REDT U ZELVEN Arbeid adelt Sint Elooi Landbouwweekblad De Krul. Hoe kan men op den Buiten eene talrijke bevolking behouden moet steeds de leus zijn van alle landbouwers. ZONDAG 2 DEC. 1923. Prijs 12 centiemen. 6de JAARGANG Nr 257 Abonnementsprijs 6.00 frank 's jaars. Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Aankondigingen volgens akkoord. Bureel en Redactie BRABANDSTRAAT, 53, AALST Verantwoordelijke Opsteller ORTA1RE CAUDRON Aalst. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. Voor en door de Landbouwers Aan dit blad behoort een Bijvoegsel. Betalen, betalen en nog eens betalen is aan de orde van den dag. De belastingsbiljetten volgen elkander onophoudend op en schijnen aan de meeste menschen zoo vreemd en zoo duister, dat ze er waarlijk niet uitgeraken. Wan neer men denkt alles voldaan te hebben, dan komt men nog met nieuwe biljetten, waarop men le- zen kan dat er nog altijd iets te j betalen valt van over twee of drie jaar, alhoewel ge zeker zijt van reeds alles te hebben voldaan. De belastingen zijn evenals de bijbel duister op vele plaatsen. Een feit is altijd zeker en dat is dat er schromelijke groote lasten op ons volk wegen, die alie jaren vergrooten en meer om meer druk- j ken op de schouders van boeren 1 en burgers, zoodat men zich soms wel eens afvraagt of dat zal blij- ven duren en of men deze sommen wel altijd zal gereed hebben. En dat is nog de grootste knoop niet Het is weliswaar niet al te plezierig gedurig te moeten af doppen, maar in de toestanden die we na den oorlog beleefden, zou elk hem volgaarne deze en nog grootere opofferingen ge troosten, indien men met voldoe ning vaststellen kon dat de finan- tieële toestand van ons land hier mee verbeterde, indien men voor oogen zag dat de uitgegeven gel den dienden om den bloei en den i welstand van de natie hooger op te voeren, de schulden te betalen, en een gezonde toestand te schep pen in 's lands huishouden Maar die zoete troost, die zelf- voldoening kunnen we tevergeefs gaan zoeken, want iedereen die niet ziende blind is, zal weten dat die sommen die men ons afdwingt grootendeels dienen om domme streken, nuttelooze verspillingen, groote lawijdmakers en nobele heeren te betalen. Het reuzendeel der inkomsten in ons land wordt opgeslorpt door het leger. Het Ministerie van Oor kan jaarlijks meer uitgeven als al de lastenbetalers op twee jaar wil- len betalen. En in hoeverre zijn die uitgaven te verrechtvaardigen zult ge vragen Hier kan men een zeer rekbare noodzakelijkheid in roepen, maar tevens kan ieder klaarziend man begrijpen dat wel een derde of den helft der millioe- nen jaarlijks nutteloos worden verspild. Ik wil geene stelling nemen in hoeverre de Ruhrbezetting bij voorbeeld nuttig is of niet, in hoe verre de prachtige kampen met officieren-woningen van noode zijn of niet, maar ik durf beweren, dat een kortere diensttijd, voor onze soldaten, deze uitgaven zeer zouden inkrimpen. En zouden on ze soldaatjes minder goed gedrild zijn op zeven of acht maand dan op een jaar En waarom worden op verscheidene plaatsen in Vlaan deren en Brabant, tientallen van honderden hectaren van het beste bouwland aan de landbouwers en aan het land ontnomen om er vliegpleinen te maken Kan dit niet zoo geschikt worden dat men hiervoor dorre heigrond of andere onvruchtbare vlakten gebruikt Men schijnt er niet aan te denken en gaat maar voort met al de ver spillingen van onze centen, die be ter zouden gebruikt worden om onze schulden tegenover het volk en den vreemde af te lossen, ten einde de ondraagbare last der jaarlijksche intresten te verminde ren. Een groot deel van de inkom sten wordt opgeslorpt door het leger van bedienden, toezichters, meesters en boven-meesters onzer ministeries. Het is een publiek ge heim dat de inrichting van vele diensten in de verschillende minis teries nog steeds meer om meer krom gaat onder den last van de duizende onbekwame, maar vet- betaalde kozijntjes en vrienden on zer groote politieke mannen. Het is geweten dat de eerste zorg van een Kamerheer of Senator ge woonlijk uitkomt op de plaatsing in een of anderen dienst van poli tieke vrienden of kozijntjes. Deze heeren nemen gewoonlijk de ge makkelijkste en bestbetaalde dien sten, waarvoor ze heel dikwijls niet opgewassen zijn, zoodat het ge woonlijk noodig is neven Mijnheer den nieuwen Heer nog een be kwame mindere bediende te zetten om hem op 't speur te houden. Zoo wordt de kas langs alle kan ten leeggeplunderd. En was het daarmee genoeg Wanneer een kermisgast al zijn centen verteert en met leege zak ken huiswaarts keert, dan heeft hij gewoonlijk erg over de koorde gestaan. Maar wanneer hij op den hoop toe bij Pier en Pauwel nog eenige franken ontleende, om zijn keel en zinnen te voldoen, dan is die man veel te ver gegaan en verdient eene erge berisping. Zoo eene berisping verdient ons landbestuur, want ze laten niet alleen de kas totaal opruimen, maar maken jaarlijks nieuwe schul den bij Hoe meer er betaald wordt, hoe meer men verteert. Het is ook niet van belang ont bloot te weten in hoeverre de ver schillende klassen der maatschap pij belast zijn.Volgens zorgvuldige opzoekingen worden in evenre digheid hunner winsten en fortui nen, de meeste lasten betaald door de middenklas der samenleving de burgers, boeren, stieldoeners, kleine nijveraars enz. De werklie den en ook de hoogere finantie- mannen en grootnijveraars ont snappen in evenredigheid aan vele lasten. Voor de werklieden is het niet verkeerd hen minder te doen betalen-, zelfs wanneer ze over vloed hebben, omdat ze toch meer afhankelijk zijn van onzekere toe standen en ook omdat hun loon steeds berekend wordt op de noodwendigheden van den tijd en het leven. Voor de groote Mijnheeren is het heel anders gesteld. Die men schen die steeds de eerste zitten om alle beste zaken in finantie en nijverheid en handel voor onzen neus weg te pakken, betalen veel te weinig belasting. Ziet eens hoe het er tegenwoor dig gaat met de speculaties op vreemde munten, op aandeelen en obligaties De groote bankiers en financiers, die een paar dagen vóór de massa ingelicht zijn van alle schokken en plotse verande ringen in de toestanden, hebben reeds lang hun plan getrokken en een klein fortuin verdiend alvorens de massa er iets van heeft be speurd. Ziet hoe de acties der ver schillende ondernemingen omhoog en omlaag gaan als bij tooverslag Weet ge dan wel dat er tien- duizende menschen zijn in ons land die op een heel jaar niets anders doen dan speculeeren op die weerden Die schrijven in dag bladen, liegen en cijfers geven om deze of gene actie omhoog of om laag te doen loopen, naarmate ze zinnens zijn te verkoopen of te koopen, en aldus de centen der gewone spaarders in hun zak krij gen. Weet ge wel dat die bende schuimers, die maar altijd titels verkoopen en koopen en in de samenleving niets anders doen, bij na geen cent belasting betalen aan den Staat De landbouwer, de burger of gelijk wie die eene waar van hon derd frank koopt of verkoopt, moet er transmissietaks van 1 per honderd betalen. Waarom past men dit niet toe op de verkoop of koop van titels Koop van waren is noodzakelijk om den handel of nijverheid en heel het economisch leven van ons land vooruit te helpen, terwijl de verhandeling van titels in vele gevallen het werk is van de bloed zuigers der maatschappij, die niets meehelpen tot den bloei van het land, maar wel integendeel dik wijls de schuld zijn dat kleine spaarders op alle manieren hunne kapitaalkens zien verminderen of verdwijnen. Hetzelfde geldt voor groote nijveraars, wier doen mees tal op speculatie is gesteund en wier reuzenwinsten een klein deel achterlaten in de kas van het land. Laat het ons eens zijn voor twee zaken De belastingen verdeelen dat elke burger betaalt in evenredig heid zijner winsten en fortuinen. De centen der lastenbetalers beter besteden en niet verspillen aan nuttelooze uitgaven. Op die manier willen we ons deel betalen. Anders Wat baat het toch PAULUS VAN TARSUS. de voetsporen van zijn paard geleid waren. Ze onderzochten den weg en vonden alleen sporen van hoefijzers in de richting van de smisse. Elooi was ontsnapt, de roovers moesten het opge- Na de ovprheersching van Gallië en Oud België door de Romeinen, drong het christendom langzaam onze streken binnen. Doch door den inval der barba ren verloor de nieuwe beschaving van haren invloed en scheen de bevolking weer tot het heidendom over te gaan. De Franken maakten zich snel van Gal lië meester en na den slag van Clovis tegen de Allemannen te Tolbiac, liet deze Frankische koning, zijn belofte ge stand, h;t volgende jaar met een talrijke schaar van zijn half wilde soldaten door Remigius bisschop te Reims doopen. Door dit feit hernam het Christendom weer zijn invloed van vroeger. Talrijke zendelingen doorliepen onze streken en verkondigden er de leer van Christus. Onder dezen kennen wij Eligius of Elooi, onder het volk meest bekend als Sint Elooi. Eligius leefde van 588 tot <559. Hij had een veel bewogen leven. Elooi was aanvankelijk smid en goudsmid. Hij smeedde de ringen en de kroon van twee koningen van Clotarius II en van koning Dagobert I. De eerste benoemde hem als zijn schatmeester en onder den tweede werd hij een gezaghebbend en beminne'ijke hoveling van wien de ko- nig alles kon verdragen. Over dien tijd van zijn leven is er in den Franschen volksmond een lustig liedje overgebleven, waarvan wij het volgende stroof je vertalen De goeie koning Dagobert Had eens zijn broeksken averecht aan. De goede Sint Eligius zei Mijnheer de koning, 'k ben zoo vrij. Gij hebt uw broek toch averecht aan, Is 't waar. zei hem de koning weer, Hoe heb ik dat gedaan In het jaar 639 werd Eligius om zijn deugd en geleerdheid verheven tot de hoogwaardigheid van bisschop te Noyon. Maar Eligius was een werker en liet de bisschopzetel van Noyon aan een an deren over en werd op zijn beurt zende ling: Hij landde ook in onze streken aan en doorkruiste Vlaanderen om er het evangelie te verkondigen, Talrijk zijn de verhalen en legenden die rond dit laatste deel van zijn leven gesponnen werden. Ik wil er vandaag een van onder de duizend vertellen. Op zekeren dag waren een bende struikroovers aan de weet gekomen wie die Elooi was en eens geweest was goud smid en schatbewaarder van den koning, daar was zeker, dachten zij. een goeien slag aan te doen, Het gebeurde in onze streek te Lebbeke naar het schijnt. Op een goeien morgen reed hij te paard uit om des te meer inwoners te kunnen bezoeken. De roovers zetten hem achterna, maar Elooi werd er al ras iets van gewaar en reed in vollen galop naar de dichtst bijgelegen smisse. Hij nam vijl, tang en hamer en zette zich als een knappe smid, die hij vroeger was, aan het werk. Hij ontdeed zijn paard van zijn ijzers en besloeg het dan weer met het voorste van de hoefijzers naar achter gekeerd. Op een handsomkeer was alles klaar en hij maakte zich snel uit de voe ten. Hij kon nog geen vijf minuten weg of daar stapten ook de roovers af, die door ven. Eligius was een van die volksheiligen, die om hunne deugden en omgang met de menschen, door het volk zelf heilig werden verklaard en den dag van heden nog als dusdanig worden herkend zelfs door de Kerk. Hij is als bijzondere patroon van de smeden verkozen, maar talrijk zijn de gemeenten waar hij de geliefde volks patroon is, hij is bij uitmuntendheid de patroon der landelijke bevolking. Zijn feestdag wordt gevierd den T December. Het bestuur van Redt U Zelvea kon dan ook geen beteren patroon uitgeko zen hebben. Laten wij onzen patroon vieren met eere en deugd en Vlaamsche vreugd. Aan allen veel vroolijkheid en broe derlijkheid. H. KLOPTEROP Wanneer we een poedel of schoot hondje met schoon krulhaar zien dan zeggen we wel eens Wat een mooi beesten inderdaad dat is schoon. Een jong meisje met schoon krulhaar is even aantrekkelijk en 't moet wel zijn dat de jongens er een onderscheid in maken, want sommige meisjes die geen krulle- kens hebben durven wel eens een krul- ijzer en pampelotten bezigen om er zich het hoofdhaar mede te verfraaien. t En is nochtans niet van dergelijke krullen dat ik in dit artikel schrijven ga, maar wel van de krulziekte die men aan treft bij de perzikboom en bij den aman- delboom een sieraadplant. De krul kan teweeggebracht worden door twee oor zaken, namelijk door de bladluizen en ook door plotselinge weersveranderin- qen zooals koude regen of vorst na eeni- 'ge dagen zonneschijn of door droge en i koude winden, 't Is wel verstaan dat in beide gevallen een groot verschil bestaat en in de manier van de ziekte te bestrij den en in de kenteekens zelf der ziekte. Wanneer de ziekte teweeggebracht is door plotselinge weersveranderingen dan krullen zich de bladeren van som mige twijgen om en aan den bovenkant van 't blad komen er hoogten die aan blazen doen denken. De rariden en top pen der bladeren krommen zich naar on der, zwellen, worden broos en krijgen een gele of roode tint. De twijgen wor den insgelijks broos en krijgen dezelfde tint als de bladeren. Dit is de eigenlijke krulziekte en het is voornamelijk over deze ziekte dat ik in dit artikel schrijven wil. Soms is de krul slechts te zien aan eenige bladeren en een andermaal is gansch de twijg met soortgelijke bladeren bezet. Nauwelijks heeft de ziekte zich veropenbaard of een schimmelplant komt zich met de sappen van die zieke weefsels voeden, dringt in de cellen en vormt er sporen die zich daarin ontwikkelen er overwinteren en t volgende jaar weder te voorschijn te komen en alzoo de ziekte doen voortduren. De twijgen welke er door aangetast zijn leveren geen vruchten op en wat erger is, de oogen welke zich op de takken bevinden wor den door de ziekte vernietigd en leveren dus noch vruchten, noch vervanghout op, wat men bij de perzikboom altijd moet trachten te bekomen. De ziekte duurt dus niet enkel voor een jaar maar voor verscheidene jaren richt zij hare verwoestingen aan. Bij een ziekte zijn er altijd middelen om deze te voorkomen en deze zijn gewoonlijk de doelmatigste, de bestrijdingsmiddelen zijn altijd min afdoende. Wanneer de ziekte zich veropenbaart plukt dan zon der te wachten de aangetaste bladeren af en verbrandt ze om zoo de zwammea zeker te dooden en snoeit de twijgen ook maar weg vermits ze u toch niets meer kunnen opleveren, t Middel is nogal brutaal, maar't is t zekerste. Waar ik meer aanhoud dat zijn de middelen om de ziekte te voorkomen. In de Lente dan bij het omspitten der aarde rond den stam van den boom is het goed wat raapkoekpoeder met den grond onder te dekken. De boomen be spuiten met Bordeleesche pap en den grond begieten met een oplossing van 2 nitraat is ook een allerbest voor- komingsmiddel. Het ware misschien niet slecht hier nogmaals de manier aan te duiden waarop men de Bordeleesche pap vervaardigen moet. 'k Weet wel onze meeste landbouwers weten dit, maar zelfs voor hen is het niet slecht eens de formuul te herlezen. In een liter water lost ge 0,4 Kgr. zwavelzuur koper op, we noemen dat gewoonlijk blauwen aluin en men schaft zich dit aan bij de drogisten en in de verfwinkels. Bij deze oplossing voegt men 15 liters water. In een andere liter water bluscht men insgelijks 0,4 kgr. kalk en die kalkmelk voegt men, bij gedurig omroeren en zeer langzaam bij de oplossing van blauwen (Vervolg) In een vorig artikel over hetzelfde vraagstuk, denken wij, op voldoende wijze'getoond te hebben, dat het wel de bui?ln is die een volk onophoudelijk nieuwe krachten schenkt. Elke verbetering aan de werktuigkun dige werkmiddelen gebrach*. heeft on vermijdelijk, eene crisis voor gevolg. Deze crisis kan min of meer gevaarlijk, min of meer uitgebreid zijn, doch ze is altijd tijdelijk Hiervan kent elkeen voor beelden. Nutteloos dus, hierop verder aan te dringen. 't En is dus geenszins de vrees voor een dergelijke crisis die, in onze oogen, de vijandschap tegenover het gebruik van verbeterde werkmiddelen zou kun nen verrechtvaardigen. Daarenboven, de verandering zal op landbouwgebied nooit plotseling en algemeen zijn, zooals het eenmaal gebeurde voor de nijverheid. Wat er ook van zijn moge, toen het uur van den vooruitgang heeft geslagen is 't onzin, zich daartegen te verzetten, 't Is meestal tot hun eigen nadeel dat nauwe en bekrimpte geesten, er zich tegen ver zetten. We weten maar al te wel dat vele heerschappen zich bekommerden om het behouden eener talrijke landbouwbevol king zonder de daaruitspruitende econo mische gevolgen, in te zien. Veelal lieten ze zich alleenlijk dwingen door gevoe lige ja soms door louter ikzuchtige beschouwingen kwestie van dagloonen, van pachten, verkiezingen enz enz. 't Is benevens zulke lieden niet dat we ons scharen. Het ware ook onzin zich door de te genovergestelde beschouwingen te laten verblinden en den buiten trachten te ontvolken alleenlijk om demagogische en goddelooze gedachten bot te vieren. Wij weten dat zoo iets ook al gebeurd. Wij herhalen het, men dient zich eerst en vooral op economisch gebied te plaatsen. Daar is de vasten bodem. Lie den op den buiten behouden en ze dan aan hun lot overlaten, ze verplichten machtige en volmaakte werktuigen te concureeren met hunnen handenarbeid is, naar ons dunkens, gansch verkeerd. Evenwel 't is niet verboden na te zien of er geen middel is hier te lande bij zonderlijk om met onzen vruchtbaren bodem en onze werkzame bevolking fijnere vruchten voort te brengen, teel ten in voege te brengen die hoofdzake lijk handenarbeid eischen en waarvan de producten, in werkplaatsen eene hoo gere waarde bezitten dan die der voor werpen met denzelfden arbeid, in de nijverheid voortgebracht. Het staat buiten kijf dat onze streek met hare overbevolking geschikt is om dergelijke producten voort te brengen. De teelt van vroegtijdige gewassen, van aardbeziën, van augurkjes (corni- chons), ajuinen voor conserven, vroege aardappels enz., kan een groote hoe veelheid welbetaalden handarbeid be nuttigen. De teelt van groensels voor conserverven zou, in onze twee Vlaan deren en wel bijzonder in Oost-Vlaan deren. eene groote uitbreiding kuncen nemen, voor het welzijn van t land, in 't algemeen en 't welzijn van den aarde bewerker in 't bijzonder. Deze uitbrei ding ware des te gemakkelijker dat wij over een net spoorwegverbindingen be schikken zonder weerga in den wereld. Zeggen wij, terloops, dat de nijverheid der groensel-conserven meestal voor den uitvoer werkt. En de afzet ontbreekt niet. Sedert dertig jaar zien wij de aardbeziênteelt meer en meer uitbreiding nemen, en wij die van de streek der aardbeziën zijn, zagen hem nooit ergens krimpen, nooit waren er te veel. Dit jaar nog bracht de aardbezie op 20.00C fr. per Ha. en meer. En de Camille bloemen (Camommilla) gaf nog vrij wat meer, de cornichons golden tot 8 fr. het kilo. En wij spreken van den tabak niet die overal niet aan te raden is, noch van den zaadteelt die eene bron van schoone winsten zou kunnen verschaffen, nog van zekere kleine kweekerijen die alhier zeer winst gevend zouden zijn. Moesten die speciale die veredel de teelten alhier meer uitbreiding nemen dan zouden eenige uitbatingen in uitge strektheid verminderen, anderen zouden zich wat uitbreiden, 't Zijn deze laatste die zich bijzonder op den zaadteelt van graangewassen zouden kunnen toeleg gen. In zake zaadteelt moet er nu, naar ons dunkens, eerst en vooral gezorgd wor den voor den winstgevenden verkoop, t Is niet genoeg de lieden aan te raden zich op het veredelen toe te leggen enz. enz., hunnne moeite moet beloond, zoo niet zijn ze alras ontmoedigd. Alhier b. v., is er dit jaar te veel zui ver en schoone rogge- en tarwezaad aan den man niet geraakt. Wij kunnen te veel prachtige Petkus, Eekloo enz. die aan de dieren vervoederd moeten worden. En nochtans er zijn nog te veel dor pen waar veel slecht zaad gebruikt wordt, zoo is 't b.v. tot Herdersem. Buiten 3 of 4 vooruitstrevende boeren, vindt men daar te veel ellendige akkers, t is ook de gemeente waar, in zake hopteelt, belleken een onbekend is. Wij hopen dat de lagere sectie van onzen vriend M Saeys aldaar veel goed zal stichten De lieden die hier, ter plaatse wij spreken nog van de bonden niet geen zuiver zaad vonden moesten zich maar tot ons wenden. Wij hebben het genoeg in alle plaatselijke bladen geschreven. Dank zij gedeeltelijk onze pogingen en dank zij bijzonderlijk de edelmoedige medewerking onzer vrienden, hebben toch reeds een of twee boeren gansch hunnen oogst aan hooge prijzen kunnen afzetten. Wij waren bijzonder gelukkig eenige zakken naar den vreemde te kunnen zenden, des te gelukkiger dat wij reeds voorzagen dat al ons zaaigroed aan den man niet zou geraken, hetgeen feitelijk gebeurde. 't Is immers den uitvoer dat we noo dig hebben, daarop moeten we steeds terugkomen. Ons land leeft van den uitvoer, wij moeten fijne produkten uit voeren en gewone produkten koopen. De uitvoer is ons leven en weg met de de oude stijve bekrompen geesten, met de vernepen, kleine nijdige gedachten. Breede methoden, breede gedachten, gulhartig werk hand in hand 1 Wij weten dat onze oversten en na melijk het dapper hoofd van onzen dienst, de achtbare Heer Miserez, deze gedachten bijstaan. Op de laatste bijeen komst van het Comice Nieuwpoort zeg de de zeer verstandige Heer Dobbelaer secretaris "Wij moeten het trachten zoover te brengen dat wij kunnen uit voeren, 't is't belang van den boer zelf Die zoo spreken zijn mannen met open geest en die verder zien dan hunnen neus. ('t Vervolgt) D. BRICOUT. aluin, spoelt de liter met kalkmelk nog een of tweemaal uit en men giet het er insgelijks bij. Met dit mengsel bespuit men eens 's morgens en eens 's avonds en niet gedurende den bloeitijd. Zooals we hooger gezegd hebben, kan de krul ook teweeggebracht wor den door de bladluizen. Ik weet niet of hier de naam van ziekte wel het best past. De bladluizen zuigen het sap uit de onderste deelen van het blad en der jeugdige, groene en nog malsche scheu ten die daarvan omkronkelen, sterven en afvallen. De twijgen houden hun ge wone gedaante, ze veranderen niet van kleur en de bladeren worden niet zoo dik en zijn ook niet zoo hard gekleurd als bij de eigenlijke krulziekte. De oorzaken wegnemen die de ziekte hebben doen ontstaan, namelijk de blad luizen verdelgen, is hier het eenige red middel. Dit kan men op twee manieren door besproeiing en door berooking. De besproeiing gebeurt eens s morgens en eens 's avonds, wel zorg dragende de boomen des 's anderendaags met koud water te spoelen. Men kan de besproeiing doen met een mengsel van 1 liter water, 1 gram I nicotine, 10 gram houtalcool, 10 gram zwarte zeep en 2 gram koolzure soda. Dit alles is nog al ingewikkeld, doch af doende. De uitslagen hiermede bekomen hebben dit ten volle bevestigd. Er be staat ook een ander middel en dit is de besproeiing met het sap van een 1 /2 ki logram tabakribben te trekken gelegd in i liter water. Voor den groeitijd mag dit zuiver gebruikt worden, later na den groeitijd wordt dit aangelengd met 25 liter water: Dit middel valt in 't bereik van eenieder en mag ook warm aanbe volen worden. Een ander middel om de bladluizen te dooden is de berooking. Deze kan maar gedaan worden op plaatsen waar de boomen met glazen schutsels overdekt zijn. Om hiermede goed te slagen legt men best des avonds een handvol voch tig gemaakt tabakafval op gloeiende houtskolen in een bloempot. Het is er hier °m te doen veel rook te verwekken die de bladluizen eens goed zal doen nie zen dat z er van sterven. Zijn ze van de eerste berooking niet allemaal gedood men kan dan later met een tweede aan vangen telkens zorg dragende na iedere berooking de doode bladluizen van de bladeren af te spoelen. L. HAEMS Landbouwvoordrachtgever. RnBlOEM Iets over Belastingen

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1923 | | pagina 1