f
REDT U
ZELVEN
Arbeid adelt
DANKBAARHEID
Hoe eene talrijke
Buitenbevolking behouden
Tentoonstelling van Zaaigranen.
Landbouwweekblad
Ons Wederwoord
GAAT GE 'T
DOEN?
r
Winteruur.
DE VOEDING
ONZER HUISDIEREN.
moet steeds de
leus zijn van
alle landbouwers.
SI. LIEVENS-BSSCHE
ZONDAG 30 SEPT. 1923.
Prijs 10 centiemen.
5de JAARGANG Nr 248
3
Abonnementsprijs 5,00 frank 's jaars.
Men schrjjft in op ons Bureel en op alle postkantoren.
Aankondigingen volgens akkoord.
Bureel en Redactie BRABANDSTRAAT, 53, AALST
Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON, Aalst.
De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen
Ongeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
Voor en door de
Landbouwers
De Landbouw heeft voor de Belgen een groote
rol in den wederopbouw gespeeld.
(Darlington Times)
Sedert de laatste besprekingen
in onze twee Landskamers scheen
onze landbouwpolitiek nieuwe we
gen te willen opgaan, op 't eerste
zicht was alle twijfel verdwenen in
dë oprechte genegenheid onzer
Staatslieden voor onzen dapperen
boerenstand.
Er moest meer worden opge
bracht, we steunden die gedachte
en hielpen ze veld winnen met
woord en pen, met raad en daad
en over den wonderbaren uitslag
van dezen zoo lofwaardigen veld
tocht, kunnen we enkel fier en te
vreden zijn.
Een opsteller van het Engelsch
blad de Darlington Times van
wien we de hierboven aangehaal
de woorden ontleenen, maakte
onlangs een reis door ons land en
in zijn verslag aan zijn blad lezen
we onder meer deze zinsnede
België is het eenige land,
waar de gemiddelde tarweop-
brengst per hectare die van En
geland overtreft. Men kan door
België stoomen, schrijft hij ver
der, zonder één slechten of min
der goeden oogst op te merken
Volgens schrijver van het arti
kel hebben onze boeren dien
schoonen uitslag vooral te danken
aan hun verzorgd werk en aan het
groot gebruik van kunstmesten.
Als wij nu al onze middelen zul
len uitgeput hebben om onze op
brengsten tot hun maximum te
brengen want aan alles is er
een grens waar zullen we dan
naartoe gaan
De aardappelenuitvoer wordt
verboden, de uitvoer van graan
stopgezet, dat alles om in onze
eigen behoeften te voorzien, be
weert men.
Maar het inlandsch graan wordt
door de groote maalders niet ge
wild, die heeren zitten daarvoor in
de Nationale Landbouwkommis-
sie vertegenwoordigd
En wie profiteeren ervan als de
aardappelen het land niet uit mo
gen De klein menschen.de werk
man misschien. Neen, het heeft er
maar den schijn van neen, het
zijn de fabrieken, die zich nu zul
len vetmesten ten koste van den
boer. Dat zijn de profiteurs, die
door onze regeering worden ge
holpen en wiens vaderlandsliefde
groeit met hun rijkdom. Als 't
daarom is dat men de boerenbon
den gebruiken wil, dan zijn de
heeren in Brussel leelijk mis.
Dit is geen demagogie, zooals
sommigen het misschien zullen ge
neigd zijn te denken, in 't geheel
niet. Die ons kennen, weten best,
hoe wij het ophebben. Wij bekla
gen ons niet en zullen ons nooit
beklagen het goed dat wij doen
aan het land door den landbouw
te verbeteren, maar tegen derge
lijke praktijken komt ons geweten
van eerlijke burgers in opstand,
daartegen verheft zich de stem van
De Koornbloem en de stem van
al de dappere boeren die met ons
samenwerken.
Wij buigen gaarne voor een
wet, die wet is, voor een verbod,
dat verbod is voor allen. Wij pro
testeeren des te meer tegen wille
keurige maatregelen. Het land is
in nood, wij zullen, als boeren, het
onze bijdragen, om dien nood te
verzachten, maar dat de kool
magnaten en andere er dan ook
toe aangezet of verplicht worden.
Wat blijft er van de kolen uit de
Roer, waar gaan de kolen uit on
ze eigen mijnen naartoe
De winter is'op handen, rijk en
arm, elk moet zich verwarmen en
elk moet zijn potje koken en zij, zij
zenden ons kolen naar den vreem
de voor 't geld en wij kunnen er
moeilijk aangeraken dat noemen
ze den economisch herstel.
Nu loopen er geruchten, dat de
kolenuitvoer bij een aanstaanden
ministerraad met 50 zal vermin
derd worden, we zullen afwach
ten.
En zoo zien wij dat de goede
voornemens rond Paschen geno
men, om den landbouw te steu
nen, vergeten zijn eer het jaar om
is. Commissies stichten is goed en
wel, om al de landbouwvraagstuk
ken te bestudeeren, om de op
brengsten te vermeerderen, om
het even practische besluiten
moeten er worden genomen, het
prestige, het zedelijk gezag van
den landbouw moet gehandhaafd
worden op den buiten en dit wordt
uit het oog verloren. Groot is het
getal der boerenmenschen die twij
felen aan de toekomst van de
boerderij en deze laatste maatre
gelen zijn geenszins gesteld om
dien twijfel weg te nemen. Het be
lang van onzen landbouw in Bel
gië wordt door vele menschen
overschat en door niet minder on
derschat sommige denken dat
door de boerderij alleen normale
toestanden zullen geschapen wor
den en ze laten de overige nijver
heid vrij in haar doening andere,
en dat is even slecht achten
den landbouw van ondergeschikt
belang. Deze twee misopvattingen
zijn oorzaak van de dwaze maat
regelen, die steeds den boer, den
boer alleen komen treffen ze le
veren ons het bewijs dat het ver
trouwen dat we gekoesterd heb
ben in de regeering om de land-
bouwkwesties eens terdege opge
lost te zien, geen grond heeft en
dat er van harentwege geen goe
den wil te verwachten is.
Dat alle boeren zich goed in het
hoofd prenten, dat de landbouw
ten onderen zal gaan, als wij in
België dezen weg blijven opgaan,
dat het meer dan hoog tijd wordt
dat alle boerenbonden en boeren-
syndikaten samenspannen om zelf,
eigenhandig onze boerenzaken ter
hand te nemen en te besturen.
Wij hebben dikwijls stout ge
schreven, maar nog niet stout ge
noeg wij hebben het onrecht
aan de kaak gesteld maar nog niet
luid genoeg luider moeten we
spreken, stouter moeten we han
delen.
De landbouw heeft voor de
Belgen een groote rol in de weder
opbouw gespeeld, schreef de op
steller van de Darlington Ti
mes en uit dankbaarheid smijt
men stronkelblokken op onzen
weg. Ons antwoord zal niet zijn
wraak maar een dichter aan
sluiten van onze rangen, eene ver
meerdering van macht om "zelf te
doen, uit eigen kracht, met eigen
handen, wat onze regeerders niet
willen, namelijk den volledigen
bloei van ons landbouwbedrijf.
H. KLOPTEROP.
cider ma-
Op Zondag 14 Oktober worden alle
boeren van Sint-Lievens-Essche uitge-
noodigd tot een plechtige vergadering
bij J. Roelandt, In 't Gemeentehuis, on
middellijk na de Hoogmis,
H.Klopterop en L. Haems, landbouw
voordrachtgever zullen er spreken. Het
is een plicht voor alle boeren, groot en
klein, daar tegenwoordig te zijn.
Het zal de moeite loonen.
Alleman is welkom Alleman op post
Voor het Bestuur.
Niet lang geleden liet M. Lonay,
stichter en bestuurder der scholen van
Landbouw en Landbouwwerktuigkunde
in Henegouwen, een boekje verschijnen
handeleod over het industrialiseeren van
den landbouw. Deze studie, zeer wel
opgesteld, bevat veel redelijke gedach
ten, en geeft den lezer belangrijke aan
duidingen. Weliswaar komt het ons
voor, dat schrijver met iets of wat te
veel hevigheid zijne zienswijze verde
digt doch dit laat de grondstof zijner
demonstratie ongedeerd.
Volgens de theorie van M. Lonay is
onze buiten, in de Vlaamsche gewesten
bijzonder, veel te veel bevolkt. Er ge
beurt daar eene echte verspilling van
werkkrachien. De inrichtingen der
hoeve zijn nog ouderwetsch, de landen
zijn te zeer verdeeld, de perceelen te
klein en te ver van elkaar gelegen. Deze
toestand is anti-economisch en kan niet
blijven voortduren. Met veel minder
armen en meer getuigen kan men, aan
beter voorwaarden, dezelfde producten
aan den man brengen. Meer en meer zal
de machinale arbeid zich opdringen en
wat wonder, indien men b. v. bedenkt
dat een dorschmachien met een twaalf
tal mannen hetzelfde werk verricht als
honderd vlegel-dorschers en het graan
levert gekuischt en gereed voor den
verkoop, en zoo gaat het met grasma-
chienen, pikmachienen enz. enz. Moest
er het minste gevaar van crisis zijn dan
zou de kleine cultuur de strijd niet kun
nen voeren tegenover de groote. An
derzijds, duizende armen die men op den
buiten best met machienen zou vervan
gen, konden aan nijverheid en handel de
grootste diensten bewijzen.
Op economisch gebied zijn wij het
eens, met M. Lonay voor vele punten,
alhoewel wij van gedacht zijn dat men
dikwijls onze uitbatingen eene andere
richting zou kunnen geven en alzoo, op
economische wijze, eene talrijke buiten
bevolking bewaren. Hierop komen wij
verder terug. Op sociaal gebied ge
bied door M. Lonay weinig in aanmer
king genomen of liever stelselmatig ter
zijde gelaten voelen wij ons gedwon
gen van M. Lonay te scheiden, namelijk
waar hij het landbouwleven vergelijkt
met het leven in de nijverheidscentrums.
Wat men er ook van zegge, het bui
tenleven schijnt ons immer verkiesbaar
boven het fabriekleven, de arbeid in
openlucht, onder Gods lieve zon schijnt
ons voor den mensch beter geschiijt dan
de arbeid in enge en ongezonde werk
plaatsen, in de zwarte stofwolken, onder
het gedruisch en het geronk der machie
nen. En wat gezegd van den kalmen,
vreedzamen, huiselijken haard in onze
lachende dorpjes, waar ouders en kin-
ders steeds te zamen en in vrede arbei"
den. Staat het leven daar op geen hoo-
ger peil dan in de overbevolkte steden
met hunne nachtkroegen, hunne stikken
de lucht, hunnen mengel-mangel van
allerlei volkeren, met al hunne bekorin
gen, hunne bals, hunne ontuchtige fees
ten enz. enz. Wij denken het dus ten
zeerste wenschbaar, op den buiti n eene
talrijke bevolking te behouden, op een
voorwaarde nochtans, n. 1. dat opbrengst
of de waarde dezer min of meer
overeenstemme met de hoeveelheid
handenarbeid, die ze voortbrengt.. Deze
beschouwing werd, naar ons dunkens,
te veel verwaarloosd door tal van lie
den, die veel schreven en wreven over
de noodzakelijkheid eene talrijke buiten
bevolking te bezitten.
Ook M. Lonay is te eenzijdig in zijne
beschouwingen geweest. Wat men er
ook van zegge, de volkeren met talrijke
buitenbevolking zijn immer gezonde,
kloeke, spaarzame en dappere volkeren
gev. eest Zie Frankrijk, Servië, zie de
Boeren enz. enz.
Volgens M. Lonay is het geenszins de
buitenbevolking die ons volk onophou
delijk nieuwe krachten schenkt. Zijn uit
leg schijnt ons hier wat belachelijk.
Meer en meer, zegt hij, zal de vooruit
gang in zake stedelijke gezondheidsleer
immers veel meer gevorderd dan de
gezondheidsleer op den buiten dit
voorstel in het land der legenden ver
werpen.
Ziehier de cijfers die hij aanhaalt, om
zijne zienswijze te staven. Deze hebben
betrek op het afsterven van kinderen
beneden den ouderdom van 1 jaar
a) Landbouwprovinciën
West-Vlaanderen 16,2. op honderd
geboorten.
Oost-Vlaanderen 13,50 op honderd
geboorten.
b) Nijverheidsprovinciën
Luik 9,16 op 100 geboorten.
Henegouw 8,95 op 100 geboorten.
('t Vervolgt). D. BRICOUT.
In den nacht van 6 op 7 October
1923, te 24 uur, wordt het wettelijk uur
60 minuten achteruitgezet.
Wat Ehwel, dit jaar eens
ken.
't Is te zeggen overvloed van appels
heb ik toch niet en 't fruit is nogal duur.
Waarom zou 'k daar nu juist aan be
ginnen.
Och man wist ge wat een goed glas
cider waard is, ge zoudt hem voorzeker
niet meer willen missen.
't En is maar. ziet ge. dat ik benauwd
ben de wet is nogal streng hier in ons
land en als ik hem maak dan moet hij
goed zijn of 'k doe 't liever niet. Om
cider te drinken zooals ik hem zoo dik
wijls In Frankrijk heb gedronken, dan
ben ik nu toch wel juist geen grooten
liefhebber van.
Ik kan u, in eenige woorden zeggen,
wat de wet hier in ons land toelaat.
Men kan cider vervaardigen zonder
accijnsrecht te moeten betalen, mits
hem ronder gist en suiker te behandelen.
Na de gisting immers houdt de most
van appels of van een mengsel van pe
ren en appels maar van 5 tot 8 graden
alcohol in en de wet laat tot 15 graden
toe. Ge moet alleen den agent van het
accijnsrecht laten weten dat ge cider
hebt vervaardigd en bezit.
Dat geniet fel geneigd zijt om cider te
drinken zooals in Frankrijk, dat kan ik
best gelooven Ge wilt natuurlijk spre-
keiï van hun gewone cider of tafelcider
die ze ginder drinken als wij bier. Ja, ge
zoudt er waarlijk vies van zijn. Die men
schen laten hun appels op de boomen
hangen tot ze er van zelfs afvallen. Bij
de eerste vorst die telt, ziet ge ze met
honderden onder de boomen liggen. De
ongewillige die er langst blijven ophan
gen worden er afgeknuppeld. Om te eten
zijn die appelkens hoegenaamd niets
waard. In 't najaar worden ze verzameld
en op een hoop gegoten zonder te letten
op deze die reeds in staat van ontbin
ding zijn. Als 't meeste werk buiten ge
daan is dan worden de appelen, zonder
ze eerst te reinig e i of te wasschcn ge
malen en geperst.' En dat is in sommige
streken hun volksdrank. Als ge dat eens
hebt zien bereiden dan hebt ge waarlijk
niet veel goesting meer om nog cider te
drinken. Het ware nochtans overdreven
te zeggen dat het overal in Frankrijk
zoo gaat. Ik heb er daar in Normandië
gedronken die waarlijk lekker was en
zoo klaar dat hij met onze beste cider
mocht medegaan.
Maar als ge daar nu hoegenaamd
geen suiker meer moogt bijdoen dan is
cider toch te zuur.
Ge moogt er de suiker bijdoen als de
gisting voltrokken is en dit zullen de
accijnsagenten u heel waarschijnlijk, na
onderzoek, verklaren. Die hoeveelheid
suiker zal afhangen van den graad van
zuurheid en van uw eigen smaak. Voor
zichtig zijn is de boodschap want als ze
u bij de kraag vatten dan wordt ge nogal
ingepeperd.
Dat ze streng zijn op het verbruiken
van alcohol zooals hij zich in genever
bevindt, dit is nogal aan te nemen, maar
als men nu eens een gezond, natuurlijk
en lekker drankje maakt om dat moor
dend vocht te vervangen, waarom moe
ten ze dan toch nog diezelfde strengheid
gebruiken.
Ja, en 't schoonste van al is, let daar
'nen keer op, wilt ge wat veel bier drin
ken ge wordt droomerig, slaperig, ge
geeuwt en ge gaapt, van jenever wordt
ge razend, woest, geweldig cider inte
gendeel maakt u vroolijk, praatzuchtig,
zangerig en van goeden luim. Bovendien
bezit cider nog vele andere goede eigen
schappen, die voorzeker ook niet te
versmaden zijn. Ge krijgt er eetlust van,
hij prikkelt de maag, 't is beter als mede-
cijn. Voor menschen die lijden aan de
nieren of die niet goed wateren kunnen
is cider een echt geneesmiddel, hij opent
en reinigt de waterwegen. Voor men-
die lijden aan de jicht, ziekte die haar
oorsprong vindt in de afzetting van
urinezure zouten in de gewrichten en
omgelegen weeke deelen, voor men
schen die veel zittend werk moeten doen,
voor flerecijnlijders is cider warm aan
te bevelen. En in den zomer als de land
arbeider door de blakende zon, hun
laatsten druppel zweet laten uitpersen
dan is cider uit den kelder een zoo n
verfrisschende koele drank dat men hem
door niets beters zou kunnen vervangen.
De werklieden die ongelukkiglijk zoo
dikwijls hu toevlucht nemen tot jenever
om hitte en koude te verdrijven, zouden
in het drinken van cider een koele, ver
kwikkende lafenis vinden.
Daarbij 't is iets dat zich opdringt. In
jaren van overvloed moeten we onzen
toevlucht nemen tot het verwerl en van
fruit in onderprodukten. Dat dit niet al
tijd in den smaak der fruitkoopmans
valt, daar kan ik voorzeker niets aan
doen. De waarheid blijft. Jaarlijks heb
ben we af te rekenen met hevige ruk
winden die 't fruit ten gronde slagen
waarom dat alles voor een appel en een
ei verkoopen of in de krib der koeien
gieten, als men daar zoo'n lekker pro-
dukt als cider kan van maken. Zie, daar
kom ik nog wel eens op terug.
L. HAEMS
Landbouwvoordrachtgever.
Gent, 14-15-16 September 1923.
Werden goedgekeurd om als zaaigraan te dienen en blijven gedeeltelijk
beschikbaar bij de tentoonstellers zelve.
Tentoonstellers
Gemeente
Soort
Belooning
Van de Veld Edèse
Welle
Teverson (tarwe)
Eereprijs
Cassiman Camiel
Moorsel
Samuel
Aalst
Bullendorff (rog.)
Van de Velde Ed.
Welle.
Tempête
Baert Louis
Meldert
Wilhelmina
1'" prijs
Muilaert Vital
Herdersem
D'Haese Petrus
Lede
Dattel
M
Osselaer Ch. L.
Oordegem
Wilhelmina
De Middeleer Flor.
Baevegem
Mesens Clement
Welle
T everson
Matthys Gust
Hofstade
Wilhelmina
Annaert Domien
Lede
Dattel
Wwe DeprezOmer
Lede
Wilhelmina
Geeroms L.
Appelterre
Wwe De Bie
Haeltert
Walraevens Victor
Onckerzele
Wwe Van der Stock
Strijpen
Buekens Alfons
Aalst
Stockmans Frans
Haeltert
Eekloo
Thys Bernard
Heldergem
De Troyer Camille
Erpe
Tempête
De Wulf August
Lede
Petkus
Van Doorselaar
Strijpen
Van Eesbeek Joseph
Appelterre
Eekloo
Hendrickx Pieter
Moorsel
Petkus
Soens G.
Aspelaere
Lievens Aimé
Wichelen
Wwe De Prez Omer
Lede
Eekloo
Van Cauter Fr.
Moorsel
De HH. Van de Velde Ed., Mesens Cl., De Bie, Walraevens Victor heb
ben ons geschreven om ons te melden dat ze zaaigraan te koop hadden en om
den kontrool te vragen.
Toekomende week geven wij de volledige uitslagen alsook den uitslag van
den aardappelprijskamp. D. B.
De voedstoffen hebben voor doel
1° het vernieuwen en het aangroeien
der weefsels
2° de dierlijke warmte te onderhouden
en een welkdanig werk uit te voeren.
Opdat het dier een merkbaar besten
dig gewicht behoude moeten de voed
stoffen het de noodige bestanddeelen
verzekeren.
Wij zullen den naam van voedstof
geven aan iedere zelfstandigheid die
dient tot het onderhouden van het
lichaam en tot het voortbrengen van
kracht. Deze zeer algemeene bepaling
Hat ons toe onder de voedstoffen te
rangschikken
1° Het water Het lichaam bevat
inderdaad van 50 tot 60 ten honderd
water dat gedurig verwerkt wordt door
de nieren en de longen
2° De suikerstoffen, die maar voor een
klein gedeelte in het lichaam aanwezig
zijn, doch, zooals wij het later zullen
zien, een voorname bron zijn voor den
spierenarbeid
3° Eindelijk de zuurstof, die in't bloed
omloopt zonder deel uit te maken van
het lichaam, maar de onmisbare drijfveer
van de ademhaling en bijgevolg van de
krachtvoortbrenging onder vorm van
werk of warmte uitmaakt. Deze ver
schillende bestanddeelen maken nauwe
lijks of geen deel uit van het lichaamstel
sel of organisme, maar ze zijn niette
min voedstoffen in den breedsten zin
van 't woord, vermits zonder hen de
werking van het organism pnmogelijk
wordt het zijn voedstoffen zooals de
kolen een voedstof zijn voor het stoom-
machien, zonder eigenlijk deel uit te
maken van het geheel.
Wij aanzien dus als voedstof
De organische stoffen en bijzonder de
eiwitstoffen
De koolhydraten, suiker, zetmeel,
hout enz.
De vette zelfstandigheden, de mine
rale stoffen, het water, de zuurstof.
Vroeger werden de voedstoffen in
twee klassen gerangschikt, de ademha-
lings voedstoffen en de vormende voed
stoffen. De eerste, onder de welke men
de koolhydraten en het vet rekent,
werden aanzien als brandstof ze wer
den ingenomen, naar men beweerde,
om verbrand te worden zonder in gee-
nen deele mee te helpen aan den onder
houd van het organisme, ze speelden,
om zoo te zeggen, de rol van kolen of
hout gebruikt voor de verwarming van
het huis.
De tweede klas had tot grondslag
de eiwitstoffen als scheppende of vor
mende bestanddeelen aanzien en men
dacht dat alleen deze noodig waren bij
de vorming van de weefsels.
Deze afdeeling mag nochtans niet
behouden worden, want wij vinden al
tijd een mengsel, in veranderlijke ver
houdingen, van stikstof, vet, mineralen
en water, met dikwijls eenig spoor van
stikstofvrije organsche stoffen.
Wij zijn dus genoodzaakt aan te ne
men dat alle voedstoffen tot het onder
houd en tot het herstel der organen dien
stig zijn, worden anderzijds de koolhy
draten en het vet meer en bijzonder
gebruikt tot het voortbrengen van
kracht, de eiwitstoffen kunnen toch ook
een rol spelen en het vet omtrent op
gelijk gewicht vervangen, in het voort
brengen van arbeid bij voorbeeld.
Indien wij toch tot een rangschikking
willen overgaan, mogen wij het water
en de zouten beschouwen als bijna uit
sluitend dienende tot het vormen en het
onderhouden der weefsels
de koolhydraten en de zuurstof,
grootendeels gebruikt voor kracht
voortbrenging
en ten laatste de eiwitstoffen en het
vet terzelfder tijd als bronnen van kracht
en vormers van weefsels.
Onder de zes groepeeringen bestand
deelen, die wij als voedstoffen aanzien,
zijn er twee slechts twee, het water en
de zuurstof, die in hun natuurlijken
vorm kunnen opgenomen worden. De
vier overige, eiwitstoffen, koolhydraten,
vetten en minerale stoffen, komen voor
onder den vorm van samenstellingen of
mensels in voeders, in granen en zaden,
in wortels, met een woord in de voe
dingswaren. Zelden zal een voedende
zelfstandigheid op zichzelve een volledig
voedsel vormen, 't is te zeggen alle be
standdeelen, tot het onderhouden van
het lichaam en tot het voortbrengen
van kracht noodig, inhouden.
Het zal dus nuttig zijn de samenstel
ling der voedende waren, die gewoon
lijk gebruikt worden, te kennen. Men
beschouwt ze als samengesteld uit de
volgende grondstoffen
1Organische stikstof of eiwitstof
2. Vet
3. Hout (in het houtig deel der plan
ten b. v.)
4. Mineralen of asch
5. Koolhydraten.
Laten wij die grondstoffen naderby
onderzoeken.
1° Organische stikstof of eiwitstof.
Deze stoffen zijn voornamelijk het eiwit,
de nitraten, de ammoniakale zouten, de
amiden. Maar men behoudt den naam
van eiwitstoffen voor een zoo volledig
samengestelde zelfstandigheid, omdat
die stoffen een voorname voedende rol
vervullen, omdat zij het grootste deel
uitmaken van de geheel organische stik
stof en dat ze op practisch gebied de
eenige belangrijke zijn tot heden toe.
2° De vetstoffen Men kan ze beko
men met de te ontleden zelfstandigheid
te behandelen met aether. Eens de aether
vervlogen, weegt men het vaste bezink
sel. De aldus bekomen stof heeft min
of meer het gewoon uitzicht der vet
stoffen 't is een slijmachtige, groene
massa eender gelijkend op boomhars
dan op vetstof.
3° Hout of houtachtige stof. Die be
werkt men met warme potasch tot dat er
niet meer opgelost wordt. Het ge
droogde bezinksel maakt de houtstof uit.
't Is dan nog een volledig samengestelde
stof waaruit onder andere, de cellulose,
die dezelfde samenstelling heeft dan het
zetmeel, en op dezelfde manier als het
zetmeel en het suiker moet opgeslorpt
worden.
Het overige dat met de harde deelen
van stengels en bladeren overeenkomt
wordt min of meer volledig opgenomen
volgens de diersoort en volgens den
ouderdom der plant.
4° Minerale stoffen of asch. Ver-
RNBL
♦t tt
tt
tt
tt
tt
tt
it
tt
tt
tt
tt
tt
tt
tt
tt
tt
tt
tt
tt
tt
tt
tt
tt
tt
tt
tt
n
tt
tt