REDT U
ZELVEN
Arbeid adelt
Sint Elooi
Landbouwweekblad
De Krul.
Hoe kan men op den Buiten eene
talrijke bevolking behouden
moet steeds de
leus zijn van
alle landbouwers.
ZONDAG 2 DEC. 1923.
Prijs 12 centiemen.
6de JAARGANG Nr 257
Abonnementsprijs 6.00 frank 's jaars.
Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren.
Aankondigingen volgens akkoord.
Bureel en Redactie BRABANDSTRAAT, 53, AALST
Verantwoordelijke Opsteller ORTA1RE CAUDRON Aalst.
De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen
Ongeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
Voor en door de
Landbouwers
Aan dit blad behoort een Bijvoegsel.
Betalen, betalen en nog eens
betalen is aan de orde van den
dag. De belastingsbiljetten volgen
elkander onophoudend op en
schijnen aan de meeste menschen
zoo vreemd en zoo duister, dat ze
er waarlijk niet uitgeraken. Wan
neer men denkt alles voldaan te
hebben, dan komt men nog met
nieuwe biljetten, waarop men le-
zen kan dat er nog altijd iets te j
betalen valt van over twee of drie
jaar, alhoewel ge zeker zijt van
reeds alles te hebben voldaan. De
belastingen zijn evenals de bijbel
duister op vele plaatsen.
Een feit is altijd zeker en dat is
dat er schromelijke groote lasten
op ons volk wegen, die alie jaren
vergrooten en meer om meer druk- j
ken op de schouders van boeren 1
en burgers, zoodat men zich soms
wel eens afvraagt of dat zal blij-
ven duren en of men deze sommen
wel altijd zal gereed hebben.
En dat is nog de grootste
knoop niet Het is weliswaar niet
al te plezierig gedurig te moeten
af doppen, maar in de toestanden
die we na den oorlog beleefden,
zou elk hem volgaarne deze en
nog grootere opofferingen ge
troosten, indien men met voldoe
ning vaststellen kon dat de finan-
tieële toestand van ons land hier
mee verbeterde, indien men voor
oogen zag dat de uitgegeven gel
den dienden om den bloei en den i
welstand van de natie hooger op
te voeren, de schulden te betalen,
en een gezonde toestand te schep
pen in 's lands huishouden
Maar die zoete troost, die zelf-
voldoening kunnen we tevergeefs
gaan zoeken, want iedereen die
niet ziende blind is, zal weten dat
die sommen die men ons afdwingt
grootendeels dienen om domme
streken, nuttelooze verspillingen,
groote lawijdmakers en nobele
heeren te betalen.
Het reuzendeel der inkomsten
in ons land wordt opgeslorpt door
het leger. Het Ministerie van Oor
kan jaarlijks meer uitgeven als al
de lastenbetalers op twee jaar wil-
len betalen. En in hoeverre zijn die
uitgaven te verrechtvaardigen zult
ge vragen Hier kan men een
zeer rekbare noodzakelijkheid in
roepen, maar tevens kan ieder
klaarziend man begrijpen dat wel
een derde of den helft der millioe-
nen jaarlijks nutteloos worden
verspild.
Ik wil geene stelling nemen in
hoeverre de Ruhrbezetting bij
voorbeeld nuttig is of niet, in hoe
verre de prachtige kampen met
officieren-woningen van noode
zijn of niet, maar ik durf beweren,
dat een kortere diensttijd, voor
onze soldaten, deze uitgaven zeer
zouden inkrimpen. En zouden on
ze soldaatjes minder goed gedrild
zijn op zeven of acht maand dan
op een jaar En waarom worden
op verscheidene plaatsen in Vlaan
deren en Brabant, tientallen van
honderden hectaren van het beste
bouwland aan de landbouwers en
aan het land ontnomen om er
vliegpleinen te maken Kan dit
niet zoo geschikt worden dat men
hiervoor dorre heigrond of andere
onvruchtbare vlakten gebruikt
Men schijnt er niet aan te denken
en gaat maar voort met al de ver
spillingen van onze centen, die be
ter zouden gebruikt worden om
onze schulden tegenover het volk
en den vreemde af te lossen, ten
einde de ondraagbare last der
jaarlijksche intresten te verminde
ren.
Een groot deel van de inkom
sten wordt opgeslorpt door het
leger van bedienden, toezichters,
meesters en boven-meesters onzer
ministeries. Het is een publiek ge
heim dat de inrichting van vele
diensten in de verschillende minis
teries nog steeds meer om meer
krom gaat onder den last van de
duizende onbekwame, maar vet-
betaalde kozijntjes en vrienden on
zer groote politieke mannen. Het
is geweten dat de eerste zorg van
een Kamerheer of Senator ge
woonlijk uitkomt op de plaatsing
in een of anderen dienst van poli
tieke vrienden of kozijntjes. Deze
heeren nemen gewoonlijk de ge
makkelijkste en bestbetaalde dien
sten, waarvoor ze heel dikwijls niet
opgewassen zijn, zoodat het ge
woonlijk noodig is neven Mijnheer
den nieuwen Heer nog een be
kwame mindere bediende te zetten
om hem op 't speur te houden.
Zoo wordt de kas langs alle kan
ten leeggeplunderd. En was het
daarmee genoeg
Wanneer een kermisgast al zijn
centen verteert en met leege zak
ken huiswaarts keert, dan heeft hij
gewoonlijk erg over de koorde
gestaan. Maar wanneer hij op den
hoop toe bij Pier en Pauwel nog
eenige franken ontleende, om zijn
keel en zinnen te voldoen, dan is
die man veel te ver gegaan en
verdient eene erge berisping.
Zoo eene berisping verdient
ons landbestuur, want ze laten niet
alleen de kas totaal opruimen,
maar maken jaarlijks nieuwe schul
den bij Hoe meer er betaald
wordt, hoe meer men verteert.
Het is ook niet van belang ont
bloot te weten in hoeverre de ver
schillende klassen der maatschap
pij belast zijn.Volgens zorgvuldige
opzoekingen worden in evenre
digheid hunner winsten en fortui
nen, de meeste lasten betaald door
de middenklas der samenleving
de burgers, boeren, stieldoeners,
kleine nijveraars enz. De werklie
den en ook de hoogere finantie-
mannen en grootnijveraars ont
snappen in evenredigheid aan vele
lasten. Voor de werklieden is het
niet verkeerd hen minder te doen
betalen-, zelfs wanneer ze over
vloed hebben, omdat ze toch meer
afhankelijk zijn van onzekere toe
standen en ook omdat hun loon
steeds berekend wordt op de
noodwendigheden van den tijd en
het leven.
Voor de groote Mijnheeren is
het heel anders gesteld. Die men
schen die steeds de eerste zitten
om alle beste zaken in finantie en
nijverheid en handel voor onzen
neus weg te pakken, betalen veel
te weinig belasting.
Ziet eens hoe het er tegenwoor
dig gaat met de speculaties op
vreemde munten, op aandeelen en
obligaties De groote bankiers en
financiers, die een paar dagen
vóór de massa ingelicht zijn van
alle schokken en plotse verande
ringen in de toestanden, hebben
reeds lang hun plan getrokken en
een klein fortuin verdiend alvorens
de massa er iets van heeft be
speurd. Ziet hoe de acties der ver
schillende ondernemingen omhoog
en omlaag gaan als bij tooverslag
Weet ge dan wel dat er tien-
duizende menschen zijn in ons
land die op een heel jaar niets
anders doen dan speculeeren op
die weerden Die schrijven in dag
bladen, liegen en cijfers geven om
deze of gene actie omhoog of om
laag te doen loopen, naarmate ze
zinnens zijn te verkoopen of te
koopen, en aldus de centen der
gewone spaarders in hun zak krij
gen. Weet ge wel dat die bende
schuimers, die maar altijd titels
verkoopen en koopen en in de
samenleving niets anders doen, bij
na geen cent belasting betalen aan
den Staat
De landbouwer, de burger of
gelijk wie die eene waar van hon
derd frank koopt of verkoopt,
moet er transmissietaks van 1 per
honderd betalen. Waarom past
men dit niet toe op de verkoop of
koop van titels
Koop van waren is noodzakelijk
om den handel of nijverheid en
heel het economisch leven van
ons land vooruit te helpen, terwijl
de verhandeling van titels in vele
gevallen het werk is van de bloed
zuigers der maatschappij, die niets
meehelpen tot den bloei van het
land, maar wel integendeel dik
wijls de schuld zijn dat kleine
spaarders op alle manieren hunne
kapitaalkens zien verminderen of
verdwijnen. Hetzelfde geldt voor
groote nijveraars, wier doen mees
tal op speculatie is gesteund en
wier reuzenwinsten een klein deel
achterlaten in de kas van het
land.
Laat het ons eens zijn voor
twee zaken
De belastingen verdeelen dat
elke burger betaalt in evenredig
heid zijner winsten en fortuinen.
De centen der lastenbetalers beter
besteden en niet verspillen aan
nuttelooze uitgaven.
Op die manier willen we ons
deel betalen. Anders Wat baat
het toch
PAULUS VAN TARSUS.
de voetsporen van zijn paard geleid
waren. Ze onderzochten den weg en
vonden alleen sporen van hoefijzers in
de richting van de smisse. Elooi was
ontsnapt, de roovers moesten het opge-
Na de ovprheersching van Gallië en
Oud België door de Romeinen, drong
het christendom langzaam onze streken
binnen. Doch door den inval der barba
ren verloor de nieuwe beschaving van
haren invloed en scheen de bevolking
weer tot het heidendom over te gaan.
De Franken maakten zich snel van Gal
lië meester en na den slag van Clovis
tegen de Allemannen te Tolbiac, liet
deze Frankische koning, zijn belofte ge
stand, h;t volgende jaar met een talrijke
schaar van zijn half wilde soldaten door
Remigius bisschop te Reims doopen.
Door dit feit hernam het Christendom
weer zijn invloed van vroeger. Talrijke
zendelingen doorliepen onze streken en
verkondigden er de leer van Christus.
Onder dezen kennen wij Eligius of Elooi,
onder het volk meest bekend als Sint
Elooi. Eligius leefde van 588 tot <559.
Hij had een veel bewogen leven. Elooi
was aanvankelijk smid en goudsmid. Hij
smeedde de ringen en de kroon van
twee koningen van Clotarius II en van
koning Dagobert I. De eerste benoemde
hem als zijn schatmeester en onder den
tweede werd hij een gezaghebbend en
beminne'ijke hoveling van wien de ko-
nig alles kon verdragen.
Over dien tijd van zijn leven is er in
den Franschen volksmond een lustig
liedje overgebleven, waarvan wij het
volgende stroof je vertalen
De goeie koning Dagobert
Had eens zijn broeksken averecht aan.
De goede Sint Eligius zei
Mijnheer de koning, 'k ben zoo vrij.
Gij hebt uw broek toch averecht aan,
Is 't waar. zei hem de koning weer,
Hoe heb ik dat gedaan
In het jaar 639 werd Eligius om zijn
deugd en geleerdheid verheven tot de
hoogwaardigheid van bisschop te
Noyon.
Maar Eligius was een werker en liet
de bisschopzetel van Noyon aan een an
deren over en werd op zijn beurt zende
ling: Hij landde ook in onze streken aan
en doorkruiste Vlaanderen om er het
evangelie te verkondigen,
Talrijk zijn de verhalen en legenden
die rond dit laatste deel van zijn leven
gesponnen werden. Ik wil er vandaag
een van onder de duizend vertellen.
Op zekeren dag waren een bende
struikroovers aan de weet gekomen wie
die Elooi was en eens geweest was goud
smid en schatbewaarder van den koning,
daar was zeker, dachten zij. een goeien
slag aan te doen, Het gebeurde in onze
streek te Lebbeke naar het schijnt.
Op een goeien morgen reed hij te
paard uit om des te meer inwoners te
kunnen bezoeken. De roovers zetten
hem achterna, maar Elooi werd er al ras
iets van gewaar en reed in vollen galop
naar de dichtst bijgelegen smisse. Hij
nam vijl, tang en hamer en zette zich als
een knappe smid, die hij vroeger was,
aan het werk. Hij ontdeed zijn paard van
zijn ijzers en besloeg het dan weer met
het voorste van de hoefijzers naar achter
gekeerd. Op een handsomkeer was alles
klaar en hij maakte zich snel uit de voe
ten.
Hij kon nog geen vijf minuten weg of
daar stapten ook de roovers af, die door
ven.
Eligius was een van die volksheiligen,
die om hunne deugden en omgang met
de menschen, door het volk zelf heilig
werden verklaard en den dag van heden
nog als dusdanig worden herkend zelfs
door de Kerk.
Hij is als bijzondere patroon van
de smeden verkozen, maar talrijk zijn de
gemeenten waar hij de geliefde volks
patroon is, hij is bij uitmuntendheid de
patroon der landelijke bevolking.
Zijn feestdag wordt gevierd den
T December.
Het bestuur van Redt U Zelvea kon
dan ook geen beteren patroon uitgeko
zen hebben.
Laten wij onzen patroon vieren
met eere en deugd
en Vlaamsche vreugd.
Aan allen veel vroolijkheid en broe
derlijkheid.
H. KLOPTEROP
Wanneer we een poedel of schoot
hondje met schoon krulhaar zien dan
zeggen we wel eens Wat een mooi
beesten inderdaad dat is schoon. Een
jong meisje met schoon krulhaar is even
aantrekkelijk en 't moet wel zijn dat de
jongens er een onderscheid in maken,
want sommige meisjes die geen krulle-
kens hebben durven wel eens een krul-
ijzer en pampelotten bezigen om er zich
het hoofdhaar mede te verfraaien.
t En is nochtans niet van dergelijke
krullen dat ik in dit artikel schrijven ga,
maar wel van de krulziekte die men aan
treft bij de perzikboom en bij den aman-
delboom een sieraadplant. De krul kan
teweeggebracht worden door twee oor
zaken, namelijk door de bladluizen en
ook door plotselinge weersveranderin-
qen zooals koude regen of vorst na eeni-
'ge dagen zonneschijn of door droge en i
koude winden, 't Is wel verstaan dat in
beide gevallen een groot verschil bestaat
en in de manier van de ziekte te bestrij
den en in de kenteekens zelf der ziekte.
Wanneer de ziekte teweeggebracht is
door plotselinge weersveranderingen
dan krullen zich de bladeren van som
mige twijgen om en aan den bovenkant
van 't blad komen er hoogten die aan
blazen doen denken. De rariden en top
pen der bladeren krommen zich naar on
der, zwellen, worden broos en krijgen
een gele of roode tint. De twijgen wor
den insgelijks broos en krijgen dezelfde
tint als de bladeren. Dit is de eigenlijke
krulziekte en het is voornamelijk over
deze ziekte dat ik in dit artikel schrijven
wil.
Soms is de krul slechts te zien aan
eenige bladeren en een andermaal is
gansch de twijg met soortgelijke bladeren
bezet. Nauwelijks heeft de ziekte zich
veropenbaard of een schimmelplant komt
zich met de sappen van die zieke weefsels
voeden, dringt in de cellen en vormt er
sporen die zich daarin ontwikkelen er
overwinteren en t volgende jaar weder
te voorschijn te komen en alzoo de ziekte
doen voortduren. De twijgen welke
er door aangetast zijn leveren geen
vruchten op en wat erger is, de oogen
welke zich op de takken bevinden wor
den door de ziekte vernietigd en leveren
dus noch vruchten, noch vervanghout
op, wat men bij de perzikboom altijd
moet trachten te bekomen.
De ziekte duurt dus niet enkel voor
een jaar maar voor verscheidene jaren
richt zij hare verwoestingen aan. Bij een
ziekte zijn er altijd middelen om deze te
voorkomen en deze zijn gewoonlijk de
doelmatigste, de bestrijdingsmiddelen
zijn altijd min afdoende. Wanneer de
ziekte zich veropenbaart plukt dan zon
der te wachten de aangetaste bladeren af
en verbrandt ze om zoo de zwammea
zeker te dooden en snoeit de twijgen ook
maar weg vermits ze u toch niets meer
kunnen opleveren, t Middel is nogal
brutaal, maar't is t zekerste. Waar ik
meer aanhoud dat zijn de middelen om
de ziekte te voorkomen.
In de Lente dan bij het omspitten der
aarde rond den stam van den boom is
het goed wat raapkoekpoeder met den
grond onder te dekken. De boomen be
spuiten met Bordeleesche pap en den
grond begieten met een oplossing van
2 nitraat is ook een allerbest voor-
komingsmiddel. Het ware misschien niet
slecht hier nogmaals de manier aan te
duiden waarop men de Bordeleesche
pap vervaardigen moet. 'k Weet wel
onze meeste landbouwers weten dit,
maar zelfs voor hen is het niet slecht eens
de formuul te herlezen. In een liter water
lost ge 0,4 Kgr. zwavelzuur koper op,
we noemen dat gewoonlijk blauwen
aluin en men schaft zich dit aan bij de
drogisten en in de verfwinkels. Bij deze
oplossing voegt men 15 liters water.
In een andere liter water bluscht men
insgelijks 0,4 kgr. kalk en die kalkmelk
voegt men, bij gedurig omroeren en zeer
langzaam bij de oplossing van blauwen
(Vervolg)
In een vorig artikel over hetzelfde
vraagstuk, denken wij, op voldoende
wijze'getoond te hebben, dat het wel de
bui?ln is die een volk onophoudelijk
nieuwe krachten schenkt.
Elke verbetering aan de werktuigkun
dige werkmiddelen gebrach*. heeft on
vermijdelijk, eene crisis voor gevolg.
Deze crisis kan min of meer gevaarlijk,
min of meer uitgebreid zijn, doch ze is
altijd tijdelijk Hiervan kent elkeen voor
beelden. Nutteloos dus, hierop verder
aan te dringen.
't En is dus geenszins de vrees voor
een dergelijke crisis die, in onze oogen,
de vijandschap tegenover het gebruik
van verbeterde werkmiddelen zou kun
nen verrechtvaardigen. Daarenboven,
de verandering zal op landbouwgebied
nooit plotseling en algemeen zijn, zooals
het eenmaal gebeurde voor de nijverheid.
Wat er ook van zijn moge, toen het uur
van den vooruitgang heeft geslagen is
't onzin, zich daartegen te verzetten, 't Is
meestal tot hun eigen nadeel dat nauwe
en bekrimpte geesten, er zich tegen ver
zetten.
We weten maar al te wel dat vele
heerschappen zich bekommerden om het
behouden eener talrijke landbouwbevol
king zonder de daaruitspruitende econo
mische gevolgen, in te zien. Veelal lieten
ze zich alleenlijk dwingen door gevoe
lige ja soms door louter ikzuchtige
beschouwingen kwestie van dagloonen,
van pachten, verkiezingen enz enz. 't Is
benevens zulke lieden niet dat we ons
scharen.
Het ware ook onzin zich door de te
genovergestelde beschouwingen te laten
verblinden en den buiten trachten te
ontvolken alleenlijk om demagogische
en goddelooze gedachten bot te vieren.
Wij weten dat zoo iets ook al gebeurd.
Wij herhalen het, men dient zich eerst
en vooral op economisch gebied te
plaatsen. Daar is de vasten bodem. Lie
den op den buiten behouden en ze dan
aan hun lot overlaten, ze verplichten
machtige en volmaakte werktuigen te
concureeren met hunnen handenarbeid
is, naar ons dunkens, gansch verkeerd.
Evenwel 't is niet verboden na te zien
of er geen middel is hier te lande bij
zonderlijk om met onzen vruchtbaren
bodem en onze werkzame bevolking
fijnere vruchten voort te brengen, teel
ten in voege te brengen die hoofdzake
lijk handenarbeid eischen en waarvan de
producten, in werkplaatsen eene hoo
gere waarde bezitten dan die der voor
werpen met denzelfden arbeid, in de
nijverheid voortgebracht.
Het staat buiten kijf dat onze streek
met hare overbevolking geschikt is om
dergelijke producten voort te brengen.
De teelt van vroegtijdige gewassen,
van aardbeziën, van augurkjes (corni-
chons), ajuinen voor conserven, vroege
aardappels enz., kan een groote hoe
veelheid welbetaalden handarbeid be
nuttigen. De teelt van groensels voor
conserverven zou, in onze twee Vlaan
deren en wel bijzonder in Oost-Vlaan
deren. eene groote uitbreiding kuncen
nemen, voor het welzijn van t land, in
't algemeen en 't welzijn van den aarde
bewerker in 't bijzonder. Deze uitbrei
ding ware des te gemakkelijker dat wij
over een net spoorwegverbindingen be
schikken zonder weerga in den wereld.
Zeggen wij, terloops, dat de nijverheid
der groensel-conserven meestal voor
den uitvoer werkt.
En de afzet ontbreekt niet. Sedert
dertig jaar zien wij de aardbeziênteelt
meer en meer uitbreiding nemen, en wij
die van de streek der aardbeziën zijn,
zagen hem nooit ergens krimpen, nooit
waren er te veel. Dit jaar nog bracht de
aardbezie op 20.00C fr. per Ha. en
meer.
En de Camille bloemen (Camommilla)
gaf nog vrij wat meer, de cornichons
golden tot 8 fr. het kilo. En wij spreken
van den tabak niet die overal niet aan
te raden is, noch van den zaadteelt die
eene bron van schoone winsten zou
kunnen verschaffen, nog van zekere
kleine kweekerijen die alhier zeer winst
gevend zouden zijn.
Moesten die speciale die veredel
de teelten alhier meer uitbreiding nemen
dan zouden eenige uitbatingen in uitge
strektheid verminderen, anderen zouden
zich wat uitbreiden, 't Zijn deze laatste
die zich bijzonder op den zaadteelt van
graangewassen zouden kunnen toeleg
gen.
In zake zaadteelt moet er nu, naar ons
dunkens, eerst en vooral gezorgd wor
den voor den winstgevenden verkoop,
t Is niet genoeg de lieden aan te raden
zich op het veredelen toe te leggen enz.
enz., hunnne moeite moet beloond, zoo
niet zijn ze alras ontmoedigd.
Alhier b. v., is er dit jaar te veel zui
ver en schoone rogge- en tarwezaad aan
den man niet geraakt. Wij kunnen te
veel prachtige Petkus, Eekloo enz. die
aan de dieren vervoederd moeten
worden.
En nochtans er zijn nog te veel dor
pen waar veel slecht zaad gebruikt
wordt, zoo is 't b.v. tot Herdersem.
Buiten 3 of 4 vooruitstrevende boeren,
vindt men daar te veel ellendige akkers,
t is ook de gemeente waar, in zake
hopteelt, belleken een onbekend is. Wij
hopen dat de lagere sectie van onzen
vriend M Saeys aldaar veel goed zal
stichten
De lieden die hier, ter plaatse wij
spreken nog van de bonden niet geen
zuiver zaad vonden moesten zich maar
tot ons wenden. Wij hebben het genoeg
in alle plaatselijke bladen geschreven.
Dank zij gedeeltelijk onze pogingen
en dank zij bijzonderlijk de edelmoedige
medewerking onzer vrienden, hebben
toch reeds een of twee boeren gansch
hunnen oogst aan hooge prijzen kunnen
afzetten.
Wij waren bijzonder gelukkig eenige
zakken naar den vreemde te kunnen
zenden, des te gelukkiger dat wij reeds
voorzagen dat al ons zaaigroed aan den
man niet zou geraken, hetgeen feitelijk
gebeurde.
't Is immers den uitvoer dat we noo
dig hebben, daarop moeten we steeds
terugkomen. Ons land leeft van den
uitvoer, wij moeten fijne produkten uit
voeren en gewone produkten koopen.
De uitvoer is ons leven en weg met de
de oude stijve bekrompen geesten, met
de vernepen, kleine nijdige gedachten.
Breede methoden, breede gedachten,
gulhartig werk hand in hand 1
Wij weten dat onze oversten en na
melijk het dapper hoofd van onzen
dienst, de achtbare Heer Miserez, deze
gedachten bijstaan. Op de laatste bijeen
komst van het Comice Nieuwpoort zeg
de de zeer verstandige Heer Dobbelaer
secretaris "Wij moeten het trachten
zoover te brengen dat wij kunnen uit
voeren, 't is't belang van den boer zelf
Die zoo spreken zijn mannen met open
geest en die verder zien dan hunnen
neus.
('t Vervolgt)
D. BRICOUT.
aluin, spoelt de liter met kalkmelk nog
een of tweemaal uit en men giet het er
insgelijks bij. Met dit mengsel bespuit
men eens 's morgens en eens 's avonds
en niet gedurende den bloeitijd.
Zooals we hooger gezegd hebben,
kan de krul ook teweeggebracht wor
den door de bladluizen. Ik weet niet of
hier de naam van ziekte wel het best
past. De bladluizen zuigen het sap uit
de onderste deelen van het blad en der
jeugdige, groene en nog malsche scheu
ten die daarvan omkronkelen, sterven
en afvallen. De twijgen houden hun ge
wone gedaante, ze veranderen niet van
kleur en de bladeren worden niet zoo
dik en zijn ook niet zoo hard gekleurd
als bij de eigenlijke krulziekte.
De oorzaken wegnemen die de ziekte
hebben doen ontstaan, namelijk de blad
luizen verdelgen, is hier het eenige red
middel. Dit kan men op twee manieren
door besproeiing en door berooking. De
besproeiing gebeurt eens s morgens en
eens 's avonds, wel zorg dragende de
boomen des 's anderendaags met koud
water te spoelen.
Men kan de besproeiing doen met
een mengsel van 1 liter water, 1 gram
I nicotine, 10 gram houtalcool, 10 gram
zwarte zeep en 2 gram koolzure soda.
Dit alles is nog al ingewikkeld, doch af
doende. De uitslagen hiermede bekomen
hebben dit ten volle bevestigd. Er be
staat ook een ander middel en dit is de
besproeiing met het sap van een 1 /2 ki
logram tabakribben te trekken gelegd
in i liter water. Voor den groeitijd mag
dit zuiver gebruikt worden, later na den
groeitijd wordt dit aangelengd met 25
liter water: Dit middel valt in 't bereik
van eenieder en mag ook warm aanbe
volen worden.
Een ander middel om de bladluizen te
dooden is de berooking. Deze kan maar
gedaan worden op plaatsen waar de
boomen met glazen schutsels overdekt
zijn. Om hiermede goed te slagen legt
men best des avonds een handvol voch
tig gemaakt tabakafval op gloeiende
houtskolen in een bloempot. Het is er
hier °m te doen veel rook te verwekken
die de bladluizen eens goed zal doen nie
zen dat z er van sterven. Zijn ze van de
eerste berooking niet allemaal gedood
men kan dan later met een tweede aan
vangen telkens zorg dragende na
iedere berooking de doode bladluizen
van de bladeren af te spoelen.
L. HAEMS
Landbouwvoordrachtgever.
RnBlOEM
Iets over Belastingen