dn REDT U ZELVEN Brbeid adelt Ter Overweging....? Het Hoekje dep Boerin Landbouwweekblad HOE WEN CIDER WAKEN iOET. 0e Verteerbaarheid der Voedstoffen. De Opvoeding der Vrouw. U M moet steeds de leus zijn van alle landbouwers. St. LIEVENS-ESSCHE LANDBOUWERS. J-fet üepöoedepen ögd Qeetkoppen. ZONDAG 7 OCT. 1923. Prijs ÏU centiemen. 5de JAARGANG Nr 249 p isr£asr-3^E3K3^SS??*aHBB| Abonnementsprijs 5,00 frank 's jaars. Men schrjjft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Aankondigingen volgens akkoord. Bureel en Redactie BRABANDSTRAAT, 53, AALST Verantwoordelijke Opsteller ORTA1RE CAL'DRON Aalst. De medewerkers ?ijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. Voor en door de Landbouwers 'k Wil nu juist wel niet zeggen, dat er deze laatste tijden in zake landbouw 'n zoogezegde omwen teling is gebeurd, maar om meer bepaald te spreken, meen ik toch dat er 'n zekere reactie is op touw gesteld, met het oog op de zooge zegde vermeerdering onzer inland- sche graanproduktie. Men schijnt ernstig op zoek te zijn naar passende en afdoende middelen om desaangaande het geheim van den fameuzen Gordi- aanschen knoop te ontdekken. 'k Las over dit belangrijk hoofd stuk artikels met de vleet en van allen behield ik denzelfden indruk Kan deze ideale theorie in de praktijk hare wezenlijke aanpas sing vinden Alle middelen zijn natuurlijk goed, van 't oogenblik dat ze naar het bepaalde doel lei den. En ofschoon ik volkomen in stem met de vooruitzettingen, ziens- en denkwijzen in bedoelde artikels over voornoemd maat schappelijk vraagstuk ontwikkeld, vraag ik me nochtans met 'n ze kere vrees af of dit alles wel bij machte zal zijn, onzen kritieken economischen toestand opnieuw in 'n passend evenwicht te bren gen, of wat nog beter en verkies lijker ware, hem te redden. Zonder pessiment te zijn, zie ik dit alles nog in in 'n zeer nevel achtig verschiet en na ernstige overweging sta ik nog immer voor 'n geweldig groot vraagteeken Ad quid En waarom Wel ik ga U 't zaakje in 'n paarwoorden aaneen- spinnen en 'k ben ten stelligst overtuigd dat we bij slot van re kening t'akkoord zullen zijn. Wat beoogt elke verstandige landbouwer Zulke produkten voortbrengen, welke hem de mees te winst thuis brengen. We zullen nu niet langer betwisten of hij ge lijk of ongelijk heeft. Doch derge lijke doenwijze leidt onwillekeurig tot zekere bestatigingen, welke na vaststelling ervan ongetwijfeld be paalde gevolgen teweegbrengen. Zoo hebben we door de jaar- lijksche landbouwstatistieken kun nen en moeten vaststellen dat sinds enkele jaren onze inlandsche hop en vlaskuituur in ruime mate is verzwakt en laat ons maar rond weg bekennen, dat beide teelten dusdanig zijn verlaten geworden, dat er reeds 'n gegronde vrees bestond ze totaal te zien verdwij nen. Waaraan is zulken betreu- renswaardigen toestand toe te schrijven tenzij aan het uitsluitend feit, dat deze kuituren niet winst gevend genoeg meer waren en ze bijgevolg genadeloos op 't achter plan werden geschoven Ik wil hier stellig geen redenee ring uiteenzetten om 't gegronde of ongegronde zulker handelwijze te doen inzien. Ik verwijs enkel naar het feit en 't overige laat ik ter overweging aan uw gezond en verstandig oordeel. Binst het groot verlof dat ik in de geboortestreek tusschen Hage- land en Haspegouw doorbracht, deed ik eene dergelijke bestatiging. Wel, over enkele jaren hielden zich enkel sommige gespecialiseer de landbouwers ter streke bezig met de kuituur der suikerbeet en nu is er geen enkel landbou wer meer in onze streek of hij teelt de suikerbeet, hoe klein zijne land- bouwuitbating ook weze. Waar om die plotse verandering Wel alweer omdat de suikerbeetop- brengst hem aanzienlijke sommen in den zak brengt. Of nu deze kuituur welke in dergelijke om standigheden natuurlijk en onver mijdelijk gebeurt ten nadeele van andere hoofdprodukten van rechtstreeksch verbruik, zulks kan den braven man weinig schelen, van 't oogenblik, dat er maar veel klinkende munt van t'huis komt 'k Betwist hier noch het gerijm de noch het ongerijmde der han delwijze, maar verwijs U enkel naar 't feit en stel het U ter over weging. Verder deed ik nog volgende vaststelling Wie van U iet of wat aardrijks kundig ingewijd is met de natuur lijke grondstreken van ons land weet maar al te best dat ons Has pegouw gekend staat om zijne vette en zeer vruchtbare leem gronden. Welnu ik heb tot mijn groote verwondering moeten vast stellen dat een aanzienlijk getal dier beste landouwen verminder de en herschapen werden in aan zienlijke en uitgestrekte kunstma tige weilanden, welkeVr dagelijks nog worden aangelegd Waar om Immer en altijd om dezelfde reden, namelijk dat de veeuitba ting (het plaatsen van vetvee (run- ders en ossen) oneindig meer winstgevend is dan eender welke kuituur en dat bovendien deze doenwijze veel min tijd, last en zorgen vergt, dan wel de bebou wing. 'k Breng hier geene kritiek uit over het passende of onpas sende dier handelwijze, doch bied U de toestand ter ernstige over weging Meer nog Ons berucht Minis terie van Landsverdediging (steeds bekommerd met bezuiniging...!!??) en (doordrongen van z'n prachti- schen werkgeestvond niet beter dan in 't hartje van 't Haspengouw dus de goudmijn van onze lan derijen honderden hectaren van ons puikste bouwlanden aan te slaan, om ze te herscheppen in een onmisbare vliegplein, net of er in de dorre Kempenheide geene hectaren genoeg kosteloos ter zijner beschikking lagen. Ziedaar nog iets ter overweging. Zijn zulks geene spijtige wan toestanden, welke me met recht en reden doen afvragen of er in zulke richting wel redding mogelijk is. R. AKKERMANS. In een vorig artikel heb ik de lezers en de lezeressen van "De Koornbloem,, overtuigd, meen ik, dat cider een ge zonde, een aangename, een frissche volksdrank is, dat ik hem geen oneer wil aandoen met hem in uw voorkeur ge lijk te stellen met genever en dat hij. beter dan gelijk welke andere drank, ook het bier vervangen kan. De kwestie is nu van te weten, hoe men cider moet vervaardigen. Eerst en vooral moet ik u zeggen, dat ge om cider te maken u het noodige materiaal moet aanschaffen 't is te zeg gen een pletmolen, een pers en vaten. Op den dag van heden is dit alles nogal kostelijk en als ge maar over een kleine uitgestrektheid boomgaard beschikt, ware 't misschien wel een reden, om het niet te doen. Nochtans, en hier predik 'k nogmaals de samenwerking aan, men kan zich verstaan met eenige landbou wers en kosten van aankoop en herstel, zoo noodig, samen dekken mits het ge bruik der toestellen om de beurt. In Frankrijk, daar bezit, om zoo te zeggen, ieder landbouwer het noodige materiaal maar ze bezitten dan ook vele, overgroote appelaars die langs de straten en in open veld tot een kolos sale ontwikkeling zijn gekomen en een overvloedigen oogst geven. Ze maken zich daarvan verscheidene groote vaten cider die ze gansch 't jaar door als tafel drank verorberen. Hij vervangt het bier. Bij cider moogt ge gerust water en suiker voegen hij zal toch zijn eigenaar- digen smaak behouden. Hij mag langen tijd ontstopt staan zonder nochtans zijn prikkelende werkkracht te verliezen.Van bier en wijn zou men zooveel goeds niet kunnen zeggen of uw glas of flesch ware reeds lang verschaald. Een belangrijk punt in het bereiden van cider is voorzeker de keus der ap pelvariëteiten. De eene variëteit is zoet, de andere is zuur, een derde is wrang. Ze uitsluitend van eene variëteit maken ware in eene der drie gebreken vallen of wel te zoet, zuur of te wrang en waar de te bij is daar deugd het niet, tenware bij tevreden. Wilt ge dus waar lijk goede cider maken dan zijt ge best met een mengsel van zure, zoete en wrange de zoete leveren de suiker, de zure den prikkelenden smaak, de wran ge het looczuur. Iedereen kent zoo wat de variëteiten van zijn boomgaard. Dat we de appels tot den pletmolen bestemd eens goed wasschen, dat hoef ik wel niet te zeggen. De Belgen staan onder op- zich van reinheid nogal gunstig bekei:'1 Dat men er de bedorvene of madesteke best uithoudt moet ik ook niet zeggen, we houden aan een lekker drankje dat zuiver en onvervalscht is voorbereid Een tweede punt dat, bij de bereiding van cider fel in aanmerking komt is de gisting, 't Ware voorzeker niet te misprijzen u eeos te zeggen wat men verstaat door gisting. Bij vele menschen wordt dit wel eens werken geheeten, of drijven, of leven, 't Is me al om 't even als ik er maar in slaag u de voordeelen van een goede gisting en de middelen om ze te verkrijgen, uit te leggen. Kort nadat men het appelsap in het vat gebracht heeft, ziet men er van die kleine gasblaasjes in naar boven stijgen, iets dat we wel meer bemerken in een versch uitgeschonken glaasje bier, bet perelt goed en als het daarbij klaar is, dan heeft het reeds veel in smaak ge wonnen is 't niet Die gasblaasjes ko men aan de oppervlakte van de vloei stof openbarsten, ze vermenigvuldigen zich en worden zoo talrijk dat ze in het vocht een ware koking, een waar leven teweegbrengen, dit is de gisting. Wat heeft er nu eigenlijk deze gisting teweeg gebracht De gisting is het gevolg van het leven van de gist en gisten zijn eencellige we zens met het bloote oog totaal onzicht baar ze bevinden zich in de lucht en op de huid der vruchten en niets baart verwondering zoo wij ze dan ook in het appelsap aantreffen dat aan de lucht blootgesteld was en die ongeschild door den pletmolen en in de pers zijn gegaan. Van 't oogenblik dat de gistwezens zich in een gepast midden bevinden, 't is te zeggen in een suikerhoudend vocht, dat gepaste voedingstoffen inhoudt en een gunstigen warmtegraad bezit, ont wikkelen ze zich en brengen er leven in. Binst dat die gisting plaats grijpt, heeft er ook een scheikundige werking in het vocht plaats. De suiker zet zich om in alcool en koolzuurgas. Dit laatste ont snapt en veroorzaakt de gisting. De eerste gisting noemt men wel eens de onstuimige gisting, daarop volgt de ver traagde of stille gisting en na deze ook nog wel een nagisting. Het sap dient zoo snel mogelijk in gisting te komen want zijn er goede gist wezens, er zijn er ook slechte die een nadeelige gisting teweegbrengen, 't Is dan ook niet af te keuren bij het sap een goede krachtige gist, in volle gisting, te mengen. De voordeeligste warmtegraad voor de goede gisting is van 18 tot 20 graden C. Gedurende de onstuimigegis- ting houdt men het lokaal op zoo'n re gelmatige warmte, heeft men die niet natuurlijk, dan hoeft men vuur te ma ken. Gedurende de stille gisting mag de warmte dalen tot 15° en 12° C. Gedu rende de gisting de lucht goed afsluiten men bedekt hierom het bomgat met een natten doek. Om cider goed te klaren dient men hem door middel van een he vel van het eene vat in een ander over te trekken en deze werkwijze te ver nieuwen tot hij waarlijk een klare, echte champagne kleur heeft verworven. Cider maken is dus niet heel moeilijk, maar om iets fijn, iets puiks te maken, moet men toch nog tot andere middelen van menging en bijvoeging zijn toevlucht nemen. De fijnproevers weten er alzoo een eigenaardigen en bijzonder goeden smaak aan te geven die u waarlijk naar hun cider doet watertanden. L. HAEMS Landbouwvoordrachtgever. Op Zondag 7 Oktober worden alle boeren van Sint-Lievens-Essche uitge- noodigd tot een belangrijke vergadering bij J. Roelandt, In t Gemeentehuis, on middellijk na de Hoogmis, H.Klopterop en L. Haems, landbouw voordrachtgever zullen er spreken. Het is een plicht voor alle boeren, groot en klein, daar tegenwoordig te zijn. Het zal de moeite loonen. Alleman is welkom Alleman op post Voor het Bestuur. werkt gedurig aan de verspreiding van uw blad. Daardoor wint ge medekam pers voor uw recht. Geeft uw blad na lezing aan vrienden en kennissen. Indien wij aan een nuchter dier gedu rende 14 dagen een zelfde rantsoen geven waarvan wij het gewicht en de scheikundige samenstelling kennen, zal het dier alle dagen een zekere hoe veelheid vaste uitwejpseien weergeven, die na enkele dagen bestendig zal zijn Indien wij nu deze vaste uit werpselen met zorg bijbrengen, zoo dat er niets van verloren gaat en wij ze we gen. dan bewijst die uitslag ons reeds dat het rantsoen niet heel en al door het dier behouden werd en dat een nog al belangrijk deel afgescheiden wordt. Zoo wij nu deze uitwerpselen ontleden, vin den wij er een werkelijke hoeveelheid eiwitstoffen, vette stoffen en kooihydra ten in alsook hout- en minerale stoffen, Wij zouden kunnen uitrekenen in welke mate deze voedstoffen met de uitwerp selen afgescheiden werden en daar wij volgens de samenstelling van het rant soen weten hoeveel er van gegeven werd, zal een eenvoudige aftrekking ons toonen welke de behouden hoeveelheid voedstof door het dier verteerd en men brengt de gevonden getallen in verhou ding met 100 gram. van iedere voedstof. Men noemt nu coëfficiënt der ver teerbaarheid van een voedstof de hoe veelheid die verteerd is door het dier op 100 gram dat het ervan gekregen heeft. Een voorbeeld we vinden dat een kilo klaver 15,3 eiwitstoffen bevat, 't is te zeggen 153 gram voor 1 kilo kla ver. Van den anderen kant bewijst ons de ontleding dat een dier. dat 1 kilo kla ver opgeëten heeft, in zijn uitwerpselen 46 gram eiwitstoffen afscheidt. De be houden hoeveelheid is dus 153 gr. 46 gr. 107 gr. Had het dier bijgevolg in plaats van 153 gr, 100 gr eiwitstoffen 107 X 100 ontvangen, dat zou het er p—- 't is te zeggen 70 gr. van behouden heb ben. Het coëfficiënt der verteerbaarheid van de eiwitstoffen in de klaver is dus 70 Het bepalen van het coëfficiënt der verteerbaarheid van de voedstoffen in de verschillende voeders blijkt dus onont beerlijk om de juiste voedingswaarde van ieder voeder te kennen. Doch daar het opzoeken ervan nog al ingewikkeld is, heeft men getracht het te vergemak kelijken met zich te beperken tot de be grippen die de praktijk aangaan. Zoo heeft men, bij voorbeeld, besta- tigd dat de verteerbaarheid der mine rale stoffen van geen belang blijkt te zijn, omdat de bestanddeelen enkel dienen tot het herstel der weefsels en dat de verschillende voeders er gewoonlijk in voldoende hoeveelheid bevatten. Zoo heeft men ook in de meeste gevallen het coëfficiënt bepaald vau de koolhydraten er inbegrepen de houtachtige stof want men heeft waargenomen dat al de verteerde stikstof vrije organische stof fen de gemiddelde samenstelling hebben van het zetmeel en dat onder practisch oogpunt, men de voedende stoffen mag beschouwen als zijnde samengesteld met zetmeel uit eiwit- en vetstoffen. In enkele gevallen slechts is het noo dig gebleken de verteerbaarheid van de houtachtige stof na te gaan, we zullen er voorbeelden van geven. Het coëfficiënt der verteerbaarheid komt niet voor in de voedingswetten, het dient om een getal te bekomen dat ieder rantsoen kenmerkt. Inderdaad de ondervinding heeft be wezen dat men in een rantsoen niet zoo zeer de volstrekte hoeveelheden der verschillende verteerbare stoffen moet beschouwen dan wel hunne verhouding nog meer daar het vet altijd in zeer kleine verhouding voorkomt in de voe dende bestanddeelen die aan de gras eters gegeven worden, heeft men besta- tigd dat men het zonder bezwaar mag voorstellen door zijn gelijkwaardigheid in zetmeel. In andere woorden men heeft aange nomen dat al de vetstof kan verbrand worden, en daar er 2,4 maal meer zuur stof noodig is om 1 gram vet dan 1 gr. zetmeel of in 't algemeen dan 1 gram koolhydraten, is men overeengekomen als evenwaarde van het vet in zetmeel zijn gewicht vermenigvujdigd met 2,5 te nemen> Men heeft dus niets meer over dan de eiwitstoffen en de koolhydraten. Zoo we de verhouding tusschen de hoeveelheid verteerbare eiwitstoffen beschouwen en tusschen de hoeveelheid verteerbare koolhydraten (vetstoffen inbegrepen), dan zullen wij een breuk bekomen, die het rantsoen zal kenmerken, wij zullen de bestanddeelen van dat rantsoen kun nen wijzigen, maar zijn uitslag zal de zelfde zijn indien bedoelde verhouding bestendig is. De voedselverhouding is de verhou ding tusschen de hoeveelheid verteer bare eiwitstoffen en de hoeveelheid ver teerbare koolhydraten in een rantsoen bevat, het vet is bij de koolhydraten be grepen met zijn evenwaarde in zetmeel. Over de voedselverhouding een vol gende keer. H. KLOPTEROP Telken jaar bij het oogsten der bee- ten wordt er t p vele boerderijen op heel kwistige wijze met beetkoppen om gesprongen. Voor den oorlog zagen we zelf dat deze op het veld werden open gesmeten en ondergeploegd. Wier den de beetkoppen naar huis gehaald, dan werden ze daar ergens op nen hoop gestort en aan de dieren voorgeworpen in groote hoeveelheden. Weliswaar was het veevoeder dan veel beterkoop dan tegenwoordig, en is die vermorzing van beetkoppen nu veel minder, toch zien we nog dat ons boe ren aan dit voeder, weinig of geene waarde toekennen en dat velen er op uit zijn zich er spoedig van te ontmaken. Op vele hoven worden de dieren er zoo in verzadigd dat ze er door ontstellen en en na den beetentijd slechter zijn dan voren. We zullen du niet beweren dat de beetkoppen als veevoeder, eene hooge waarde moet worden toegekend, toch moeten we zeggen dat er aan dit soort voeder, veel meer belang moet gehecht worden dan tot nog toe op vele plaat sen het geval is, nu vooral dat de kracht voeders zoo peperduur kosten. Wetenschappelijke gegevens toonen dat opgelegde (dus ingekuilde) beetbla- deren het volgende bevatten 0,69 per honderd eiwit, 5,76 zetmeelachtige stof fen, 1,64 ruwvezel terwijl de zetmeel- waarde 7,3 per honderd kgr bedraagt. Van een hectare beeten oogst men cica 18,000 kgr. koppenen dit voeder heeft omtrent dezelfde waarde als 4500 kgr. goed hooi, er moet dus wel wat be lang worden aangegeven. Het inkuilen van beetkoppen vindt allengskens meer bijval, vooral voor ze in te kuilen met pulp, worden er tegen woordig veel voorstanders gevonden. Inkuilen is wel het eenig middel om zich den overvloed van beetbladeren bij den oogst, goed kunnen ten nutte te maken en elke verstandige landbouwer die over eene zekere hoeveelheid beetbladeren beschikt, moet zich daarvan een voor raad opdoen, welke zoo goed van pas komt in den winter of lente, als de schaarsheid aan veevoeder dikwijls zoo groot is. Over dit inkuilen willen we hier wat nader handelen, want toch nog zoo veel gaat er van het ingekuild voeder te loor. Het zijn vooral de in den kuil dringen de lucht, schadelijke microben en het in de beetenbladeren aanwezige vocht die den landbouwer hier schaden. Daarom moet het voedsel zoo vast mogelijk samengeperst worden omdat daartusschen zoo weinig mogelijk lucht aanwezig zij. Slechte gisting oorzaak van mass's microben komen vooral voor bij inwerking van lucht. Levende plantendeelen en ook stuk ken van levende plantendeelen sterven niet onmiddellijk in hunne bergplaats, sommigen blijven zelfs een heele win ter leven, als wortelgewassen, aardap pelen. Ook de koppen en bladeren in den kuil leven nog eenigen tijd zij ademen daarbij gebruiken zij evenals mensch en dier de zuurstof uit de aan wezige luchtDaardoor verbranden zij voedsel of lichaamsbestanddeelen van daar dat ze warm zijn, maar ook lich ter worden als ze geen nieuw voedsel opnemen (daardoor verliest eene waar welke gist, dus warm wordt, van haar vorig gewicht). Zoo ook gaat het in de kuil. Van de in de koppen en bladeren aanwezig zijn de voedende bestanddeelen verbrandt een gedeelte, waardoor de temperatuur stijgt. Onder die omstandigheden begin- de microben hun eerste werk. Van de hoeveelheid lucht in den kuil aanwezig hangt de temperatuur af en van deze laatste welke soort microben de hoofdrol zullen spelen. Deze brengen voort of doen ontstaan uit de bestanddeelen der ingekuilde massa aromatische stoffen en verschillende zuren. Is de temperatuur laag dan spelen azijnzure bacteriën de hoofdrol, is zij hooger dan geschiedt dit door bacteriën die melk en boterzuur doen ontstaan. Het is zeer gewenscht dat in den kuil melkzuurgisting plaats grijpe en daarom moet de temperatuur, na het inkuilen, betrekkelijk snel stijgen. Men kan de melkzuurgisting veel bevorderen door op verschillige lagen bij het inkuilen wat zure karnemelk te sprengelen, hiermede worden de gewenschte bacteriën aange bracht voor het geval dat ze op het voe der niet in voldoende mate mochten aanwezig zijn. Gewoonlijk stijgt de temperatuur bij goed ingekuilde bladeren in een vijftal dagen tusschen de 45° a 60° Celsius, om daarna langzaam te dalen tot dat ze na vijf weken maar ongeveer 20 meer is. Een paar maanden na het in kuilen heeft niet veel gisting meer plaats, want dan is er zooveel zuur gevormd dat de bacteriën daarin niet meer kun nen leven en aangezien nu organische stoffen niet meer veranderen als de mi croben daarin niet kunnen leven, dus geene verandering meer kunnen teweeg brengen is het voeder door de daarin- gevormde zuren, geconserveerd. Beetkoppen zien er een tijd na het in kuilen niet zeer aangenaam uit, ook heb ben ze een eigenaardigen geur. De meeste ruuddieren eten ze echter heel goed. Bij het inkuilen moet steeds de grootst mogelijke reinheid worden in acht geno men. Men strooië op de vloer van de kuil een laagje kaf, alles wordt zoo vast mogelijk ingestampt, boven op legge men weer kaf en de kuil wordt zoo gauw mogelijk met een goede laag aarde vast gelegd. Dagelijksch worden de spleten, welke door het inzakken veroorzaakt worden, goed dicht gemaakt. Dergelijk voeder wordt zoo weinig mogelijk in den stal gelaten, men voedere het liefst kort ca den melktijd. H. L. Hoe anders het meer en meer drei gend gevaar van de kinderbeperking te keer gegaan, tenzij met de vreugde, de schoonheid, de heiligheid van het moe derschap te verheerlijken Maar, er wordt nog meer vereischt voor de opvoeding van het meisje, ik bedoel de opvoeding tot het levensidea- lisme. De vogelmoeder die het nestje broedt, piert met haar brandoogjes de verten in. Zij kijkt scherp toe. of er geen onraad opdaagt, of er geen levensgele genheid aanbreekt. Lijk het leven van den echtgenoot moet worden uitgebreid door practische belangstelling in het maatschappelijk leveD, in het vader- landsch welzijn, in het godsdienstig heil, zoo ook moet de vrouw en de moeder, van op haar koninginnezetel in het huis gezin, uitzien naar de verre gezichtein ders naar het meerdere goed dat kan verricht worden, naar de verheerlijking van de groote beginselen die liggen in de woorden maatschappij, vaderland, menschdom en Kerk. Wij hebben het vroeger reeds opge merkt, veel mannenidealisme verzandt, omdat de vrouw het idealisme van haren man niet waardeert, niet voedt, niet steunt. Te weinig talrijk zijn nog de meisjes die een man huwen, niet enkel om wat hij is, of wat hij heeft, maar om wat hij doet, en die in hem evenzeer beminnen, den vakman, den vaderlan der, deft geleerden, den socialen, den vlaamschen, den godsdienstigen werker, als den vader van hunne kinderen. Het moederschap der vrouw moet uitstralen, ver buiten den huiskring, over heel het menschdom. De moeder, immers, is van natuurswege idealiste, zij is niet geba kerd voor middelmatigheid. Tot nog toe heeft men de maatschap pelijke actie van de vrouw beperkt tot het gebied der liefdadigheid. Deze taak heeft zij als een liefde-engel volbracht. Maar buiten dien drang der liefde in haar ziel, zijn voor de vrouw nog andere bedieningen en werkzaamheden wegge legd, de bedieningen der rechtvaardig heid bijvoorbeeld, van het onderwijs, van de kunst, de bedieningen der maat schappelijke actie, de bedieningen van het godsdienstig apostolaat. De vrouw, onze vlaamsche vrouw vooral, is zedig, bescheiden en zelftevreden. Heel haar blik is gevestigd op haar dagelijksch en gewoon midden, alleenlijk, omdat nie mand, haar verder heeft leeren zien. Door de opvoeding harer kinderen verricht zij onsterfelijk werk en wat zou ik zeggen, hare essentieele glorie is groot, maar hare toevallige glorie is te beperkt. Zij penseelt de zielen op het boek des levens, op het boek des he mels, maar indien het ideaal haar heer lijker werd voorgesteld, zou zij het ook kunstrijker afschilderen, en de zielen zouden fijner en rijker verlicht zijn. Het hart van de vrouw is groot, breed en diep genoeg om het grootste ideaal te dragen. Men schetse haar dus een hoo ger ideaal voor, en zij zal niet bij een soort spekulatieve bewondering blijven, lijk zooveel mannen die denkbeeldkun- digen zijn, neen, het natuurlijk liefdege voel der vrouw zal, met eens, grijpen naar de actie, naar de daad. In den lande van Vlaanderen doet het meervarig aan, dat de oneindige ver borgen en passieve daadkracht onzer vrouwen, tot nog toe niet werd gebruikt voor al onze bewegingen van idealisme, omdat Vlaanderen, helaas, zoo weinig bewust was van zijn wezen en zijn kun nen en omdat de vrees van het nieuwe en wat men noemt het buitengewone den loodlast der lamlendigheid laat we gen op dat stel van krachten, dat God zelf, als een zegening van zijn goede Voorzienigheid, in de Vlaamsche volks ziel nederlegde, waarom anders tenzij om op te groeien tot een rijken oogst, een wellucht voor de oogen der men schen. en de verheerlijking van Hem, die ook de nationale ziel schiep opdat door de verscheidenheid in de eenheid heel het menschdom zou deelnemen aan zijne glorie. (Uit mijn voornoemd boek). PAULA. TK m t

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1923 | | pagina 1