dn
REDT U
ZELVEN
Brbeid adelt
Ter Overweging....?
Het Hoekje dep Boerin
Landbouwweekblad
HOE WEN CIDER
WAKEN iOET.
0e Verteerbaarheid
der Voedstoffen.
De Opvoeding der Vrouw.
U M
moet steeds de
leus zijn van
alle landbouwers.
St. LIEVENS-ESSCHE
LANDBOUWERS.
J-fet üepöoedepen
ögd Qeetkoppen.
ZONDAG 7 OCT. 1923.
Prijs ÏU centiemen.
5de JAARGANG Nr 249
p isr£asr-3^E3K3^SS??*aHBB|
Abonnementsprijs 5,00 frank 's jaars.
Men schrjjft in op ons Bureel en op alle postkantoren.
Aankondigingen volgens akkoord.
Bureel en Redactie BRABANDSTRAAT, 53, AALST
Verantwoordelijke Opsteller ORTA1RE CAL'DRON Aalst.
De medewerkers ?ijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen
Ongeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
Voor en door de
Landbouwers
'k Wil nu juist wel niet zeggen,
dat er deze laatste tijden in zake
landbouw 'n zoogezegde omwen
teling is gebeurd, maar om meer
bepaald te spreken, meen ik toch
dat er 'n zekere reactie is op touw
gesteld, met het oog op de zooge
zegde vermeerdering onzer inland-
sche graanproduktie.
Men schijnt ernstig op zoek te
zijn naar passende en afdoende
middelen om desaangaande het
geheim van den fameuzen Gordi-
aanschen knoop te ontdekken.
'k Las over dit belangrijk hoofd
stuk artikels met de vleet en van
allen behield ik denzelfden indruk
Kan deze ideale theorie in de
praktijk hare wezenlijke aanpas
sing vinden Alle middelen zijn
natuurlijk goed, van 't oogenblik
dat ze naar het bepaalde doel lei
den. En ofschoon ik volkomen in
stem met de vooruitzettingen,
ziens- en denkwijzen in bedoelde
artikels over voornoemd maat
schappelijk vraagstuk ontwikkeld,
vraag ik me nochtans met 'n ze
kere vrees af of dit alles wel bij
machte zal zijn, onzen kritieken
economischen toestand opnieuw
in 'n passend evenwicht te bren
gen, of wat nog beter en verkies
lijker ware, hem te redden.
Zonder pessiment te zijn, zie ik
dit alles nog in in 'n zeer nevel
achtig verschiet en na ernstige
overweging sta ik nog immer voor
'n geweldig groot vraagteeken
Ad quid
En waarom Wel ik ga U 't
zaakje in 'n paarwoorden aaneen-
spinnen en 'k ben ten stelligst
overtuigd dat we bij slot van re
kening t'akkoord zullen zijn.
Wat beoogt elke verstandige
landbouwer Zulke produkten
voortbrengen, welke hem de mees
te winst thuis brengen. We zullen
nu niet langer betwisten of hij ge
lijk of ongelijk heeft. Doch derge
lijke doenwijze leidt onwillekeurig
tot zekere bestatigingen, welke na
vaststelling ervan ongetwijfeld be
paalde gevolgen teweegbrengen.
Zoo hebben we door de jaar-
lijksche landbouwstatistieken kun
nen en moeten vaststellen dat sinds
enkele jaren onze inlandsche hop
en vlaskuituur in ruime mate is
verzwakt en laat ons maar rond
weg bekennen, dat beide teelten
dusdanig zijn verlaten geworden,
dat er reeds 'n gegronde vrees
bestond ze totaal te zien verdwij
nen. Waaraan is zulken betreu-
renswaardigen toestand toe te
schrijven tenzij aan het uitsluitend
feit, dat deze kuituren niet winst
gevend genoeg meer waren en ze
bijgevolg genadeloos op 't achter
plan werden geschoven
Ik wil hier stellig geen redenee
ring uiteenzetten om 't gegronde
of ongegronde zulker handelwijze
te doen inzien. Ik verwijs enkel
naar het feit en 't overige laat ik
ter overweging aan uw gezond en
verstandig oordeel.
Binst het groot verlof dat ik in
de geboortestreek tusschen Hage-
land en Haspegouw doorbracht,
deed ik eene dergelijke bestatiging.
Wel, over enkele jaren hielden
zich enkel sommige gespecialiseer
de landbouwers ter streke bezig
met de kuituur der suikerbeet
en nu is er geen enkel landbou
wer meer in onze streek of hij teelt
de suikerbeet, hoe klein zijne land-
bouwuitbating ook weze. Waar
om die plotse verandering Wel
alweer omdat de suikerbeetop-
brengst hem aanzienlijke sommen
in den zak brengt. Of nu deze
kuituur welke in dergelijke om
standigheden natuurlijk en onver
mijdelijk gebeurt ten nadeele
van andere hoofdprodukten van
rechtstreeksch verbruik, zulks kan
den braven man weinig schelen,
van 't oogenblik, dat er maar veel
klinkende munt van t'huis komt
'k Betwist hier noch het gerijm
de noch het ongerijmde der han
delwijze, maar verwijs U enkel
naar 't feit en stel het U ter over
weging.
Verder deed ik nog volgende
vaststelling
Wie van U iet of wat aardrijks
kundig ingewijd is met de natuur
lijke grondstreken van ons land
weet maar al te best dat ons Has
pegouw gekend staat om zijne
vette en zeer vruchtbare leem
gronden. Welnu ik heb tot mijn
groote verwondering moeten vast
stellen dat een aanzienlijk getal
dier beste landouwen verminder
de en herschapen werden in aan
zienlijke en uitgestrekte kunstma
tige weilanden, welkeVr dagelijks
nog worden aangelegd Waar
om Immer en altijd om dezelfde
reden, namelijk dat de veeuitba
ting (het plaatsen van vetvee (run-
ders en ossen) oneindig meer
winstgevend is dan eender welke
kuituur en dat bovendien deze
doenwijze veel min tijd, last en
zorgen vergt, dan wel de bebou
wing. 'k Breng hier geene kritiek
uit over het passende of onpas
sende dier handelwijze, doch bied
U de toestand ter ernstige over
weging
Meer nog Ons berucht Minis
terie van Landsverdediging (steeds
bekommerd met bezuiniging...!!??)
en (doordrongen van z'n prachti-
schen werkgeestvond niet beter
dan in 't hartje van 't Haspengouw
dus de goudmijn van onze lan
derijen honderden hectaren van
ons puikste bouwlanden aan te
slaan, om ze te herscheppen in een
onmisbare vliegplein, net of er
in de dorre Kempenheide geene
hectaren genoeg kosteloos ter
zijner beschikking lagen. Ziedaar
nog iets ter overweging.
Zijn zulks geene spijtige wan
toestanden, welke me met recht en
reden doen afvragen of er in zulke
richting wel redding mogelijk is.
R. AKKERMANS.
In een vorig artikel heb ik de lezers
en de lezeressen van "De Koornbloem,,
overtuigd, meen ik, dat cider een ge
zonde, een aangename, een frissche
volksdrank is, dat ik hem geen oneer wil
aandoen met hem in uw voorkeur ge
lijk te stellen met genever en dat hij.
beter dan gelijk welke andere drank,
ook het bier vervangen kan. De kwestie
is nu van te weten, hoe men cider moet
vervaardigen.
Eerst en vooral moet ik u zeggen, dat
ge om cider te maken u het noodige
materiaal moet aanschaffen 't is te zeg
gen een pletmolen, een pers en vaten.
Op den dag van heden is dit alles nogal
kostelijk en als ge maar over een kleine
uitgestrektheid boomgaard beschikt,
ware 't misschien wel een reden, om het
niet te doen. Nochtans, en hier predik 'k
nogmaals de samenwerking aan, men
kan zich verstaan met eenige landbou
wers en kosten van aankoop en herstel,
zoo noodig, samen dekken mits het ge
bruik der toestellen om de beurt.
In Frankrijk, daar bezit, om zoo te
zeggen, ieder landbouwer het noodige
materiaal maar ze bezitten dan ook
vele, overgroote appelaars die langs de
straten en in open veld tot een kolos
sale ontwikkeling zijn gekomen en een
overvloedigen oogst geven. Ze maken
zich daarvan verscheidene groote vaten
cider die ze gansch 't jaar door als tafel
drank verorberen. Hij vervangt het bier.
Bij cider moogt ge gerust water en
suiker voegen hij zal toch zijn eigenaar-
digen smaak behouden. Hij mag langen
tijd ontstopt staan zonder nochtans zijn
prikkelende werkkracht te verliezen.Van
bier en wijn zou men zooveel goeds niet
kunnen zeggen of uw glas of flesch ware
reeds lang verschaald.
Een belangrijk punt in het bereiden
van cider is voorzeker de keus der ap
pelvariëteiten. De eene variëteit is zoet,
de andere is zuur, een derde is wrang.
Ze uitsluitend van eene variëteit maken
ware in eene der drie gebreken vallen
of wel te zoet, zuur of te wrang en
waar de te bij is daar deugd het niet,
tenware bij tevreden. Wilt ge dus waar
lijk goede cider maken dan zijt ge best
met een mengsel van zure, zoete en
wrange de zoete leveren de suiker, de
zure den prikkelenden smaak, de wran
ge het looczuur. Iedereen kent zoo wat
de variëteiten van zijn boomgaard. Dat
we de appels tot den pletmolen bestemd
eens goed wasschen, dat hoef ik wel niet
te zeggen. De Belgen staan onder op-
zich van reinheid nogal gunstig bekei:'1
Dat men er de bedorvene of madesteke
best uithoudt moet ik ook niet zeggen,
we houden aan een lekker drankje dat
zuiver en onvervalscht is voorbereid
Een tweede punt dat, bij de bereiding
van cider fel in aanmerking komt is
de gisting, 't Ware voorzeker niet te
misprijzen u eeos te zeggen wat men
verstaat door gisting. Bij vele menschen
wordt dit wel eens werken geheeten, of
drijven, of leven, 't Is me al om 't even
als ik er maar in slaag u de voordeelen
van een goede gisting en de middelen
om ze te verkrijgen, uit te leggen.
Kort nadat men het appelsap in het
vat gebracht heeft, ziet men er van die
kleine gasblaasjes in naar boven stijgen,
iets dat we wel meer bemerken in een
versch uitgeschonken glaasje bier, bet
perelt goed en als het daarbij klaar is,
dan heeft het reeds veel in smaak ge
wonnen is 't niet Die gasblaasjes ko
men aan de oppervlakte van de vloei
stof openbarsten, ze vermenigvuldigen
zich en worden zoo talrijk dat ze in het
vocht een ware koking, een waar leven
teweegbrengen, dit is de gisting. Wat
heeft er nu eigenlijk deze gisting teweeg
gebracht
De gisting is het gevolg van het leven
van de gist en gisten zijn eencellige we
zens met het bloote oog totaal onzicht
baar ze bevinden zich in de lucht en
op de huid der vruchten en niets baart
verwondering zoo wij ze dan ook in het
appelsap aantreffen dat aan de lucht
blootgesteld was en die ongeschild door
den pletmolen en in de pers zijn gegaan.
Van 't oogenblik dat de gistwezens
zich in een gepast midden bevinden, 't
is te zeggen in een suikerhoudend vocht,
dat gepaste voedingstoffen inhoudt en
een gunstigen warmtegraad bezit, ont
wikkelen ze zich en brengen er leven in.
Binst dat die gisting plaats grijpt, heeft
er ook een scheikundige werking in het
vocht plaats. De suiker zet zich om in
alcool en koolzuurgas. Dit laatste ont
snapt en veroorzaakt de gisting. De
eerste gisting noemt men wel eens de
onstuimige gisting, daarop volgt de ver
traagde of stille gisting en na deze ook
nog wel een nagisting.
Het sap dient zoo snel mogelijk in
gisting te komen want zijn er goede gist
wezens, er zijn er ook slechte die een
nadeelige gisting teweegbrengen, 't Is
dan ook niet af te keuren bij het sap een
goede krachtige gist, in volle gisting, te
mengen. De voordeeligste warmtegraad
voor de goede gisting is van 18 tot 20
graden C. Gedurende de onstuimigegis-
ting houdt men het lokaal op zoo'n re
gelmatige warmte, heeft men die niet
natuurlijk, dan hoeft men vuur te ma
ken. Gedurende de stille gisting mag de
warmte dalen tot 15° en 12° C. Gedu
rende de gisting de lucht goed afsluiten
men bedekt hierom het bomgat met een
natten doek. Om cider goed te klaren
dient men hem door middel van een he
vel van het eene vat in een ander over
te trekken en deze werkwijze te ver
nieuwen tot hij waarlijk een klare, echte
champagne kleur heeft verworven.
Cider maken is dus niet heel moeilijk,
maar om iets fijn, iets puiks te maken,
moet men toch nog tot andere middelen
van menging en bijvoeging zijn toevlucht
nemen. De fijnproevers weten er alzoo
een eigenaardigen en bijzonder goeden
smaak aan te geven die u waarlijk naar
hun cider doet watertanden.
L. HAEMS
Landbouwvoordrachtgever.
Op Zondag 7 Oktober worden alle
boeren van Sint-Lievens-Essche uitge-
noodigd tot een belangrijke vergadering
bij J. Roelandt, In t Gemeentehuis, on
middellijk na de Hoogmis,
H.Klopterop en L. Haems, landbouw
voordrachtgever zullen er spreken. Het
is een plicht voor alle boeren, groot en
klein, daar tegenwoordig te zijn.
Het zal de moeite loonen.
Alleman is welkom Alleman op post
Voor het Bestuur.
werkt gedurig aan de verspreiding van
uw blad. Daardoor wint ge medekam
pers voor uw recht. Geeft uw blad na
lezing aan vrienden en kennissen.
Indien wij aan een nuchter dier gedu
rende 14 dagen een zelfde rantsoen
geven waarvan wij het gewicht en de
scheikundige samenstelling kennen, zal
het dier alle dagen een zekere hoe
veelheid vaste uitwejpseien weergeven,
die na enkele dagen bestendig zal
zijn Indien wij nu deze vaste uit
werpselen met zorg bijbrengen, zoo dat
er niets van verloren gaat en wij ze we
gen. dan bewijst die uitslag ons reeds
dat het rantsoen niet heel en al door het
dier behouden werd en dat een nog al
belangrijk deel afgescheiden wordt. Zoo
wij nu deze uitwerpselen ontleden, vin
den wij er een werkelijke hoeveelheid
eiwitstoffen, vette stoffen en kooihydra
ten in alsook hout- en minerale stoffen,
Wij zouden kunnen uitrekenen in welke
mate deze voedstoffen met de uitwerp
selen afgescheiden werden en daar wij
volgens de samenstelling van het rant
soen weten hoeveel er van gegeven
werd, zal een eenvoudige aftrekking ons
toonen welke de behouden hoeveelheid
voedstof door het dier verteerd en men
brengt de gevonden getallen in verhou
ding met 100 gram. van iedere voedstof.
Men noemt nu coëfficiënt der ver
teerbaarheid van een voedstof de hoe
veelheid die verteerd is door het dier op
100 gram dat het ervan gekregen heeft.
Een voorbeeld we vinden dat een
kilo klaver 15,3 eiwitstoffen bevat,
't is te zeggen 153 gram voor 1 kilo kla
ver. Van den anderen kant bewijst ons
de ontleding dat een dier. dat 1 kilo kla
ver opgeëten heeft, in zijn uitwerpselen
46 gram eiwitstoffen afscheidt. De be
houden hoeveelheid is dus 153 gr. 46
gr. 107 gr. Had het dier bijgevolg in
plaats van 153 gr, 100 gr eiwitstoffen
107 X 100
ontvangen, dat zou het er p—-
't is te zeggen 70 gr. van behouden heb
ben. Het coëfficiënt der verteerbaarheid
van de eiwitstoffen in de klaver is dus 70
Het bepalen van het coëfficiënt der
verteerbaarheid van de voedstoffen in de
verschillende voeders blijkt dus onont
beerlijk om de juiste voedingswaarde
van ieder voeder te kennen. Doch daar
het opzoeken ervan nog al ingewikkeld
is, heeft men getracht het te vergemak
kelijken met zich te beperken tot de be
grippen die de praktijk aangaan.
Zoo heeft men, bij voorbeeld, besta-
tigd dat de verteerbaarheid der mine
rale stoffen van geen belang blijkt te zijn,
omdat de bestanddeelen enkel dienen
tot het herstel der weefsels en dat de
verschillende voeders er gewoonlijk in
voldoende hoeveelheid bevatten. Zoo
heeft men ook in de meeste gevallen het
coëfficiënt bepaald vau de koolhydraten
er inbegrepen de houtachtige stof
want men heeft waargenomen dat al de
verteerde stikstof vrije organische stof
fen de gemiddelde samenstelling hebben
van het zetmeel en dat onder practisch
oogpunt, men de voedende stoffen mag
beschouwen als zijnde samengesteld met
zetmeel uit eiwit- en vetstoffen.
In enkele gevallen slechts is het noo
dig gebleken de verteerbaarheid van de
houtachtige stof na te gaan, we zullen
er voorbeelden van geven.
Het coëfficiënt der verteerbaarheid
komt niet voor in de voedingswetten,
het dient om een getal te bekomen dat
ieder rantsoen kenmerkt.
Inderdaad de ondervinding heeft be
wezen dat men in een rantsoen niet zoo
zeer de volstrekte hoeveelheden der
verschillende verteerbare stoffen moet
beschouwen dan wel hunne verhouding
nog meer daar het vet altijd in zeer
kleine verhouding voorkomt in de voe
dende bestanddeelen die aan de gras
eters gegeven worden, heeft men besta-
tigd dat men het zonder bezwaar mag
voorstellen door zijn gelijkwaardigheid
in zetmeel.
In andere woorden men heeft aange
nomen dat al de vetstof kan verbrand
worden, en daar er 2,4 maal meer zuur
stof noodig is om 1 gram vet dan 1 gr.
zetmeel of in 't algemeen dan 1 gram
koolhydraten, is men overeengekomen
als evenwaarde van het vet in zetmeel
zijn gewicht vermenigvujdigd met 2,5 te
nemen>
Men heeft dus niets meer over dan de
eiwitstoffen en de koolhydraten. Zoo we
de verhouding tusschen de hoeveelheid
verteerbare eiwitstoffen beschouwen en
tusschen de hoeveelheid verteerbare
koolhydraten (vetstoffen inbegrepen),
dan zullen wij een breuk bekomen, die
het rantsoen zal kenmerken, wij zullen
de bestanddeelen van dat rantsoen kun
nen wijzigen, maar zijn uitslag zal de
zelfde zijn indien bedoelde verhouding
bestendig is.
De voedselverhouding is de verhou
ding tusschen de hoeveelheid verteer
bare eiwitstoffen en de hoeveelheid ver
teerbare koolhydraten in een rantsoen
bevat, het vet is bij de koolhydraten be
grepen met zijn evenwaarde in zetmeel.
Over de voedselverhouding een vol
gende keer.
H. KLOPTEROP
Telken jaar bij het oogsten der bee-
ten wordt er t p vele boerderijen op
heel kwistige wijze met beetkoppen om
gesprongen. Voor den oorlog zagen
we zelf dat deze op het veld werden
open gesmeten en ondergeploegd. Wier
den de beetkoppen naar huis gehaald,
dan werden ze daar ergens op nen hoop
gestort en aan de dieren voorgeworpen
in groote hoeveelheden.
Weliswaar was het veevoeder dan
veel beterkoop dan tegenwoordig, en is
die vermorzing van beetkoppen nu veel
minder, toch zien we nog dat ons boe
ren aan dit voeder, weinig of geene
waarde toekennen en dat velen er op
uit zijn zich er spoedig van te ontmaken.
Op vele hoven worden de dieren er zoo
in verzadigd dat ze er door ontstellen en
en na den beetentijd slechter zijn dan
voren.
We zullen du niet beweren dat de
beetkoppen als veevoeder, eene hooge
waarde moet worden toegekend, toch
moeten we zeggen dat er aan dit soort
voeder, veel meer belang moet gehecht
worden dan tot nog toe op vele plaat
sen het geval is, nu vooral dat de kracht
voeders zoo peperduur kosten.
Wetenschappelijke gegevens toonen
dat opgelegde (dus ingekuilde) beetbla-
deren het volgende bevatten 0,69 per
honderd eiwit, 5,76 zetmeelachtige stof
fen, 1,64 ruwvezel terwijl de zetmeel-
waarde 7,3 per honderd kgr bedraagt.
Van een hectare beeten oogst men
cica 18,000 kgr. koppenen dit voeder
heeft omtrent dezelfde waarde als 4500
kgr. goed hooi, er moet dus wel wat be
lang worden aangegeven.
Het inkuilen van beetkoppen vindt
allengskens meer bijval, vooral voor ze
in te kuilen met pulp, worden er tegen
woordig veel voorstanders gevonden.
Inkuilen is wel het eenig middel om zich
den overvloed van beetbladeren bij den
oogst, goed kunnen ten nutte te maken
en elke verstandige landbouwer die over
eene zekere hoeveelheid beetbladeren
beschikt, moet zich daarvan een voor
raad opdoen, welke zoo goed van pas
komt in den winter of lente, als de
schaarsheid aan veevoeder dikwijls zoo
groot is.
Over dit inkuilen willen we hier wat
nader handelen, want toch nog zoo veel
gaat er van het ingekuild voeder te loor.
Het zijn vooral de in den kuil dringen
de lucht, schadelijke microben en het in
de beetenbladeren aanwezige vocht die
den landbouwer hier schaden.
Daarom moet het voedsel zoo vast
mogelijk samengeperst worden omdat
daartusschen zoo weinig mogelijk lucht
aanwezig zij. Slechte gisting oorzaak
van mass's microben komen vooral
voor bij inwerking van lucht.
Levende plantendeelen en ook stuk
ken van levende plantendeelen sterven
niet onmiddellijk in hunne bergplaats,
sommigen blijven zelfs een heele win
ter leven, als wortelgewassen, aardap
pelen. Ook de koppen en bladeren in
den kuil leven nog eenigen tijd zij
ademen daarbij gebruiken zij evenals
mensch en dier de zuurstof uit de aan
wezige luchtDaardoor verbranden zij
voedsel of lichaamsbestanddeelen van
daar dat ze warm zijn, maar ook lich
ter worden als ze geen nieuw voedsel
opnemen (daardoor verliest eene waar
welke gist, dus warm wordt, van haar
vorig gewicht).
Zoo ook gaat het in de kuil. Van de
in de koppen en bladeren aanwezig zijn
de voedende bestanddeelen verbrandt
een gedeelte, waardoor de temperatuur
stijgt. Onder die omstandigheden begin-
de microben hun eerste werk. Van de
hoeveelheid lucht in den kuil aanwezig
hangt de temperatuur af en van deze
laatste welke soort microben de hoofdrol
zullen spelen. Deze brengen voort of
doen ontstaan uit de bestanddeelen der
ingekuilde massa aromatische stoffen
en verschillende zuren. Is de temperatuur
laag dan spelen azijnzure bacteriën de
hoofdrol, is zij hooger dan geschiedt dit
door bacteriën die melk en boterzuur
doen ontstaan.
Het is zeer gewenscht dat in den kuil
melkzuurgisting plaats grijpe en daarom
moet de temperatuur, na het inkuilen,
betrekkelijk snel stijgen. Men kan de
melkzuurgisting veel bevorderen door
op verschillige lagen bij het inkuilen wat
zure karnemelk te sprengelen, hiermede
worden de gewenschte bacteriën aange
bracht voor het geval dat ze op het voe
der niet in voldoende mate mochten
aanwezig zijn. Gewoonlijk stijgt de
temperatuur bij goed ingekuilde bladeren
in een vijftal dagen tusschen de 45° a 60°
Celsius, om daarna langzaam te dalen
tot dat ze na vijf weken maar ongeveer
20 meer is. Een paar maanden na het in
kuilen heeft niet veel gisting meer plaats,
want dan is er zooveel zuur gevormd
dat de bacteriën daarin niet meer kun
nen leven en aangezien nu organische
stoffen niet meer veranderen als de mi
croben daarin niet kunnen leven, dus
geene verandering meer kunnen teweeg
brengen is het voeder door de daarin-
gevormde zuren, geconserveerd.
Beetkoppen zien er een tijd na het in
kuilen niet zeer aangenaam uit, ook heb
ben ze een eigenaardigen geur. De
meeste ruuddieren eten ze echter heel
goed.
Bij het inkuilen moet steeds de grootst
mogelijke reinheid worden in acht geno
men. Men strooië op de vloer van de
kuil een laagje kaf, alles wordt zoo vast
mogelijk ingestampt, boven op legge
men weer kaf en de kuil wordt zoo gauw
mogelijk met een goede laag aarde vast
gelegd. Dagelijksch worden de spleten,
welke door het inzakken veroorzaakt
worden, goed dicht gemaakt. Dergelijk
voeder wordt zoo weinig mogelijk in
den stal gelaten, men voedere het liefst
kort ca den melktijd. H. L.
Hoe anders het meer en meer drei
gend gevaar van de kinderbeperking te
keer gegaan, tenzij met de vreugde, de
schoonheid, de heiligheid van het moe
derschap te verheerlijken
Maar, er wordt nog meer vereischt
voor de opvoeding van het meisje, ik
bedoel de opvoeding tot het levensidea-
lisme. De vogelmoeder die het nestje
broedt, piert met haar brandoogjes de
verten in. Zij kijkt scherp toe. of er geen
onraad opdaagt, of er geen levensgele
genheid aanbreekt. Lijk het leven van
den echtgenoot moet worden uitgebreid
door practische belangstelling in het
maatschappelijk leveD, in het vader-
landsch welzijn, in het godsdienstig heil,
zoo ook moet de vrouw en de moeder,
van op haar koninginnezetel in het huis
gezin, uitzien naar de verre gezichtein
ders naar het meerdere goed dat kan
verricht worden, naar de verheerlijking
van de groote beginselen die liggen in
de woorden maatschappij, vaderland,
menschdom en Kerk.
Wij hebben het vroeger reeds opge
merkt, veel mannenidealisme verzandt,
omdat de vrouw het idealisme van haren
man niet waardeert, niet voedt, niet
steunt. Te weinig talrijk zijn nog de
meisjes die een man huwen, niet enkel
om wat hij is, of wat hij heeft, maar om
wat hij doet, en die in hem evenzeer
beminnen, den vakman, den vaderlan
der, deft geleerden, den socialen, den
vlaamschen, den godsdienstigen werker,
als den vader van hunne kinderen. Het
moederschap der vrouw moet uitstralen,
ver buiten den huiskring, over heel het
menschdom. De moeder, immers, is van
natuurswege idealiste, zij is niet geba
kerd voor middelmatigheid.
Tot nog toe heeft men de maatschap
pelijke actie van de vrouw beperkt tot
het gebied der liefdadigheid. Deze taak
heeft zij als een liefde-engel volbracht.
Maar buiten dien drang der liefde in
haar ziel, zijn voor de vrouw nog andere
bedieningen en werkzaamheden wegge
legd, de bedieningen der rechtvaardig
heid bijvoorbeeld, van het onderwijs,
van de kunst, de bedieningen der maat
schappelijke actie, de bedieningen van
het godsdienstig apostolaat. De vrouw,
onze vlaamsche vrouw vooral, is zedig,
bescheiden en zelftevreden. Heel haar
blik is gevestigd op haar dagelijksch en
gewoon midden, alleenlijk, omdat nie
mand, haar verder heeft leeren zien.
Door de opvoeding harer kinderen
verricht zij onsterfelijk werk en wat zou
ik zeggen, hare essentieele glorie is
groot, maar hare toevallige glorie is te
beperkt. Zij penseelt de zielen op het
boek des levens, op het boek des he
mels, maar indien het ideaal haar heer
lijker werd voorgesteld, zou zij het ook
kunstrijker afschilderen, en de zielen
zouden fijner en rijker verlicht zijn. Het
hart van de vrouw is groot, breed en
diep genoeg om het grootste ideaal te
dragen. Men schetse haar dus een hoo
ger ideaal voor, en zij zal niet bij een
soort spekulatieve bewondering blijven,
lijk zooveel mannen die denkbeeldkun-
digen zijn, neen, het natuurlijk liefdege
voel der vrouw zal, met eens, grijpen
naar de actie, naar de daad.
In den lande van Vlaanderen doet
het meervarig aan, dat de oneindige ver
borgen en passieve daadkracht onzer
vrouwen, tot nog toe niet werd gebruikt
voor al onze bewegingen van idealisme,
omdat Vlaanderen, helaas, zoo weinig
bewust was van zijn wezen en zijn kun
nen en omdat de vrees van het nieuwe
en wat men noemt het buitengewone
den loodlast der lamlendigheid laat we
gen op dat stel van krachten, dat God
zelf, als een zegening van zijn goede
Voorzienigheid, in de Vlaamsche volks
ziel nederlegde, waarom anders tenzij
om op te groeien tot een rijken oogst,
een wellucht voor de oogen der men
schen. en de verheerlijking van Hem,
die ook de nationale ziel schiep opdat
door de verscheidenheid in de eenheid
heel het menschdom zou deelnemen aan
zijne glorie.
(Uit mijn voornoemd boek).
PAULA.
TK
m
t