REDT U
IZELVEN
IN DEN HOPHANDEL
handarbeiders.
Landbouwweekblad
Arbeid adelt
PULP
VLAMING ZIJN!
ttloningen van
üe Zon schijnt door de Ruitjes.
Iets over de Bacteriën oMicroben
in de Melk.
HET ZAAIEN DER WINTERGRANEN
Een Beetje Bemesting-geschiedenis.
mod steeds de
leus zijn van
alle landbouwers.
mm i 111 piiiiiiwiiilfflBBEa^gaaWiMBBWBBHBWMg»
ZONDAG 12 OCT. 1924.
Prijs »2 centiemen
fide JAARGANG N\ 302
«essrun~'ii iiiiiiimwii
Abonnementsprijs 6.00 frank 'a jaara.
Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren.
Aankondigingen volgens akkoord.
bureel en Redactie BRABANDSTRAAT, 53, AALST
Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON Aalst.
De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen
Ongeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
Voor en door de
Landbouwers
De kweek van de hop verminderde de
laatste jaren nog al aanzienlijk in onze
streek.
De oorzaken van dit verval zijn niet al
te juist te bepalen, maar toch kunnen
we de onregelmatigheid der hopmarkt,
en het gebrek aan handenarbeid in de
boerderij beschouwen als de twee groot
ste oorzaken van het verminderen der
hopvelden. Is het nu eene ramp dat deze
plant stilaan maar zeker verdwijnt, of
wel is er weinig aan gelegen
Op landbouwgebied, zooals de toe
standen zich heden voordoen, is er vol
gens het gedacht der meeste hopplanters
maar weinig aan gelegen, daar andere
vruchten die wellicht zóó winstgevend
zij ten min handwerk vragen de plaats
innemen. Andere planters zouden er toch
aan houden deze cultuur voort te zetten
in de hoop dat de tijden ofwel de toe
standen veranderen.
Van het standpunt uit der boeren is
het dus voor t oogenblik ten minste,
geene ramp dat de hopvelden verdwij
nen. Ik zeg voor 't oogenblik. Maar,
eens ook zullen de tijden veranderen, en
ik roep de aandacht der kweekers op een
feit dat niet te veronachtzamen is
Het zou wel kunnen gebeuren dat.
door de tijdsomstandigheden, de kwee
ken van granen, aardappelen en beeteo,
die nu goed zijn, minder winstgevend
worden. Voor wat deze vruchten aan
gaat kunnen we niet rekenen op een
beschermingspolitiek van ons Staatsbe
stuur,daar het artikelen zijn van eerste
noodwendigheid voor 't volk, die bijge
volg nooit te goedkoop zijn.
Van den anderen kant mogen we de
hop als eene luxeplant beschouwen, daar
ze enkel dient om bier te maken,hetgeen
voor een groot deel enkel weelde is.
Hier is er wellicht middel dat er be-
schermmaatregelen getroffen worden, en
dat de hopkweek daar waar de andere
noodlottig en verliezend zijn, eene bron
van inkomsten voor onze landbouwers
zou daarstellen.
Natuurlijk is de dag nog niet aange
broken dat ons Staatsbestuur zoo bereid
willig is om ons ter zijde te spripgen
maar de macht der boeren groeit met
den dag aan, en we mogen rekenen dat
dit binnen weinigen tijd in orde komt.
De groote oorzaken van het verval
der hop waren dus onzekere markt en
gebrek aan handwerkers. Er bestaat ze
ker middel om voor die twee kwalen
eene remedie te vinden maar het eene
kan niet gaan zonder het andere.
Ik wil hier twee redmiddelen aange
ven, die kunnen bestudeerd worden. Hier
reken ik op den goeden wil van al dezen
die belang stellen in de hop, bijzonder
onze Aalstersche en Brabantsche hop
handelaars.
Wanneer ik me tot deze heeren richt,
dan is het met de vaste overtuiging dat
zij alle belang hebben bij den' bloei
van deze kuituur.
Wat wordt er van de aloude ver
maardheid van Vlaanderen en Brabant,
van Aalst en Assche, zoo de boeren den
voorkeur geven aan andere vruchten en
de hop totaal uitroeiën
Waar blijven onze hophandelaars in
hun rol eu hun vak, waaneer ze alleen
met vteemde producten moeten werken,
wijl er wellicht middel bestaat om onze
hopkweekerij te verdubbelen
Ik wil er ook nog bijvoegen dat ik
geene regels ga voorschrijven die onuit
voerbaar zijn, of die de belangen van
andere standen of van de natie zouden
schaden Integendeel is het eenen natio-
nalen plicht ons zooveel mogelijk onaf
hankelijk te maken van den vreemde.
Voor het eerste punt de onregelma
tigheid der markt is er maar een middel
eene beschermingpolitiek van ons Staats
bestuur.
De bescherming kan tweeërlei zijn
1° Het heffen van tolrechten op de
vreemde hop 2° het verbod vreemde
hop in te voeren vooraleer den inland-
schen oogst verkocht is.
Het eerste middel is het zekerste en
eenvoudigste; het tweede kan evengoed
worden gebruikthet bestaat naar ik
meen in Engeland.
Het doel moet hoofdzakelijk eene be
scherming zijn van onze inlandschen
oogst tegen vreemde mededinging, en
het middel dat ons dichtst bij dit doel
zal brengen zal het beste zijn.
Wat baat het toch den roem van' on
ze hopkultuur hoog te houden en met
koppigheid den kweek voort te zetten
wanneer men niet zeker is er zijn brood
bij te vinden
Hop is niet zooals een; andere vrucht
die men dees jaar plant om het volgende
jaar aan kant te zetten en twee jaar na
dien weer te planten. Het is een lastige
plant, die men jaren achtereen moet ver
zorgen zoowel de slechte als de goede,
en waar men slaafs aan verbonden is.
Het is eene kweek die een grootkapitaal
vraagt, waarvoor mea materialen zoo
als staken of draad, hasten en meer
moet bezitten. Hoe moeilijk en zorgelijk
tegenover andere vruchten, die men in
April of Mei zaait of plant, en waarvan
men in Augustus of September het zeke
re loon heeft van zijn werk Is het wel te
verwonderen dat de hopvelden vermin
deren wanneer we dat alles- Dagaan, en
dat wij, het noodzakelijk vinden dat er
vanwege ons Staatsbestuur eene redden
de hand dient toegestoken te worden
De kweeker vraagt zooveel mogelijk
zekerheid, zooniet verdwijnt onze natio
nale hopkweek. De planter weet ook dat
het noodig is modern te worden maar
hier ook aarzelt hij met reden om
dat hij nogmaals veel zorg en kapitaal
ten bate stelt van eene nijverheid die te
onzeker is, waarvan de markt te
onderhevig is aan speculatie en bloot
staat aan vreemde concurrentia.
Om het gebrek aan handenarbeid te
verhelpen is het noodig dat de kweeker
zich schoeie naar de laatste verbeterin
gen, de moderne wijzen van bewerken,
dewelke den handenarbeid verminderen
en ook bijzonder er zullen toebijdragen
om betere en fijnere producten voort te
brengen.
Draadvelden vragen een minimum-
werk voor den Zomer eens de ranken
rond de draden gedraaid hoeft men er
weinig naar om te zien. Met paard of
muilezel egt en schoept men tusschen de
reien met kleine wagen beirt men.
Plukken zal altijd met de hand geschie
den maar zoo de hop goed in prijs staat
zal men kunnen plukkers betalen en
loopt dit ook wel goed van stapel.
Voor het droogen make men een mo
derne nast met verluchting en pijpen,
zooals er reeds verscheidene bestaan.
Wellicht is er op dit gebied nog te ver
beteren.
In een woord men richte de cultuur
zoodanig in dat alles zoo weinig moge
lijk handwerk vraagt, en er is wel middel
om groote partijen hop met vrucht uit te
batenals de prijs loonend is.
Het komt steeds op 't zelfde neer
'k veronderstel dat een jonge boer
hem wil toeleggen op de hopkweek.
Wat zal het hem kosten vooraleer hij
eene partij zal hebben geplant, het veld
met draad bespannen, een nast gebouwd
naar de laatste methode
I Het zal op vele duizenden komen, en
het is zeker dat de jonge boeren weinig
begeestering voelen voor de hopkweek
wanneer zij bij het overzicht van het te
gebruiken kapitaal, en de aan de hop
verbonden bewerkingen en zorgen,
geene de minste zekerheid hebben er
hun brood te kunnen mee verdienen.
Zekerheid in de markt door bescher
ming, inkrimping van den handenarbeid
en verbetering der hoedanigheid door
de moderne doenwijzen zijn de twee red
middelen die onze hopkweek van een
dreigenden ondergang kunnen bewaren.
O. c.
De zon schijnt door de^ruitjes.
Het vrouwken zit voor 't raam,
En naait uit lint en lapjes
Een busselkleedje saam.
Want nog vandaag of morgen
Wordt 't kindjen haar gebracht,
Dat zij, in teedre liefde.
Zoolang reeds heeft verwacht
Zij gaf de laatste steekjes
En wijl zij 't bergen gaat.
Werpt zij een blik op 't kruisken
Dat op het schouwken staat.
Het kindjen is gekomen
Wat is men blij-te-moe,
Het ligt aan moeders harte,
En vader lacht het toe
Weer speelt het zonnestraaltje
Door 't witte raamgordijn,
En hult het heele huisje
In warmen Liefdeschijn
Fons Van de Maele.
(Uit het boekje Nog Verzekens
voor ons Volk
Nota der Redaktie Dit is een boekje
dat door ieder huisgezin zou moeten ge
kocht en gelezen worden. Het is een
schat van eenvoudige, fijngevoelige en
diep-kristelijke gedichtjes. Verkrijgbaar
bij den dichter Alfons Van de Maele,
Holleweg, Erembodegem.
De prijzen van de pulp zijn eenigszins
gestegen als gevolg van 't slechte seizoen
en de gedeeltelijke mislukking van de ra
pen. Wij kochten nog eene partij dees
week.
Als inlichting aan verscheidene leden
laten we weten dat we in De Koorn-
bloem meermaals hebben geschreven
dat de leden zich konnen laten opschrij
ven, zonder bepaalden prijs, hetgeen dan
ook de meeste deden.
Deze die nog niet opgeschreven
kunnen zich dees week aangeven.
zyn
De melkzuurbacillen maken dus van
melksuiker melkzuur en maken dus de
boterberaiding gemakkelijk.
De meeste aienschen hebben al
In onze vorige artikelen is met opzet
een hoogst belangrijk vraagstuk in zake
melk zoo niet totaal verzwegen, dan
tóch zelden vernoemd geworden. We
willen het nu klaar op den voorgrond
brengen en er al de belangrijkheid doen
van uitschijnen door een methodische en
praktische aanpassing van onze huidige
kennissen in microbenleer op de melk-
voeding.
De melk is een volledig voedsel, dit is
eene samenstelling van de drie bijzon
derste voedende bestanddeelen eiwit,
vet en koolhydraat. Daarbij komen en
kele belangrijke zouten voornamelijk
phosphoor- en chloorzouten.
Dat weet omtrent iedereen. Maar de
groote hoop van onze buitenbevolking
blijft totaal onwetend toekijken als men
het vraagstuk der melkbacteriën in hun
ne tegenwoordigheid aanraakt En noch
tans moet de kennis ervan onschatbare
diensten bewijzen aan hen die ze in
practische daden omzetten.
De noties die we in deze bijdrage
willen behandelen, vinden hunne basis
in de nieuwe wetenschap, die men Bac
teriologie of Microbenleer heeft ge
noemd. Deze wetenschap is in de laatste
twintig jaar ontzaglijk vooruit gegaan i
en uit de vastgestelde feiten is er voor i
't menschdom in 't algemeen en voor
enkele vakken en bedrijven in 't bijzon
der lijk de melknijverheid groot
nut getrokken en groote schade voor- j
komen geworden. Daaronder is er zeker
veel bij dat al onze buitenlieden behoo-
ren te weten niet de wetenschap zelf.
maar de begrijpelijke practische resulta-
ten dier wetenschap moeten hun wor-
den aangeleerd. De sterke vooruitgang
in landbouw en nijverheid stelt al meer j
en meer tot voorwaarde dat zelfs de ge- j
ringste landman eenig denkbeeld hebbe i
van wat vroeger een ondoordringbaar
geheim voor hem is geweest of waarvan
hij zelf het bestaan niet eens vermoed
de, maar waarvan nu ten volle blijkt dat
het van grooteren invloed ten gostéf j
ten kwade kan zijn.
Versch gemolken melk is theoretisch
kiemvrij, dit is geen bacteriën. Bacte
riën zijn kleine microscopische levende
staafjes. De voortteling van zulke staaf
jes is heel eigenaardig Komen ze na
melijk tengevolge van rijkelijk voedsel,
in een goeden staat, dan deelen ze zich
in tweeën, en dat maar steeds door
zoo er voedsel genoeg is elk dochter
staafje wordt spoedig op hare beurt een
moeder-staafje tot een oagenblik
komt waarop de voortteling ophoudt als
wanneer de hoeveelheid afvalstoffen,
geproduceerd bij die voortteling, zoo
groot wordt dat de staafjes langzamer
hand ten gronde gaan, aan hetgeen ze
zelf hebben gewerkt. Brengt men de
bacteriën in water, dan is de voortte
ling bij gebrek aan voedsel geschorst
maar toch houden ze 't leven en drijven
in dat water langzaam voorthebben
ze het geluk in melk te geraken, dan
kunnen ze zich rijkelijk voeden en voort
telen op een verschrikkelijke wijze.
De gewone dagelijksche melk, die
onze huismoeders gebruiken,bevat maar
al te dikwijls ontzaglijk veel microben.
Niet al deze bacteriën zijn pathogeen
voor den mensch, d. i. kunnen ziekte
verwekken. We vinden er ook bacillen
of bacteriën die niet pathogeen zijn.
Deze laatste zullen we eerst in overzicht
nemen.
De niet pathogene bacteriën van de
melk zijn meestal fermenten de voor
naamste zijn de melkzuurbacil, de boter-
zuurbacil en het caséine-ferment. In de
allermeeste gevallen is het de melkzuur
bacil, die de eerste veranderingen in de
melk teweegbrengt. Zoodra de melk aan
de lucht wordt blootgesteld, valt er deze
bacil op en teelt er soms hevig in voort.
Haar voedsel vindt de melkzuurbacil in
de lactose of suiker, die in de melk voor
komt. Die lactose wordt door de bacil
omgewerkt, als 't ware zoodanig gesple
ten dat het geen melksuiker blijft, maar
melkzuur wordt.
Voor dat de bacteriologie ons dit be
langrijk gegeven aan de hand had ge
daan, dacht men dat het de zuurstof der
lucht was die het melkzuur maakte of
ook nog de warmte men ging zelfs zoo
ver de electriciteit er aansprakelijk voor
te maken, juist omdat, wanneer er on
weer aan de lucht is, de melk nog al
spoedig zuur wordt. Nu begrijpt men
dat warmte en vochtige war*e lucht,
lijk bij onweders, factoren zijn die de
voortteling der melkzuurbacillen alleen
bespoedigen kunnen, wanneer deze in
een zoo rijk voedend midden aanwezig
zijn. Melkzuur draagt niet bij tot de
voeding van het levend wezen, lijk de
melksuiker het doet onrechtstreeksch
toch kan het van nut zijn, namelijk voor
onze lichamelijke warmte, want het
melkzuur wordt in onze cellen verbrand
tot koolzuur en water.
eens ranzige boter geproefd. Nu, de al
lereerste oorzaak van die ranzigheid is
weeral een bacil en wel de boterzuur-
bacil. Deze bacil maakt van de melksui
ker het boterzuur, doch eerst nadat de
melkzuurbacil heeft opgehouden met
voorttelen. Het bitter en zuurachtig
smakende boterzuur is in den beginne
verbonden aan andere stoffen zoodat
men het niet smaaktalleen, indien de
boter eenigen tijd wordt bewaard, komt
het boterzuur vrij. In de groote melke-
rijen waar de melk spoedig wordt ver
werkt, zal men maar zelden last hebben
van ranzigheid integendeel, daar waar
men de melk voor het karnen langer
hoeft te laten staan, grijpt de omzetting
van de melksuiker in boterzuur gemak
kelijk plaats. Nu za! men licht begrijpen
dat in de karnemelk veel boterzuurba-
cillen te vinden zijn en dat men het zuren
van melk kan bevorderen door er karne
melk bij te gieten.
Een derde ferment is het caséine fer
ment, ook nog tyrothrix genaamd. Dit
ferment slaat de caséine neer door een
soort stremsel of présur. Dit verschijn
sel kunnen we 't best vergelijken met?
het neerslaan van de caséine in de maag
onder den invloed van het lab ferment
door liet slijmvlies uitgescheiden,
ft Vervolgt).
MISEREZ VALÈRE.
Landbouwingenieur.
Tarwe en rogge betrekken bij ons een
belangrijke plaats in de vruchtafwisseling
en is het te verwonderen hoe weinig be
lang er door meest alle landbouwers in
deze teelten wordt gesteld. Niet alleen
wordt niet altijd en overal voor degelijk
zaaigoed gezorgd, maar zelfs laat de be
mesting dikwijls te wenschen over.
In t algemeen, worden de granen ge
zaaid met een uitsluitelijke phosphoor-
zuur- en potaschbemesting, soms met
toevoeging van eene kleine hoeveelheid
stalmest. Dit is verkeerd, daar alleen en
kele gronden rijk genoeg aan opneem
bare en dadelijk benuttigbare stikstof
kunnen zijn, om den eersten groei der
gewassen te bevorderen. In 't bijzonder
na een graan- of aardappeloogst is de
grond zeer arm aan benuttigbare stikstof.
Nochtans is het van het hoogste be
lang, dat de plant vóór den Winter nog,
een sterk en uitgebreid wortelstel zou
ontwikkelen. Daarom passe men toe,
vóór het zaaien, ongeveer 100 kg. Soda-
nitraat van Chili per hectare.
Haast in geen ander land is het aan
wenden van scheikundige mesten zoo
groot en tevens zoo noodzakelijk als in
België. Met onze groote verscheidenheid
aan voortbrengselen verscheidenhe
den gevergd door onzen soort huishou
delijk en landbouw onze kleine be
drijven en groote opbrengsten, die we
vergen van onzen grond, wordt dezes
inhoud gedurig verminderd door steeds
elkaar opvolgende vruchten van ver-
schilligen aard. Die gedurige bebouwing
vergt van den grond steeds hare benoo-
digdheden, brengt dus eene verarming
mede aan voedende bestanddeelen.
In streken waar men zich met den
kweek van een of twee nijverheidsplan-
ten ophoudt, heeft men ook wel die
grondverarming maar enkel aan die be
standdeelen welke die nijverheidsplanten
vergen en met een toedienen, van die
stoffen welke er voor de gekweekte
planten wordt gevergd, heeft men groo-
tendeels genoegen gegeven om een du
rende vruchtbaarheid te mogen verwach
ten,
Het gebruik van scheikundige mest
stoffen is dan ook gedurig aan geklom
men. Hier komt nochtans niet als hoofd
oorzaak het gedurig uitputten van den
grond door de planten, maar wel 'en
voornamelijk de vakkennis onzer land
bouwers.
Gaan we eens 'n paar tientallen jaren
terug, en overschouwen we eens welke
voedstoffen er toen aan den grond wer
den gegeven.
Toen was het aankoopen en gebrui
ken van scheikundige meststoffen haast
een weelde in veler oogen. Deze die het
aandierven 1 kgr. nitraat per roede te
werpen, werden door verschiliige ande
ren, met 'n grijnzend schouder-ophalen
bejegend, tot dat de schijnbare verkwis
ter zijne bespotters kon onthalen op een
opbrengst nog zoo groot of toch 1/3
meer dan zij konnen naar huis halen.
En naar gelang die soort stoutmoe-
digen goede en betere resultaten konnen
voorbrengen groeide hun getal eerst
langzamerhand, en later werd het op
den duur een zeldzaamheid nog één land
bouwer te vinden, welke niet een snuifje
zout op zijne- beeten of rapen strooide.
Toen kwamen we in de stikstof jaren
Nitraat, bij onze boeren vetzout
werd de koning der vruchten oogsten.
Van 1/4 kgr. kwam het tot 1/2-1-2 tot
3 kgr. van de roede, en onder die over
dadige stikstof- groeistof - toediening,
groeiden de planten welig op en dikwijls
was de grootste der hoeveelheden beko
men, ten schade der hoedanigheid. Toen
werden zeker jaarlijks voor honderd-dui
zenden franken vetten nutteloos wegge
smeten. Immers die overtollige hoeveel
heden stikstofmesten, konnen niet door
de planten verwerkt worden,en wat niet
werd opgenomen door de planten werd
door uitlooging, onkruidplanten en om
zetting grootendeels nutteloos verbruikt
en mocht dus als nutteloos aanzien wor
den.
Hier en daar kwam dan een landbou
wer die, dank wetenschappelijke gege
vens, begon in te zien dat de planten met
stikstof alleen geen voldoende opbrengst
geven konnen en er wel wat anders noo
dig was, opdat de planten in den grond
de noodige stoffen zouden vinden, die
hun toelieten het maximum te geven.
Die landbouwers begonnen met het toe
dienen van wat superfosfaat aan hun
ne velden. Als nu de massa zag, dat
daardoor weer betere uitslagen bekomen
werden begon ze stilaan die voorloopers
te volgen en daardoor werd aan de plan
ten reeds twee onontbeerlijke stoffen ter
beschikking gesteld n 1. stikstof en fos-
foor.
Het doelmatig in gebruik brengen
dier beide meststoffen, hebben we vooral
te danken aan de navorschingen der
landbouwwetenschap, aan de lang
durige ijvering onzer landbouwkundigen,
voordrachtgevers en de hun ten dienste
staande organismen maar bijzonderlijk
door den invloed van de landbouwbla
den. Het onophoudend wijzen op de
noodzakelijkheid eener volledige bemes
ting. wierf ten slotte toch de belangstel
ling der landbouwers en eindelijk heb
ben we dus reeds heel wat boeren die
van eene verstandige bemesting mogen
gewagen, want zooals het ging met stik
stof en fosfoor, gaat het nu ook met pot-
asch en dezen die naast nitraat, ammo
niak, superfosfaat, ijzerslakken of supra,
sylviniet, kaïniet, zwavelzure of chloor-
potasch toedienen, zijn lang geen zeld
zaamheden meer, en daar zij die zoo we
ten te mesten, zich de beste opbrengsten
verzekerd zien, zal hun getal van liever
lede aangroeien.
Sedert de strijd voor de Vlaamsche
rechten meer om meer wordt gestreden
is het soms aardig eens te onderzoeken
hoe dat sommige Vlaamschgezinden zich
aanstellen in hun persoonlijk doen en la
ten.
Het is bijwijlen zeer eigenaardig dit
na te gaan, want velen meenen dat ze
werkelijk goede Vlamingen zijn, met
zoo maar eens als t past een grooten
schreeuw op te halen en te roepen
Vliegt de Blauwvoet —of eens duchtig
te zingen en te zuipen bij eene of andere
feest of betooging.
Zij vergeten soms in hunnen koorts-
achtigen tocht dat ze eerst moeten be
ginnen met zelf Vlaming te zijn in woord
en daad, en dat er veel meer te doen is
met een goed en zwijgend voorbeeld dan
met al het getier van honderde schreeu
wers.
Luister eens naar de gesprekken in de
familie- of vriendenkring van sommige
hoogstaande vlaamschgezinden Ze
spreken nogal dikwijls fransch. Gaat
voorbij hunne deur en bezie de naam
plaat, men leestingénieur, médecin,
avocat, notaire enz. Neem het telefoon
boek en leest zelfde fransche adressen.
Neemt de lijst van de chekrekening
Fransch Mijnheer, La Firme enz. Op de
brievenbus aan de deur u Lettres
plaats van Brieven enz. enz.
Bijzonder in de begoede standen
het Vlaamsch niettegenstaande huane
soms schreeuwerige Vlaarnschgeziod-
heid, toch maar eene boerentaal ofwel
de taal van knecht en meid.
Hier ligt voor de ideale en welmee-
nende vlaamsche strijders veel te doen.
Wanneer ge heeren van het bovenge
noemd kaliber in uwe gelederen tegen
komt, zegt het maar vlakaf dat ze zijn
als de dominee die preekte luister naar
mijne woorden, maar zie niet naar mijne
werken.
Dringt aan bij uwe vrienden, familie
leden en kennissen, opdat we in onze
Vlaamsche steden en (och arme dorp-
kes verlost zouden geraken van die
fransche opschriften aan winkels en
koffiehuizen, op wagons en camions
zooalsCafé de la gare, Restaurant,
Boucherie, Charcuterie, Coiffeur, Phar-
macie, Bijouterie, Modes, Brasseur, Au
Coin, Estaminet, Banque, Médecin,
Plombier, enz enz.
Bestaat dit nog wel in één land van
de wereld, dat men in een vreemde taal
aankondigt. Gaat niet naar die winkels
of koffiehuizen om te koopen, alsvorens
die taal van harlakijn verdwenen is.
Zijt vlaamsch zooals uw moeder was
en zooals het vol!: waarmee ge leeft.
De groote dichter Ledeganck zong
Geen rijker kroon,
Dan eigen schoon
En alvorens hard te schreeuwen, zorg
dat eerst uw eigen zaken proper zijn en
gaat dan uw vrienden bekeeren
m
Onze dorpen kunnen nog de kleine
werklieden huisjes aantoonen die, oor
spronkelijk uit rooden baksteen ge
bouwd, met hardsteenen omlijsting rond
de deur versierd waren. De vorige eeuw
heeft het pleisteren in de mode gebracht,
waardoor het vroegere uitzicht te niet
ging. En toch is in deze woningen de
poëzie van den eenvoud blijven voort
leven. Ook doen zij ons oog nog aange
naam aan. Een rythmische kunstlooze
schoonheid spreekt uit elke lijn, uit elke
massa. En de klein, houten ramen, zui
ver wit, maken een weldoenden invloed.
Indien er voor de omvangrijke hoeve
of voor het landhuis een bouwmeester
geraadpleegd werd. voor de arbeids-
woning was dit zelden het geval. Men
dacht dit te duur te kosten. Maar zoo
dit vroeger de reden mocht zijn, thans is
het er geene meer. Comiteiten bestaan,
die aan den landarbeider gratis een de
gelijk plan bezorgen, waarnaar hij zich
richten kan bij het opbouwen zijner wo
ning.
De landarbeiderswoniog heeft nu een
minder persoonlijk uitzicht. Zij hangt
meer aan een algemeen karakter," dat bij
alle kleine woningen in mindere of meer
dere mate voorkomt, oogenschijnlijk is
vorm der landelijke woning niet veran
derd. De deur met een of twee vensters
ernaast, het dak in roode pannen gelegd.
En toch is een verschilWaar voorheen
een gevoel van rythmus de verdeeling
van muurvlak, vensters en deuren had
geleid, waar roode baksteen, door hec
ter gepaster plaatse aanbrengen van een
wit of hardsteenen ornament, eene ker-
schetsende versiering was. waar een de
gelijke kennis van aard en levenswijze
der bewoners, eene samenstelling had
voortgebracht, die hun wezen en per
soonlijkheid uitdrukte, daar kwam nu
een verschijnsel voor den dag, dat werk
manswoning was en burgerswoning wil
de schijnen.
Een geest van pronkzucht drong zich
op. Eerst door met roode baksteen geo
metrische paneelen te vormen, dan door
de aanwending van kleursteenen, ni;t
alleen de burgerswoning, ook de werk
manwoning heeft eronder te lijden. Wij
mogen niet onrechtvaardig zijn. Die wo
ningen welke te verafschuwen zijn, daar
zij het schoone der streek, het eigenaar
dige der straten aantasten, zijn beter dan
die uit vroegere perioden. Ten behoeve
der gezondheid werd er veel verbeterd.
Lucht en lichttoevoer is verzorgd, water
afvoer en rioolstelsel, waterputten en
privaten, alles is, zooniet volgens de
laatste uitvindingen, dan toch met meer
zin voor de algemeene princiepen van
gezondheidsleer gemaakt. De arbeider,
die zulke woningen zag, erkende hunne
bruikbaarheid, en wanneer de gelegen
heid zich voordeed, aarzelde hij niet
zijne minder gemakkelijke woonst te rui
len voor de nieuwere, en hij had gelijk.
Het schoone was echter voor de bou
wers dier woningen onbereikbaar ge
weest. En al de kleuren konnen dit niet
verhelpen. De arbeider had eene woning
die hem practisch beter voldeed maar
hare leelijkheid in te zien, was hem niet
gegeven. Voor hem was de woning
practischer dan de oude, ze leek op eene
steedsche burgerswoning en hij was te
vreden De zin voor het eenvoudige,
voor echtheid had hij verloren, steedsche
invloed is hier de schuldige.
Er komt verbetering. Jonge bouw
meesters hebben de ellende van het
land gezien, hoe pronkzucht en onbe
grip de schoonheid in den weg staan,
zij hebben werkmanswoningen ontwor
pen, vriendelijke, nette aantrekkelijke
woningen, deze woningen hebben allen
steedschen pronk afgeworpen, zij staan
eenvoudig, sierloos, hun omgeving moet
hun voornaamste aantrekkingskracht
uitmaken.
De landarbeiderswODing heeft niets
te ontleenen aan de burgerswoningen,
zij is een samenstelling die andere be
hoeften moet voldoen, menschen met
andere levensrichting een tehuis moet
geven. Die woning moet eene uitdruk
king zijn van het gezonde, voorouder
lijke dat nog in de groote massa van
t volk, srevige waarde bezittend blijft
voortleven. Alle schoonheid aan die
woningen zal logisch voortkomen uit de
eigenschappen van gebruikte materialen
en de wijze hunner verwerking. Niet de
kostbaarheid of het goedkoope geven de
innerlijke waarde, wel datgene welk er
menschelijk aan is, wat er vredigheid, de
kalmte, de gemoedelijkheid van het bin
nenhuis laat bespeurenalles wat iets
bijbrengt van den geest, van het leven
der bewoners heeft beteekenis.
Bloemen voo,r het venster, zuivere
gordijntjes, heldérkleurige vensterblin
den drukken veel uit van wat er aan ge
voel voor netheid, reinheid en schoon
heid leeft in den werkman, en vooral in
't gemoed van zijn vrouw. Want haar is
de taak toegewezen, om het huis te ma
ken tot een heerlijke, gelukkige verblijf
plaats. In de woning van den landarbei
der moet dat zijn, evengoed als eene
BMIIM8IMMI8liaBl!l8IBI81BIMWr''-'tn?iWV^"'"'>'''W'Wiiy:"T';-"-T"'"'ffl""-'''''''^»igS'"Mi«tuti!MJUtu
TK
Wi
RNBL
r
is
.v.v.y.v.y. J.v.v.v.v.v >v.v.v.v.v *Vii