REDT U
IZELVEN
arbeid adelt
De Bemesting dei* Slooren
flet hoekje der Boerin
Landbouwweekblad
EEN LEESZAAL VOOR
ONZE BOEREN.
EEN HEILZAME RAAD
VEEVEREDELING.
De Geleerdheid en het Onderwijs
der Yrouw.
9'
i
moel steeds de
leus zijn van
alle landbouwers.
ZONDAG 4 MAART 1923.
PfijS aa^nM^tP^v^n^o! ,m»e3d »W
™5de JAARGANG Nr 218
nsbiow -93 bissbiuuiasa bisi;'
'.-■•■'''I"
Abonnementsprijs 5,00 frank 's jaars.
Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren.
Bureel en Redactie GROOTE MARKT, AALST
Verantwoordelijke Opsteller ORTA1RE CAUDRON, Aalst.
De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen
Ongeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
Voor en door de
Landbouwers
Er is een spreekwoord dat zegt
Wie zijn schulden betaalt, verrijkt
zich Ik ook, 'k heb nog schuld te be
talen aan de lezers en lezeressen van
De Koornbloem en aangezien ik er
op uit ben, mij, even als gelijk wie. te
verrijken, wil ik het niet langer meer
uitstellen mijn achterstel te vereffenen,
'k Had immers beloofd bij 't sluiten van
't jaar negentienhonderd twee en twin
tig eens te spreken over een leeszaal
voor onze boeren. Om U, Beste Vrien
den Landbouwers, beter op de hoogte
te stellen van wat ik eigenlijk door een
leeszaal versta, wil ik de volgende vra
gen in dit ar'ikel beantwoorden.
Is het gedacht van een leeszaal in te
richten nieuw
Heeft men in België het ook reeds
beproefd en in hoeverre is meg er in
geslaagd
Hoe moet een leeszaal ingericht wor
den
Kan een lees:aal voor onze boeren
nuttige uitslagen opleveren
Zal ze bezocht worden en door wien
Dat het gedacht leeszalen in te rich
ten niet nieuw is, dit weten al dezen die
maar een enkel kijkje hebben gedaan in
HolLnd, Denemarken, Duitschland, En
geland en Frankrijk. In al die landen be
staan en bloeien ze. En 'k vraag me wel
eens af waarom dat het bezoeken van
koffiehuizen altijd moet gepaard gaan
met kaart-, bak- of billardspel.
Kan men niet evengoed de tijd welke
men in de herberg overbrengt, benutti
gen door het lezen van een of ander
tijdschrift, vakblad of boek. Ongeluk
kiglijk van af de Romeinen en zelfs wel
er voor stonden de Belgen bekend als
zijnde verzot op spel en drank. Met
zulke oude gewoonten is 't niet gemak
kelijk af te breken, zult ge zeggen, doch,
'k zal U antwoorden dat 't ook niet
aangenaam is, voor iemand die zijn volk
lief heeft, het altijd te hooren bestempe
len met den naam van drinkend en
speelziek. En waarom zou ons boeren
volk, het bij uitstek kalm en redeneerend
volk hier niet het voorbeeld mogen ge
ven. Hoe aangenaam is het voor de
boerenmenschen niet des Zondags eens
hun veldvruchten te gaan bezichtigen
en ware het hun niet even aangenaam
zich eens naar hun lokaal te begeven
om daar iets te kunnen lezen over een
of ander punt van het landbouwbedrijf.
Of er in België ook reeds dergelijke
leeszalen bestaan, valt sterk te betwij
felen, dat belet nochtans niet dat we de
eerste mogen zijn. k Herinner me noch
tans dat er in 't kamp van Port-Villez,
of liever in het vakheropleidingsgesticht
der oorlogsweezen en invalieden een
leeszaal bestond, waar 'men allerlei vak
bladen kon lezen en boeken handelende
over 't vak dat men uitoefende of ver
koos uit te oefenen.
'k Ben menigmaal in die leeszaal bin-
geweest en altijd zag ik er verminkten
bezig met aanteekeningen te doen uit
een of ander vakkundig boek. Die lees
zaal bloeide alhoewel men er geen
drank krijgen kon.
Vermits ik die gezien heb ga ik er ook
een klein beschrijving van geven om U
terzelfdertijd een gedacht te geven op
welke wijze men een leeszaal hoeft in te
richten. Bij den ingang van de zaal be
stond de boekerij, een boekbesteller gaf
u wat ge verlangdet en ge trokt de zaal
binnen. In 't midden der zaal brandde
een goed vuur, banken en tafels stonden
langshenen de wanden waarop allerlei
tijdschriften en vakblaadj s lagen ten
toongespreid. Men had er keus te over
en voor iemand die zich volmaken wou,
was er ruimschoots middel.
In Redt U Zeiven heeft men het
beste verwarmingsstelsel mogelijk en
zalen te over om er een degelijke lees
zaal in te richten. De boekbesteller kan
gekozen worden onder de gewone be
zoekers der leeszaal die hem dan ook
eenige zitpenningen zouden betalen.
De Hollander staat gekend voor een
vernuftig en verstandig volk en we mo
gen het wel zeggen op gebied van land
bouw is het ons de baas. In Holland
bestaat in ieder voornaam volkscentrum
een leeszaal. Ge begrijpt genoeg, hoe
gretig men ook weze om zich te volma
ken, men toch dit groot aantal boeken,
vak- en tijdschriften zich niet kan aan
schaffen welke in een welingerichte lees
zaal voorhanden zijn. De Hollanders
trekken groot voordeel uit hun leeszalen
en waarom zouden wij dat niet kunnen,
of moet de Belg dan altijd minderwaar
dig blijven of zijn we misschien bestemd
om als slaven te dienen voor de andere
volkeren.
'k Heb dikwijls hooren zeggen dat
iemand die leest niet dom zal blijven en
't tegenovergestelde zou U zoowel als
mij, grootelijks verwonderen, 't Is om U
dat gemak van lezen aan de hand te
doen, dat er leeszalen dienen opgericht
te worden. Het ministerie van landbouw
mag niet ten achter blijven om geldelij-
ken steun te verleenen noodig tot het
oprichten van dergelijke leeszalen.
Ik twijfel geenszins of de leeszaal zal
bezocht worden, niet door dezen die
't meest noodig hebben, maar door
menschen die begrijpen kunnen dat hoe
meer men weet, hoe meer men beseft
nog niets te weten en die dan ook altijd
streven naar meerdere en volmaaktere
kennis.
L. HAEMS
Landbouwvoordrachtgever.
Het leven is een zee,
Waarop wij dobbrend varen
Waarop ons schuitje klotst.
Door kalme en woeste baren.
Soms zijn de baren zacht
Zoo wiegelt onze boot,
Langs donzig streelend strand,
Dan kennen wij geen' nood.
Ook bruischt en loeit de storm
Daarbinnen in ons hart...
En worstelt onze schuit
Bij klippen van de smart.
Al roeien wij soms jaren
In zoet en stil geluk,
Het windje keert de baren
En 't schuitje breekt aan stuk
We varen... immer voort...
Zoo domp'lend op dees aard
En vinden zelden, nooit
De zee met rust gepaard.
Paula.
Nog enkele dagen en de werkzaam
heden op het veld zullen voorgoed aan
vang nemen. Van den vroegen morgend
tot den laten avond zal de landman met
noeste vlijt in de weer zijn tot het wel-
lukken zijner vruchten, geene middelen
zal hij daarvoor sparen, noch arbeid,
noch tijd, noch geld, alles zal hij in 't
werk stellen om de opbrengst zoo groot
mogelijk te maken. Waar minder aan
gedacht wordt is aan het veil houden
der ingeoogste vruchten Vele land
bouwers denken dat eens van den akker
weg er geen kwaad meer kan geschieden
en nochtans hoevele treurige voorbeel
den hebben zij sedert den wapenstilstand
niet al gebad. Hoe dikwerf reeds is,
kort na 't inhalen van den oogst, brand
ontstaan, dan hier dan daar, en zijn er
zoo tamelijk welstellende lieden plat ge-
ruineerd geworden Vooruitziende
boeren verzekeren daarom hunne have
en goed tegen brandgevaar rekening
houdende van de huidige hooge prijzen,
anders gezegd, zij vermeerderen hunne
assurantie. Nu is 't nog ledige tijd, nu
kan dat nog gedaan worden zonder tijd
verlies, maar eens het werk buiten be
gonnen dan komt het er niet meer van,
de tijd ontbreekt er toe, intusschen is
alles binnen gekomen, kan men door
brandramp getroffen worden (met don
der, geburen. kinders of anderszins) en...
men zit op straat, enkel en alleen omdat
men aan alles behalve aan verzekering
gedacht heeft. De onderlinge brandver
zekering van R. U. Z. aanvaardt Uwe
verhoogingen aan de voordeeligste
voorwaarden, aangezien dat zij sedert
1919 aan hare leden 115 der premie
gespaard heeft door aftrok en teruggave
van winstaandeel. Wie uitleg over hare
werking verlangt wende zich tot den
bestuurder, 's Zaterdags in ons Lokaal,
Groote Markt, de andere dagen 's voor
middags in ons magazijn, Zeebergkaai,
of tot onïe hoofdagenten
Richard Boelaert te Aygem
Alfons Rossignol, Dries te Teralfene
August Van Holen, Mael, Nieuwer-
kerken, of tot hunnen plaatselijken
agent of magazijnier.
De kuituur der slooren die voor 1914
aan 't verdwijnen was, heeft binst den
oorlog opnieuw veel uitbreiding geno
men en is na den oorlog in voege geble
ven, alhoewel in kleiner mate.
In 1922 was de sloorenteelt,om reden
van den droogen Herfst en den vroeg-
tijdigen en guren Winter van 1921, vol
komen mislukt. Dit jaar vinden wij op
nieuw een tamelijk getal hectaren sloo
ren in het kanton Geeraardsbergen en
bijzonderlijk in het kanton Ninove.
Men heeft zich in onze streken wei
nig bekommerd met het stelselmatig
verbeteren der slooren, namelijk door
een doelmatigen keus der zaadplanten.
Daarin ligt nochtans het middel de op
brengst op merkelijke wijze te vermeer
deren.
Verleden jaar heeft M. Ch. Brioux,
in Frankrijk, heel nauwkeurige navor-
schingen ondernomen nopens de samen
stelling der sloorplanten, op de verschil-
lige tijdstippen van den groeitijd, d. i.
1) ten tijde van het planten 2) na de
Lente toen de stengel zich begint te
vormen 3) in 't begin van den bloeitijd;
4) op 't einde van den bloeitijd 5) na
het rijpen. Ziehier de uitslagen die hij
bekwam. De hieronder vermelde cijfers
die de samenstelling aanduiden, hebben
telkenmale betrek op 100 gr. drooge
stol.
2
O t
vq
3
2
1 "a
Men ziet hierdoor op welke wijze de
bijzonderste voedende bestanddeelen
door de sloorplant opgenomen worden.
In het begin van den bloeitijd vermin
dert plotseling de gehalte aan stikstof.
Dit is het gevolg van het afvallen der
onderste bladeren. Deze bladeren nemen
natuurlijk een zekere hoeveelheid stikstof
met zich. De gehalte aan fosfoorzuur,
integendeel, ondergaat verschillige ver-
deringen, ze vermeerdert op twee tijd
stippen, dit is in 't begin van den bloei
tijd en bij 't rijpen der zaden. Op die
twee tijdstippen stellen de slooren bij
zondere eischen op phosphoorzuur.
Eindelijk kunnen wij ook bestatigen
dat het potasch is dat de slooren bijzon
derlijk eischen vermits ze gedurig meer
potasch bevatten dan stikstof, dan phos
phoorzuur en dan kalk. Ze zullen dus,
op alle tijdstippen gemakkelijk opneem
bare hoeveelheden potasch tot hunne
beschikking moeten vinden.
Een gewone oogst sloorzaad put,
nagenoeg, uit den bodem 230 kg. pot
asch, 170 kg. kalk, 113 kg. stikstof en
tamelijk veel sulfer (ongeveer 86 kgr.)
Er dient in aanmerking genomen dat
overblijfsels van den sloorenteelt, name
lijk het stroo (zaadstroo) en de sluimen,
nog veel nuttige bestanddeelen bevatten.
De assche van stroo en wortels bevat
38 potasch, die van de sluimen on
geveer 25 °/o potasch. Deze overblijfsels
bevatten nog daarenboven 44 °/0 der
stikstof, 40 °/o van het phosphoorzuur
door de planten binst den groei opge
nomen. Men kan dus zeer nuttig deze
deelen terug aan de aarde bestellen.
Aangezien in 't begin van den groei
het opnemen van stikstof tamelijk lang
zaam geschiedt zal men liefst een deel
der scheikundige mesten geven onder
vorm van zwavelzuren ammoniak, b. v.
100 kg. zwavelzuur ammoniak die men
reeds bij het planten kan toedienen.
Na den winter, einde Februari ge
woonlijk, worden de eischen op stikstof
veel grooter. Daar op dit tijdstip dik
wijls weinig nitrische stikstof in den
bodem bestaat zal men wel doen eene
overbemesting toe te passen van onge
veer 100 kg. sodanitraat.
Men geve ook. bij het planten onge
veer 3 a 400 kg. superphosphaat, Vesta
of Supra, liefst geen superphosphaat
indien men een zware stalbemesting toe-
diend. Eenigen tijd vóór het planten
geve men ook 200 of 250 kg, chloor-
potasch.
De slooren stelien ook groote eischen
op sulfer. Aan deze eischen zal de
zwavelzuren ammoniak voldoen.
B.
VOOR
Door eigenschappen nu, verstaat men
eene hoedanigheid of een gebrek van
den vorm, de eene of andere bijzonder
heid, de geschiktheden tot het voort
brengen waarvan de belangrijkste voor
ons zijn
De geschiktheid tot het melkgeven
de botervoortbrengst
het vetmesten
De vroegrijpheid.
Elke hoedanigheid, gebrek of bijzon
derheid is in haar geheel overgeërfd
wanneer de erf-faktor die er den grond
slag van vormt bij de afstammeling
tegenwoordig is. Erf-factoren kunnen
niet in beperkte nog gedeeltelijke dosis
overgeërfd worden, omdat zij onver-
deelbare eenheden uitmaken. Maar zij
kunnen zich samenvoegen, de eene den
andere overheerschen, zich aanpassen en
elkander aanvullen zonder dat noch
tans hunne innerlijke natuur daardoor
gewijzigd wordt.
Schoon meest altijd onbewust, zijn er
bij ons boerenvolk vele spreekwoorden
in zwang, welke hunne bestaan
aan de erf-kracht te danken hebben.
Immers als wij zeggen Lijk de ouden
zongen, zoo piepen de jongen. Zulke
boom, zulke tronk zulke vader zulk
jonk. Zulke vader zulke zoon. Zulke
moeder, zulke dochter dan zeggen wij
dit alles, omdat we weten door dage-
lijksche ondervinding, dat de zoon of
dochter de verschillende eigenschappen,
't zij goede of slechte, van vader en
moeder, overerven.
Hoe vaak ook kunnen wij niet besta
tigen dat de goede eigenschappen van
vader en van moeder, schoon bij beiden
verschillend, op zoon of dochter zijn
over gegaan en daar beiden ineen zijn
versmolten. Wat waar is voor menschen,
is op dit terrein ook waar bij dieren en
planten.
Maar hier is nog iets wat meer onze
aandacht verdient, de mensch, begaafd
met rede en verstand, kan er in zijn
leven en ontwikkeling veel toe bijdra
gen om het goede wat in hem is te
vermeerderen en het slechte tegen te
werken, terwijl zulks bij planten zonder
menschelijke tusschenkomst niet het ge
val is en er alles zijn natuurlijk verloop
volgen moet.
Benevens de erfelijkheid hebben wij
nog iets hetwelk een groote rol speelt in
het leven der levende wezens n. 1. de
invloed op de ontwikkeling van het
jonge wezen uitgeoefend van af de
geboorte tot aan den volwassen leeftijd,
door het klimaat, de grond, de voeding,
de onderhoudszorgen van allen aard,
de gezondheidsomstandigheden, die ge-
zamentlijk uitmaken wat men noemt het
midden. Lang heeft men den invloed
van het midden overschat en nu nog
meenen vele landbouwers dat zij dieren
kunnen herscheppen en hun goede hoe
danigheden kunnen aankweeken. Doch
nemen wij steeds goed in aanmerking
dat men er nooit kon toekomen bij een
dier goede eigenschappen in den aard
van 't dier zelf te doen onstaan doch
men kan alleen de eigenschappen welke
het dier in zich draagt meer tot uiting
doen komen wanneer men met goede
eigenschappen te doen heeft, ofwel de
slechte eigenschappen door de goede
aan te moedigen, meer doen ten achter
blijven.
Hoe dikwijls reeds zagen zelf verstan
dige landbouwers zich hier niet teleur
gesteld. Bij een landbouwer welke als
slordig en slecht oppasser zijner dieren
gekend staat kochten zij b.v. eene melk
koe aan geringen prijs, die tot nu toe
weinig melk gaf. Zij meenden dat eens
het dier in hunne stal gebracht, goed
opgepast en gevoed, dat dier van liever
lede eene eerste klas melkkoe zou wor
den, en zij dus door hun goedkoopen
aankoop eene goede zaak gedaan had
den. Doch na weken, maanden en jaren
zorg en oppassen en na alle middelen te
hebben aangewend deden zij de bevin
ding op dat zij met het zich aankoopen
van zoo'n dier geene voordeelige zaak
gedaan hadden. Wel is waar is er soms
met zulke dieren een goed resultaat
bereikt, doch dit gebeurt zelden.
Het is een klaar bewijs dat het midden
of aanhoudende zorgen den innerlijken
aanleg van het dier niet kunnen ver
vormen.
Wij moeten er dus toekomen zulke
dieren voort te brengen welke niet
alleen goede eigenschappen bezitten,
doch die ook die goede eigenschappen
aan hunne nakomelingen overlaten.
Zulks alleen kan een standvastig goed
ras doen ontstaan.
Vroeger hield men te veel rekening
van uiterlijke hoedanigheden en ver
waarloosde men veel de nakomelingen
te onderzoeken. Deze dieren welke uiter
lijk, als door haarkleur, lichaamsbouw,
stevigheid en meer andere zienbare
hoedanigheden begaafd waren, werden
vooruitgesteld. Al wat onder dat opzicht
iets liet te wenschen werd als voorttee-
ler opzij gesteld. Men was er weinig mee
bekommerd om te weten of de kweek
van zulke dieren voortkomende ook die
hoedanigheden van vader of moeder be
zat. 1
Niet alleen de landbouwers welke
aan veeveredeling deden, maar ook de
staat en de keuringsdiensten bazeerden
zich daarop en hebben lange jaren dien
weg gevolgd.
Doch nu is men er door wetenschap
pelijke navorschingen geleerd, er toe
gekomen zich meer op de erfelijkheid te
steunen en volgt men een weg die na
jaren van praktijk ons goede veerassen
zal verzekeren. ('t Vervolgt).
Die ontoereikendheid van geloofsken
nis onder ons volk, in onzen tijd kan ik
best bepalen alsvolgtAlles gaat voor
uit in onze wereld en 't geloof blijft in
ons, in zijn kindschheid. Er zijn in den
modernen mensch twee wezensde
volgroeide man die weet en het kind
dat gelooft Het kind zou den man
willen bekeeren maar de man lacht het
kind uit. Er komt een oogenblik in het
leven dat de mensch moet kiezen tus-
schen die beide wezens, van verschei
den leeftijd en zoo gemakkelijk verkiest
hij den man en laat het kind onopge
merkt ter zijde staan.
Anders gezegd, het geloof leeft in ons
volk te veel als een overgeërfden schat,
die nooit tot volledige bewustheid komt,
nooit tot volledige ontwikkeling, terwijl
van den anderen kant de menschelijke
verstandelijke ontwikkeling almaardoor
toeneemt. Het geloof blijft de onder-
strooming, de gewoonte ia een soort
nevenbewustzfjn, terwijl de verstande
lijke ontwikkeling de strooming is des
levens, in almaardoor groeiende be
wustheid.
Dit is ook het geval met de vrouw.
Daarom is het dat elke man en vrouw
het geloof dat hij belijdt, moet kunnen
verdedigen en het zwaaien als een fak
kel boven het windgeweld van dezen
tijd. Maar daarom moet het menschelijk
verstand ook vatbaar gemaakt worden
voor hoogere denkkracht en levendiger
persoonlijker bewustzijn. Niet in de ge
leerdheid ligt thans het algemeen ge
vaar, maar in de onwetendheid. De
vrouw heeft geleerdheid noodig, haar
aangepaste geleerdheid tot grootmaking
van haar persoonlijk, menschelijk en
christelijk wezen en niet het minst voor
de doelmatige uitoefening van haren
rol in het huwelijksleven en in het moe
derschap. f
De romantische vereerders van het
vrouwelijk geslacht, die moderne twee
lingbroeders van de middeleeuwsche
romanridders, betreuren de geleerdheid
en hooger onderwijs der vrouw, omdat
zij er haar aantrekkelijkheid zou kunnen
bij inschieten. Ik veronderstel dat deze
zegswijze enkel een zinnebeeld is, en
feitelijk bedoelt dat de studie-ernst van
de vrouw, hare intellectueele werkzaam
heid en de levensernst die er natuurlijk
uitvolgt, haar zal genezen van veel
vlinderachtige lichtzinnigheid en ijdel-
zinnige levensuitgekeerdheid. Zal hare
schoonheid en gratielijkheid, haar door
God gegeven om het leven te vermooi-
en, niet integendeel verhoogd worden
door de meerdere godgelijkendheid,
dank zij hare verstandelijke ontwikke
ling Lichamelijke vrouwenschoonheid
duurt maar een tijd, zij bloeit den tijd
van de rozen, die straks vergeuren en
verkleuren. Maar zieleschoonheid is on
vergankelijk en zij is de duurzame jeugd-
glans van een verouderend en vervallen
liehaam. Liefdedichters, zoetvijlders van
sonnetten vreezen dat het wetenschap
pelijke positivisme, de vrouw moge af
leiden van wat zij noemen de poësis der
loutere Helde, waaruit het leven der
vrouw, als het kleed der sprookjes
koningin is geweven. Wij kennen die
luchtpoëzie. Maar zal de liefde minder
schoon zijn omdat zij bloeit uit het hart
van een vrouw, die verstandiger, ernsti
ger is geworden
Kon de vrouw, dank zij een hoogere
algemeene verstandelijke kuituur, beter
medevoelen, mededenken, medepraten,
medewerken met den man, ware dat
voor den man geene gedurige opbeu
ring en tevens voor het huiselijk leven
geene veraangenaming Het getuigt
niet van een innig familieleven, wanneer
de man geeuwt en gaapt, binst dat de
vrouw lalt en kalt, over de onbenullig
heden des levens en in haar stem niets
anders weet te leggen dan lage toontjes
van kleinmenschelijkheid. Het is niet te
verwonderen dat zulk een vrouw er niet
in slaagt om haren man thuis te houden,
ver van al de gevaren van clubs en
kringen, en nochtans het doet zoo pijn
lijk aan te zien dat zooveel intellectueel
aangelegde mannen hun tijd en ernst
verkwisten buiten het huisgezin. Het
gewone volk staat daarover verbaasd,
want het heeft wel graag dat de hoo
gere stand gemeenzaam met het omga,
maar het wil niet van gemeenheid. De
liefde welke man en vrouw bindt in het
huwelijk is een innige levensband, een
band van zielegelijkheid vooral en naar
mate de uitwendige schoonheid vervalt,
moet de zieleband der liefde meer toe
gesnoerd worden, want de liefde blijft
niet staan, ze wil volledig zijn, wil de
volle overgave zijn eenerzijds en de vol
le ontvangst anderzijds van heel haar
wezen. En laat me hier nadruk leggen
op de hooge en weldoende zending van
meer ontwikkelde meisjes in Vlaande
ren. Onze Vlaamsche studeerende jon
gelingen zijn opgegaan in een edel idea
lisme, van vlaamschgezindheid en chris
telijkheid. Zij zijn geleidelijk, maar ze
ker, aan het vormen van de echte hoo
gere standen, de echte aristocratie van
het vlaamsche volk, een aristocratie, die
uit het volk gesproten en voor het volk
geroepen is, dat volk wil verheffen ook
tot een hooger zieleleven. Doch, het is
betreurenswaardig, dat zoovelen van
die schoone jeugd-idealisten nederzak-
ken in alledaagschheld, omdat zij, vöpr
het huwelijk niet het meisje, en in het
huwelijk niet de vrouw aantreffen die
hun idealisme medeleeft en het gedurig
versterkt tegen het positivisme van
hunne bediening.
Wel heb ik het eens gezegd, het is
voor een buitenstaander niet geraad
zaam huwelijk te maken, maar ik voeg
er nu bij, het is wel geraadzaam dat hij,
die invloed uitoefent wete, op een kie-
sche wijze, den gestudeerden jongeling
bevriend te maken met het verstandelijk
ontwikkeld meisje, want goede vlaam
sche en christelijke huwelijken zijn de
onontbeerlijke voorwaarde tot de stich
ting van eene goede vlaamsche en chris
telijke samenleving.
Eindelijk de verstandelijke ontwikke
ling der vrouw vermeerdert en verdiept
haren moederlijken invloed en haar ge
zag op de kinderen, bijzonder in het
latere leven. Eerst en vooral de kinder-
kweekkunde, de voedings- en gezond
heidsleer, de grondwetten der genees
kunde, de beginselen der zielkunde, zijn
mraürtttuj-onTi--iTr-|fi"iwwiMi|itm»ji
J.
nsv -I99CI }irf Sib.gnhsbfipisv sns-smsgls isb
l I
biSEW bw
r'n - 'li i - ''I
MBL
Aankondigingen volgens akkoord.
U
3
3
N
Tj
CO
N
CO
-£S
u
O
O,
u
3
3
N
to
O
-CS
O.
O
-*-»
CO
*3
C/3
cj w v
T3 u V
"O CC
'fl O
5 n
05
Ui
05
OD
t^. 00
On
oo
IT>
CM
On
Os
O
O
sO
co,
u
CP "T
SÓ
<T)
CO CM
u «-■ IT>
05 CM Os O
03
o
t^.
in
CM
VO
VO
Os
OO
ON
CM
O
OO CO
vq vq
cm co
VO M"1
CO
O
VO
O
OO
O
CM
OO
co co
Os CN CM CM CM
*-< Os os Os Os
V
JD
O
ff 3 3
00 Cf
<N H