REDT U IZELVEN IN DEN HOPHANDEL handarbeiders. Landbouwweekblad Arbeid adelt PULP VLAMING ZIJN! ttloningen van üe Zon schijnt door de Ruitjes. Iets over de Bacteriën oMicroben in de Melk. HET ZAAIEN DER WINTERGRANEN Een Beetje Bemesting-geschiedenis. mod steeds de leus zijn van alle landbouwers. mm i 111 piiiiiiwiiilfflBBEa^gaaWiMBBWBBHBWMg» ZONDAG 12 OCT. 1924. Prijs »2 centiemen fide JAARGANG N\ 302 «essrun~'ii iiiiiiimwii Abonnementsprijs 6.00 frank 'a jaara. Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Aankondigingen volgens akkoord. bureel en Redactie BRABANDSTRAAT, 53, AALST Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON Aalst. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. Voor en door de Landbouwers De kweek van de hop verminderde de laatste jaren nog al aanzienlijk in onze streek. De oorzaken van dit verval zijn niet al te juist te bepalen, maar toch kunnen we de onregelmatigheid der hopmarkt, en het gebrek aan handenarbeid in de boerderij beschouwen als de twee groot ste oorzaken van het verminderen der hopvelden. Is het nu eene ramp dat deze plant stilaan maar zeker verdwijnt, of wel is er weinig aan gelegen Op landbouwgebied, zooals de toe standen zich heden voordoen, is er vol gens het gedacht der meeste hopplanters maar weinig aan gelegen, daar andere vruchten die wellicht zóó winstgevend zij ten min handwerk vragen de plaats innemen. Andere planters zouden er toch aan houden deze cultuur voort te zetten in de hoop dat de tijden ofwel de toe standen veranderen. Van het standpunt uit der boeren is het dus voor t oogenblik ten minste, geene ramp dat de hopvelden verdwij nen. Ik zeg voor 't oogenblik. Maar, eens ook zullen de tijden veranderen, en ik roep de aandacht der kweekers op een feit dat niet te veronachtzamen is Het zou wel kunnen gebeuren dat. door de tijdsomstandigheden, de kwee ken van granen, aardappelen en beeteo, die nu goed zijn, minder winstgevend worden. Voor wat deze vruchten aan gaat kunnen we niet rekenen op een beschermingspolitiek van ons Staatsbe stuur,daar het artikelen zijn van eerste noodwendigheid voor 't volk, die bijge volg nooit te goedkoop zijn. Van den anderen kant mogen we de hop als eene luxeplant beschouwen, daar ze enkel dient om bier te maken,hetgeen voor een groot deel enkel weelde is. Hier is er wellicht middel dat er be- schermmaatregelen getroffen worden, en dat de hopkweek daar waar de andere noodlottig en verliezend zijn, eene bron van inkomsten voor onze landbouwers zou daarstellen. Natuurlijk is de dag nog niet aange broken dat ons Staatsbestuur zoo bereid willig is om ons ter zijde te spripgen maar de macht der boeren groeit met den dag aan, en we mogen rekenen dat dit binnen weinigen tijd in orde komt. De groote oorzaken van het verval der hop waren dus onzekere markt en gebrek aan handwerkers. Er bestaat ze ker middel om voor die twee kwalen eene remedie te vinden maar het eene kan niet gaan zonder het andere. Ik wil hier twee redmiddelen aange ven, die kunnen bestudeerd worden. Hier reken ik op den goeden wil van al dezen die belang stellen in de hop, bijzonder onze Aalstersche en Brabantsche hop handelaars. Wanneer ik me tot deze heeren richt, dan is het met de vaste overtuiging dat zij alle belang hebben bij den' bloei van deze kuituur. Wat wordt er van de aloude ver maardheid van Vlaanderen en Brabant, van Aalst en Assche, zoo de boeren den voorkeur geven aan andere vruchten en de hop totaal uitroeiën Waar blijven onze hophandelaars in hun rol eu hun vak, waaneer ze alleen met vteemde producten moeten werken, wijl er wellicht middel bestaat om onze hopkweekerij te verdubbelen Ik wil er ook nog bijvoegen dat ik geene regels ga voorschrijven die onuit voerbaar zijn, of die de belangen van andere standen of van de natie zouden schaden Integendeel is het eenen natio- nalen plicht ons zooveel mogelijk onaf hankelijk te maken van den vreemde. Voor het eerste punt de onregelma tigheid der markt is er maar een middel eene beschermingpolitiek van ons Staats bestuur. De bescherming kan tweeërlei zijn 1° Het heffen van tolrechten op de vreemde hop 2° het verbod vreemde hop in te voeren vooraleer den inland- schen oogst verkocht is. Het eerste middel is het zekerste en eenvoudigste; het tweede kan evengoed worden gebruikthet bestaat naar ik meen in Engeland. Het doel moet hoofdzakelijk eene be scherming zijn van onze inlandschen oogst tegen vreemde mededinging, en het middel dat ons dichtst bij dit doel zal brengen zal het beste zijn. Wat baat het toch den roem van' on ze hopkultuur hoog te houden en met koppigheid den kweek voort te zetten wanneer men niet zeker is er zijn brood bij te vinden Hop is niet zooals een; andere vrucht die men dees jaar plant om het volgende jaar aan kant te zetten en twee jaar na dien weer te planten. Het is een lastige plant, die men jaren achtereen moet ver zorgen zoowel de slechte als de goede, en waar men slaafs aan verbonden is. Het is eene kweek die een grootkapitaal vraagt, waarvoor mea materialen zoo als staken of draad, hasten en meer moet bezitten. Hoe moeilijk en zorgelijk tegenover andere vruchten, die men in April of Mei zaait of plant, en waarvan men in Augustus of September het zeke re loon heeft van zijn werk Is het wel te verwonderen dat de hopvelden vermin deren wanneer we dat alles- Dagaan, en dat wij, het noodzakelijk vinden dat er vanwege ons Staatsbestuur eene redden de hand dient toegestoken te worden De kweeker vraagt zooveel mogelijk zekerheid, zooniet verdwijnt onze natio nale hopkweek. De planter weet ook dat het noodig is modern te worden maar hier ook aarzelt hij met reden om dat hij nogmaals veel zorg en kapitaal ten bate stelt van eene nijverheid die te onzeker is, waarvan de markt te onderhevig is aan speculatie en bloot staat aan vreemde concurrentia. Om het gebrek aan handenarbeid te verhelpen is het noodig dat de kweeker zich schoeie naar de laatste verbeterin gen, de moderne wijzen van bewerken, dewelke den handenarbeid verminderen en ook bijzonder er zullen toebijdragen om betere en fijnere producten voort te brengen. Draadvelden vragen een minimum- werk voor den Zomer eens de ranken rond de draden gedraaid hoeft men er weinig naar om te zien. Met paard of muilezel egt en schoept men tusschen de reien met kleine wagen beirt men. Plukken zal altijd met de hand geschie den maar zoo de hop goed in prijs staat zal men kunnen plukkers betalen en loopt dit ook wel goed van stapel. Voor het droogen make men een mo derne nast met verluchting en pijpen, zooals er reeds verscheidene bestaan. Wellicht is er op dit gebied nog te ver beteren. In een woord men richte de cultuur zoodanig in dat alles zoo weinig moge lijk handwerk vraagt, en er is wel middel om groote partijen hop met vrucht uit te batenals de prijs loonend is. Het komt steeds op 't zelfde neer 'k veronderstel dat een jonge boer hem wil toeleggen op de hopkweek. Wat zal het hem kosten vooraleer hij eene partij zal hebben geplant, het veld met draad bespannen, een nast gebouwd naar de laatste methode I Het zal op vele duizenden komen, en het is zeker dat de jonge boeren weinig begeestering voelen voor de hopkweek wanneer zij bij het overzicht van het te gebruiken kapitaal, en de aan de hop verbonden bewerkingen en zorgen, geene de minste zekerheid hebben er hun brood te kunnen mee verdienen. Zekerheid in de markt door bescher ming, inkrimping van den handenarbeid en verbetering der hoedanigheid door de moderne doenwijzen zijn de twee red middelen die onze hopkweek van een dreigenden ondergang kunnen bewaren. O. c. De zon schijnt door de^ruitjes. Het vrouwken zit voor 't raam, En naait uit lint en lapjes Een busselkleedje saam. Want nog vandaag of morgen Wordt 't kindjen haar gebracht, Dat zij, in teedre liefde. Zoolang reeds heeft verwacht Zij gaf de laatste steekjes En wijl zij 't bergen gaat. Werpt zij een blik op 't kruisken Dat op het schouwken staat. Het kindjen is gekomen Wat is men blij-te-moe, Het ligt aan moeders harte, En vader lacht het toe Weer speelt het zonnestraaltje Door 't witte raamgordijn, En hult het heele huisje In warmen Liefdeschijn Fons Van de Maele. (Uit het boekje Nog Verzekens voor ons Volk Nota der Redaktie Dit is een boekje dat door ieder huisgezin zou moeten ge kocht en gelezen worden. Het is een schat van eenvoudige, fijngevoelige en diep-kristelijke gedichtjes. Verkrijgbaar bij den dichter Alfons Van de Maele, Holleweg, Erembodegem. De prijzen van de pulp zijn eenigszins gestegen als gevolg van 't slechte seizoen en de gedeeltelijke mislukking van de ra pen. Wij kochten nog eene partij dees week. Als inlichting aan verscheidene leden laten we weten dat we in De Koorn- bloem meermaals hebben geschreven dat de leden zich konnen laten opschrij ven, zonder bepaalden prijs, hetgeen dan ook de meeste deden. Deze die nog niet opgeschreven kunnen zich dees week aangeven. zyn De melkzuurbacillen maken dus van melksuiker melkzuur en maken dus de boterberaiding gemakkelijk. De meeste aienschen hebben al In onze vorige artikelen is met opzet een hoogst belangrijk vraagstuk in zake melk zoo niet totaal verzwegen, dan tóch zelden vernoemd geworden. We willen het nu klaar op den voorgrond brengen en er al de belangrijkheid doen van uitschijnen door een methodische en praktische aanpassing van onze huidige kennissen in microbenleer op de melk- voeding. De melk is een volledig voedsel, dit is eene samenstelling van de drie bijzon derste voedende bestanddeelen eiwit, vet en koolhydraat. Daarbij komen en kele belangrijke zouten voornamelijk phosphoor- en chloorzouten. Dat weet omtrent iedereen. Maar de groote hoop van onze buitenbevolking blijft totaal onwetend toekijken als men het vraagstuk der melkbacteriën in hun ne tegenwoordigheid aanraakt En noch tans moet de kennis ervan onschatbare diensten bewijzen aan hen die ze in practische daden omzetten. De noties die we in deze bijdrage willen behandelen, vinden hunne basis in de nieuwe wetenschap, die men Bac teriologie of Microbenleer heeft ge noemd. Deze wetenschap is in de laatste twintig jaar ontzaglijk vooruit gegaan i en uit de vastgestelde feiten is er voor i 't menschdom in 't algemeen en voor enkele vakken en bedrijven in 't bijzon der lijk de melknijverheid groot nut getrokken en groote schade voor- j komen geworden. Daaronder is er zeker veel bij dat al onze buitenlieden behoo- ren te weten niet de wetenschap zelf. maar de begrijpelijke practische resulta- ten dier wetenschap moeten hun wor- den aangeleerd. De sterke vooruitgang in landbouw en nijverheid stelt al meer j en meer tot voorwaarde dat zelfs de ge- j ringste landman eenig denkbeeld hebbe i van wat vroeger een ondoordringbaar geheim voor hem is geweest of waarvan hij zelf het bestaan niet eens vermoed de, maar waarvan nu ten volle blijkt dat het van grooteren invloed ten gostéf j ten kwade kan zijn. Versch gemolken melk is theoretisch kiemvrij, dit is geen bacteriën. Bacte riën zijn kleine microscopische levende staafjes. De voortteling van zulke staaf jes is heel eigenaardig Komen ze na melijk tengevolge van rijkelijk voedsel, in een goeden staat, dan deelen ze zich in tweeën, en dat maar steeds door zoo er voedsel genoeg is elk dochter staafje wordt spoedig op hare beurt een moeder-staafje tot een oagenblik komt waarop de voortteling ophoudt als wanneer de hoeveelheid afvalstoffen, geproduceerd bij die voortteling, zoo groot wordt dat de staafjes langzamer hand ten gronde gaan, aan hetgeen ze zelf hebben gewerkt. Brengt men de bacteriën in water, dan is de voortte ling bij gebrek aan voedsel geschorst maar toch houden ze 't leven en drijven in dat water langzaam voorthebben ze het geluk in melk te geraken, dan kunnen ze zich rijkelijk voeden en voort telen op een verschrikkelijke wijze. De gewone dagelijksche melk, die onze huismoeders gebruiken,bevat maar al te dikwijls ontzaglijk veel microben. Niet al deze bacteriën zijn pathogeen voor den mensch, d. i. kunnen ziekte verwekken. We vinden er ook bacillen of bacteriën die niet pathogeen zijn. Deze laatste zullen we eerst in overzicht nemen. De niet pathogene bacteriën van de melk zijn meestal fermenten de voor naamste zijn de melkzuurbacil, de boter- zuurbacil en het caséine-ferment. In de allermeeste gevallen is het de melkzuur bacil, die de eerste veranderingen in de melk teweegbrengt. Zoodra de melk aan de lucht wordt blootgesteld, valt er deze bacil op en teelt er soms hevig in voort. Haar voedsel vindt de melkzuurbacil in de lactose of suiker, die in de melk voor komt. Die lactose wordt door de bacil omgewerkt, als 't ware zoodanig gesple ten dat het geen melksuiker blijft, maar melkzuur wordt. Voor dat de bacteriologie ons dit be langrijk gegeven aan de hand had ge daan, dacht men dat het de zuurstof der lucht was die het melkzuur maakte of ook nog de warmte men ging zelfs zoo ver de electriciteit er aansprakelijk voor te maken, juist omdat, wanneer er on weer aan de lucht is, de melk nog al spoedig zuur wordt. Nu begrijpt men dat warmte en vochtige war*e lucht, lijk bij onweders, factoren zijn die de voortteling der melkzuurbacillen alleen bespoedigen kunnen, wanneer deze in een zoo rijk voedend midden aanwezig zijn. Melkzuur draagt niet bij tot de voeding van het levend wezen, lijk de melksuiker het doet onrechtstreeksch toch kan het van nut zijn, namelijk voor onze lichamelijke warmte, want het melkzuur wordt in onze cellen verbrand tot koolzuur en water. eens ranzige boter geproefd. Nu, de al lereerste oorzaak van die ranzigheid is weeral een bacil en wel de boterzuur- bacil. Deze bacil maakt van de melksui ker het boterzuur, doch eerst nadat de melkzuurbacil heeft opgehouden met voorttelen. Het bitter en zuurachtig smakende boterzuur is in den beginne verbonden aan andere stoffen zoodat men het niet smaaktalleen, indien de boter eenigen tijd wordt bewaard, komt het boterzuur vrij. In de groote melke- rijen waar de melk spoedig wordt ver werkt, zal men maar zelden last hebben van ranzigheid integendeel, daar waar men de melk voor het karnen langer hoeft te laten staan, grijpt de omzetting van de melksuiker in boterzuur gemak kelijk plaats. Nu za! men licht begrijpen dat in de karnemelk veel boterzuurba- cillen te vinden zijn en dat men het zuren van melk kan bevorderen door er karne melk bij te gieten. Een derde ferment is het caséine fer ment, ook nog tyrothrix genaamd. Dit ferment slaat de caséine neer door een soort stremsel of présur. Dit verschijn sel kunnen we 't best vergelijken met? het neerslaan van de caséine in de maag onder den invloed van het lab ferment door liet slijmvlies uitgescheiden, ft Vervolgt). MISEREZ VALÈRE. Landbouwingenieur. Tarwe en rogge betrekken bij ons een belangrijke plaats in de vruchtafwisseling en is het te verwonderen hoe weinig be lang er door meest alle landbouwers in deze teelten wordt gesteld. Niet alleen wordt niet altijd en overal voor degelijk zaaigoed gezorgd, maar zelfs laat de be mesting dikwijls te wenschen over. In t algemeen, worden de granen ge zaaid met een uitsluitelijke phosphoor- zuur- en potaschbemesting, soms met toevoeging van eene kleine hoeveelheid stalmest. Dit is verkeerd, daar alleen en kele gronden rijk genoeg aan opneem bare en dadelijk benuttigbare stikstof kunnen zijn, om den eersten groei der gewassen te bevorderen. In 't bijzonder na een graan- of aardappeloogst is de grond zeer arm aan benuttigbare stikstof. Nochtans is het van het hoogste be lang, dat de plant vóór den Winter nog, een sterk en uitgebreid wortelstel zou ontwikkelen. Daarom passe men toe, vóór het zaaien, ongeveer 100 kg. Soda- nitraat van Chili per hectare. Haast in geen ander land is het aan wenden van scheikundige mesten zoo groot en tevens zoo noodzakelijk als in België. Met onze groote verscheidenheid aan voortbrengselen verscheidenhe den gevergd door onzen soort huishou delijk en landbouw onze kleine be drijven en groote opbrengsten, die we vergen van onzen grond, wordt dezes inhoud gedurig verminderd door steeds elkaar opvolgende vruchten van ver- schilligen aard. Die gedurige bebouwing vergt van den grond steeds hare benoo- digdheden, brengt dus eene verarming mede aan voedende bestanddeelen. In streken waar men zich met den kweek van een of twee nijverheidsplan- ten ophoudt, heeft men ook wel die grondverarming maar enkel aan die be standdeelen welke die nijverheidsplanten vergen en met een toedienen, van die stoffen welke er voor de gekweekte planten wordt gevergd, heeft men groo- tendeels genoegen gegeven om een du rende vruchtbaarheid te mogen verwach ten, Het gebruik van scheikundige mest stoffen is dan ook gedurig aan geklom men. Hier komt nochtans niet als hoofd oorzaak het gedurig uitputten van den grond door de planten, maar wel 'en voornamelijk de vakkennis onzer land bouwers. Gaan we eens 'n paar tientallen jaren terug, en overschouwen we eens welke voedstoffen er toen aan den grond wer den gegeven. Toen was het aankoopen en gebrui ken van scheikundige meststoffen haast een weelde in veler oogen. Deze die het aandierven 1 kgr. nitraat per roede te werpen, werden door verschiliige ande ren, met 'n grijnzend schouder-ophalen bejegend, tot dat de schijnbare verkwis ter zijne bespotters kon onthalen op een opbrengst nog zoo groot of toch 1/3 meer dan zij konnen naar huis halen. En naar gelang die soort stoutmoe- digen goede en betere resultaten konnen voorbrengen groeide hun getal eerst langzamerhand, en later werd het op den duur een zeldzaamheid nog één land bouwer te vinden, welke niet een snuifje zout op zijne- beeten of rapen strooide. Toen kwamen we in de stikstof jaren Nitraat, bij onze boeren vetzout werd de koning der vruchten oogsten. Van 1/4 kgr. kwam het tot 1/2-1-2 tot 3 kgr. van de roede, en onder die over dadige stikstof- groeistof - toediening, groeiden de planten welig op en dikwijls was de grootste der hoeveelheden beko men, ten schade der hoedanigheid. Toen werden zeker jaarlijks voor honderd-dui zenden franken vetten nutteloos wegge smeten. Immers die overtollige hoeveel heden stikstofmesten, konnen niet door de planten verwerkt worden,en wat niet werd opgenomen door de planten werd door uitlooging, onkruidplanten en om zetting grootendeels nutteloos verbruikt en mocht dus als nutteloos aanzien wor den. Hier en daar kwam dan een landbou wer die, dank wetenschappelijke gege vens, begon in te zien dat de planten met stikstof alleen geen voldoende opbrengst geven konnen en er wel wat anders noo dig was, opdat de planten in den grond de noodige stoffen zouden vinden, die hun toelieten het maximum te geven. Die landbouwers begonnen met het toe dienen van wat superfosfaat aan hun ne velden. Als nu de massa zag, dat daardoor weer betere uitslagen bekomen werden begon ze stilaan die voorloopers te volgen en daardoor werd aan de plan ten reeds twee onontbeerlijke stoffen ter beschikking gesteld n 1. stikstof en fos- foor. Het doelmatig in gebruik brengen dier beide meststoffen, hebben we vooral te danken aan de navorschingen der landbouwwetenschap, aan de lang durige ijvering onzer landbouwkundigen, voordrachtgevers en de hun ten dienste staande organismen maar bijzonderlijk door den invloed van de landbouwbla den. Het onophoudend wijzen op de noodzakelijkheid eener volledige bemes ting. wierf ten slotte toch de belangstel ling der landbouwers en eindelijk heb ben we dus reeds heel wat boeren die van eene verstandige bemesting mogen gewagen, want zooals het ging met stik stof en fosfoor, gaat het nu ook met pot- asch en dezen die naast nitraat, ammo niak, superfosfaat, ijzerslakken of supra, sylviniet, kaïniet, zwavelzure of chloor- potasch toedienen, zijn lang geen zeld zaamheden meer, en daar zij die zoo we ten te mesten, zich de beste opbrengsten verzekerd zien, zal hun getal van liever lede aangroeien. Sedert de strijd voor de Vlaamsche rechten meer om meer wordt gestreden is het soms aardig eens te onderzoeken hoe dat sommige Vlaamschgezinden zich aanstellen in hun persoonlijk doen en la ten. Het is bijwijlen zeer eigenaardig dit na te gaan, want velen meenen dat ze werkelijk goede Vlamingen zijn, met zoo maar eens als t past een grooten schreeuw op te halen en te roepen Vliegt de Blauwvoet —of eens duchtig te zingen en te zuipen bij eene of andere feest of betooging. Zij vergeten soms in hunnen koorts- achtigen tocht dat ze eerst moeten be ginnen met zelf Vlaming te zijn in woord en daad, en dat er veel meer te doen is met een goed en zwijgend voorbeeld dan met al het getier van honderde schreeu wers. Luister eens naar de gesprekken in de familie- of vriendenkring van sommige hoogstaande vlaamschgezinden Ze spreken nogal dikwijls fransch. Gaat voorbij hunne deur en bezie de naam plaat, men leestingénieur, médecin, avocat, notaire enz. Neem het telefoon boek en leest zelfde fransche adressen. Neemt de lijst van de chekrekening Fransch Mijnheer, La Firme enz. Op de brievenbus aan de deur u Lettres plaats van Brieven enz. enz. Bijzonder in de begoede standen het Vlaamsch niettegenstaande huane soms schreeuwerige Vlaarnschgeziod- heid, toch maar eene boerentaal ofwel de taal van knecht en meid. Hier ligt voor de ideale en welmee- nende vlaamsche strijders veel te doen. Wanneer ge heeren van het bovenge noemd kaliber in uwe gelederen tegen komt, zegt het maar vlakaf dat ze zijn als de dominee die preekte luister naar mijne woorden, maar zie niet naar mijne werken. Dringt aan bij uwe vrienden, familie leden en kennissen, opdat we in onze Vlaamsche steden en (och arme dorp- kes verlost zouden geraken van die fransche opschriften aan winkels en koffiehuizen, op wagons en camions zooalsCafé de la gare, Restaurant, Boucherie, Charcuterie, Coiffeur, Phar- macie, Bijouterie, Modes, Brasseur, Au Coin, Estaminet, Banque, Médecin, Plombier, enz enz. Bestaat dit nog wel in één land van de wereld, dat men in een vreemde taal aankondigt. Gaat niet naar die winkels of koffiehuizen om te koopen, alsvorens die taal van harlakijn verdwenen is. Zijt vlaamsch zooals uw moeder was en zooals het vol!: waarmee ge leeft. De groote dichter Ledeganck zong Geen rijker kroon, Dan eigen schoon En alvorens hard te schreeuwen, zorg dat eerst uw eigen zaken proper zijn en gaat dan uw vrienden bekeeren m Onze dorpen kunnen nog de kleine werklieden huisjes aantoonen die, oor spronkelijk uit rooden baksteen ge bouwd, met hardsteenen omlijsting rond de deur versierd waren. De vorige eeuw heeft het pleisteren in de mode gebracht, waardoor het vroegere uitzicht te niet ging. En toch is in deze woningen de poëzie van den eenvoud blijven voort leven. Ook doen zij ons oog nog aange naam aan. Een rythmische kunstlooze schoonheid spreekt uit elke lijn, uit elke massa. En de klein, houten ramen, zui ver wit, maken een weldoenden invloed. Indien er voor de omvangrijke hoeve of voor het landhuis een bouwmeester geraadpleegd werd. voor de arbeids- woning was dit zelden het geval. Men dacht dit te duur te kosten. Maar zoo dit vroeger de reden mocht zijn, thans is het er geene meer. Comiteiten bestaan, die aan den landarbeider gratis een de gelijk plan bezorgen, waarnaar hij zich richten kan bij het opbouwen zijner wo ning. De landarbeiderswoniog heeft nu een minder persoonlijk uitzicht. Zij hangt meer aan een algemeen karakter," dat bij alle kleine woningen in mindere of meer dere mate voorkomt, oogenschijnlijk is vorm der landelijke woning niet veran derd. De deur met een of twee vensters ernaast, het dak in roode pannen gelegd. En toch is een verschilWaar voorheen een gevoel van rythmus de verdeeling van muurvlak, vensters en deuren had geleid, waar roode baksteen, door hec ter gepaster plaatse aanbrengen van een wit of hardsteenen ornament, eene ker- schetsende versiering was. waar een de gelijke kennis van aard en levenswijze der bewoners, eene samenstelling had voortgebracht, die hun wezen en per soonlijkheid uitdrukte, daar kwam nu een verschijnsel voor den dag, dat werk manswoning was en burgerswoning wil de schijnen. Een geest van pronkzucht drong zich op. Eerst door met roode baksteen geo metrische paneelen te vormen, dan door de aanwending van kleursteenen, ni;t alleen de burgerswoning, ook de werk manwoning heeft eronder te lijden. Wij mogen niet onrechtvaardig zijn. Die wo ningen welke te verafschuwen zijn, daar zij het schoone der streek, het eigenaar dige der straten aantasten, zijn beter dan die uit vroegere perioden. Ten behoeve der gezondheid werd er veel verbeterd. Lucht en lichttoevoer is verzorgd, water afvoer en rioolstelsel, waterputten en privaten, alles is, zooniet volgens de laatste uitvindingen, dan toch met meer zin voor de algemeene princiepen van gezondheidsleer gemaakt. De arbeider, die zulke woningen zag, erkende hunne bruikbaarheid, en wanneer de gelegen heid zich voordeed, aarzelde hij niet zijne minder gemakkelijke woonst te rui len voor de nieuwere, en hij had gelijk. Het schoone was echter voor de bou wers dier woningen onbereikbaar ge weest. En al de kleuren konnen dit niet verhelpen. De arbeider had eene woning die hem practisch beter voldeed maar hare leelijkheid in te zien, was hem niet gegeven. Voor hem was de woning practischer dan de oude, ze leek op eene steedsche burgerswoning en hij was te vreden De zin voor het eenvoudige, voor echtheid had hij verloren, steedsche invloed is hier de schuldige. Er komt verbetering. Jonge bouw meesters hebben de ellende van het land gezien, hoe pronkzucht en onbe grip de schoonheid in den weg staan, zij hebben werkmanswoningen ontwor pen, vriendelijke, nette aantrekkelijke woningen, deze woningen hebben allen steedschen pronk afgeworpen, zij staan eenvoudig, sierloos, hun omgeving moet hun voornaamste aantrekkingskracht uitmaken. De landarbeiderswODing heeft niets te ontleenen aan de burgerswoningen, zij is een samenstelling die andere be hoeften moet voldoen, menschen met andere levensrichting een tehuis moet geven. Die woning moet eene uitdruk king zijn van het gezonde, voorouder lijke dat nog in de groote massa van t volk, srevige waarde bezittend blijft voortleven. Alle schoonheid aan die woningen zal logisch voortkomen uit de eigenschappen van gebruikte materialen en de wijze hunner verwerking. Niet de kostbaarheid of het goedkoope geven de innerlijke waarde, wel datgene welk er menschelijk aan is, wat er vredigheid, de kalmte, de gemoedelijkheid van het bin nenhuis laat bespeurenalles wat iets bijbrengt van den geest, van het leven der bewoners heeft beteekenis. Bloemen voo,r het venster, zuivere gordijntjes, heldérkleurige vensterblin den drukken veel uit van wat er aan ge voel voor netheid, reinheid en schoon heid leeft in den werkman, en vooral in 't gemoed van zijn vrouw. Want haar is de taak toegewezen, om het huis te ma ken tot een heerlijke, gelukkige verblijf plaats. In de woning van den landarbei der moet dat zijn, evengoed als eene BMIIM8IMMI8liaBl!l8IBI81BIMWr''-'tn?iWV^"'"'>'''W'Wiiy:"T';-"-T"'"'ffl""-'''''''^»igS'"Mi«tuti!MJUtu TK Wi RNBL r is .v.v.y.v.y. J.v.v.v.v.v >v.v.v.v.v *Vii

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1924 | | pagina 1