f REDT U ZELVEN Arbeid adelt DANKBAARHEID Hoe eene talrijke Buitenbevolking behouden Tentoonstelling van Zaaigranen. Landbouwweekblad Ons Wederwoord GAAT GE 'T DOEN? r Winteruur. DE VOEDING ONZER HUISDIEREN. moet steeds de leus zijn van alle landbouwers. SI. LIEVENS-BSSCHE ZONDAG 30 SEPT. 1923. Prijs 10 centiemen. 5de JAARGANG Nr 248 3 Abonnementsprijs 5,00 frank 's jaars. Men schrjjft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Aankondigingen volgens akkoord. Bureel en Redactie BRABANDSTRAAT, 53, AALST Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON, Aalst. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. Voor en door de Landbouwers De Landbouw heeft voor de Belgen een groote rol in den wederopbouw gespeeld. (Darlington Times) Sedert de laatste besprekingen in onze twee Landskamers scheen onze landbouwpolitiek nieuwe we gen te willen opgaan, op 't eerste zicht was alle twijfel verdwenen in dë oprechte genegenheid onzer Staatslieden voor onzen dapperen boerenstand. Er moest meer worden opge bracht, we steunden die gedachte en hielpen ze veld winnen met woord en pen, met raad en daad en over den wonderbaren uitslag van dezen zoo lofwaardigen veld tocht, kunnen we enkel fier en te vreden zijn. Een opsteller van het Engelsch blad de Darlington Times van wien we de hierboven aangehaal de woorden ontleenen, maakte onlangs een reis door ons land en in zijn verslag aan zijn blad lezen we onder meer deze zinsnede België is het eenige land, waar de gemiddelde tarweop- brengst per hectare die van En geland overtreft. Men kan door België stoomen, schrijft hij ver der, zonder één slechten of min der goeden oogst op te merken Volgens schrijver van het arti kel hebben onze boeren dien schoonen uitslag vooral te danken aan hun verzorgd werk en aan het groot gebruik van kunstmesten. Als wij nu al onze middelen zul len uitgeput hebben om onze op brengsten tot hun maximum te brengen want aan alles is er een grens waar zullen we dan naartoe gaan De aardappelenuitvoer wordt verboden, de uitvoer van graan stopgezet, dat alles om in onze eigen behoeften te voorzien, be weert men. Maar het inlandsch graan wordt door de groote maalders niet ge wild, die heeren zitten daarvoor in de Nationale Landbouwkommis- sie vertegenwoordigd En wie profiteeren ervan als de aardappelen het land niet uit mo gen De klein menschen.de werk man misschien. Neen, het heeft er maar den schijn van neen, het zijn de fabrieken, die zich nu zul len vetmesten ten koste van den boer. Dat zijn de profiteurs, die door onze regeering worden ge holpen en wiens vaderlandsliefde groeit met hun rijkdom. Als 't daarom is dat men de boerenbon den gebruiken wil, dan zijn de heeren in Brussel leelijk mis. Dit is geen demagogie, zooals sommigen het misschien zullen ge neigd zijn te denken, in 't geheel niet. Die ons kennen, weten best, hoe wij het ophebben. Wij bekla gen ons niet en zullen ons nooit beklagen het goed dat wij doen aan het land door den landbouw te verbeteren, maar tegen derge lijke praktijken komt ons geweten van eerlijke burgers in opstand, daartegen verheft zich de stem van De Koornbloem en de stem van al de dappere boeren die met ons samenwerken. Wij buigen gaarne voor een wet, die wet is, voor een verbod, dat verbod is voor allen. Wij pro testeeren des te meer tegen wille keurige maatregelen. Het land is in nood, wij zullen, als boeren, het onze bijdragen, om dien nood te verzachten, maar dat de kool magnaten en andere er dan ook toe aangezet of verplicht worden. Wat blijft er van de kolen uit de Roer, waar gaan de kolen uit on ze eigen mijnen naartoe De winter is'op handen, rijk en arm, elk moet zich verwarmen en elk moet zijn potje koken en zij, zij zenden ons kolen naar den vreem de voor 't geld en wij kunnen er moeilijk aangeraken dat noemen ze den economisch herstel. Nu loopen er geruchten, dat de kolenuitvoer bij een aanstaanden ministerraad met 50 zal vermin derd worden, we zullen afwach ten. En zoo zien wij dat de goede voornemens rond Paschen geno men, om den landbouw te steu nen, vergeten zijn eer het jaar om is. Commissies stichten is goed en wel, om al de landbouwvraagstuk ken te bestudeeren, om de op brengsten te vermeerderen, om het even practische besluiten moeten er worden genomen, het prestige, het zedelijk gezag van den landbouw moet gehandhaafd worden op den buiten en dit wordt uit het oog verloren. Groot is het getal der boerenmenschen die twij felen aan de toekomst van de boerderij en deze laatste maatre gelen zijn geenszins gesteld om dien twijfel weg te nemen. Het be lang van onzen landbouw in Bel gië wordt door vele menschen overschat en door niet minder on derschat sommige denken dat door de boerderij alleen normale toestanden zullen geschapen wor den en ze laten de overige nijver heid vrij in haar doening andere, en dat is even slecht achten den landbouw van ondergeschikt belang. Deze twee misopvattingen zijn oorzaak van de dwaze maat regelen, die steeds den boer, den boer alleen komen treffen ze le veren ons het bewijs dat het ver trouwen dat we gekoesterd heb ben in de regeering om de land- bouwkwesties eens terdege opge lost te zien, geen grond heeft en dat er van harentwege geen goe den wil te verwachten is. Dat alle boeren zich goed in het hoofd prenten, dat de landbouw ten onderen zal gaan, als wij in België dezen weg blijven opgaan, dat het meer dan hoog tijd wordt dat alle boerenbonden en boeren- syndikaten samenspannen om zelf, eigenhandig onze boerenzaken ter hand te nemen en te besturen. Wij hebben dikwijls stout ge schreven, maar nog niet stout ge noeg wij hebben het onrecht aan de kaak gesteld maar nog niet luid genoeg luider moeten we spreken, stouter moeten we han delen. De landbouw heeft voor de Belgen een groote rol in de weder opbouw gespeeld, schreef de op steller van de Darlington Ti mes en uit dankbaarheid smijt men stronkelblokken op onzen weg. Ons antwoord zal niet zijn wraak maar een dichter aan sluiten van onze rangen, eene ver meerdering van macht om "zelf te doen, uit eigen kracht, met eigen handen, wat onze regeerders niet willen, namelijk den volledigen bloei van ons landbouwbedrijf. H. KLOPTEROP. cider ma- Op Zondag 14 Oktober worden alle boeren van Sint-Lievens-Essche uitge- noodigd tot een plechtige vergadering bij J. Roelandt, In 't Gemeentehuis, on middellijk na de Hoogmis, H.Klopterop en L. Haems, landbouw voordrachtgever zullen er spreken. Het is een plicht voor alle boeren, groot en klein, daar tegenwoordig te zijn. Het zal de moeite loonen. Alleman is welkom Alleman op post Voor het Bestuur. Niet lang geleden liet M. Lonay, stichter en bestuurder der scholen van Landbouw en Landbouwwerktuigkunde in Henegouwen, een boekje verschijnen handeleod over het industrialiseeren van den landbouw. Deze studie, zeer wel opgesteld, bevat veel redelijke gedach ten, en geeft den lezer belangrijke aan duidingen. Weliswaar komt het ons voor, dat schrijver met iets of wat te veel hevigheid zijne zienswijze verde digt doch dit laat de grondstof zijner demonstratie ongedeerd. Volgens de theorie van M. Lonay is onze buiten, in de Vlaamsche gewesten bijzonder, veel te veel bevolkt. Er ge beurt daar eene echte verspilling van werkkrachien. De inrichtingen der hoeve zijn nog ouderwetsch, de landen zijn te zeer verdeeld, de perceelen te klein en te ver van elkaar gelegen. Deze toestand is anti-economisch en kan niet blijven voortduren. Met veel minder armen en meer getuigen kan men, aan beter voorwaarden, dezelfde producten aan den man brengen. Meer en meer zal de machinale arbeid zich opdringen en wat wonder, indien men b. v. bedenkt dat een dorschmachien met een twaalf tal mannen hetzelfde werk verricht als honderd vlegel-dorschers en het graan levert gekuischt en gereed voor den verkoop, en zoo gaat het met grasma- chienen, pikmachienen enz. enz. Moest er het minste gevaar van crisis zijn dan zou de kleine cultuur de strijd niet kun nen voeren tegenover de groote. An derzijds, duizende armen die men op den buiten best met machienen zou vervan gen, konden aan nijverheid en handel de grootste diensten bewijzen. Op economisch gebied zijn wij het eens, met M. Lonay voor vele punten, alhoewel wij van gedacht zijn dat men dikwijls onze uitbatingen eene andere richting zou kunnen geven en alzoo, op economische wijze, eene talrijke buiten bevolking bewaren. Hierop komen wij verder terug. Op sociaal gebied ge bied door M. Lonay weinig in aanmer king genomen of liever stelselmatig ter zijde gelaten voelen wij ons gedwon gen van M. Lonay te scheiden, namelijk waar hij het landbouwleven vergelijkt met het leven in de nijverheidscentrums. Wat men er ook van zegge, het bui tenleven schijnt ons immer verkiesbaar boven het fabriekleven, de arbeid in openlucht, onder Gods lieve zon schijnt ons voor den mensch beter geschiijt dan de arbeid in enge en ongezonde werk plaatsen, in de zwarte stofwolken, onder het gedruisch en het geronk der machie nen. En wat gezegd van den kalmen, vreedzamen, huiselijken haard in onze lachende dorpjes, waar ouders en kin- ders steeds te zamen en in vrede arbei" den. Staat het leven daar op geen hoo- ger peil dan in de overbevolkte steden met hunne nachtkroegen, hunne stikken de lucht, hunnen mengel-mangel van allerlei volkeren, met al hunne bekorin gen, hunne bals, hunne ontuchtige fees ten enz. enz. Wij denken het dus ten zeerste wenschbaar, op den buiti n eene talrijke bevolking te behouden, op een voorwaarde nochtans, n. 1. dat opbrengst of de waarde dezer min of meer overeenstemme met de hoeveelheid handenarbeid, die ze voortbrengt.. Deze beschouwing werd, naar ons dunkens, te veel verwaarloosd door tal van lie den, die veel schreven en wreven over de noodzakelijkheid eene talrijke buiten bevolking te bezitten. Ook M. Lonay is te eenzijdig in zijne beschouwingen geweest. Wat men er ook van zegge, de volkeren met talrijke buitenbevolking zijn immer gezonde, kloeke, spaarzame en dappere volkeren gev. eest Zie Frankrijk, Servië, zie de Boeren enz. enz. Volgens M. Lonay is het geenszins de buitenbevolking die ons volk onophou delijk nieuwe krachten schenkt. Zijn uit leg schijnt ons hier wat belachelijk. Meer en meer, zegt hij, zal de vooruit gang in zake stedelijke gezondheidsleer immers veel meer gevorderd dan de gezondheidsleer op den buiten dit voorstel in het land der legenden ver werpen. Ziehier de cijfers die hij aanhaalt, om zijne zienswijze te staven. Deze hebben betrek op het afsterven van kinderen beneden den ouderdom van 1 jaar a) Landbouwprovinciën West-Vlaanderen 16,2. op honderd geboorten. Oost-Vlaanderen 13,50 op honderd geboorten. b) Nijverheidsprovinciën Luik 9,16 op 100 geboorten. Henegouw 8,95 op 100 geboorten. ('t Vervolgt). D. BRICOUT. In den nacht van 6 op 7 October 1923, te 24 uur, wordt het wettelijk uur 60 minuten achteruitgezet. Wat Ehwel, dit jaar eens ken. 't Is te zeggen overvloed van appels heb ik toch niet en 't fruit is nogal duur. Waarom zou 'k daar nu juist aan be ginnen. Och man wist ge wat een goed glas cider waard is, ge zoudt hem voorzeker niet meer willen missen. 't En is maar. ziet ge. dat ik benauwd ben de wet is nogal streng hier in ons land en als ik hem maak dan moet hij goed zijn of 'k doe 't liever niet. Om cider te drinken zooals ik hem zoo dik wijls In Frankrijk heb gedronken, dan ben ik nu toch wel juist geen grooten liefhebber van. Ik kan u, in eenige woorden zeggen, wat de wet hier in ons land toelaat. Men kan cider vervaardigen zonder accijnsrecht te moeten betalen, mits hem ronder gist en suiker te behandelen. Na de gisting immers houdt de most van appels of van een mengsel van pe ren en appels maar van 5 tot 8 graden alcohol in en de wet laat tot 15 graden toe. Ge moet alleen den agent van het accijnsrecht laten weten dat ge cider hebt vervaardigd en bezit. Dat geniet fel geneigd zijt om cider te drinken zooals in Frankrijk, dat kan ik best gelooven Ge wilt natuurlijk spre- keiï van hun gewone cider of tafelcider die ze ginder drinken als wij bier. Ja, ge zoudt er waarlijk vies van zijn. Die men schen laten hun appels op de boomen hangen tot ze er van zelfs afvallen. Bij de eerste vorst die telt, ziet ge ze met honderden onder de boomen liggen. De ongewillige die er langst blijven ophan gen worden er afgeknuppeld. Om te eten zijn die appelkens hoegenaamd niets waard. In 't najaar worden ze verzameld en op een hoop gegoten zonder te letten op deze die reeds in staat van ontbin ding zijn. Als 't meeste werk buiten ge daan is dan worden de appelen, zonder ze eerst te reinig e i of te wasschcn ge malen en geperst.' En dat is in sommige streken hun volksdrank. Als ge dat eens hebt zien bereiden dan hebt ge waarlijk niet veel goesting meer om nog cider te drinken. Het ware nochtans overdreven te zeggen dat het overal in Frankrijk zoo gaat. Ik heb er daar in Normandië gedronken die waarlijk lekker was en zoo klaar dat hij met onze beste cider mocht medegaan. Maar als ge daar nu hoegenaamd geen suiker meer moogt bijdoen dan is cider toch te zuur. Ge moogt er de suiker bijdoen als de gisting voltrokken is en dit zullen de accijnsagenten u heel waarschijnlijk, na onderzoek, verklaren. Die hoeveelheid suiker zal afhangen van den graad van zuurheid en van uw eigen smaak. Voor zichtig zijn is de boodschap want als ze u bij de kraag vatten dan wordt ge nogal ingepeperd. Dat ze streng zijn op het verbruiken van alcohol zooals hij zich in genever bevindt, dit is nogal aan te nemen, maar als men nu eens een gezond, natuurlijk en lekker drankje maakt om dat moor dend vocht te vervangen, waarom moe ten ze dan toch nog diezelfde strengheid gebruiken. Ja, en 't schoonste van al is, let daar 'nen keer op, wilt ge wat veel bier drin ken ge wordt droomerig, slaperig, ge geeuwt en ge gaapt, van jenever wordt ge razend, woest, geweldig cider inte gendeel maakt u vroolijk, praatzuchtig, zangerig en van goeden luim. Bovendien bezit cider nog vele andere goede eigen schappen, die voorzeker ook niet te versmaden zijn. Ge krijgt er eetlust van, hij prikkelt de maag, 't is beter als mede- cijn. Voor menschen die lijden aan de nieren of die niet goed wateren kunnen is cider een echt geneesmiddel, hij opent en reinigt de waterwegen. Voor men- die lijden aan de jicht, ziekte die haar oorsprong vindt in de afzetting van urinezure zouten in de gewrichten en omgelegen weeke deelen, voor men schen die veel zittend werk moeten doen, voor flerecijnlijders is cider warm aan te bevelen. En in den zomer als de land arbeider door de blakende zon, hun laatsten druppel zweet laten uitpersen dan is cider uit den kelder een zoo n verfrisschende koele drank dat men hem door niets beters zou kunnen vervangen. De werklieden die ongelukkiglijk zoo dikwijls hu toevlucht nemen tot jenever om hitte en koude te verdrijven, zouden in het drinken van cider een koele, ver kwikkende lafenis vinden. Daarbij 't is iets dat zich opdringt. In jaren van overvloed moeten we onzen toevlucht nemen tot het verwerl en van fruit in onderprodukten. Dat dit niet al tijd in den smaak der fruitkoopmans valt, daar kan ik voorzeker niets aan doen. De waarheid blijft. Jaarlijks heb ben we af te rekenen met hevige ruk winden die 't fruit ten gronde slagen waarom dat alles voor een appel en een ei verkoopen of in de krib der koeien gieten, als men daar zoo'n lekker pro- dukt als cider kan van maken. Zie, daar kom ik nog wel eens op terug. L. HAEMS Landbouwvoordrachtgever. Gent, 14-15-16 September 1923. Werden goedgekeurd om als zaaigraan te dienen en blijven gedeeltelijk beschikbaar bij de tentoonstellers zelve. Tentoonstellers Gemeente Soort Belooning Van de Veld Edèse Welle Teverson (tarwe) Eereprijs Cassiman Camiel Moorsel Samuel Aalst Bullendorff (rog.) Van de Velde Ed. Welle. Tempête Baert Louis Meldert Wilhelmina 1'" prijs Muilaert Vital Herdersem D'Haese Petrus Lede Dattel M Osselaer Ch. L. Oordegem Wilhelmina De Middeleer Flor. Baevegem Mesens Clement Welle T everson Matthys Gust Hofstade Wilhelmina Annaert Domien Lede Dattel Wwe DeprezOmer Lede Wilhelmina Geeroms L. Appelterre Wwe De Bie Haeltert Walraevens Victor Onckerzele Wwe Van der Stock Strijpen Buekens Alfons Aalst Stockmans Frans Haeltert Eekloo Thys Bernard Heldergem De Troyer Camille Erpe Tempête De Wulf August Lede Petkus Van Doorselaar Strijpen Van Eesbeek Joseph Appelterre Eekloo Hendrickx Pieter Moorsel Petkus Soens G. Aspelaere Lievens Aimé Wichelen Wwe De Prez Omer Lede Eekloo Van Cauter Fr. Moorsel De HH. Van de Velde Ed., Mesens Cl., De Bie, Walraevens Victor heb ben ons geschreven om ons te melden dat ze zaaigraan te koop hadden en om den kontrool te vragen. Toekomende week geven wij de volledige uitslagen alsook den uitslag van den aardappelprijskamp. D. B. De voedstoffen hebben voor doel 1° het vernieuwen en het aangroeien der weefsels 2° de dierlijke warmte te onderhouden en een welkdanig werk uit te voeren. Opdat het dier een merkbaar besten dig gewicht behoude moeten de voed stoffen het de noodige bestanddeelen verzekeren. Wij zullen den naam van voedstof geven aan iedere zelfstandigheid die dient tot het onderhouden van het lichaam en tot het voortbrengen van kracht. Deze zeer algemeene bepaling Hat ons toe onder de voedstoffen te rangschikken 1° Het water Het lichaam bevat inderdaad van 50 tot 60 ten honderd water dat gedurig verwerkt wordt door de nieren en de longen 2° De suikerstoffen, die maar voor een klein gedeelte in het lichaam aanwezig zijn, doch, zooals wij het later zullen zien, een voorname bron zijn voor den spierenarbeid 3° Eindelijk de zuurstof, die in't bloed omloopt zonder deel uit te maken van het lichaam, maar de onmisbare drijfveer van de ademhaling en bijgevolg van de krachtvoortbrenging onder vorm van werk of warmte uitmaakt. Deze ver schillende bestanddeelen maken nauwe lijks of geen deel uit van het lichaamstel sel of organisme, maar ze zijn niette min voedstoffen in den breedsten zin van 't woord, vermits zonder hen de werking van het organism pnmogelijk wordt het zijn voedstoffen zooals de kolen een voedstof zijn voor het stoom- machien, zonder eigenlijk deel uit te maken van het geheel. Wij aanzien dus als voedstof De organische stoffen en bijzonder de eiwitstoffen De koolhydraten, suiker, zetmeel, hout enz. De vette zelfstandigheden, de mine rale stoffen, het water, de zuurstof. Vroeger werden de voedstoffen in twee klassen gerangschikt, de ademha- lings voedstoffen en de vormende voed stoffen. De eerste, onder de welke men de koolhydraten en het vet rekent, werden aanzien als brandstof ze wer den ingenomen, naar men beweerde, om verbrand te worden zonder in gee- nen deele mee te helpen aan den onder houd van het organisme, ze speelden, om zoo te zeggen, de rol van kolen of hout gebruikt voor de verwarming van het huis. De tweede klas had tot grondslag de eiwitstoffen als scheppende of vor mende bestanddeelen aanzien en men dacht dat alleen deze noodig waren bij de vorming van de weefsels. Deze afdeeling mag nochtans niet behouden worden, want wij vinden al tijd een mengsel, in veranderlijke ver houdingen, van stikstof, vet, mineralen en water, met dikwijls eenig spoor van stikstofvrije organsche stoffen. Wij zijn dus genoodzaakt aan te ne men dat alle voedstoffen tot het onder houd en tot het herstel der organen dien stig zijn, worden anderzijds de koolhy draten en het vet meer en bijzonder gebruikt tot het voortbrengen van kracht, de eiwitstoffen kunnen toch ook een rol spelen en het vet omtrent op gelijk gewicht vervangen, in het voort brengen van arbeid bij voorbeeld. Indien wij toch tot een rangschikking willen overgaan, mogen wij het water en de zouten beschouwen als bijna uit sluitend dienende tot het vormen en het onderhouden der weefsels de koolhydraten en de zuurstof, grootendeels gebruikt voor kracht voortbrenging en ten laatste de eiwitstoffen en het vet terzelfder tijd als bronnen van kracht en vormers van weefsels. Onder de zes groepeeringen bestand deelen, die wij als voedstoffen aanzien, zijn er twee slechts twee, het water en de zuurstof, die in hun natuurlijken vorm kunnen opgenomen worden. De vier overige, eiwitstoffen, koolhydraten, vetten en minerale stoffen, komen voor onder den vorm van samenstellingen of mensels in voeders, in granen en zaden, in wortels, met een woord in de voe dingswaren. Zelden zal een voedende zelfstandigheid op zichzelve een volledig voedsel vormen, 't is te zeggen alle be standdeelen, tot het onderhouden van het lichaam en tot het voortbrengen van kracht noodig, inhouden. Het zal dus nuttig zijn de samenstel ling der voedende waren, die gewoon lijk gebruikt worden, te kennen. Men beschouwt ze als samengesteld uit de volgende grondstoffen 1Organische stikstof of eiwitstof 2. Vet 3. Hout (in het houtig deel der plan ten b. v.) 4. Mineralen of asch 5. Koolhydraten. Laten wij die grondstoffen naderby onderzoeken. 1° Organische stikstof of eiwitstof. Deze stoffen zijn voornamelijk het eiwit, de nitraten, de ammoniakale zouten, de amiden. Maar men behoudt den naam van eiwitstoffen voor een zoo volledig samengestelde zelfstandigheid, omdat die stoffen een voorname voedende rol vervullen, omdat zij het grootste deel uitmaken van de geheel organische stik stof en dat ze op practisch gebied de eenige belangrijke zijn tot heden toe. 2° De vetstoffen Men kan ze beko men met de te ontleden zelfstandigheid te behandelen met aether. Eens de aether vervlogen, weegt men het vaste bezink sel. De aldus bekomen stof heeft min of meer het gewoon uitzicht der vet stoffen 't is een slijmachtige, groene massa eender gelijkend op boomhars dan op vetstof. 3° Hout of houtachtige stof. Die be werkt men met warme potasch tot dat er niet meer opgelost wordt. Het ge droogde bezinksel maakt de houtstof uit. 't Is dan nog een volledig samengestelde stof waaruit onder andere, de cellulose, die dezelfde samenstelling heeft dan het zetmeel, en op dezelfde manier als het zetmeel en het suiker moet opgeslorpt worden. Het overige dat met de harde deelen van stengels en bladeren overeenkomt wordt min of meer volledig opgenomen volgens de diersoort en volgens den ouderdom der plant. 4° Minerale stoffen of asch. Ver- RNBL ♦t tt tt tt tt tt tt it tt tt tt tt tt tt tt tt tt tt tt tt tt tt tt tt tt tt tt n tt tt

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1923 | | pagina 1