4 I REDT U lZELVEN 'T WAS IN DEN TIJD... Huieek van de Tomaat. Plantgoed - Eerstelingen Aardappelen. Landbouwweekblad KOORNBLOEMEN Groenvoeder. SPREEKKAMERTJE De Stand den moet steeds de leus zijn van 1 alle landbouwers. - 1 - 3 i ZONDAG 29 JULI 1923. Prijs KJ cenliemeri. 5de JAARGANG Nr 239 Abonnementsprijs t 5,00 frank 's jaars. nf U61u 9Q6lt Men schr(jft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Aankondigingen volgens akkoord. Bureel en Redactie; GROOTE MARKT, AALST De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen öngeteekende stukken worden niet opgenomen. Voor en door de Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON Aalst. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. Landbouwers! 't Was in den tijd dat de dieren spra ken, toen leefden er in de Vlaanderen een man en een vrouw. De man was boer en zijn vrouw was boerin. Ze had den een paard en hielden twee' koeien en op hun hoeve liepen hennen, eenden en ganzen. Het paard verstond zijn meester en het vee de pachteres, en als de hennen kakelden, de eenden kwaak ten en de ganzen schreeuwden, dan ver stonden de boer en de boerin hun taal goed. En kinderen kwamen en deze leef den met vader en moeder en met de dieren allemaal gelukkig en tevreden in het paradijs van hun eenzaam bedrijf. De boer reed naar de stad met de vruchten zijner velden en de opbreng sten van het neerhof. Hij was gelukki ger, duizendmaal gelukkiger dan een koning en de .moeder werd geëerd en bemind als e'en liefderijke koningin. En al de geruchten van de buitenwereld kwamen nooit of zelden tot binnen de muren van het hof. Het was een zalige tijd, dezen uit het verleden, dien we nog slechts kennen als een sprookje van ongeloofbare din gen. En dikwijls hooren we de oude menschen klagen over den huidigen toe stand en zuchten met een vreemd ver langen O de goeie oude tijd, kwam die maar weer En weerkomen zal hij niet, we leven in een eeuw van koortsachtig strijden. Geen eenzaamheid meer Het indivi dualisme, de afzondering behooren niet meer tot de moderne tijden ze zijn in strijd met onze maatschappelijke toestan den het groepeeren, het verenigings leven zijn eene noodzakelijkheid gewor den. De eene moet de andere helpen, omdat zij met hun vakkennis en practi- sche wetenschap en ondervinding aan anderen te openbaren, ook wederkeerig van deze iets leeren, al was het maar eene bevestiging van hun opgedane kennis. Geen volk, als het boerenvolk "houdt zoozeer van traditie, dat heeft zijn goede en zijn kwade zijde. Maar van den an deren kant mag men met vreugde besta- tigen dat de slenter er uit geraakt en dit mogen wij zeggen tot lof van de ouderen vooral. Hebben wij de landbouwbeweging, die in België zeer uitgebreid is, niet te danken in de eerste plaats aan de oude ren van jaren. Houd een vergadering, 't zij over landbouwbeweging, 't zij over landbouwwetenschap, wie zult gij er aantreffen fn de eerste plaats oude boeren, jonge lieden weinig. En noch tans zullen de jongeren de voortplanters moeten zijn van de wetenschap in hun vak en van de boerenbeweging. Van waar die schijnbare onverschilligheid van het jonge boerenvolk in 't algemeen, want er zijn goddank nog lofwaardige uitzonderingen Een overdreven jacht naar plezier en sport is daar zeker niet vreemd aan. Sport en vermaak zijn op zichzelf niet af te keuren en zjjn, als men er een ma tig gebruik van maakt, een herademing en een opwekking tot nieuw leven, zwa- ren arbeid en dapperen strijd. Het moderne leven is inderdaad geen kermis 't is een gedurige strijd om het bestaan. De machtigen dezer aarde wen- schen hun invloed en hun macht niet alleen te behouden, maar ook uit te brei den, de kleine man tracht zich zoo goed hij kan tegen die macht te verdedigen door eendracht en samenwerking. De standen staan tegenover elkaar en dreigen in botsing te komen. Gelukkig degenen die heelemaal onafhankelijk zijn. Maar hoevele boeren mogen dit zeggen Op die weinige uitverkorenen past het vers van den Romeinschen dich ter Virgilius Gelukkig buitenmate die landbouwers, indien zij ten minste hun geluk naar waarde weten te schatten Op zijn eigen hof wonen, zijn eigen en geen ander land bebouwen en daar met zijn vrouw en kinderen in vrede te leven, is dat niet een schoone droom Zijn er zoo, dan mogen we toch gerust zeggen dat ze klein in getal zijn. En nochtans allen streven naar dat doel, allen willen lotsverbetering, allen willen onafhankelijk zijn of worden, en dit is in 't bijzonder de droom van de jeugd. Zoeken de jongeren naar middelen om hun doel te bereiken. Elk onderzoekt zijn geweten. Er zijn maar twee middelen voor iemand die zijn brood wil verdie nen met den boerenstiel de vakkennis of de wetenschap en de vereeniging in vakbonden, 't is te zeggen boeren bonden. Er bestaat geen grooter dwaling dan te meenen zooals men dat soms van lichtzinnige menschen hoort uitkramen, dat men niet te dom kan zijn om boer te spelen. Zie maar naar hen die zich toe vallig met landbouw willen bezig hou den, wat al moeilijkheden, wat altegen- slag zij niet ontmoeten; omdat ze er niet in opgegroeid zijn, zal men zeggen. Ze ker hen ontbreekt de ondervinding, de praktijk, die de grondslag zijn van alle wetenschap en vooral van landbouwwe tenschap. Maar van twee boeren met evenveel ondervinding en praktijk, zal deze het toch wel bovenhalen, die meest wetenschappelijke begrippen bezit.Daar twijfelt ten andere niemand aan, doch velen vergeten er voor zich zelf de noo- dige besluiten uit te trekken. Hoevelen zijn er niet die hooren spreken van iets of iets lezen dat hun aanbelangt en toch den moed niet hebben er zich beter over in te lichten. Het is toch geen vernede ring raad of uitleg te vragen, t is inte gendeel een bewijs dat men tracht we tenschap en kennis op te doen. Konden wij die sterke zucht naar ont wikkeling bij ons boerenvolk inplanten en vooral bij de jongeren, de landbouw zou daardoor een grooten stap vooruit gaan. Vooral bij de jongeren, zeg ik, want onze vaders hebben bewezen, dat zij wel rekenschap moesten houden van de wetenschappelijken vooruitgang van den landbouw. Een kleine vergelijking tusschen de opbrengsten van de jaren tachtig met die van heden geeft er ons de sprekendste bewijzen van in ons artikel van verleden week hebben wij eenige cijfers aangehaald, die ons ge zegde staven. De ouden hebben hun plicht gedaan door hun voorbeeld gesteund, zullen de jonge boeren gemakkelijker vooruitgaan op dien weg en half zooveel moeite nog veel verder komen. Ons land is geen luilekkerland, de tijd der sprookjes is voorbij, vakkennis, landbouwweten schap moet er zijn meer en meer, het is een eisch van onzen tegenwoordigen tijd. Door overleg, kennis en weten schap moeten we onzen stiel min lastig en zwaar maken, onze opbrengsten en loonen vermeerderen met minder sla venwerk en waardiger leven. Dat ze bloeie de wetenschap in den frisschen en wakkeren geest der jeugd tot heil van land en volk. H. KLOPTEROP. Luw speelt de Zuiderwind in lichten dans In 't gulden geel van 't golvend rijpend koren, En hoog de zon op land en akkervoren Legt ongemeten mild haar gouden glans. In 't voorjaar wierp de hand des akkermans De zaden uit geen enkel ging verloren Want vol belofte in 't zengend zonnegloren, Staat rijp de oogst en wacht de maaier thans. En... diep in al dat goud en al dat geel, Diep in 't gewemel van die korenaren Staan blauwende oogen stil en kalm te staren... Ze staan er zwijgend en ontelbaar veel, De Korenbloemen die nog nooit verveelden, Daar mooi ze zijn in rijpe korenweelde Em. Van den Broeck. (le vervolg) Indien het mag gezegd worden dat de tomaat lekker is 't zij rauw geëten als salaad, 't zij gekookt in soep of saus, mogen we ook wel zeggen dat haar bui tengewoon grooten aftrok hieraan niet alleen te danken is, maar ook en bijzon der aan haar veelvuldige vraag voor de oplegfabrieken. 't Is ongelooflijk groot het aantal tomaten dat jaarlijks van den kweeker den weg naar de fabriek in slaat. Tomaten kweeken is dus ontegen sprekelijk een winstafwerpende zaak. Maar tomaten kweeken in volle lucht is in 't geheel niet gemakkelijk en vele onzer buitenlieden, weinig ingewijd met den kweek, mislukken, omdat ze zelf uit zaad tomatenplanten willen kweeken, zonder daartoe over het noodige gereed schap te beschikken. Wanneer men rond half Mei geene kloeke planten, voorzien van den eersten bloemtros, kan aan den grond toevertrouwen, is er veel vrees voor, dat men geene goede uiRlagen zal bekomen. Onze groenselkweekers uit de onmiddellijke nabijheid van de stad heb ben op dit tijdstip een rijken voorraad tomaatplanten voorhanden, welke ze aan geringen prijs afzetten, zoo gering zelfs dat wij gerust mogen zeggen, dat men ze aan dien prijs zelf niet kweeken kan, vermits de onkosten van inrichting, zoo hoog op loopen en het verzorgen der jonge plantjes zooveel tijd en kennis vraagt. Om goed te lukken ziehier hoe men moet te werk gaan. In de le helft van Maart, als het weder het maar eenigszins toelaat, zaait men in kistjes, teilen of bakjes en men zet die op een warme broeilaag van paardenmest of een warme broeikas van 20 graden warmte. Het zaad dekt men in met een laagje teeltgrond, boschgrond of lichten terreau, van 1/2 cm. dikte en met een plankje drukt men dien grond goed aan. Een glasruit, hebbende de grootte van het kistje, dekt dit goed af. Op dergelijke wijze verzorgd, kiemen de zaden na 5 of 6 dagen. Zoodra de meeste plantjes zich boven aan de op pervlakte van den grond hebben ver toond, verwijdert men de glasruit en bij middel van baksteenen of anderzins plaatst men het bakje zoo kort mogelijk bij het glas der kas en dit met het oog te vermijden dat de jonge planten te teer opschieten zouden. Men beoogt niet al leen de plant te verharden, maar ook trachte men ze zooveel mogelijk wortels te doen schieten. Om in dit laatste te slagen, moet men de jonge planten ten minste tweemaal verpoten, verspenen of openplanten, om de taal der larrdbouwers te gebruiken. Men plant een eerste maal open op een afstand van 0,05 m., zoodra de planten beide zaadlobben volkomen ontwikkeld hebben. Dat ze op dit oogenblik teeder zijn en men wel zal moeten oppassen ze niet te breken, hoeft geen betoog. Dat verspenen geschiedt in andere kistjes of op een broeilaag. Op tijd begieten en een voldoende warmtegraad van 18 tot 20 graden behouden. De tweede verpoting heeft plaats in potjes van 10 cm. bovenkant gemeten. Van af het oogenblik dat de verspeende plantjes in de kistjes elkander beginnen te raken en in den weg te staan, moet men met de verspening aanvang nemen. De potten zijn gevuld met voedzamen grond. Men plant er de jonge tomaat plantjes in, wel zorg dragende ze dieper te zetten dan ze vroeger stonden en dit om het ontwikkelen van nieuwe wortels op den stam sterk te bevoordeelen. Hoe meer wortels, hoe meer kans van kloeke planten. Een juist tijdstip opgeven om met deze inpotting een aanvang te ne men, is niet gemakkelijke, dit hangt van te veel omstandigheden af, maar ge woonlijk gebeurt dit rond half April, dit kan nochtans van 10 tot 15 dagen soms verschillen. De ingepotte planten blijven in de kas staan tot in Mei en dan ge* wend men ze aan de buitenlucht. Bij middel van glasramen, matten, doeken of anderzins beschut men ze nog tegen de dreigende nachtvorsten. Rond half Mei, als 't weder bet toelaat, plant me ze open in vollen grond. Dit gebeurt volgenderwijze men keert het potje om en men houdt den stengel tusschen wijs vinger en grooten vinger zoodanig dat de pot gansch in de palm der hand om zoo te zeggen gesloten zitmen geeft met de andere hand een licht klopje op den bo dem van den pot en gansch den inhoud berust boven op de rechterhand. In ge reedgemaakte holen, groot genoeg om gansch den inboedel te ontvangen en nog wat plaats er boven te laten om de planten dieper dan in den pot te kiinnen zetten, wordt de plant geplaatst. Kan men er in slagen van de wortelzode gansch ongeschonden in de holen te zetten, des te beter, zooniet tracht ze toch zoo weinig mogelijk te schenden. Vele liefhebbers durven wel tomaten kweeken in open lucht en dit op groote partijen voor den handel. Dan plaatst men de planten op bedden van 3 rijen op 0,50 tot 0,60 cm. afstand van elkan der en tusschen de bedden laat men een afstand van 80 cm. tot 1 m. om toegang er toe te hebben. De afstand op de rijen is ook van 50 cm. Zooals ge kunt bemerken is er nogal een en ander te doen alvorens de toma tenplanten ter plaatse staan. Daarom ook raad ik niemand aan, die niet over den noodigen tijd of gereedschap be schikt, zelf planten te kweeken. Men kan ze voordeeliger en in volle vertrou wen bij goedbefaamde groentenkwee- kers koopen. L. HAEMS Landbouwvoordrachtgever. De volgende cijfers toonen dit ver schil in samenstelling aan Weidegras gevoederd den Tamme klaver gevoederd den Wij zien hieruit dat. naarmate gras en klaver zich ontwikkelen en hooiachtig worden, de rijkdom aan ruweiwit, vet, koolhydraten en delfstoffen regelmatig afneemt, terwijl het gehalte aan ruwve zel. In den jeugdigen groei nemen de planten veel stikstof op, die zij allengs- kens in eiwit omzetten later verwekken zij meer vet en koolhydraten. Naarmate de planten grooter worden, behoeven hunne stengels meer stevig heid daarom dan verrijken zij zich aan ruwvezel, die, van af den bloeitijd, hoe langer hoe meer houtachtig en dus min der verteerbaar wordt. Na den bloeitijd verhuizen de voe dingsstoffen, eiwit, vet, koolhydraten, delfstoffen, uit de de stengels en blade ren naar de zaden en vruchten, waar door het gehalte ruwvezel nog in de groene plantendeelen toeneemt. Bij de wortel- en knolplanten, beeten en aardappelen b v. heeft de verhuizing dier stoffen in omgekeerde richting plaats, n. 1. van bladeren en stengels naar de wortelen en knollen. De graad van verteerbaarheid der voedingsstoffen is ook grootelijks afhan kelijk van den ouderdom der planten. Een onderzoek bij de schapen betrekkelijk de verteerbaarheid van het weidegras, gaf de volgende cijfers Een onderzoek bij ossen, betrekkelijk de verteerbaarheid van tamme klaver, gaf den volgenden uitslag Deze cijfers geven ons een vingerwij zing voor het voordeeligst maaien der planten, om er hooi van te maken name lijk in de eerste helft van den bloeitijd dan zijn hoedanigheid en hoeveelheid beide in de rede aanwezig. Het weder oefent ook een grooten invloed uit op de voederplanten, niet enkel op de hoeveelheid, maar ook op de hoedanigheid en op het gehalte aan voedingsstoffen. Bij regentijd zijn de planten meest waterachtiger en smaakloos, hunne sten gels groeien krachtig op en bevatten meer ruw vezels en minder bladeren, zij vormen een voedsel van geringe voe dingskracht, wiens min goed uitwerksel men ras waarneemt bij 't vetten en bij de melkopbrengst. Aanhoudende droogte belemmert den groei, verhindert het vormen van blade ren en maakt de planten ras houtachtig daarenboven werkt zij de oplossing der delfstoffen tegen en dier indringen in de wortels vandaar bekomt men in aan houdende droogte voeder dat arm is aan kalk en fosfoorzuitr en vaak aanleiding geeft tot beenderziekten. De gansche plant is ook niet even voedzaam de bloemen en het bovenste deel des stengels met de bladeren zijn het voedzaamst. H. D. Belangrijk Bericht aan de Schrijvers De Leden worden verzocht zoo gauw mogelijk zich te doen inschrijven voor Eerstelingen-plantsoen. Te dien einde is het volstrekt noodig in elke gemeente eene vergadering te beleggen en de in schrijving, het getal kilos aanduidende, aan het Bureel te Aalst te zenden, om de noodige aankoopen te kunnen doen. Goudkorrels voor Iedereen. Naar t schijnt heeft mijn artikel van Zondag onze achtbare lezeressen iets of wat in betere stemming gebracht. Zulks verheugt me ten zeersteen opdat ze hunne goede luim onbewolkt zouden behouden, disschen we onze hetlachende mondjes 'n tweede honigzoet artikel, immers ze hooren toch zoo gaarge van zoete hemelzoete dingen Perensiroop Zoete, rijpe peren worden geperst. Dat sap laat men koken op een zacht vuur tot er maar 1/4 van den -inhoud meer overblijft. Laten koken tot op den helft is ook wel goed, maar dan is de siroop niet zoo fijn en ook niet zoo ge makkelijk om bewaren. Door toevoeging van wat suiker is de siroop veel aange namer van smaak. Andere bereidingswijze van siroop Men kan ook goede siroop maken op de volgende wijze Doe in 'n ketel 2,5 kgr. suiker. Meng ondereen 600 grammen aalbessensap, 600 grammen rooden wijn en omtrent 1 deciliter fram- bozenazijn. Filtreer dat mengsel door flanel of lijnwaad. Dat gefiltreerd vocht giet men in den ketel waar de suiker in is. Laten koken op een zacht vuur. Als de ketel van- het vuur genomen wordt, doet men er ongeveer 1/2 gram wijn steenzuur bij. Wijn van fruit en honing 1° Men perst uit het fruit het sap daarvan neemt men 9,5 lit.2° Men plet 300 grammen rozijnen en men laat ze ongeveer twaalf uren trekken in water dat lauwwarm is daarna filtreert men. Dit gefiltreerd vocht doet men bij de 9,5 lit. fruitsap waarvan we hierboven sprakeh; 3°Nu neemt men 800 gr. honing en 10 gr. wijnsteen. Dit Iaat men ook koken daarna filtreeren door een doek Dit voegt men weer-bij het mengsel van fruitsap en rozijnen. Versta goed Eerst nr 1 en 2 mengen vervolgens nr 3 bij dit mengsel voegen. Wijn van aalbessen en honing Na de bessengewasschen en geplet te hebben, bewaart men ze 3 dagen in eene koele plaats dan perst men ze. Van dit sap neemt men 1,51. Dan neemt men 3 lit. water, 500 gr. (een pond) honing, 500 gr. rozijnen en 5 gr. wijnsteen. Deze vier stoffen goed laten ondereen koken en heet in t vétje gieten, waar het aal bessensap in is. Voeg bij dit alles nog een half jene verglaasje Rhum. Wijn van stekelbessen. De bessen worden gewasschen en dan geplet. Daarbij voegt ge zooveel liters water als ge bessen hebt genomen. Daarin doet men een weinig honing. Dit alles zet men in een warme plaats men roert dikwijls om Na 2 of 3 dagen zult ge blazen zien opstijgen dat is het ken merk der gisting. Na de gisting wordt het sap uitgeperst.Neem nu 1 liter water, 600 grammen honing en 5 grammen wijnsteen. Laat dit alles koken. Na af koeling voegt men dit bij 3,5 liter ge perst vruchtensap. Wijn van braambessen. De braambessen ^worden eerst zorg vuldig gewasschen en dan geplet. Daar voegt men een weinig honing bij (doch geen water zooals we dit opgaven voor de stekelbessen). Dit laat men 2 of 3 dagen gisten in eene warme plaats. Dik wijls omroeren. Daarna wordt het sap uitgeperst. Neem nu 2,5 liter water, 700 grammen honing en 5 grammen wijn steen. Laat dit alles goed koken. Na af koeling voegt men dit kooksel bij 1,7 liter braambessensap. Wijn van aardbessen. Wasschen, pletten, een weinig honing bijvoegen en laten gisten, zooals bij braam- en stekelbessen.Laat dan koken; 1,5 liter water, 500 grammen honing en 3 grammen wijnsteen. Laten koken en bij dit kooksel 3 liters aardbeziënsap voegen. Wijn van frambozen Laten koken 1 liter water, 600 gr. honing en 5 gr. wijnsteen. Na afkoeling voegt men er 3,5 liters frambozensap bij. N. B. Dat sap heeft gegist, zoo als hierboven. Wijn van abrikozen. Ontsteenen en dan behandelen zooals de bessen. Laat koken 2 1. water, 500 gr. honing, 5 gr. wijnsteen en 1 gr. looi zuur. Na afkoeling er 2,5 1. abrikozen- sap bijvoegen. Wijn van perziken. Maak sap zooals met abrikozen. Laat koken: 1,51. water, 600 gr. honing, 5 gr. wijnsteen en 1 gr. looistof. Na af koeling er 3 liters gegist perzikensap bijvoegen. Azijn van fruit. Deze bereidingswijze is des te spaar zamer, daar azijn kan gemaakt worden van afgevallene, onrijpe en beschadigde vruchten, die doorgaans onder den voet geraken of aan 't vee geworpen worden. Hoe jonger het fruit is, hoe beter is het geschikt tot de bereiding van azijn. Zie hier hoe men te werk gaatMen maalt en plet het fruit daarop zooveel 1 /2 li ters water gieten als men kilo's fruit heeft. Dit alles zoo omtrent 4 weken laten staan. Dan perst men en het sap doet men best in een vat dat vroeger ook azijn inhield. Ziedaar spaarzame recepten met de vleet, welke U gelegenheid geven 'n flinken voorraad op te doen. Nu ben ik benieuwd te weten, r.iet alleen wie er gebruik gaat van maken, maar wie van onze lezeressen me gaat uitnoodigen, om van al deze zoete dingen te komen proe ven behalve van 't laatste R AKKERMANS, Van de twee vorig behandelde variëteiten mochten wij terecht getuigen dat zij gewoonlijk ieder jaar eene goede opbrengst geven en in groote mate voldoen aan de hun gestelde vereischten. Van de Industrie s, die we nu aanpakken, mag zulks niet altijd gezegd wor den. Zeker zijn er jaren dat de In dustrie een groote opbrengst ge ven, toch als wij in aanmerking nemen de groote hoeveelheid wel ke hier in de streek jaarlijks ge plant wordt, de moeite welke de boeren zich getroosten om zich goed plantgoed aan te schaffen, de zorgen en goede bemesting er steeds aan gegeven en daarbij de opbrengst vele jaren zoo gering is dan moeten wij bekennen dat de industrie geen al te loonende vrucht is. Dit jaar weerom staan er bene vens goede velden, vele andere welke te wenschen laten en waar van de opbrengst niet al te veel zal zijn. Meer dan andere soorten moet de Industrie gemest worden.Velen onzer boeren geven dan ook na de gewone hoeveelheid stalmest eene flinke begieting met beir of wel strooien een halve kgr. Zwa velzure Ammoniak of Nitraat per roede. Sommigen geven zelf alle bei, beir en Ammoniak of Nitraat en ze hebben er steeds goede uit slagen mee. Evenals bij al de uit den vreem de ingevoerde variëteiten, moet het plantgoed der Industrie s hier tijdig vernieuwd worden, willen wij er goede uitslagen mee beko men. Toch kan het aan geen enkele inrichting of handelaar worden ge zegd dat ze heel goed industrie plantgoed hebben afgeleverd. (We bedoelen den tijd na den oorlog.) Het eene jaar waren de nieuwe In dustrie's niet zuiver genoeg gesor teerd, t. t. z. dat er te veel water achtige of anderzins verbasterde knollen in loopen een ander jaar zijn ze té dik, te veel gekwetst of te vroeg gerooid geweest en kun nen niet lang bewaren, ondergaan veel schade door gebrek aan in- pak-materiaal, slecht en langdurig vervoer enz. enz. Nochtans kan het niet worden in twijfel getrokken dat er ernstige middelen worden te werk gesteld om goed Industrieplantgoed aan de landbouwers te verschaffen.dat het aan geen kwade trouw te wij ten is dat er nog geen ideaal plant goed kon worden ingevoerd. De oorzaak ligt elders. Industrie plantgoed moet komen uit zware kleigronden. Hij is de lieveling van het gematigd klimaat. Tot nog toe kwam de beste Industrie uit het Oosten van Pruisen en Polen. In Polen lukt de Industrie ver bazend hij wordt er dan ook in velden van hectaren en hectaren gekweekt. Maar de boeren van ginder zijn nog zoo ver niet dan de kweekers hier bij ons of in Hol land. Ginds is er nog weinig spraak van uitlezing, keuring of verede ling. Ook door de uitgestrektheid hunner bedrijven, gebeurt alles DE K0 1 ÏBL OEM V Uit hoogachting den Heer Caudron aangeboden. i Ruwei it Ruwvet Koolhydraten Delfstoffen (fosf., pot., kalk) Ruwvezel H Mei 9 Juni 26 Juni goed reeds zeer groen zijnde, hooiachtig. grofstengelig geworden. 76,1 9,5 7 2 2,9 2,5 2,3 37,3 36,8 36,9 7,7 21,0 6.8 2 9.8 6,2 32,4 29 Mei 7 Juni 20 Juni o begin in vollen rijp2'3*ier» bloeitijd bloei bloem reeds hun kleur verloren Ru vei wit 27,4 17,3 17,0 Ruwvet 5,5 4,4 5,1 Koolhydraten 38,4 32,9 31,7 Delfstoffen s 8,5 55 5 7 Ruwvezel 21,3 33,6 39,5 Zi) verteerden o[o 14 Mei 9 Juni 26 Juni Eiwit 11,8 6,8 4 Vet 1,9 1,2 7 Koolhydraten 28,2 22.8 20,5 Ruwvezel 26,7 19,5 79,5 Zij verteerden "[o 20 Mei 7 Juni 20 Juni Eiwit 11,6 8.9 6,5 Vet 7,7- 1,5 7,4 Koolhydraten 25,3 25,9 27 Ruwvezel 10,8 11,0 9.6

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1923 | | pagina 1