Bijvoegsel aan De Koornbloem van 14December 1924 Nr 311.
Duizeliguiekkende Cijfers
HET MACHINISME IN
DEN LANDBOUW
DE VIJANDEN ONZER GEWASSEN.
Leening der Verwoeste Gewesten.
Bij het indienen van 's lands begroo
tingen bleek het, dat de Staatskas voor
't loopend dienstjaar met een klein over
schot hare boeken zou kunnen sluiten.
De uitgaven zouden beloopen
4,246,621,057.70 fr.; tegen een ontvangst
van 4,268,007,488 fr., wat een zuiver
overschot geeft van 21,386,430.30 frs,
Bloot beschouwd is dit eene geluk
kige verandering tegen vroegere jaren.
Toen moesten de rekeningen steeds ge
sloten worden met een tekort.
Maar wanneer we de begrootingen
der laatste jaren vergelijken met deze,
dan blijkt de tegenwoordige toestand
niet zoo gunstig als een eerste oogopslag
laat doorschemeren.
Gaan we maar even na, wat de vori
ge jaren door belastingen aan de Staats
kas werd opgebracht.
In 1920 1,287 millioen franken.
In 1922 1,827
In 1924 2,788
In 1925 3,540
Dus in 1925 zeven honderd twee en
vijftig millioen meer dan 1924.
Van die 752 millioen die de Staat
meer ontvangt dan in 1924, houdt hij een
overschot van 21,386,430.30 fr.
Of dit nu als een aanwinst mag be
schouwd worden, laten we elk bij zich
zelf beoordeelen.
Als belasting heeft, gerekend per in
woner, elke belg nu te betalen 408 fr.
s jaars, tegen 41,60 fr. in 1913.
Kenschetsend mag het genoemd wor
den, hoe Heer Theunis bij 't indienen
van de begrootingen met cijfers en sta
tistieken komt aandraven, om te bewij
zen dat in enkele andere landen meer
belastingen moeten betaald worden dan
bij ons. Maar van een eerste minister,
die het aandurft zijn landgenooten als
voorbeeldige belastingsbetalers omhoog
te steken, mogen die voorbeelden van
geheven taksen in andere landen wor
den aangehaald. Zulke personaliteiten
hoeven bij het stellen van voorbeelden,
met den goeden of slechten kant der
zelfde geen rekening te houden.
De begrooting van 's lands verdedi
ging geeft ook enkele meldenswaardige
cjjfers. Aan officieren wordt betaald als
jaarwedde
49,449,960 fr.
Daarbij komt nog als toelagen voor
duurtetoeslag, woonst- en familiever
goeding
31,935,600 fr.
Daarmee worden 5,577 officieren be
zoldigd, zoodat gemiddeld genomen elk
dier heeren ons jaarlijks 'n goede
14,500 fr. kost aan daghuur.
Moesten we nu nog uitrekenen wat
de militaire slok-op ons verder nog kost
aan voeding, huisvesting, materiaal en
andere, de cijfers zouden nog duizelig-
wekkender worden en aan de litanie
zouden we nog bijvoegen
Van oorlogskinderen, verlos ons
Heer
Maar het betaamt niet, hier alleen van
den Staat te spreken als groote geld-
verbruiker. Het geheele volk schijnt het
er op aan te leggen met millioenen te
goochelen. Hieronder geven we de hoe
veelheid aan van 'n viertal artikelen die
hier werden ingevoerd in 1913 en 1923.
Merk daarbij aan dat we te doen heb
ben met artikelen die grootendeels kun
nen worden opzij gelaten en hoofdzake
lijk als weelde-artikelen mogen be
schouwd worden.
In 1913.
Zijdeweefsels 34h,678 kgr 14,043,825 fr.
Gealcoliseerde reukwerken 818 hectol.
1,195,822 fr.
Ander reukw. 162,741 kgr. 1,231,865 fr.
Wijnen 353,327 hectol. 40,617,148 fr.
Te zamen 57,088,660 fr.
In 1923.
Zijdeweefsels 533,254 kgr. 145,974,109f.
Gealcoliseerde reukwerken 449 hectol.
3,132,908 fr.
Ander reukw. 245,012 k. 10,578,844 fr.
Wijnen 607,786 heet. 184,439,979 fr.
Tezamen 344,125,840 fr.
Zeker is het dat we die stoffen niet
kunnen ontberen, maar zoo we om 300
millioen minder invoerden, zouden we
zeker ook wel voortdoen.
Daardoor zou onze handelsbalans
veel meer in ons voordeel worden ge
bracht. De wisssel zou er op verbeteren.
Heer Theunis zou misschien wat minder
centen noodig hebben om 's lands reke
ningen heffen te maken.
Intusschen mogen wij boeren wel zeg
gen dat de schuld van het duur leven
niet bij ons is te zoeken. Die ligt groo
tendeels in de taal der cijfers, die we in
dit artikel aangaven.
Alvorens dit artikel te beginnen, zou
'k tot de landbouwers, in volle vertrou
wen, eenige waarheden willen zeggen, die
misschien wel, voor sommige plichtigen
hard om hooren zullen zijn Die aan zijn
vrienden de volle waarheid niet durft zeg
gen, is gevaarlijker dan een groote vijand
en een vleier ben ik nu eenmaal niet. De
boerenmenschen zijn bezig met elkander
't strop aan den hals te doen. Bij de
minste verkooping wordt het
land tot ongeloofelijke hooge prijzen op
gedreven. Bij verpachting van arm- en
gemeentegoederen roepen ze elkander
af, dat men waarlijk zou moeten gaan
gelooven dat er onder onze brave boe
renbevolking ook menschen wonen, die
rijp zijn voor Gheel. Of denken ze mis
schien dat de eigenaars ook geen ooren
hebben en dat, indien ze vijfhonderd of
zesonderd franken per dagwand kunnen
betalen om arm- en gemeentegoederen
te huren, ze dat niet evengoed aan de
eigenaars zullen moeten doen.
En denkt toch niet. Beste vrienden
landbouwers, dat die tijden zullen blijven
zooals ze nu zijn, dat kan zeker nog wel
een tal van jaren duren, maar verande
ren moet het Laat de vrijhandel met
Duitschland eens terug in volle werking
zijn, laat het landbestuur eens begrijpen
dat er aan de legerbegrooting veel kan
gesnoeid worden en ons franksken terug
op zijn pooten geraakt, ge zult wel
ondervinden dat ge 't land veel te duur
hebt betaald of gehuurd Ge zult mis
schien wel zeggen dat 't uw schuld niet
is, dat het de schuld is van uw gebuur,
van uw vijand enz. Zeker alle dingen
hebben een oorzaak, enkel een degelijke
pachtwet kan daarin verhelpen.
Met dit alles ben ik reeds verre van
mijn onderwerp afgeweken, alhoewel
we twist en haat, hebzucht en wrok, ook
wel mogen beschouwen als een grooten
vijand, zoo niet den grootsten die zich
onder de boerenbevolking schuil houdt
en hun ontvoogding belet. Vandaag heb
ik het nu over den koolkever en nog een
anderen kever die de koolgewassen aan
tast, doch niet dezelfde schade aanricht.
DE KOOLKEVER
Ge zult al bemerkt hebben dat er op
den stam van sommige koolgewassen
in het najaar zoo n soort gezwellen han
gen welke soms wel 2 cm. doormeter
bereiken kunnen. Bij nadere beschou
wing vindt men in die gezwellen een of
meer larven zitten met nen bruinen kop,
doch witter van lijf. Hoe zijn die larven
daar gekomen Een kever zwart van
kleur op den rug en zwart grijs op den
buik, heeft ons die poets gebakken. Met
zijn snuit boort hij een gaatje in den
stam en legt er dan een of meer eitjes.
Groot is hij niet, slech's een weinig
grooter dan een aardvlooi, doch gemak
kelijk er van te onderscheiden door zijn
felbehaarden buik.
Boren, hoe klein ze ook wezen, kun
nen die kevers allemaal. Uit die eitjes,
welke slechts op het einde van den Zo
mer gelegd worden, komen dan die lar
ven en op die plaats ziet men zich dan
ook een gezwel ontwikkelen. Die rekels
overwinteren in den koolstam en verla
ten hem slechts in de daaropvolgende
Lente om zich alsdan in den grond te
verpoppen. Het zijn voornamelijk de
spruitkoolen en die hooge krulders die
er door aangetast worden, 't zijn ook
juist deze die 't gemakkelijkst overwin
teren en zoo zien we, dat zelfs het klein
ste redeloos schepseltje dit instinct in
zich bevat om die planten aan te tasten
welke hem de meest voordeelige voor
waarden aanbieden om zijn geslacht
voort te zetten.
De schade aangericht door den kool
kever is betrekkelijk klein en bijzonder
wanneer de gezwellen zich niet al te tal
rijk voordoen, kan hij den groei der
spruitkoolen weinig stuiten.
De aangetaste planten, gedurende den
Herfst of tijdens den Winter, verbran
den is nog het eenige afdoende middel er
tegen.
Een andere kever die gevaarlijker is
dan de koolkever is deze welke zijn
eitjes legt insgelijks op de koolstammen
of in de oksels der bladeren van jonge
koolplanten. Ongelukkiklijk, de larven
die er uit komen dalen naar de wortels
af ze boren gaten in het merg der kool-
planten waarmede ze zich voeden en
komen zoo langzamerhand in de wortels
te recht. Dat de jonge aangetaste plan
ten er van sterven hoeft geen betoog
de larven verpoppen in den stam en blij
ven daar tot in Juli. De aangetaste plan
ten voor de maand Juli uittrekken en
verbranden is nog eens het radikaalste
middel er tegen. Van verbrandind wordt
er nog veel te weinig gebruik gemaakt,
men smijt ze liever op een vuilhoop of
laat ze dienen als voeder voor konijnen,
maar is men dan wel zeker dat de larven
gedood zija, want harde stammen wei
geren konijnen en op den vuilhoop kun
nen de larven zich evengoed voeden
en op de nog groeiende doch reeds
kwijnende plant.
DE KOOLMOT
De vlinder is niet groot en de schade
door zijn larven aangericht is slechts van
belang als er, bij groote droogte, bij
voorbeeld te veel aan de bladeren zou
den knagen, bij groeizaam weder kun
nen de kooien ze gemakkelijk te boven
komen, De larven zijn groen of geelach
tig, omtrent 1 cm, lang en fijn van vorm
aan de twee uiteinden Ze vreten aan het
bovenste gedeelte der bladeren en doen
deze er uitzien alsof ze van een hagelbui
geleden hadden
Ofdoende middelen zijn er tegen de
koolmot nog niet gevonden en 't is waar
schijnlijk om de geringe schade er door
aangericht dat men zoo weinig navor-
schingen doet om deze te ondekken. De
planten besproeien met een oplossing
van 500 gr. bruin zeep en weinig petrool
in 2 liter water kan voordeelig gebruikt
worden door iemand die er niet al te veel
staan heeft.
Dit zijn de bijzonderste vijanden onzer
koolgewassen, en in een naaste artikel
spreken we eens over de knol- en wit-
ziekte alsmede over de draaihartigheid.
L. HAEMS,
Landbouwvoordrachtgever.
Leening met loten van 1 milliard fr,
5 t. h. van 1922.
Definitieve obligatiën af te lossen
3 reeksen, 't zij 60 titels, uit te betalen
van 10 Dec. 1924 af.
Behalve de per lot uitgekomen num
mers en hieronder aangeduid, zullen al
de obligatiën toehoorende aan de drie
volgende reeksen uitbetaalbaar zjjn te
gen 300 fr., in al de agentschappen der
Nationale Bank van België, te weten
Nummers der uitgekomen reeksen
100821 106239 184735
Nummers per lot uitgekomen
Reeks 106239 nr 1 uitkeerbaar met
500000 fr.
Reeksen 184/35 nr 4 106239 nr 17
uitkeerbaar elk met 100,000 fr.
De definitieve obligatiën per lot uit
gekomen en hierboven aangeduid zullen
uitbetaalbaar zijn bij de Staatskas (Nati
onale Bank van België), te Brussel. Vóór
de terugbetaling, zal zij moeten ver
toond worden aan het Ministerie van
Financië, 18, Wetstraat, Brussel, om er
met eene bijzondere toelating tot beta
ling te worden bekleed
Het vraagstuk van den handenarbeid
bekommert sinds lang de voortbrengers.
Op alle gebieden en in alle middens
spreekt men van de steeds grooter wor
dende moeilijkheid zijner aanwerwing,
van zijn immer stijgende eischen en van
de vermindering zijner opbrengst. Vele
nijveraars maken nochtans van dien toe
stand en van de abnormale naoorlogsche
toestanden gebruik, om de hooge prijzen
te billijken die zij aan hun kliënteel op
dringen. Het is heel zeker dat, in talrijke
gevallen, de nijveraar zich niet bepaald
heeft bij het verhoogen zijner verkoop
prijzen, in de verhouding van het element
loon tegenover den inkoopprijs. In
derdaad, men mag niet vergeten, dat het
verbeterd machinisme, welke de moder
ne techniek ter beschikking van den fa
brikant stelt, hem toelaat de voortbrengst
aanzienlijk te vermeerderen, en zulks met
minder handenarbeid. Daarom is het,
dat vooral in de jongste jaren de nijver
heid zeer aanzienlijke kapitalen heeft
aangewend tot moderniseering harer
werktuigen.
Gedurende de vijandelijkhedenen
zelfs daarna, werden er ongetwijfeld
groote winsten gemaakt met een niet
zeer volmaakt materiëel, maar het ware
al te naïef, te beweren dat het mogelijk
zal blijven dezelfde uitslagen te bekomen.
De schandere nijveraars weten zeer goed
uat de toekomst des te rasser over het
lot der minder goed ingerichte fabrieken
zal beslissen, naar gelang de afschaffing
van akkoorden en overeenkomsten,
tusschen de particulieren en de Naties,
weer de economische wet der vrije
mededinging in al hare vroegere macht
zal herstellen. De hoedanigheid en de
kostprijs der aangeboden producten zijn
uiterst belangrijke factors, die machtigen
invloed uitoefenen op het cliënteel van
de groote wereldmarkt.
Die invloed is, wat de landbouw be
treft, des te ontegensprekelijker, daar
België, in zake bevoorrading, de politiek
der opene deur toepast.
Geheel de Wereld kan, haast zonder
hindernis, over België den stroom uit
storten van waren, aan voordeeligen prijs
voortgebracht hetzij met minder goed be
zoldigden handenarbeid, hetzij op een
zeer rijken grond, die weinig of geen
meststoffen vraagt, hetzij in een uitzon
derlijk gunstig klimaat.
Is het dan te verwonderen dat, in die
voorwaarden, de landbouw zeer zware
"crisissen' te doorworstelen heeft ge
had Zelfs op het huidig oogenblik, nu
iedereen jammert over de levensduurte,
levert de ontzaglijke invoer van bevroren
vleesch een ernstig gevaar op voor de
toekomst van onzen runderkweek,.
Onze vetleggers zijn het eens om te be
vestigen, dat het winnen van vleesch een
verlieslatend werk is geworden.
Het kan niet geloochend dat de land
bouw zich in minder gunstigen toestand
dan de fabrieksnijverheid bevindt, uit
oogpunt van hare bescherming aan de
grenzen. Gezien den huidigen staat der
openbare denkwijze, hoeft er niet ge
hoopt, in een beschermingsstelsel een
verbetering van dien toestand te vinden
want de man in de straatvraagt, voor
alles, de vermindering van den prijs der
waren van eerste noodwendigheid. De
Openbare machten zijn dus niet in staat,
barreelen op te richten om den landbouw
te verdedigen tegen de aanvallen der
vreemde mededinging.
De landbouwers vinden zich derhalve
genoodzaakt, al de middelen toe te pas
sen die kunnen bijdragen tot de oplos
sing van het groot economisch proble-
ma: de kostprijs der hoeveproducten ver
minderen.
Om dit doel te bereiken, moet de land
bouwer er eenerzijds naar streven de op
brengst van den grond te vermeerderen,
en anderzijds, de velschillende rubrieken
van den post "uitgaven" tot het mini
mum te bekrimpen. Welnu, de handen
arbeid komt voor een aanzienlijk deel in