r Landbouwweekblad Spaar- en Leenbank Beroepsvorming onzer Landbouwers. Voediogs- en Nijverheidsteelten De Vetstoffen Oordeelkundige Bemesting Koloniale Rubriek* Wetenschap Bemestingsleer HffiKWuijjj 4> ZONDAU 19 FEBRUARI 1928 Priji 20 eaoOBfli. 10de jaamuaMÜ Ni 477 Arbeid adelt Abonnementsprijs i 9.00 frank 'je jaar*. Men schrijft In op ons Bureel en op alle postkantoren Aankondigingen volgens akkoord. Bureel en RedaktieBRABANTSTRAAT, 53, AALST Verantwoordelijke Opsteller i ORTAIRE CAUDRON, Aalst. De tijden zijn nog niet zoover achter onzen rug dat de landbou wers wantrouwend stonden tegen over elke nieuwigheid in hun be drijf. We hebben al van die oude landbouwers gekend welke er fier op gingen te doen zooals va der en grootvader en niets te ver anderen. Toen in het midden der vorige eeuw de wetenschap op elk ge bied praktische verwezenlijkingen daarstelde was de grootnijverheid er eerst bij om al het mogelijke nut en profijt er uit te trekken, j Vandaar ook de geweldige maat schappelijke omvorming welke onze ambachtslieden, tot dan toe, 1 thuis werkend verplichtte hun han denarbeid te verhuren. Voor de landbouwers stelde zich de vraag toen nog zoo scherp niet, zij waren gewoon aan een zuinig... ja bijna armmoedig leven en bleven geduldig hun grond be werken. Met de uitbreiding der nijver heid echter werden de nooddruften der bevolking talrijker en verhoog de tevens de levennsstandaard. Voegt daar nog bij dat in ons land de bevolking gedurig toenam, dat dezelfde oppervlakte dus brood en arbeid moest verschaffen aan steeds meer personen. Het land, uitgebaat zooals het de gewoonte was, kon niet langer zijn man voe den. In hunne kortzichtigheid verlie ten verschillende landbouwers hun dorp om hun arbeid insgelijks te verhuren. Ongeschoold, onbe kwaam tot eenig vakwerk viel hun natuurlijk het zwaarste deel te beurt. Anderen echter, en dit waren de verstandigsten, dachtèn wat na en besloten, alhoewel nog eenigs- zins wantrouwend, gebruik te ma ken van de talrijke voordeelen welke de wetenschap hen bood. Voor m door de De jaren zijn voorbij... Nog vinden we slenteraars, achteruitblijvers. Het zijn eeuwig en altijd dezelfden. Maar de bres is in den muur. In elk dorp vindt men thans verstan dige, vooruitziende landbouwers. We willen niet beweren dat al les volmaakt is maar ons beper kend tot het domein der beroeps kennis mogen we met 'n gerust geweten verklaren dat we op den goeden weg zijn. Onze jongeren bezoeken de landbouwavondscholen, worden leerling aan middelbare onderwijs- inrinrichtingen de besten onder hen treft men later aan in onze landbouwhoogescholen. De volwassenen staan niet meer wantrouwend tegenover de baan brekers op landbouwkundig ge bied. Landbouwbladen worden gelezen, besproken; voordrachten worden bijgewoond, ja zelfs ge vraagd door onze boeren zelf. Aan hen welke verstandig al hetgene goed gebleken is toepas sen, stellen we in gemoede de vraag Hebt ge het u ooit be klaagd Is uw bedrijf er niet op vooruitgegaan Heeft uwe ont wikkeling u geen profijt bijge bracht Voorlichting, beroepskennis, ontwikkeling leidt tot welstand, tot meer stoffelijke welvaart In onzen tijd van harde strijd ware het een grove dwaling ook maar een punt te verwaarloozen, welk tot ons eigen voordeel dient, hetwelk ons rechtstreeks verrijkt. Bekommerd om het welzijn on zer leden, raden we hen ten zeer ste aan steeds zich op de hoogte te stellen van alles wat kan bij dragen tot betere uitbating van hun bedrijf. In de eerste plaats is hiertoe een grondige beroepskennis noodig. Evenals een werktuigkundige hoeft de landbouwer grondig en goed zijn vak te kennen. Aan 't werk dus in Ruanda - llrundi. Hot koloniaal grondgebied van Ruan- da-Urundi 'leent zich grootendeels tot de landbouwuitbating. Onder de in- landscke teelten, noemen we voorname lijk maniok, sorgho (negerkoren), boo- nen, erwten, zoete aardappelen, bana nen, koffie en suiker. Ook zijn sommige Europeesche kuituren er eveneens in voege, n.l. deze der tarwe, boekweit, gerst, rogge, aardappelen en vlas. Wat echter voor het oogenblik nog gedeelte lijk ontbreekt is het noodige landbouw gereedschap en de vereischte werktuigen voor het bewerken der vaste en dichte gronden, meermaals door hondsgras besmet. In een zoo zeer bevolkt land als Ruanda-Urundi, waar de inlander zoo door en door voor den landbouw is aan gelegd; moet de verbetering en aanpas sing van het gereedschap als een hoofd zaak worden beschouwd. Al wat de koloniale toerusting kan verbeteren moet worden aangewend, 't Is overigens na vele, doorgedreven pogingen dat men er zal toe komen het land van werktuigen te voorzien, welke voor den aard van den bodem best zijn aangepast. T eeltmethoden. De maniok-teelt heeft in Ruanda groote vorderingen gemaakt. Het Shan- gugu-gebied alleen heeft in loop van het jaar meer dan 4 ton maniok-meel en 11 ton maïsmeel naar Kigala verzonden. Te Kigala, toen op 't einde van 't jaar de graanteelten der Swahili in opbrengst waren, werd het mogelijk per week van 500 tot 800 kgr. maniok-meel te koopen. Te Bugarama heeft de rijstteelt her nomen 80 ton van dit graangewas wer den voor de bevoorradingsbehoeften aangekocht. De aardnotenteelt geeft geene uitsla gen in het binnenland. Het merkelijk warmer klimaat der meeroevers heeft de pogingen begunstigd welke te Kinyaga werden aangewend, alwaar deze teelt eene nieuwe uitbreiding genomen heeft en waar voor de eerste maal aardnoten op de markt van Kamembe werden verhandeld. Wat de teelt der zoete patatten betreft, deze maakt overal flinke vorderingen. De inlanders der op de hoogvlakten ge legen gewesten verzonden in loop van 1926 meer dan 30 ton aardappelen naar Kigala. De katholieke zendingen hebben 18 ton hiervan ingeoogst. De christenen hebben ruim 20 ton verbruikt. Mooie aardappelvelden zijn eveneens te bewonderen in de streek van Bushiru en Budaha en men mag zonder overdrij ven de door de inheemsche bevolking verbruikte hoeveelheid op 60 ton schat ten. Kortom, de aardappelteelt vestigt zich voor goed in het land. Ook de staakboonenteelt komt zoo wat overal te voorschijn. De geteelde graanhoeveelheden be naderen ongeveer de 100 ton. In het Mulea-gebied alleen, alwaar de inboor lingen deze graansoort waardeeren en er een groot verbruik van maken, wordt de oogst geraamd op ruim 60 ton. De in het Shangugu-gebied aange wende pogingen tot het winnen van koren zijn niet geslaagd. Nieuwe proef nemingen met Europeesch zaaigraan worden alsdan aangelegd onder leiding van een landbouwkundige. Zoo de uitslagen der eerste proeven niet ten volle bevredigend zijn, mag zulks noch verwonderen noch ontmoe digen. Immers is dit hoogstwaarschijn lijk toe te schrijven aan het feit dat de bacteriën, onontbeerlijk tot de ontwik keling van deze teelt in den pas ontgon nen bodem nog niet aanwezig zijn. Deze onderstelling wordt trouwens bevestigd door de eerste resultaten van het proef station of landbouwstandplaats van Lusuniu. Aanhoudende, doorgedreven en me thodisch aangelegde proeven zullen het enkel uitmaken wat men van deze teelt in de toekomst mag verwachten. Onder de nijverheidsteelten, dient vooral aangestipt: de tabakteelt, die langs om meer uitbreiding neemt. Te Ruhengari werden van de inlan ders 300.000 tabaksbladeren afgekocht. Te Kisenyi zijn de cijfers de volgende 281.000 bladeren, aangekocht door de fabriek van Kamembe. 600.000 bladeren, aangekocht door de zending van Rwaza. 204.000 bladeren, aangekocht door de zending van Nyando. Verder werden meer dan 1 millioen tabakbladeren door de handelaars der standplaats aangekocht. Op het oogenblik der "tabakinoog- sting,, ziet men in het Bugoye-gebied uit alle richtingen inlanders toestroomen komende van het Ruanda's binnenland en elders. Zij ruilen houweelen, metalen armbanden, vezel-armbanden en geiten tegen tabaksbladeren om. Wanneer men rekening houdt met deze bloeiende markt, met de hierboven aangehaalde cijfers en met het feit dat de Katholieke Missie's ongeveer 8 ton tabak gemanufactureerd hebben, terwijl de christenen aan huis tabak bewerkten en bij de 10 ton tabak in bladeren ver kochten, dan mag men hieruit besluiten dat de produkten sedert 4 jaar ruim ver dubbeld is. Wat echter de "koffiestruik-kwee- kerij,, betreft, het is wel deze teelt die het meest vooruitgaat en die,ten ware een plotse prijzendaling moest invallen de beste toekomst mag te gemoet zien. Sedert zes jaar werden honderddui zenden planten en verscheiden ton graansoorten uitgedeeld. In 't begin was de bijval gering. Meestal de hoofden en de inlanders hielden op in koffieteelt be lang te stellen en de struiken gingen in de "brousse,, (hoog wild kruid en gras) verloren. Enkelen bleven echter volharden en zagen hunne pogingen bekroond met de mooiste opbrengsten. De bijval kwam zeer traag, thans is hij echter verzekerd. Men hoeft de inboorlingen niet meer te smeeken koffieplanten te aanvaarden, zij stelen ze nu, zonder vragen 1 In den loop van het jaar 1926 werden in Llrundi niet minder dan 800 kgr. za den en 60.000 éénjarige koffiestruiken uitgedeeld. Menige negerhoofden hebben hun eigen boomkweekerijen bestemd om hun persoonlijke beplantingen en deze hun ner ondergeschikten te bevoorraden. De koffieuitvoer bedroeg 18 ton tegen 14 in 1925. Daarenboven werd een aan zienlijk deel van den oogst voor het zaaien voorbehouden. Uitgezocht ka- pokzaad uit Nederlandsch Indië gaf puike uitslagen. Deze teelt zal in het warm gedeelte van het land worden uitgebreid. We trekken de aandacht onzer leden er opdat ze zich voor alles wat onze Spaar- en Leenbank aangaat, in volle vertrouwen mogen wenden tot ons Hoofdmagazijn te Herzele. De Hr Rich. Boelaert aldaar is ge machtigd in onzen naam te handelen. We geven de volgende intresten: 5 per honderd op zicht vrij van lasten. 6 op 1 jaar Neem ook in acht dat de Samenwer kende Maatschappij Redt U Zeiven met haar gansch vermogen de verrich tingen harer Spaar- en Leenbank waar borgt. Iedereen kent vetstoffen en bij ieder een komen onmiddellijk enkele voor beelden te binnen boter, olie enz. De vetstoffen kan men in 't algemeen gemakkelijk uit organische stoffen trek ken. Sommige granen, maïs bijv., welke veel vet bevatten, worden eenvoudig aan een hooge drukking onderworpen en onmiddellijk bekomt men olie. Dier lijke vetten bekomt men door het op hooge temperatuur koken der vetrijke stoffen. Over de fabrikatie van boter hoeven we hier niet te spreken, ze is trouwens genoeg gekend. Zoo men heel gemakkelijk vetstoffen bekomt, dan is het opzoeken der schei kundige samenstelling heel wat anders. Over een honderdtal jaren dacht men dat slechts de natuur (dier of plant) de bekwaamheid bezat vetstoffen te pro- duceeren. Maar sedertdien heeft men heel wat weg afgelegd en zoo bereidt men thans 'n heele reeks vetstoffen wel ke men noch bij dier, noch bij plant zal vinden. Wetenschap bouwt zich lang zaam op, tot praktische uitslagen komt men slechts door jaren en jarenlange studie en opzoekingen. Meestendeels geniet de geleerde, de ieverige zoeker niet de vrucht van zijn noeste arbeid, hij zaaide slechts... anderen zullen maaien 1 Wie onzer intellektueelen herinnert zich den naam van Chevreul Deze heeft de studie der vetstoffen oneindig veel vooruitgeholpen door zijn in 1823 verrichte Scheikundige Opzoekingen betreffende de vetstoffen van dierlijken oorsprong Deze opzoekingen brach ten eindelijk 'n klaar inzicht in de sa menstelling der vetstoffen en stelden tevens de eerste juiste theorie der zelf- fabrikatie daar. De werken van Chevreul bewezen dat de vetstoffen, volgens de oude we tenschappelijke taal glycerienen waren, d. w. z. samengesteld uit glyce- rien verbonden met verschillende zuren welke om deze reden vette zuren ge noemd worden. De bijzonderste dezer zuren zijn palmitienzuur, stearienzuur, oleïnzuur. De twee eerste zuren zijn vaste stoffen, de derde is vloeibaar. Vet zal bijgevolg heel weinig oleïnzuur be vatten, olie echter geweldig veel. In de boter treft men het gekende boterzuur aan, welke men niet in andere vetstoffen vindt. De vaste vetstoffen worden vloeibaar wanneer men ze verwarmt. Alle vetstoffen, elkeen van ons weet het bij ondervinding, vlekken het papier. Vetstoffen zijn niet gekleurd, hebben geen bepaalde reuk, maar te lang be waard, worden ze ranzig en bekomen alzoo een onaangename geur en smaak. Vetstoffen wegen lichter als water en worden er niet in opgelost koude al- kool lost ze in algemeene regel ook niet op. Vetstoffen verdampen niet, maar ontbinden zich bij een verwarming van rond de 300°. Ziehier enkele vetstoffen van plant- aardigen oorsprongkakaoboter, aman delolie, arachiedolie, olijfolie, lijnolie, ricijnolie, welke in de geneeskunde ge bezigd wordt en tevens dient tot het smeeren der motors van vliegmachienen. Vetstoffen van dierlijken oorsprong hoeven we hier niet op te sommen,ieder een kent ze al te goed. Vetstoffen hebben een overwegend belang in de veevoeding, in zooverre dat alle handelaars verplicht zijn het vetgehalte der veevoeders aan te duiden. Deze enkele beschouwingen zijn mis schien niet erg praktisch, doch het heeft voor ons ook belang eventjes een uit stap te wagen in bet rijk der zuivere wetenschap. Zoo kennen we de oor sprong, de samenstelling en tevens de eigenschappen van waren welke we dagelijks in ons bedrijf bezigen. Landbouwers 1 Ontwikkeling is rijkdom. Woont de voordrachten bij door ons ingericht 1 Maakt ruim gebruik van onze inlichtingsdiensten i (Vervolg) De volledige bemesting weze dus de regelin de praktijk gebeurt het echter gaandeweg verkeerd. Hierbij bedoelen we dat de scheikundige bemesting door gaans al te éénzijdig is, "t is te zeggen men vergenoegt zich maar al te vaak met één enkele meststof aan te wenden en wel vooral de stikstof, terwijl de an deren gewoonweg over 't hoofd wor den gezien. Deze spijtige doenwijze is totaal verkeerd en bovendien voor den landbouwer zeer schadelijk. Stikstof is de "bladmaker,,.Als stam en bladeren weeldrig groeien, als de gra nen vallen en men veel stroo en weinig graan bekomt, dan is er te veel opneem bare stikstof in verhouding tot het op neembare deel der andere voedende bestanddeelen. Is integendeel de wasdom slap, zijn de granen in de Lente bleekgeel in plaats van groen en bekomt men veel graan in evenredigheid van het stroo, dan is er stikstof te kort. Bekomt men bij de beeten of aardap pelen veel loof doch weinig beeten of knollen, rijpen deze laattijdig, dan is er te veel stikstof in evenredigheid van fosfoorzuur en potasch. Fosfoorzuur is de graanmaker Leveren de graangewassen weinig graan en veel stroo, en is het graan daarbij nog verneuteld, dan is er denkelijk ge brek aan fosfoorzuur. Is het graan goed van scheut, t.t.z. bekomt men veel graan volgens het stroo, dan is er waarschijn lijk fosfoorzuur genoeg in den grond voorhanden. Potasch is de knolmaker en kalk de stevigmaker De aanwezigheid van veel vlinderbloemige planten in een natuurlijke weide is een bewijs van aan wezigheid van een flinken voorraad potasch en kalk. Zijn de grassen daaren tegen het overheerschend element der weideflora, dan is er stellig gebrek aan een of beide dezer voedingsstoffen. Ove rigens klavers lukken zelden goed op gronden die niet behoorlijk van potasch en kalk voorzien zija. Anderzijds mogen fosfoorzuurmesten in groote hoeveelheid gebruikt worden, omdat er geen verlies te vreezen is. Daartoe gebruike men echter geen snelwerkende fosfoorzuurmesten, daar hun fosfoorzuur zich toch in den grond tot min oplosbare verbindingen ver vormt men make liever gebruik van traagwerkende mesten, die het fosfoor zuur aan goedkooperen prijs leveren, zooalsmetaalslakken, Bernardfosfaat enz. De waarde der metaalslakken hangt af 1° van het totaal fosfoorzuurgehalte 2° van het gehalte fosfoorzuur oplos baar in citroenzuur aan 2 °/0 3° van de fljnheidsgtaad. Metaalslakken bevatten 10 tot 18 fosfoorzuur, omtrent 40 °/0 kalk en 4 tot 5 "Io magnesiumoxyde. Hun werking is gewoonlijk trager dan die van superfosfaat, doch veel snel ler dan die van ruwe fosfaten. Tijdstip van gebruik. Wanneer men de metaalslakken voor een lente vrucht gebruikt, mag men ze reeds in den Herfst onder ploegenvoor winter granen strooie men ze op den onge- ploegden grond en werke men ze in door duchtige egging of met den uit roeier. Voor lentevruchten zal men ze altijd vóór het zaaien of planten onderwerken. Op de weiden, alsook op klavers is men verplicht ze als dekmest te gebrui ken. Hier is het best ze vóór den winter aan te wenden of zeer vroeg in de lente. Ze worden ook best vermengd met 6 tot 10 °/o kaïniet, doch dan mag men niet te lang wachten om ze uit te strooi en, om te voorkomen dat het mengsel zou verharden. Metaalslakken mogen niet vermengd worden met mesten die ammoniak be vatten, zooals ammoniak en peru-guano, daar de kalk van de slakken den ammo niak zou doen vervluchtigen; hunne mengeling met potaschmesten biedt geen nadeelen, zoo de uitstrooïïng na één of twee dagen plaats heeft, doch langer wachten is schadelijk, omdat de massa einders verhardt en dc verspreiding moeilijker wordt. nnmtrniT hmii \mma\ iMmmmmuuummu u gmmimnmm i De medewerkers zijn verantwoordelijk voor ham èlttbmgea Ongeteekende stukken worden niet opgenomen Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1928 | | pagina 1