Bijvoegsel aan De Koornbloem van 6 Juli 1924 Sr
De Toestand der
Ongebucade
Land en Leven in Vlaanderen
Wetenschappelijke
Inlichtingen
OVER
door Stijn Streuvels.
In het laatste hoofdstuk schildert
Streuvels het naoorlogsch tijdperk als
volgt
Het leven op den buiten, evenals
het uitzicht, hebben hun vroeger karak
ter verloren niettegenstaande de schro
melijk hooge prijzen koopt men eigen
dommen, bouwt men huizen, wordt er
geld verteert alsof er geen eind aan ko
men kon en men het voor 't grijpen had.
Op kleine landsche dorpen worden fa
brieken, werkhuizen, stapelhuizen opge
richt. de heele streek is doorkruist van
buurtspoorwegen, electrische leiding
telefoon- en telegraafpalen hebben de
boomen van voor den oorlog vervangen
en de draden hangen gelijk kobbespin-
nen langs de vier gewesten uit. Maar
dat er een tijdperk is afgesloten en een
nieuw geopend, merkt men vooral aan
de menschen zelf. De generatie die den
oorlog medemaakte. samen met 't opko
mende geslacht, hebben een gedaante
verwisseling ondergaan, zij behoo-
ren tot den nieuwen tijd en vormen een
eigen ras dat zonder aanvoeling vreemd
staat tegenover al 't geen van voor den
oorlog, een ras dat alles negeert wat
voor hen bestond, r leven op eene eige
nemanier en voor zich alleen veroveren
wil. Van al den tijd dat de wereld be
staat, is het audacus fortuna juvat
van Vergulius nooit zoo letterlijk uitge
vallen degenen, die zich tijdens den
den oorlog op olie, zeep of geheime
stokerij hebben toegelegd, vergaarden
op korten tijd een markenfortuin, zij
behooren tot de nieuwe rijken, en ge
moet den smikke zien waarmede ze hun
ne ci devant dorpsgenooten van uit de
hoogte aanstaren als ze in auto voorbij
rijden Degenen die met den Duitsch
gedaan hebben of anderszins verbrand
zijn, weten wel hoe hunne reputatie te
vergulden, zij waren er de eerste bij
met eene nationale vlag van buitenge
wone afmeting, bij elke gelegenheid be
lijden zij hunne vaderlandsliefde, dragen
eene decoratie in het knoopsgat en be
gieten hunne loyaliteit overvloedig met
champagne
Sedert de landman veel geld ver
dient, zoo luidt het aan het slot, sedert
zijn werk meer opbrengt dan hij noodig
heeft om in eenvoud te leven, is hij aan-
t nadenken, aan 't uitrekenen gegaan,
nu eerst kent hij het kostbare van den
tijd, en alhoewel hij het breeder heeft
dan hij ooit verwachten dorst, teert hij
niet meer van einden in, op goed geluk,
hij heeft integendeel zijne ongedwon
genheid verloren, zijn vertrouwen in 't
bestaan, t geen hem eigen was en inge
groeid gelijk de vogelen des hemels,
want nu plaagt hem de onrust en de drift
naar het geld om het geld. De luchtige
levenszin, het breede inzicht, de jolige
vroolijkheid is er niet meer Op den kou
ter, op het werk wordt niet meer gezon
gen of gulhartig gelachen, de lande
lijke spelen, de dans op den vlaschaard
bestaan niet meer, het springen en
schreeuwen rond St. Pietersvuur is weg
gevallen, het vieren van St. Jansfeest, 't
rondgaan met ster en rommelpot te
kerstdage, de zotternij op vastenavond
de mastklimming, het zakloopen en an
dere volksspelen op de kermissen zijn
vergeten en vergaan. Gelijk overal waar
het geld meester wordt, is de gemoede
lijke levenswijze veranderd het jagen
naar winst houdt de menschen alleen
nog bezig en heeft den ernst meege
bracht niemand die nog lust voelt aan
kinderachtigheden zijn kostelijken tijd
te verliezen. De Göen-dag de har
telijke Vlaamsche groet die overal, te
velde, langs wegen en straten bij 't be
tegenen van vriend en vreemdeling
placht te weerklinken, is uit de gebrui
ken geraakt, en nu gaan de menschen
elkaar stomweg voorbij zonder opzien
of begroeten. De oude, trouwe genegen
heid, het geslacht der deemoedigen, die
niets dan zelfverloochening kenden, die
alles voor hun evenaaste over hadden
en altijd tot hulp en wederbulp bereid
waren, die slechts voor een ander
leefden en zich zelf alles ontzegden, I
dat geslacht hoort tot het verleden of is
aan t uitsterven. Bij de opkomelingen
wordt de ikzucht als eene onmisbare
hoedanigheid aangekweekt, en de
drang naar genot als de eenige reden
van 't bestaan gehouden.
En nu komt er nog iets anders voor
die jongeren welke opgekomen en wel
stellend geworden zijn, het nieuwe
geslacht degenen van treffelijken hui
ze, die in de werkelijkheid staan, die de
zaken opnemen gelijk ze zich voordoen
en naar hooger streven, ondervinden
voor 't eerst, nu zjj meer weister hebben
om te bewegen, nu zij breeder uitzien
dan de grenzen hunner kleine omgeving,
dat er iets aan ontbreekt, dat zij, niette
genstaande hunne geldmiddelen, afge
zonderd blijven, zich uitgesloten voelen
van de groote beschaving zoo gauw zij
een stap buiten den omschreven kring
wagen, bevinden zij zich als vreemdelin
gen in eigen Land. De regeering, de
openbare besturen kennen de taal van
den Vlaamschen buiten niet, als jon
gens van te lande tellen zij nergens mee,
tenzij waar te beulen en te wroeten valt,
en zoo krijgen de opkomende knapen
den indruk uitgestootec te zijn en ner
gens toe te hooren.
Over den Vlaanschen buiten heerscht
nu weelde van sedert de wereld be
staat zijn de landelijke bewoners nu eerst
tot welstand gekomen en bemiddeld de
groote bankinrichtingen, die na den oor
log lijk paddenstoelen uit den grond op
gerezen zijn en moderne tempels gelijken,
hebben nu hnnne grijpklauwen van uit
de stad op den Vlaamschen buiten ge
slagen» op elk dorp richten zij hunne
bijhuizen en filialen op, om er het
vloeiende geld effen aan te... drai-
neeren. Maar nu de landlieden van de
vruchten hunner inspanning zouden
moeten genieten, zich opwerken tot
hoogeren stand, ondervinden zij dat een
zware lucht over Vlaanderen weegt.
Zoo de boerenwerkman dubbel toe naar
den grond gebogen aan 't wroeten blijft
wordt hij van dien druk niets gewaar
doch zoo gauw hij zich oprichten wil en
naar omhoog kijken, dan stoot hij overal
den kop, hij wordt gewaar en komt tot
de overtuiging dat alles tegen hem sa
menspant om hem gebukt en met 't we
zen naar den bodem gekeerd te houden.
Aan zijn lijf heeft hij slecht armen en
handen om 't grof werk te verrichten,
zijn kop deugt tot niets, zijn geest en
verstand kunnen gemist worden. Hij staat
ingesloten, geweerd als een vreemde
onder eigen volk hij verstaat Diet eens
de taal der wetheeren die hem bestieren
en die medeburgers zijn in het land waar
toe hij behoort. En het ergste die toe
stand bestaat en duurt, buiten zijn we
ten reeds zoo lang. dat niemand het on
natuurlijk vindt, dat de verongelijkte
landman zelf er zich deemoedig bij neer
legt, de zaken neemt gelijk ze zich aan
hem voordoen en in zijne schelp terug-
krimpt om niet als stommerik beschimpt
te worden
Landbouwberoepsonderwijs
Het Provinciaal Bestuur van Oost-
Vlaanderen richt binst het groot verlof
normaalleergangen in voor het vormen
van leeraars aan de lagere eu kanto
nale landbouwberoepsscholen, eerste en
tweede jaar.
Beide leergangen beginnen den Maan
dag 18" Augusti 1924, worden geschorst
den Zaterdag 6" September en voortge
zet iederen Zaterdag namiddag tot Pa-
schen 1925 voor het le studiejaar tot
einde Juni voor het 2' jaar.
Deze leergangen worden gegeven in
iet Casino te Gent.
Worden tot den leergang toegelaten,
de onderwijzers en en houders van een
getuigschrift van volledige middelbare
ïoogere studiën.
De inschrijvingen met bewijs der ge
dane studiën zal vóór ln Oogsta. s moe
ten toegezonden worden aan den heer
Gouverneur der prov. Oost Vlaanderen
Gent.
Gij offert uw dagen en nachten op
aan kinderen die u niet hun moeder
noemen, en gij hebt moedertranen ge
schreid op open graven van wie uwe
kinderen niet waren. En midden uwe
lijdensstonden en zelfverloochening,
zoekt gij voor uwe rust nog andere
krankheid om ze bij te staan, nog ander
wee om het te sussen.
En wanneer, uit den aard der zaak, uwe
bepaalde taak volbracht is, dan staat gij
alleen, als jonge dochter, te oud voor
klooster- of huwelijksstaat, alleen met
angst voor uw persoolijk levensbestaan.
O wie kent ooit volledig al den rijkdom
van de verborgene en deemoedige vrou
wendeugden
Er is een categorie van ongehuwde
jonge dochters, die we de verlatene noe
men zullen. Zij zijn het huwelijksbootje
niet ingestapt, alleenlijk omdat zij er
geene gelegenheid toe hadden. Zij waren
veel te bescheiden, veel te eerlijk en te
fier om haar zelf als 't ware uit te venten,
en om hun vrouwelijke schoonheid en
vaardigheid ten toon te stellen en op te
dringen. Zij bloeiden als kamerbloemen
op de vensterbanken achter de gordijnen.
Zij wachtten daar op de bewondering
der bezoekers en werden zij niet be
zocht zij bloeiden voort ten bate en ter
vermooiing van het ouderlijk huis. Of
wel omdat zij ernstig waren en het hu
welijk en de liefde even ernstig opvatten
en bewust waren van hunne eigene
waarde en waardigheid, zijn zij streng
geweest in het beoordeelen van de hu
welijksgelegenheden, zij hebben menige
kans, met gewetensvolheid afscheept,
tot zij ten slotte van alle kans verstoken
bleven, en er zich bij neergelegd hebben,
liever niet te huwen, dan half te huwen.
Ofwel nog, omdat zij niet voorzien wa
ren met die bepaalde maat van stoffelij-
ken welstand die vereischt is voor een
ordematig en gelukkig huwelijksleven,
hebben zij naar den huwelijksring niet
gedongen en zij zijn voor gaan arbeiden
dag op dag om voor zichzelf het levens
brood te verdienen, en misschien een
kapitaaltje voor hunnen ouden dag. Of
wel nog, omdat zij, door de natuur, of
door het levenslot, met een of ander
lichamelijk gebrek werden beproefd, is
de wereld die meer naar het uitwendige
dan naar de inwendige ziet, hen voorbij
gegaan. In al deze gevallen is er geen
spraak van zelfzucht, van wege deze on
gehuwde vrouwen. Zij zijn eenvoudig
de veriatenen langs het spoor des levens.
Zij kunnen hunne verlatenheid als een
sacrificie aan God opdragen en dienst
baar zijn aan het heil der zielen en der
maatschappij, met hun rijkste vrouwe
lijke kracht toe te wijden aan de vol
maakte uitoefening hunner verschillende
bedieningen.
Ik veroorloof mij enkel twee, mis
schien ietwat bevreemdende opmerkin
gen. De hedendaagsche schaamtelooze
opdringerigheid en zichzelf tentoonstel-
ing van veel meisjes, die niets ongedaan
aten, om toch maar aan een man te ge
raken, is een bewijs van de zelfverlaging
en ontaarding der vrouw. Er zijn men
schen die zulke houding toejuichen als
vrouwenontvoogding. Het is integen
deel zich onder voogdij stellen van de
ongeregelde liefdedrift. Maar in 't be-
ang van de voortzetting der christelijke
amilie, moet ik toch onze goede christe-
ijke meisjes waarschuwen tegen eene
overdrijving van bescheidenheid. Op
ciesche wijze mag er voor gezorgd wor
den, opdat er aan onze christelijke meis
jes zou gelegenheid aangeboden worden
om een echt christelijk huisgezin te stich
ten. Daarbij, het zuiver christen meisje,
stelt zijn huwelijkseischen hoog en het
leeft gelijk. Maar men late zich niet te
veel beïnvloeden door het gezwets en
iet gepraat der valsche, nijdige en klein
geestige wereld, die van den innerlijken
mensch weinig of niets kent. Het weze
er van overtuigd dat het ideaal steeds
zijn voorbeeld moet zijn dat het ideaal
«k» het ideale huwelijk niet van deze
wereld is. Waar de substantieele voor
waarden voor en gelukkig huwelijk aan
wezig zijn, hoeft het meisje niet te streng-
eischend te zijn voorde bijkomstigheden.
Het meisje weze er wel van bewust dat
het er wel in slagen zal als vrouw, veel
kleine mannelijke gebreken te verbete
ren, zoo het zelf maar volmaakt is en dit
is bijzonderlijk de werkelijkheid onder
ons Vlaamsche volk. waar de man als
echtgenoot doorgaans veel beter is dan
de ongehuwde jongeling.
Er is een categrie van oude jonge
dochters, die als heldinnen door de ro
manschrijvers worden verheerlijkt, maar
daarom niet minder een werkelijkheid
zijn, ik bedoel die meisje, die zonder the
atraal vertoon, en zonder romantische
zonderlingheid, in ongehuwde vereen
zaming de herinnering als een relikwie
schrijn dragen, aan een vroeg afgestor
vene ol hun eenmaal gansch gegeven,
maar onmogelijk-gebleken liefde, geheei
en ongeschonden bewaren of in hun
ideale rechtzinnigheid door een bedro
gen liefde gekwetst, voor goed verzaakt
hebben aan alle liefdegevoel. Zulke ge
vallen zijn niet talrijk. Veel meisjes wa
nen zich een tijdlang zulke heldinnen in
de overmaat van hun smart, of in de
wanhoop van hunne overgevoeligheid,
maar omdat zij niet volharden, blijkt het
wellicht dat hunne liefde niet de ideale
hoogte had bereikt van de geestelijke
zelfverloochening. Maar ik herhaal het,
er zijn vrouwenzielen diep en ernstig ge
noeg, om maar eenmaal te kunnen en te
willen liefhebben. En in zulk geval we
derom is er geen spraak van laakbare
zelfzucht.
hr bestaat evenwel een categorie van
oude jonge dochters, die de ongehuwd
heid hebben verkozen, uit zelfzucht, of
hunne gebeurlijke ongehuwdheid, met
gedachten en daden van zelfzucht ont-
heiligen en belachelijk maken. Hun por
tret Waar ze te vinden Op hun ka
mer. op koffiebezoek of in de kerk Op
hun kamer ten eerste, daar grommen zij
op hun kat. op dien luien dikgevoeden
poes, en hebben zij een dienstmeid dan
grommen zij op haar. Zij spreken met
hun kanarievogel die van klare weelde
niet meer zingen kan. Dat is hun kamer
leven. Toch van tijd tot tijd kijken zij
heel lang in den spiegel, en willen er zich
kost wat kost schooner en jonger in zien
dan zij werkelijk zijn. Och die rimpel'
daar en dat grijs haarke Ofwel zij pro-
beeren eens, dien nieuwen hoed, dat slag
van hoederkipje, die, van vol pluimge
dierte, ofwel dien moestuin, ofwel dat
veld met roode kollebloemen die schet
teren in het oog. De menschen die haar
zien voorbijgaan, zeggen hebt ge van
uw leven,... zoo'n preuschheid Want
onze oude jonge dochter gaat op be
zoek bij andere oude jonge dochters, en
rond de koffietafel, daar wordt met ha
ken en oogen, met kanten en aanpalin
gen, al het nieuws van de straat uitver
teld wat zeg ik. uitverteld, neen uitge
beld, natuurlijk onder ons, op een
eeuwig zwijgen, want zij willen voor
geen goed van de wereld kwaad spreken
Dat mag gezegd zijn. Daar wordt alles
uitgepluisd. Hun vrouwenverbeelding
werkt als een kinema. Daar wordt er
gedorschen op den rug van anderen, op
den rug van alwie en zij zijn velen
die hun zelfzucht hebben gestoord, en
niet het minst op den rug van geestelijke
personen. Arme, oude jonge dochter. Zij
klaagt over hoofdpijn, maagpijn en fle-
recijn en de dokter stepert met flesch-
jes, al weet hij genoeg, zonder het te
duiven zeggen, dat juffrouw eigenlijk de
trouwziekte heeft of lijdt van de luie en
verveelde koorts en de eenige remedie
het huwelijk of den arbeid, daar wil zij
niet van hooren. Trouwen dat is met
een vent geplaagd zijn en met kinders.
Arbeiden dat is niet volgens haren
stand. Zij heeft hare werken van offici-
eele barmhartigheid. Arm schaap Zij
heeft hare uren van vertrouwdheid, van
hartegesprekken en zij doet niets liever
dan de lange lijst opsommen van de ver
liefden die zij heeft afgescheept. Och ze
heeft er in den tijd genoeg voor getracht
omeenman te krijgen Nu, ze gestroost
-ich. Zij heeft nog hare werken vaa
barmhartigheid, en dan heeft zij de ker-