Poëzie en Landleven
KERSTVERI-iAflh
BIJVOEGSEL aan De Koornbloem van Zondag 21 Becenribei' 1 j
Een Abonnement
op De Koornbloem kost
enkel 6 Frank. Nieuwe
inschrijvers ontvangen
ons blad van beden tot
I Nieuwjaar gratis.
aan
aan
Kent ge de pracht van oude
boomen in wintertijd
Op die dagen sta ik er geerne
naar te kijken, en telkens roert
hunne schoonheid mij diep in t
harte. Over de streek waar ze uit
den grond tierden hangt de fijne
deemstering van het wijdsche
winterland met een uitgebloede
zon verzopen in zijn laatste kleu
renpracht daar staan ze heerlijk
en kalm lijk oude denkers. Nie
mand heeft ze ooit jong gezien,
noch weet waar ze vandaan ko
men of hoelang hun stille leven
duren zal.
Eens kwam de lentezon en klop
te uit hun lijf met volle zeupen het
jeugdige levenssap in de lucht
blonk een nieuwe frissche helder
heid over de zacht golvende lan
douwen en het liedje van de lijster,
kort en helder, verkondigde zijn
jubelende blijheid aan de ontwa
kende natuur. Toen gingen
hun kale stammen de knopjes
het botten en schoten hun de bla
ren uit het jonge vleesch ze wer
den sterk en staken somber af te
gen de blauwe lentelucht.
En als het lentefeest was uitge
vierd kwam de geweldige zomer
warmte over het land gestoven
dat was het volle leven van kleu
renweelde en zinnenroes en van
wijd kwam een wind gevaren bo
ven de zee der rijpende korenvel
den en bracht van uit de landen
waar hij vandaan kwam vele lied
jes mede, die hij lijzekens zong aan
de grootsche reuzen die droome-
rig luisterden in rustende geheim
zinnigheid.
In gestadigen sleep kwamen de
dagen en gingen voorbij en zóó
de blauwe zomernachten, met hun
wijde slapende velden, waar niets
ademt en alles rust, buiten het
eentonig kriepen van een krekel in
den sloot en de weemoedig wie
gende tonen van een dorpsklok in
de verte, als een stille beê na een
voudig volbrachte dagtaak...
Maar erna verbleekten hunne
blaren en ze vielen af, geel en ros.
Toen werd de lucht grijs en
kwamen joelende winden en plas
sende regens; en de boomen treur
den om 't verloren gegaan zonne
licht.
En 't sneeuwde dagen lang
wit was het land, maagdelijk wit
lijk een autaarkleed en doodsch
stonden de kale boomen, verlaten
op de barre vlakte.
Toen ben ik heengegaan, dra
gend in mij den weemoed om ver
vlogen schoonheid en gestorven
liefde.
Er leeft in ieder mensch, hoe
ruw en onbeschaafd hij ook weze,
een drang naar schoonheid, een
behoefte aan poëzie. De kunst is
dan ook niet een persoonlijk voor
recht van enkele individuen, maar
een algemeen, een sociaal ver
schijnsel. Ze is gesproten, spon
taan, onweerstaanbaar uit de diep
ten der volksziel. Het Vlaamsche
volk is een kunstvolk bij uitstek
bij ons tiert de boom der kunst
welig op en al komen er jaargetij
den die zijn schoonheid te krenken
zoeken, dra komen er andere die
zijn heerlijke botten hertooveren,
jeugdiger en rijker dan ooit te
voren.
Al ligt de aarde nog niet wit
besneeuwd en vlekkeloos blank,
toch is de Winter ingetreden en
zitten de meeste onzer landlieden
vereenigd bij den knetterenden
haard. Er hangt eene teere stem
ming in de gezellige huiskamer
door de bedampte ruiten valt het
grijze daglicht in de doezelige at
mosfeer die enkelen onder hen
meevoert in verre droomen. Ande
ren staren ernstig voor zich uit
door het venster waarvan met de
mouw de walm wordt wegge
vaagd en kijken star naar de naak
te vlakte die herschapen ligt in een
zacht getint tooverland. Nog an
deren praten over vergane dingen
en dagen die komen moeten.
Hoe jammer dat nog zoovelen
de geestverheffende schoonheid
niet begrijpen willen die in hun
dagelijksch wroeten, in hun aan
houdenden arbeid ligt omsloten.
Geen taak toch is als de hunne
meer doorweven van poëzie
Verre van oiis het landleven te
willen voorstellen lijk het maar
meestal wordt afgeschilderd op de
kleurenrijke doeken onzer schilders
en neergepend in de lyrische ver
zen onzer dichters. Neen, niet al
tijd verwondert men op den bui
ten, de weeldrige landschappen
van een Pieter Breughel of een
Jordaens, niet altijd klinkt in den
maneschijn het heerlijk lied van
den nachtegaal. Het landleven is
geen idylle waar het er enkel om
te doen is het goudgele spel van
klaterende zonnigheid te bewon
deren, bloemenkransen tot jube
lende festoenen op te hoopen, in
den purperenden zonsondergang
te droomen van liefde en geluk
Het dagelijksch leven op den
buiten, meer nog dan in de stad;
eischt zwaren arbeid en hardnek
kige wilskracht. Maar waar in de
dichtbevolkte nijverheidscentra de
gezichtseinder noodzakelijkerwijze
beperkt blijft tot een enge kring,
verloopt het leven van den land
man midden de wijdsche natuur,
midden den grootschen kringloop
van altijd wisselende jaargetijden.
Lijk de echt begenadigde van het
leven, heerscht hij over een einde
loos domein, verheven door zijn
liefde voor de moedergrond en de
heerlijke zending van zijn werken.
Konden maar al onze landlieden
dit beseffen wilden ze maar be-
wroeden hoe de eenvoudigste
onder hen door de inspanning van
zijn noeste handen en heldere geest
in zijn vertrouwelijk leven met de
natuur, zich deze tot zijn doelein
den weet aan te eigenen, hoe hij
de vliedende seizoenen weet aan
te passen aan het opgroeien van
zijn heerlijke gewassen Wat zou
den ze minachtend de schouders
ophalen, voor hen wien alléén
kwelt het najagen van het stoffe
lijke, midden de grijze massa s der
grootsteden.
Voor menige onder hen die nu
ontevreden met hun bestaan, mor- j
ren tegen het lot, met een ziel van
klein menschelijke begeerten, zou
vrede nederdalen,- een vrede die
van hun dagelijksch leven een
aaneenschakeling maken zou van
schoonheden voor lichaam en
geest. In het groote licht van de
heldere en altijd jeugdige natuur,
bewust van zijn edele zending in
het nederig en toch grootsch ver
vullen van den dagelijkschen plicht,
moet de landman het werkelijke
leven in de oogen staren, fierder
van hart en gezonder van lichaam.
Dan alleen zal hij leven lijk het
hem past.
Een spoor van hoeven wijst ter hoeve t spoor,
Waarlangs ik huiswaarts keer in zoete droomen
Konijnen vluchten heen, mijn tred vernomen,
En fluistrend dwaal ik donzen duinen door.
De kraaien keeren in een krijschend ;.oor
Terug naar 't donker loof der kerkhof boomen,
Waarboven 't koopren maanlicht hangt te droomen
Daar rcheurt een uilenstem de stilte.,, hoor
Wat geeft aan d'ayondstond dat zoet aroom,
Dat dag en dagen nimmer mag omzweven.
Die wondre mengeling van droef en blij
Dan hQudt de ziel, gelijk de dag, den sLoom
Des pogens aan en blikt naar t rein verheven
In d'avondstond is God ons zoo nabij.
Seerp Anerna.
Neen van den ijzigen noorderwind,
die door de lanen van t Beukenbosch
sneed, voelde men niets in de groote
huiskariier van het kasteel. Een groote
kachel verspreidde er een weldoende
warmte en n elektrische iamp straa.e
hare helderheid tót in alle hoeken. Zeker
moest het aangenaam zijn, in zoo'o mid
den den avond te kunnen doorbrt ogen.
Maar trotsch de stemmige meubelee-
ring, de weldoende warmte en de gezel
lige helderheid, heerschte er in 't ver-
trek een bange stilte. Het gelaat van
graaf Guide was betrokken, zijn bliV.
was star gericht op een ou 'e ken
spreuk die den muurwaod versierde.
Aan 't bliksemen van zijn oogen zag
zag men duidelijk, dat er in zijn binnen
ste een harde strijd werd gevoerd en dat
het er in zijn hoofd woelig toeging.
Herman, de eenige telg van t'huis,
keek nu en dan vragend op. Hem leek
de stilte haast onverdraaglijk, hij voelde
dat vader in strijd was en zoo graag, zou
hij den uitslag willen weten.
Een kwartier reeds waren beiden in
drukkende stilzwijgendheid en toch zag
men duidelijk aan hun gelaat, dat ze zoo
veel tegen mekaar hadden in te brengen.
Weken reeds had de strijd geduurd
tusschen vader en zoon en nu was t reeds
avond van den 23 December en de be
slissing kon niet langer meer uitblijven,
heden avond nog moest ze vallen en
't verschil tusschen beiden worden afge
daan.
Het ging hier namelijk over opzeg
van huur van 5 hectaren grond door
't kasteel reeds een tiental jaren verpacht
aan Boer Stevens:
Omdat de meerderjarige dochter van
boer Stevens in heel vriendelijke betrek
kingen stond met den zoon van een
politiek tegenstrever van den graaf, en
er in *t dorp reeds van een aanstaande
huwelijk tusschen beiden werd gespro
ken, was graaf Guido gram geworden
en had hij bij Stevens met opzeg ge
dreigd.
Hij kon het niet met zijn aristocraten
mentaliteit overeenbrenger, dat een zij
ner verplichten het aandierf vriende
lijke betrekkingen toetelaten, met kinde
van zijn vijand. Neen, bij den duivel niet.
zoo iets zou hij niet gedoogen. Hij was
meester of hij was het niet'in deze tijden
dierf het volk alles aan, maar tegen hem
zou het niet lukken Er kort en goed een
eind aan maken en op 't dorp laten voe
len dat hij nog steeds de meester was en
nu of nooit iets van zijn voorrechten zou
1 prijsgeven.
Zoo toch, dacht hij bij 't vernemen
I van de kennismaking,
j Maar telkenmale hij fervan sprak aan
zijn Herman, had deze de verdediging
1 van den pachter op zich genomen. Uren
reeds hadden ze geredetwist over het
1 recht- of onrechtvaardige van de voor
genomen daad. Steeds had Heiman op
nieuw gevraagd, of de liefde de edelste
deugd die Godes milde hand in de men-
schen ziel heeft gelegd,nu ook diende aan
zijne oud adellijke herkomst, aan zijn
gewone meesterschap, en niet zoo ge
willig legde zich zijne heerzucht aan ban
den, zelf niet om de schoonste recht
vaardigheid.
Maar tegen de overtuigende redenen
die zijn Herman wist aan te halen was
hij niet opgewassen. Deze wist zoo on
weerlegbaar te spreken over rechtvaar
digheid, naastenliefde en sociale toestan
den van den tegenwoordigen wereld.
Door waarheid bevestigde voorbeelden,
wist hij prachtige resultaten aan te balen,
hier en daar bekomen door het aanpas
sen van de grondbegrippen der christene
maatschappijleer. Griezeling verwekken
de voorbeelden van heele landen, die
verwoest waren door de tyranoie van
vroegere machthebbers tegenover min
deren.
En was zijn Herrnat, die nochtans
zooveel andere mecningen voorstond,
zooveel anders was in zijn openbaar en
privaat leven, als de edellieden van
vroeger, niet geëerd en gevierd de heele
srieek dóór Had men hem niet een
eerste plaats aangeboden op een politie
ke lijst plaats die hem zeker tot eerste
volksvertegenwoordiger van de streek
zou hebben gemaakt Maar had hij niet
geweigerd omdat hij walgde voor 't el
lendig geknoei in politieke aangelegen-
1 heden die bij de.haantjes vooruit van de
streek, nog als hoogste middel werden
gebruikt. Eerst wou hij met volkomen
eerlijke mannen kunnen ten strijde trek
ken En was hij die mannen niet zelf aan
't vormen in den socialen studiekring,
waarvan elk klaarziend man van de om
geving lid was.
Neen Als de graaf dit alles inzag en
liet door 't hoofd gaan, dan was het nu
van avond nog onmogelijk eene defini
tieve beslissing te nemen.Hijwendde dan
ook het hoofd naar Herman zeggende
Jongen, we zullen de zaak morgen
klaar spelen.
unDIQ banden geklonken en of de liefde welke
December 1924. VMUKlo. beide jonge lieden elkaar toedroegen,nu
-
ook als een vijandige daad moest aan
zien worden.
Op die argumenten bleef de graaf
steeds 'n zakelijk antwoord schuldig. Vol
gens geweten moest er worden toege
geven, dat beiden in hun betrekkingen
volkomen vrij waren, en dat net van
wege den graaf geheel onrechtvaardig
zijn zou, om die reden, vijandig tegen
boer Stevens op te treden. Maar de
graaf hield zich, in volle bewustzijn van
Voor de schrijflade van zijn studieka
mer zat de graaf tien minuten na.dien,
doelloos te staren op zijn boekenrek.
Nog steeds waren zijn gedachten aan
't zoeken naar eene beslissing. Plots val
len zijne oogen op het kerstnummer van
zijn maandschrift en als door een g-heime
macht worden zijne oogen er. qedachten
getrokken naar het kleine stalleken van
Betlehem, op den omslag afgebeeld.
Neen, oapoter wonder, edeler liefde
blijk kan aP jeheeie wereld te zamen niet
geven, daartoe hoeft de almacht van één
God. En als deHeer van Hemel en aar
de onder den drang zijner goddelijke
edelheid, machtige en grootsche lieide,
zich gewaardigd tot de menschen te ko
men onder zulk omstandigheden en dan
nog door zijne Engelen aan den wereld
laat zeggen Vrede op aarde aan de
menschen van goeden wil dan heb
ben de menschen naar 't voorbeeld van
hun God elkaar fe lieven en met hun
naaste in vrede te leven.
En 't was nog steeds met den indruk
van die afbeelding in zijn hoofd, dat
graaf Guido zich enkele minuten later
koortsig naar zijne slaapkamer begaf.
ten van vroeger schoten hem door t
hoofd, en meer dan ooit was hij verbol
gen om de smaad hem door een geringen
onderdaan toegebracht.
De twee verliefden storen in hun min
ne-gesprek om hen met n paar over
bluffende oogen aan te staren, was het
werk van een cogenblik.
Duidelijk zag de graaf, dat de jongen
getroffen was door zijne plotse
verschijning en dat Mariel en schuchter
de blikken hield neergeslagen. Maar t
mannelijk bawustzijn kwam toch weer
spoedig boven bij den jonkman en waar
hij eerst angstig verschrikt opkeek,lagen
zijn oogen nu met kalme kracht beurte
lings op den graaf en op zijn meisje.
De graaf als laatstgekomene verbrak
't eerst de stilte en zei met harde stem
tot Marieken LI wensch ik n paar mi
nuten alleen te spreken.
Op 'n hoofdwijzing van 't meisje, ging
de jongen n twintig stappen verder, den
graaf fier groetende.
Met gejaagd hart, wendde Marieken
zich nu volkomen naar den graaf met
vragenden blik. wachtend naar t gene
deze haar te zeggen had.
"De geruchten die mij onlangs ge
werden, zijn dus waar, de dochter van
een mijner onderhoorigen durft het dus
toch aan den heer haars vaders te tarten
en te beleedigen,,. zei de graaf koel,
waarop het meisje met bewuste stem
antwoordde
"Verschooning, heer graaf, ik be
grijp geenszins, hoe de liefde die spon
taan in ons gemoed opkwam en onze
hart?n naar één trekt, als eene hatelijk
heid aan uw adres kan worden uitge
legd
Die haast wijsgeerige vraag onthutste
den graaf, maar zijn oude aangeboren
beerschzucht verbood hem alle kleinmoe
digheid tegenover minderen en met sture,
haast hartelooze stem, klonk het terug
Die uitlegging heb ik u zeker niet
te doen, juffer. Als edelman en eigenaar
is uw vader en zijt gij mij volstrekte 011-
derwerpiog verschuldigd dit zij u ge
noeg. Ik stel u hier dus voor de keus
ofwel laatje voortaan allen omgang met
hem. ofwel zend ik u voor vijf uur mijn
gevolmachtigde met den opzeg.
Of nu het meisje bad of smeekte, vast
bleef de graaf bij zijn voornemen en met
angstige droefheid ging Marieke bij
haren geliefde om hem' met s graven
gezegde bekend te maken.
Bij het vernemen van 't onderhoud,
voelde de jongeling zijn bloed sneller
vloeiën. Hoe meer't meisje hem streelde
of troostte, hem trouw zwoer en lief
de, hoe erger hij 't vuur voelde op-
laaiën in zijn hoofd Een landmanskind
moest dus de gevoelens van zijn hart
dwingen naar 't verlangen van dc groo-
ten. In deze vrije wereld stond dus de
boer nog volkomen hulpeloos tegen de
heerschzucht van den heer;'t was de laat
ste nog niet genoeg als 't hooge huur
geld hem wierd in den zetel gebracht,
als alle landelijke voortbrengselen hem
aan redelijken prijs werden ter hand ge
steld.
Als andere standen mochten bogen op
wettelijke bescherming, stood de boer
heelémaal bloot aan de grillige eischen
van den heerschzuchtige. Bij God, neen.
nooit had hij des landmans nooden zóó
schrijnend gevoeld. Hoe hij ook zijn
vuisten balde en zijn forsche lichaam
voelde trillen onder den drang van zijn
wil en 't stuwen van zijn bloed, hulpe
loos waren ze, hij voelde het loodzwaar.
Met bonzend hart nam hij 's meisjes
hand in de zijne en of ze schreide aan
zijn schouder, of snikte aan zijn mond
Neen, dat mocht toch niet dat haar va
der om zijnentwille leed in zijne onder
neming. Vier jonge kinderen hadden ze
nog thuis, voor wier toekomst, zij hunne
liefde moesten offeren
Op zijne gewone morgenwandeling
zag de graaf 'n paar honderd meters
voor zich twee personen die met elkaar
in druk gesprek schenen te zijn. Nade
rend zag hij spoedig, dat het Marieken
van boer Stevens was met haar verloof
de en meteen zag hij weer voor zijn
geest het onopgelost vraagstuk van gis
teren avond. Alle boosaardige gedach-
Drie menschen keerden huiswaarts,
twee met bedrukt gemoed en beklemd
harte, die twee waren Marieke en haar
verloofde van daar even.
De graaf ook ging terug naar 't kas
teel met verhaaste schredenhem leek
de vrije natuur te ruim. Binnen gekomen
spoedde hij zich naar zijn studiekamer en
weer werden zijne oogen getrokken naar
't afgebeelde stalleken van Betlehem.
't Scheen hem of hij de engelenmuziek
hoorde wegsterven met het Vrede op
aarde en aan de menschen van goeden
wil,, en hij meende dat zulks plaats had,
om zijn harteloos handelen van daar
even.
Met de hand voor zijn oogen dacht
hij een wijle na, om dan de bel met
een gejaagden ruk te doen klinken. Bij
j 't verschijnen van den huisknecht riep
hij Robert den rentmeester, onmid
dellijk bij zich.
Toen Robert 'n uur later het Linden-
hof optrad en boer Stevens vanwege
't kasteel de boodschap bracht dat ze
0
o
0
0
0
0
0
0
O
0
0
0
Jr n1« nr*** trWrmA\nc> rlnnri tTIOÊSt 33O,"