REDT U
ZELVEN
Maatschappelijke Ontwikkeling
De Appelvlindep
Regionale Hopbond Elk het Zijne
WET VAN HET
MINIMUM OF
DER TERUGGAVE.
S UP R A
Landbouwweekblad
Arbeid adelt
De Navruchten
moet steeds de
leus zijn van
alle landbouwers.
CDetensehappelijl^e bijdpage
ZONDAG 30 OOGST 925
Prijs i2 centiemen.
7de JAARGANG Nv 348
Abonnementsprijs i 6,00 frank 's jaars.
Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren.
Aankondigingen volgens akkoord.
Aan dit blad behoort een Bijvoegsel.
Naarmate de machienen opkwamen en
om de beurt elke nijverheid en handel
tot zelf den landbouw binnendrongen,
was de meening zoowat algemeen, dat
de mensch voor 'n goed deel buiten
dienst kon gesteld worden en zich voort
aan nog weinig moeite zou hoeven te
getroosten.
De vroegere werkman kon volgens
velen nu ook als n automatisch machien
beschouwd worden, die enkel nog knop
pen zou te duwen hebben, wissels te
trekken, hefboomen om en weer te wer
pen, assen te smeren enz., de rest zou de
machien wel doen.
De machien doet immers zachtjes aan
alles. Reeds jaren hoorden we dat elders
onze velden met stoomkracht werden
omgeploegd, maar nu worden onze
koeien ook al electrisch gemolken. Een
enkele oceaan stoorner brengt genoeg
mee om ons land weken te voeden. Het
graan wordt kunstmatig gezaaid, gepikt,
gebonden, gedorscht, gemalen, gekneed,
gebakken en gesneden.
Het vliegen is al zoo alledaagscn ge
worden dat het vee in de wei er niet
meer van opkijkt. Zeker op 't eerste
denken meent men dat, nu stoomen elec-
triciteit in 't gareel gespannen zijn, de
menschen zich lustig en rustig kan laten
voorttrekken, dat 's menschen macht en
geest in de machien geprest zitten en dat
we nog slechts 'n klein handje hebben
toe testeken... als 'n soort hulpmachien
te beschouwen zijn.
Edoch De afschaffing of liever ver
vanging van den handenarbeid, ver-
eischte van den mensch 'n andere kracht
n. 1. hoofdwerk.
Er is nooit zooveel intellectueele ar
beid noodig geweest dan thans.
Nemen we vooreerst de geheele
maatschappij in groote lijnen genomen,
die de machienen bezit, die op landbouw
handel en nijverheid de drie groote
bronnen van haar economisch bestaan
al de vindingen toepast der moderne
chemie en techniek, en daardoor die
bronnen rijkelijk weet te doen vloeien.
Overschouwen we heel onze samenle
ving met hare machienen, fabrieken en
mijnen, haar sporen, booten en kanalen
en we zullen spoedig inzien dat voor het
ingang houden, regelen en uithalen van
dat alles geweldig veel hersenwerk ge
vorderd wordt.
Hoeveel ingenieurs, om maar iets te
noemen, zijn er niet noodig voor onzen
waterstaat, bruggen en wegen en het
toezicht van heel ons machien-wezen
Welke machien-arbeider heeft niet
veel meer oplettendheid noodig dan de
thuiswever van vroeger.
Onze reuzenmachienen vervoeren ge
dwee alle lasten, maar wat 'n zorgen
worden er niet voor vereischt van sto
ker, machinist, bareelwachter (waar die
er nog zijn wisseltrekker, telegraaf-
bediende, statie-overste enz. Welke ont
zettende rampen zouden er niet gebeu
ren, moest bijv. van uit Brussel-Noord
tot Gent-Zuid een enkele trein rijden
zonder dat zijn gang zorgvuldig gere
geld, zijn voorbijgaan aandachtig be
waakt, het spoor volkomen vrij zou
worden gehouden.
Op de kantoren onzer industrieële en
handelsondernemingen zit menig be
drijfsleider in een gemakkelijken leunze-
tel, netjes of hij heel den dag door had
te rentenieren, maar... als ge vijf minu
ten bij hem binnen zijt, is hij al 10 maal
opgebeld hu eens door n groot han
delshuis dat hem offers biedt, die tot
tienduizendtallen bedragen, dan door
gene die hem attent maakt op de beurs-
noteering van over 'n uur in Londen
dan weer een andere die hem wijst op
de oogst-statistieken van Canada en den
invloed van dezelve op de internationale
markt. Intusschen worden hem gedurig
inlichtingen of bevelen gevraagd van
onderhoorigen, onder-oversten en raad
gevers. En dat alles vergt zoo'n gedu
rige oplettendheid, zoo n ontzaggelijke
hoeveelheid hoofdwerk, zoo'n ruime
ontwikkeling.
Och, kom zoo 'n mensch wordt wel
eens 'n gelukkige dezer aarde genoemd
en met den vinger gewezen. Maar hoe-
Bureel en Redactie BRABANDSTRAAT, 53, AALST
Verantwoordelijke Opsteller OR I AIRE CAUDRÜNAalst.
De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen
öngeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
Voor en door de
Landbouwers
veel menschen zijn er die 't werkelijke
leven van zoo iemand grondig kennen
Hoe dikwerf hebben ze hoofdpijn, hoe
kort is het aantal jaren dat ze zich ge
heel en met de volle kracht als in hun
beste jaren aan hun bezigheid kunnen
wijden. Hoe gauw is hun hoofd niet
voor 'n goed deel óp. Denken we eens
aan onze banken, verzekeringen, maat
schappelijke instellingen, met hun mas
sa's oversten, inspecteurs en bedienden,
wiens handwerk gedurig door 't hoofd
moet gesteund en geleid worden voeg
bij dit alles nog de tallooze leeraren die
er noodig zijn om al die intellectueele
werkers te vormen en ge zult moeten
toegeven dat de machine, die de econo
mische voortbrengst zoo geweldig heeft
vermeerderd, het werk voor den mensch
niet verminderd, maar alleen verplaatst
heeft. Het handwerk is hoofdwerk ge
worden. We wonen beter, kunnen ons
beter kleeden, voeden en verplaatsen,
maar moeten veel meer denken dan
vroeger.
En dan Naast die zooeven opge
somde groepen die schier uitsluitend
met het hoofd hebben te werken en dus
een groote intellectueele vorming behoe
ven, staat een andere groep, die veel te
doen heeft, wiens verstandelijke ont
wikkeling wel niet zoo groot hoeft te
zijn, maar die toch ook zooveel meer
dient te weten dan vroeger en dat is heel
de rest van ons volk.
Het invoeren van de leerplicht was
geen drijven van intellectueele liefheb
berij,maar een economisch-sociale nood
zakelijkheid Men kon in een technisch
ingewikkelde maatschappij, als de hui
dige niet meer voldoende vooruit met
het beetje kennis van vroeger.
Langzamerhand ontplooide zich een
steeds intensiever drang naar volks
ontwikkeling.
Bij de dagschool ontstond de avond
en Zondagleergang. Elk belangrijk cen
tra kreeg zijn patronaat teeken- en
ambachtschool.
En al die drang naar meer weten komt
hoofdzakelijk voort uit de economisch-
sociale evolutie die we doorleven. Het
volk dat daarmee niet vooruitgaat op
de baan van geestelijke ontwikkeling,
komt economisch ten achter.
Wat daarvan waar was in t verleden,
geldt nog meer voor den komenden tijd,
omdat de uitvindingen steeds doorgaan
en scheikunde, electriciteit en mekaniek
altijd nieuwe toepassingen vinden.
De machienen vermenigvuldigen zich
en worden steeds volmaakter, schei- en
natuurkunde worden gedurig bestudeerd
en brengen steeds jongere mogelijkheden
mee en daaruit vloeien rechtstreeksch
twee gevolgen voort
1°) toename van het aantal personen
dat uitsluitend hoofdwerk te verrichten
heeft.
2°) vérhooging van het peil van ver
standelijke ontwikkeling bij het geheele
volk.
Nummer één, van die twee gevolg
trekkingen is reeds voor 'n goed deel
verwezenlijkt en steeds nog gedurig
groeit het leger van hen, die zich voor
later op hoofdwerk toeleggen.
Doch zoo we vroeg of laat voor geen
groote economische moeilijkheden wen-
schen te staan, of zoo we een gedurig
verband wenschen te houden tusschen
onze economische voortbrengst en ons
heele maatschappelijk bestaan iets
wat onvermijdelijk is, willen groote
maatschappelijke beroeringen voorko
men worden dan moet ook de ont
wikkeling van het geheele volk gestadig
aan verhoogd worden en van uit de ran
gen der intellectueelen moet eene gedu
rige voeling bestaan met de massa opdat
beiden niet van elkaar vervreemden.
Tot nog toe liep onze beschouwing
over de heele maatschappij zonder zich
met een bepaald onderdeel ervan onle
dig te houden. In volgende nummers
zullen we ons meer bepalen tot den
landbouwstand, om daar ook na enkele
algemeene beschouwingen nuttige ge
volgtrekkingen uit af te leiden.
De hopbond Elk het Zijne heeft eene regionale werking op touw gezet
voor afschaffing der misbruiken in zake Hoppenhandel.
Honderden hoppeboeren hebben zich bij onze werking aangesloten.
Wij zijn reeds in akkoord met de voornaamste hopkoopers der streek.
Buitengewone voordeelen zijn voorbehouden aan de aangesloten leden.
ALGEMEENE VERGADERING voor al de hoppeboeren van heel
't land van Aalst en Assche bij Blos zaal van Mijnheer Alfons Van
Ransbeeck, Steenweg, Hekelgem, op ZONDAG 30 OOGST, te 3 UUR.
Wij rekenen op de aanwezigheid van AL de hoppeboeren uit heel de
streek. Na de vergadering uitdeeling der lidkaarten en inschrijving aan één frank.
Latere inschrijvingen betalen vijf frank.
(Medegedeeld).
Als men tegenwoordig twee boeren bij
elkander ziet denkt maar, dat ze na een
goeden dag gewisseld te hebben aan t
kouten gaan over 't weder. Dat begrijpt
zich. Er is bij onze landbouwers toch
zooveel aan 't weder gelegen. De schade
welke die aanhoudende regens aan den
oogst hebben gedaan is onschatbaarde
rogge is slecht ingehaald, de tarwe al niet
veel beter en nu staat de haver er nog
veel slechter voor. We hebben inder
daad maar een slecht klimaat.
Nu, landbouwers, daarom den moed
niet laten zakken, September kan nog al
les ten goede brengen, zij heeft immers
toch den naam van droge maand en laat
ons hopen dat ze dit jaar haar naam waar
dig dragen zal. Brengt ge 't gesprek over
den boomgaard, dan is 't een algemeen
klagen over de schaarschte van 't fruit
peren zijn er weinig en de appelen val
len van den boom zoodanig dat er niet
veel meer overblijven.
Inderdaad de meeste appelen zijn ma-
c esteek en er dient ernstig tegen de
cwaal te worden gestreden of 't wordt
een plaag, grooter nog dan de rupsen-
plaag. Laat ons dan eens onderzoeken
met wien we te doen hebben, wat zijn
evenswijze is en hoe we dit insect doel
matig bestrijden kunnen. Rapen we een
van de talrijke appels op die onder den
Doom liggen en snijden we hem open.
Te midden van een ganschen hoop zwar
te korreltjes, eigen vuiligheid, meen ik,
zien we daar een witte made zitten. Hoe
is ze er toe geraakt dien grooten appel te
doen vallen?
Evenals de regendrop een gaatje boort
in den hardsten arduin, zoo ook boort
deze made een gaatje in de vrucht, dringt
er dieper en dieper in, knaagt de vezels
stuk die het steeltje aan de vrucht ver
bindt en gelukt er in de kernen te berei-
cen. De strijd voor 't leven is zelfs inge
boren aan het nietigste insect en de ap
pelmade ook zal deze vrucht verlaten om
t zij in den grond, 't zij tusschen de sple
ten der oude boomschors te overwinteren
en te verpoppen. De warmte doet de pop
openbreken en er komen vlinders te voor
schijn waarvan de wijfjes niet vliegen
kunnen.
Deze zijn dan verplicht langs den stam
in den boom te'kruipen om de vruchten
te kunnen bereiken. Het getal dergene
die alzoo langs den stam naar boven krui
pen moet daarom niet verschrikkelijk
groot zijn, als men weet dat ze maar een
eitje op een en dezelfde vrucht leggen en
dat eenzelfde insect soms twee en meer
vruchten beschadigt, al naar gelang de
hoeveelheid voedsel, die ze in de eerste
aantreft voldoende is om haar volle ont
wikkeling te bereiken en tot spinnen te
kunnen overgaan.
Verkeerdelijk wordt wel eens gemeend
dat het rupsje zich voedt met het mi
der vrucht, het schijnt het meer gemunt
te hebben op de kernen of pitten die rijk
zijn aan eiwitstoffen en waar ze dan ook
voldoenden voorraad vinden om, te ver
lengen en te verdikken. Eens dat de ker
nen van een vrucht ernstig aangetast
zijn, wordt deze laatste noodrijp en valt
van den boom. 't Gebeurt dat men in den
gevallen appel wel de vuiligheid van de
made aantreft en ze zelf er niet in vindt
dit kan mogelijk zijn als ze reeds den noo-
digen tijd heeft gehad om er uit te krui
pen of wel als ze reeds vroeger de eene
vrucht heeft verlaten om er een andere
op te zoeken.
Bij de geboorte is het rupsje zoo klein
dat men het met de bloote oogen moei
lijk kan onderscheiden en heeft dan ook
een kleur die moeilijk te bepalen is, later
nochtans ziet het er bleek, geel rood ge
kleurd uit. Wanneer de rups volgroeic
is heeft ze wel een lengte van 12 tot 1
cm. haar kop en een deel van 't borst
stukzijn roodbruin gekleurd, men bemerkt
ook acht paar pooten, een zwarte streep
dwars over het achterlijf en grauwe
wratjes.
Het gebeurt ook al eens dat de ope
ning langswaar het rupsje zich een weg
baande door het moes terug toegroeit
alsdan zit ze ingesloten, doch ze geeft
zich niet over, ze eet tot ze volgroeid is
en knaagt een nieuwen doortocht om de
vrucht te verlaten. Gewoonlijk echter
wordt deze gaanderij reeds vroeger open
gemaakt om de overtollige uitwerpsels
langsdaar te kunnen verwijderen. De
eerste volgroeide rupsen komen in de 2e
helft van Augustus reeds te voorschijn,
op zoek naar een plaats om er te verpop
pen en te overwinteren.
Niet altijd vindt het insect een schuil
plaats op den boom zelf zoo bijvoorbeeld
kan de vrucht reeds in de fruitkamer be
waard liggendan vindt het zijn zin tus
schen de reten der planken, schutsels,
schabben of muren, of wel in wat oude
lapjesplaats om zich te verbergen heeft
het bijna altijd voorhanden want het hoeft
in leven te blijven om zijn nakomeling
schap te verzekeren.
Om het even waar ze haar verblijf
heeft gekozen, ze begint ieverig te spin
nen, ze draait er zich in en wacht dan
tot de eerste dagen van Mei om er uit te
breken onder vorm van vlinder Manne
lijke zoowel als vrouwelijke vlinders bre
ken uit, beginnen aanstonds een familie
te stichten die onnoemlijk veel kwaad op
onze fruitboomen zal teweegbrengen.
Laat ons dan ook al doen wat mogelijk
is om dit insect te vernielen often minste
het onschadelijk te maken.
Spreekt men aan boerenmenschen om
'tfruitin zakjes te doen, dan bekijken ze
U alsof ze zeggen wilden, loop naar den
duivel, hebben we nog geen werk ge
noeg. Inderdaad in boomgaarden beplant
met hoogstammige boomen is dit prac-
tisch onmogelijk, op lagere vormen en in
tuinen, wanneer het vruchten geldt van
groote waarde, waaraan men veel houdt,
dan loont de opbrengst wel de gedane
moeite.
Door den band toch zullen we onze
hoveniers er moeilijk aankrijgen en
schijnt het een middel te zijn dat wel af
doende, doch weinig practisch is. Geluk-
ciglijk zijn er ook nog andere middelen
die ook goede-uitslagen opleveren name-
ijk het plaatsen van Hjmbanden en vang-
handen rond de stammen der boomen.
Vermits het wijfje niet vliegen kan is het
genoodzaakt den stam op te klauteren en
aat zich in den lijm vangen als de vlie
gen aan de vliegenvangers; de vangban-
den bieden de insecten een schuilplaats
aan om te verpoppen en te verwinteren,
t is geribd papier dat rond den stam is
gedraaid.
Het plaatsen van beide slag banden is
niet moeilijk om uit te voeren en hun uit
werksels zijn bijna dezelfde, met dit ver
schil dat men de eene plaatsen moet voor
den Winter en voor de Lente moet los-
doen en verbranden, de lijmbanden daa
rentegen plaatst men in de Lente en laat
ze er aan tot de lijm zijn kracht heeft
verloren.
Beide banden: vang- en lijmbanden
zijn flink aan te bevelen. De gestokene
vruchten plukken, de gevallene oprapen
en koken voor de beesten is voorzeker
ook aan te raden. Met een stopnaald in
de gaatjes gaan om de insecten te.doo-
den is weinig practisch. Laat ons alle
middelen in 't werk stellen om de appel-
vlinder te bestrijden.
L. HAEMS.
Landbouwvoordrachtgever.
De navruchten kunnen aan onze
landbouwers een oogst verschaffen
die best van pas zal komen wanneer
de versche dierenvoedsels schaarsch
worden op de hoeve.
Daarom moeten wij zorgen een
goede opbrengst te bekomen, en dit
kan alleen de bemesting bezorgen.
Voor rapen werkt men in vóór het
zaaien, 600 kg. Superphosphaat, 200
kg. Chloorpotasch en 400 kg. Soda-
nitraat van Chili per hectare voor
spurrie zal men iets minder Soda-
nitraat gebruiken 250 tot 300 kg. per
hectare zijn hier voldoende voor
vlinderbloemigen, 800 kg. Thomas-
slakken, 250 kg. Chloorpotasch en
100 kg. Sodanitraat van Chili. Ein
delijk voor wortels mag men zich ver
genoegen met het uitstrooien in
tweemaal, op den stoppel, van 400
tot 500 kg. Sodanitraat van Chili.
Voor Vriend Joz. Ariën.
Wij kwamen samen van de steê
Gewandeld door den avondvreê
En spraken
Van wat ons in de ziele lei
Van zang, muziek en poëzij,
Wat zooveel zoets laat smaken.
Wij kwamen samen van de steê
Gewandeld door den avondvreê
Soms stonden
En keken wij het Westen aan,
Waar pas de zoo was neergegaan
Of wij het heerlijk vonden
Wij kwamen samen van de steê
Gewandeld door den avondvreê
En keken
Ten donk'ren hemel op, alwaar
Een ster reeds pinkte hier en daar,
Door eng'lenhand ontsteken.
Wij kwamen samen van de steê
Gewandeld door den avondvreê,
En vroegen
Als 't hier beneden is zoo schoon,
Wat moet 't dan zijn in's Heeren woon?
En daar, welk een genoegen
Wij kwamen samen van de steê
Gewandeld door den avondvreê
Die uren
Smaakte ik 't genot - zoo zalig rein -
Voor een gemoedlijk samen-zijn
Dat nooit te lang kan duren
Fons Van de Maele.
Het doelmatig gebruik der scheikun
dige meststoffen wordt gelukkiglijk langs
om meer door tal van landbouwers be
grepen en in praktijk gesteld. De groote
en zichtbare vooruitgang,dien we op dit
gebied mogen bestatigen, strekt deze
vooruitstrevende boeren dan ook groo-
telijks tot eer. De meesten onder hen
hebben gelukkiglijk begrepen, dat doel
matige bemesting den hoofdfactor uit
maakt tot het bekomen van rijke oogsten.
Wat echter bij velen nog spijtiglijk en
maar al te lichtzinnig wordt over 't hoofd
gezien is volgende gewichtige vraag
Waarom is het zóó belangrijk de voe
dende stoffen die ontbreken in de ver-
eischte hoeveelheid weer te geven 1
Ziedaar eene vraag van uiterst groot
belang en die, ik herhaal het en druk er
op, door vele verstandige landbouwers
zelfs gaandeweg in de practijk onbeant
woord blijft.
Laat me dan eventjes toe er ander
maal uwe gansch bijzonder aandacht op
te vestigen.
Wij hebben vroeger reeds gezien dat
de landbouwer genoodzaakt is de plant
vier voedende elementen of bestanddee-
len te verschaffen, namelijkstikstof,
fosfoorzuur, potasch en kalk. Als er nu
ééne dezer stoffen volkomen ontbreekt,
is de groei onmogelijk.
Velen onder u zullen me onmiddelijk
doen opmerken dat in de gewone voor
waarden waarin de landbouw geschiedt
het zelden zal voorkomen dat één der
vier onmisbare voedende bestanddeelen
waarvoor de landbouwer te zorgen heeft
volkomen in den grond afwezig is.
't Akkoord, doch 't zal dikwijls gebeu
ren dat één bestanddeel in veel te kleine
hoeveelheid voorhanden is en diensvol
gens in verhouding tot de anderen, wel
ke ruimschoots tegenwoordig zijn, totaal
onvoldoende is om rijke oogsten voort
te brengen.
Welnu, wanneer één dezer stoffen in
te kleine hoeveelheid in den grond aan
wezig is dan blijven, zoodra deze stof
uitgeput is, de andere voedende stoffen
eveneens zonder uitwerking, al waren
deze dan nog in overvloed voorhanden
in den grond.
Hier druk ik dan ook op het hoofd-
voornaam landbouwgebod waarte
gen nog velen van u grootelijks en
zwaar zondigen Immers de scheikun
dige bemesting is ongelukkiglijk maar al
te dikwijls éénzijdig, 't is te zeggen men
vergenoegt zich met één enkele meststof
aan te wenden, terwijl het toepassen der
anderen doorgaans stelselmatig wordt
verwaarloosd. Zoo zien we maar al te
dikwijls stikstof met volle kwantiteiten
bezigen, doch van fosfoor- en potasch-
mesten is er doorgaans geen of bitter
weinig spraak.
Dit dwaas en verkeerd stelsel is niet
alleen zeer schadelijk voor den planten
groei, doch veroorzaakt bovendien een
loutere en nuttelooze geldverkwisting.
Een voorbeeld, om u de zaak nog be
ter te doen verstaan Een partij land be
vat stikstof genoeg om 20000 kgr. aard
appelen voort te brengen, fosfoorzuur en
kalk voor 25000 kgr. aardappelen en
potasch genoeg om 15000 kgr. aardap
pelen, welnu dan kan dat stuk land
hoogstens 15000 kgr. aardappelen ople
veren. Ge ziet dus onmiddellijk dat het
opbrengstvermogen bepaald is door de
meststof die in de kleinste hoeveelheid
of minimum in dezen grond aanwezig is.
't Is met de voeding onzer planten net
gesteld als met het opbouwen van een
muur De metser heeft hiertoe steen,
kalk, zand en water noodig. Veronder
stellen we dat de metser steen genoeg
heeft om 10 kubieke meter te metsen,
kalk voor 15 kub. met., zand voor 50
k.m, en water voor 80 kub. met. Als hij
normaal werk wil verrichten, zal hij niet
meer dan 10 kub. met. kunnen metsen,
daar zijn voorraad steen dan zal op zijn.
De hoeveelheid metselwerk is hier dan
ook bepaald door de grondstof, die in de
kleinste of minimum hoeveelheid voor
handen is.
Welnu, bij de planten is het juist het
zelfde deze moeten ook opgebouwd
worden en hiertoe moeten wij vier voe
dingsstoffen leveren stikstof, fosfoor
zuur, potasch en kalk. Deze voedings
stoffen kunnen elkander niet vervangen,
zij zijn allen onontbeerlijk voor den plan
tengroei en bijgevolg zal de normale
groei en ontwikkeling der planten staken
van 't oogenblik dat de voedingsstof,
die in de kleinste hoeveelheid voorhan
den is, zal uitgeput zijn.
Klaarblijkend is het dus dat de hoe
veelheid der opbrengst, de regelmatig
heid van den groei, de rijpwording en
zaadvorming alsook de hoedanigheid
der opbrengst bepaald worden door de
voedingsstof, die in de minste mate aan
wezig is.
Wij herhalen het nogmaals, van ieder
dezer vier voedingsstoffen stikstof, fos
foor, potasch en kalk, moet er eene vol
doende hoeveelheid in den grond aan
wezig zijn, om de planten goed en regel
matig te doen groeien, want is er één
stof in te kleine hoeveelheid aanwezig,
de andere stoffen blijven werkeloos, de
groeikracht der plant wordt stopgezet en
de opbrengst lijdt er geweldig door in
hoeveelheid en hoedanigheid.
De volledige bemesting weze dus
de regel, en bestatigt men later dat een
der voedingsstoffen reeds voldoende in
den grond aanwezig is, dan mag men
deze bij de bemesting later weglaten.
Landbouwers die, er naar streeft rijke
en goede oogsten te bekomen, vergeet
dit nooit
R. AKKERMANS,
Sedert enkele jaren werd deze nieuwe
fosfoormeststof in den handel gebracht.
Wanneer men de natuurlijke onoplos
bare fosfaten (tricalcium fosfaten) ge
mengd met zekere stoffen, zooals soda,
potasch enz., aan de werking van eene
hooge temperatuur onderwerpt, bekomt
men de ontbonden fosfaten (phosphates
désagrégés) welke in water oplosbaar
zijn. Die fosfaten staan bekend onder den
naam van Supra en het zijn zeer werkda-
dige fosfoormeststoffen.
Proeven werden aangelegd door een
Belgischen scheikundige, den Heer J.
Graftiau en door zijne medewerkers H.H.
J. Giele en P. Hardy. (Bulletin de la So-
ciété chimique de Belgique. Oogst-Sept.
1924). De uitslagen stemmen overeen met
deze van andere proefnemers en het is nu
een onbedongen feit dat het vruchtbaar
makend vermogen der ontbonden fosfa
ten mag vergeleken worden met dat der
andere meest werkdadige fosfoormest
stoffen zelfs leverde de nieuwe meststof
in vele gevallen grootere opbrengsten.
Echter diende de vraag opgelost of
het niet de potasch of de soda waren,
aangewend tot bereiding van Supra, die
gedeeltelijk oorzaak waren der gunstige
uitslagen met deze meststof bekomen.
Verder bleef er ook nog een vergelijken
de proef te doen tusschen Supra A en
Supra B. Deze laatste is goedkooper
maar is in geringer mate oplosbaar in
ammoniumcitraat.
Ook de alkalische reactie van Supra
en de tegenwoordigheid in die meststof
van kiezelverbindingen konnen deel heb
ben aan de gunstige uitslagen met de
ontbonden fosfaten bekomen.
Om die vragen op te lossen hebben de
H.H. J. Graftiau en zijne medewerkers
vergelijkende proeven aangelegd tus
schen de verschillige fosfoormeststoffen.
mest-
De ontleding der aangewende
stoffen gaf t
Supra A.
Totaal fosfoorzuur
Fosf.z. oplosb. in citraat
Soda
Kalk
Supra B.
Totaal fosfoorzuur 15,80%
Fosf.z. oplosb. in citraat 8,70
Kalk 51,12%
15,55
14,05
9,46
48,80
Popaschoudende Supra
Totaal fosfoorzuur
Fosf.zuur oplosb, in citraat
Potasch
Kalk
Super
Fosf.zuur oplosb. in water
14,13
12,78
8,12
46
15,41
0,43
15.84
15,34
Totaal
Ijzer slakken
Totaal fosfoorzuur
Fosf.zuur oplosb. in
2 iger citraat oplossing 12,48
0
Op denzelfden grond werd eerst een
kuituur gerst, daarna een kuituur voe
derkool aangelegd.
Eenerzijds werden proeven gedaan
enkel na potasch- en stikstofbemesting,
anderzijds na volledige bemesting d.
i. potasch, stikstof en fosfoor Na fos-
foorbemesting bekwam men een twee
maal zwaarderen oogst.
Superfosfaat, metaalslakken, Supra A
en Supra B bleken omtrent denzelfden
invloed te hebben ze gave een meerop-
opbrengst van 96 a 98
Potaschhoudende Supra in deze
proef werd potasch toegevoegd tot het
gehalte evenredig was met der andere
proeven gaf een prachtigen uitslag
de meeropbrengst was hier 131
RNBL
tt
Ingezonden.