin dert plotseling de gehalte aan stikstof. Dit is het gevolg van het afvallen der onderste bladeren. Deze bladeren nemen natuurlijk een zekere hoeveelheid stikstof met zich. De gehalte aan fosfoorzuur, integendeel, ondergaat verschillige ver- deringen, ze vermeerdert op twee tijd stippen, dit is in 't begin van den bloei tijd en bij 't rijpen der zaden. Op die twee tijdstippen stellen de slooren bij zondere eischen op phosphoorzuur. Eindelijk kunnen wij ook bestatigen dat het potasch is dat de slooren bijzon derlijk eischen vermits ze gedurig meer potasch bevatten dan stikstof, dan phos phoorzuur en dan kalk. Ze zullen dus, op alle tijdstippen gemakkelijk opneem bare hoeveelheden potasch tot hunne beschikking moeten vinden. Een gewone oogst sloorzaad put, nagenoeg, uit den bodem 230 kg. pot asch, 170 kg. kalk, 113 kg. stikstof en tamelijk veel sulfer (ongeveer 86 kgr.) Er dient in aanmerking genomen dat overblijfsels van den sloorenteelt, name lijk het stroo (zaadstroo) en de sluimen, nog veel nuttige bestanddeelen bevatten. De assche van stroo en wortels bevat 38 potasch, die van de sluimen on geveer 25 °/o potasch. Deze overblijfsels bevatten nog daarenboven 44 °/0 der stikstof, 40 °/o van het phosphoorzuur door de planten binst den groei opge nomen. Men kan dus zeer nuttig deze deelen terug aan de aarde bestellen. Aangezien in 't begin van den groei het opnemen van stikstof tamelijk lang zaam geschiedt zal men liefst een deel der scheikundige mesten geven onder vorm van zwavelzuren ammoniak, b. v. 100 kg. zwavelzuur ammoniak die men reeds bij het planten kan toedienen. Na den winter, einde Februari ge woonlijk, worden de eischen op stikstof veel grooter. Daar op dit tijdstip dik wijls weinig nitrische stikstof in den bodem bestaat zal men wel doen eene overbemesting toe te passen van onge veer 100 kg. sodanitraat. Men geve ook. bij het planten onge veer 3 a 400 kg. superphosphaat, Vesta of Supra, liefst geen superphosphaat indien men een zware stalbemesting toe- diend. Eenigen tijd vóór het planten geve men ook 200 of 250 kg, chloor- potasch. De slooren stelien ook groote eischen op sulfer. Aan deze eischen zal de zwavelzuren ammoniak voldoen. B. VOOR Door eigenschappen nu, verstaat men eene hoedanigheid of een gebrek van den vorm, de eene of andere bijzonder heid, de geschiktheden tot het voort brengen waarvan de belangrijkste voor ons zijn De geschiktheid tot het melkgeven de botervoortbrengst het vetmesten De vroegrijpheid. Elke hoedanigheid, gebrek of bijzon derheid is in haar geheel overgeërfd wanneer de erf-faktor die er den grond slag van vormt bij de afstammeling tegenwoordig is. Erf-factoren kunnen niet in beperkte nog gedeeltelijke dosis overgeërfd worden, omdat zij onver- deelbare eenheden uitmaken. Maar zij kunnen zich samenvoegen, de eene den andere overheerschen, zich aanpassen en elkander aanvullen zonder dat noch tans hunne innerlijke natuur daardoor gewijzigd wordt. Schoon meest altijd onbewust, zijn er bij ons boerenvolk vele spreekwoorden in zwang, welke hunne bestaan aan de erf-kracht te danken hebben. Immers als wij zeggen Lijk de ouden zongen, zoo piepen de jongen. Zulke boom, zulke tronk zulke vader zulk jonk. Zulke vader zulke zoon. Zulke moeder, zulke dochter dan zeggen wij dit alles, omdat we weten door dage- lijksche ondervinding, dat de zoon of dochter de verschillende eigenschappen, 't zij goede of slechte, van vader en moeder, overerven. Hoe vaak ook kunnen wij niet besta tigen dat de goede eigenschappen van vader en van moeder, schoon bij beiden verschillend, op zoon of dochter zijn over gegaan en daar beiden ineen zijn versmolten. Wat waar is voor menschen, is op dit terrein ook waar bij dieren en planten. Maar hier is nog iets wat meer onze aandacht verdient, de mensch, begaafd met rede en verstand, kan er in zijn leven en ontwikkeling veel toe bijdra gen om het goede wat in hem is te vermeerderen en het slechte tegen te werken, terwijl zulks bij planten zonder menschelijke tusschenkomst niet het ge val is en er alles zijn natuurlijk verloop volgen moet. Benevens de erfelijkheid hebben wij nog iets hetwelk een groote rol speelt in het leven der levende wezens n. 1. de invloed op de ontwikkeling van het jonge wezen uitgeoefend van af de geboorte tot aan den volwassen leeftijd, door het klimaat, de grond, de voeding, de onderhoudszorgen van allen aard, de gezondheidsomstandigheden, die ge- zamentlijk uitmaken wat men noemt het midden. Lang heeft men den invloed van het midden overschat en nu nog meenen vele landbouwers dat zij dieren kunnen herscheppen en hun goede hoe danigheden kunnen aankweeken. Doch nemen wij steeds goed in aanmerking dat men er nooit kon toekomen bij een dier goede eigenschappen in den aard van 't dier zelf te doen onstaan doch men kan alleen de eigenschappen welke het dier in zich draagt meer tot uiting doen komen wanneer men met goede eigenschappen te doen heeft, ofwel de slechte eigenschappen door de goede aan te moedigen, meer doen ten achter blijven. Hoe dikwijls reeds zagen zelf verstan dige landbouwers zich hier niet teleur gesteld. Bij een landbouwer welke als slordig en slecht oppasser zijner dieren gekend staat kochten zij b.v. eene melk koe aan geringen prijs, die tot nu toe weinig melk gaf. Zij meenden dat eens het dier in hunne stal gebracht, goed opgepast en gevoed, dat dier van liever lede eene eerste klas melkkoe zou wor den, en zij dus door hun goedkoopen aankoop eene goede zaak gedaan had den. Doch na weken, maanden en jaren zorg en oppassen en na alle middelen te hebben aangewend deden zij de bevin ding op dat zij met het zich aankoopen van zoo'n dier geene voordeelige zaak gedaan hadden. Wel is waar is er soms met zulke dieren een goed resultaat bereikt, doch dit gebeurt zelden. Het is een klaar bewijs dat het midden of aanhoudende zorgen den innerlijken aanleg van het dier niet kunnen ver vormen. Wij moeten er dus toekomen zulke dieren voort te brengen welke niet alleen goede eigenschappen bezitten, doch die ook die goede eigenschappen aan hunne nakomelingen overlaten. Zulks alleen kan een standvastig goed ras doen ontstaan. Vroeger hield men te veel rekening van uiterlijke hoedanigheden en ver waarloosde men veel de nakomelingen te onderzoeken. Deze dieren welke uiter lijk, als door haarkleur, lichaamsbouw, stevigheid en meer andere zienbare hoedanigheden begaafd waren, werden vooruitgesteld. Al wat onder dat opzicht iets liet te wenschen werd als voorttee- ler opzij gesteld. Men was er weinig mee bekommerd om te weten of de kweek van zulke dieren voortkomende ook die hoedanigheden van vader of moeder be zat. 1 Niet alleen de landbouwers welke aan veeveredeling deden, maar ook de staat en de keuringsdiensten bazeerden zich daarop en hebben lange jaren dien weg gevolgd. Doch nu is men er door wetenschap pelijke navorschingen geleerd, er toe gekomen zich meer op de erfelijkheid te steunen en volgt men een weg die na jaren van praktijk ons goede veerassen zal verzekeren. ('t Vervolgt). Die ontoereikendheid van geloofsken nis onder ons volk, in onzen tijd kan ik best bepalen alsvolgtAlles gaat voor uit in onze wereld en 't geloof blijft in ons, in zijn kindschheid. Er zijn in den modernen mensch twee wezensde volgroeide man die weet en het kind dat gelooft Het kind zou den man willen bekeeren maar de man lacht het kind uit. Er komt een oogenblik in het leven dat de mensch moet kiezen tus- schen die beide wezens, van verschei den leeftijd en zoo gemakkelijk verkiest hij den man en laat het kind onopge merkt ter zijde staan. Anders gezegd, het geloof leeft in ons volk te veel als een overgeërfden schat, die nooit tot volledige bewustheid komt, nooit tot volledige ontwikkeling, terwijl van den anderen kant de menschelijke verstandelijke ontwikkeling almaardoor toeneemt. Het geloof blijft de onder- strooming, de gewoonte ia een soort nevenbewustzfjn, terwijl de verstande lijke ontwikkeling de strooming is des levens, in almaardoor groeiende be wustheid. Dit is ook het geval met de vrouw. Daarom is het dat elke man en vrouw het geloof dat hij belijdt, moet kunnen verdedigen en het zwaaien als een fak kel boven het windgeweld van dezen tijd. Maar daarom moet het menschelijk verstand ook vatbaar gemaakt worden voor hoogere denkkracht en levendiger persoonlijker bewustzijn. Niet in de ge leerdheid ligt thans het algemeen ge vaar, maar in de onwetendheid. De vrouw heeft geleerdheid noodig, haar aangepaste geleerdheid tot grootmaking van haar persoonlijk, menschelijk en christelijk wezen en niet het minst voor de doelmatige uitoefening van haren rol in het huwelijksleven en in het moe derschap. f De romantische vereerders van het vrouwelijk geslacht, die moderne twee lingbroeders van de middeleeuwsche romanridders, betreuren de geleerdheid en hooger onderwijs der vrouw, omdat zij er haar aantrekkelijkheid zou kunnen bij inschieten. Ik veronderstel dat deze zegswijze enkel een zinnebeeld is, en feitelijk bedoelt dat de studie-ernst van de vrouw, hare intellectueele werkzaam heid en de levensernst die er natuurlijk uitvolgt, haar zal genezen van veel vlinderachtige lichtzinnigheid en ijdel- zinnige levensuitgekeerdheid. Zal hare schoonheid en gratielijkheid, haar door God gegeven om het leven te vermooi- en, niet integendeel verhoogd worden door de meerdere godgelijkendheid, dank zij hare verstandelijke ontwikke ling Lichamelijke vrouwenschoonheid duurt maar een tijd, zij bloeit den tijd van de rozen, die straks vergeuren en verkleuren. Maar zieleschoonheid is on vergankelijk en zij is de duurzame jeugd- glans van een verouderend en vervallen liehaam. Liefdedichters, zoetvijlders van sonnetten vreezen dat het wetenschap pelijke positivisme, de vrouw moge af leiden van wat zij noemen de poësis der loutere Helde, waaruit het leven der vrouw, als het kleed der sprookjes koningin is geweven. Wij kennen die luchtpoëzie. Maar zal de liefde minder schoon zijn omdat zij bloeit uit het hart van een vrouw, die verstandiger, ernsti ger is geworden Kon de vrouw, dank zij een hoogere algemeene verstandelijke kuituur, beter medevoelen, mededenken, medepraten, medewerken met den man, ware dat voor den man geene gedurige opbeu ring en tevens voor het huiselijk leven geene veraangenaming Het getuigt niet van een innig familieleven, wanneer de man geeuwt en gaapt, binst dat de vrouw lalt en kalt, over de onbenullig heden des levens en in haar stem niets anders weet te leggen dan lage toontjes van kleinmenschelijkheid. Het is niet te verwonderen dat zulk een vrouw er niet in slaagt om haren man thuis te houden, ver van al de gevaren van clubs en kringen, en nochtans het doet zoo pijn lijk aan te zien dat zooveel intellectueel aangelegde mannen hun tijd en ernst verkwisten buiten het huisgezin. Het gewone volk staat daarover verbaasd, want het heeft wel graag dat de hoo gere stand gemeenzaam met het omga, maar het wil niet van gemeenheid. De liefde welke man en vrouw bindt in het huwelijk is een innige levensband, een band van zielegelijkheid vooral en naar mate de uitwendige schoonheid vervalt, moet de zieleband der liefde meer toe gesnoerd worden, want de liefde blijft niet staan, ze wil volledig zijn, wil de volle overgave zijn eenerzijds en de vol le ontvangst anderzijds van heel haar wezen. En laat me hier nadruk leggen op de hooge en weldoende zending van meer ontwikkelde meisjes in Vlaande ren. Onze Vlaamsche studeerende jon gelingen zijn opgegaan in een edel idea lisme, van vlaamschgezindheid en chris telijkheid. Zij zijn geleidelijk, maar ze ker, aan het vormen van de echte hoo gere standen, de echte aristocratie van het vlaamsche volk, een aristocratie, die uit het volk gesproten en voor het volk geroepen is, dat volk wil verheffen ook tot een hooger zieleleven. Doch, het is betreurenswaardig, dat zoovelen van die schoone jeugd-idealisten nederzak- ken in alledaagschheld, omdat zij, vöpr het huwelijk niet het meisje, en in het huwelijk niet de vrouw aantreffen die hun idealisme medeleeft en het gedurig versterkt tegen het positivisme van hunne bediening. Wel heb ik het eens gezegd, het is voor een buitenstaander niet geraad zaam huwelijk te maken, maar ik voeg er nu bij, het is wel geraadzaam dat hij, die invloed uitoefent wete, op een kie- sche wijze, den gestudeerden jongeling bevriend te maken met het verstandelijk ontwikkeld meisje, want goede vlaam sche en christelijke huwelijken zijn de onontbeerlijke voorwaarde tot de stich ting van eene goede vlaamsche en chris telijke samenleving. Eindelijk de verstandelijke ontwikke ling der vrouw vermeerdert en verdiept haren moederlijken invloed en haar ge zag op de kinderen, bijzonder in het latere leven. Eerst en vooral de kinder- kweekkunde, de voedings- en gezond heidsleer, de grondwetten der genees kunde, de beginselen der zielkunde, zijn mraürtttuj-onTi--iTr-|fi"iwwiMi|itm»ji J. nsv -I99CI }irf Sib.gnhsbfipisv sns-smsgls isb l I biSEW bw r'n - 'li i - ''I MBL Aankondigingen volgens akkoord. U 3 3 N Tj CO N CO -£S u O O, u 3 3 N to O -CS O. O -*-» CO *3 C/3 cj w v T3 u V "O CC 'fl O 5 n 05 Ui 05 OD t^. 00 On oo IT> CM On Os O O sO co, u CP "T SÓ <T) CO CM u «-■ IT> 05 CM Os O 03 o t^. in CM VO VO Os OO ON CM O OO CO vq vq cm co VO M"1 CO O VO O OO O CM OO co co Os CN CM CM CM *-< Os os Os Os V JD O ff 3 3 00 Cf <N H

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1923 | | pagina 1