r Landbouwweekblad Ontwikkeling van Plant en Dier. Algemeene Vergadering Belangrijke Aanbeveling Het Fonds der Meestbegaafden Wetenschap De 2de Opwerping tegen den Zesmaandendienst de gewestelijke deeling en REDT U ZELVEN Onderwijs ION DAG 11 MAART 1928 FrtJ» 20 10de jaaKuanU Ni j80 Arbeid adelt A bonnemeotspriis 9,0© frank ja«n, Vlen scfer(jft in op ons Bureel en op alle postkan torc- Aankondigingen volgens akkoord. Bureel en Redaktie BRABANTSTRAAT, 53, AALST Verantwoordelijke Opsteller t ORTAIRE CAUDRON, Aalst, Voor eo door de Landboawerc bovt Voor we ons bezig houden met de problemen der erfelijkheid, moeten we eerst de manier behandelen, waarop de verschillende eigenschappen van onze planten en dieren ontstaan. A's regel zien we, dat wij van uitstekende planten en dieren ook uitstekende nakomeling schap kunnen verwachten, maar dan zien we op dezen regel ook weer vaak uitzonderingen. Wanneer we er ons rekenschap van geven, dat het zaad, waaruit later een plant zal opgroeien, dat het ei, waaruit een dier zich zal ontwikkelen, nog geen spoor vertoont van de latere kwaliteiten, die die plant of dat dier zal vertoonen, dan begrijpen wij, dat alle eigenschappen van een plant of dier het gevolg zijn van de manier, waarop het individu zich uit de kiem ontwikkelt. Op enkele uitzonderingen na, waar over ik later ook nog wel met een enkel woord wat zal ?eggen, ontstaat een plant of een dier uit een bevruchte kiem, die voor een deel door de moeder en voor een deel door den vader wordt gevormd. In dit boek (1) zal ik die twee gedeelten van de bevruchte kiem aanduiden met den naam "kiemhelften,,. Uit een spreeuwenei groeit een spreeuw, en uit het ei van een Leghorn komt een Leghornkuiken. In de be vruchte eieren moeten dus verschillende dingen aanwezig zijn, die voor dat ver schil verantwoordelijk zijn. Maar we weten ook, dat uit een Leghornei alleen een Leghorn groeit, wanneer we dat ei uitbroeden, en dan het kuikentje naar de eischen behandelen, verplegen, voeden. In het algemeen kunnen we zeggen, dat een zeer groot aantal dingen, invloeden, omstandigheden samen de ontwikkeling mogelijk maken. Die ontwikkeling, die groei, is het gevolg van de samenwer king van een zeer groot aantal ontwik- kelingsfaktoren. En die ontwikkelings- faktoren kunnen we in twee groote groepen verdeelen, in overgeërfde en niet overgeërfde ontwikkelingsfaktoren. En dan moeten we ons dadelijk terdege rekenschap geven van de omstandigheid dat het geheele ontwikkelingsproces be staat in een voortdurend op elkaar in werken van de meest verschillende ont wikkelingsfaktoren op dat, wat al be staat. We mogen bijvoorbeeld niet den ken, dat een of andere bepaalde eigen schap vooral het gevolg is van een be paald overgeërfd ding, of van een be paalden invloed uit de omgeving. Een kiemplant. een jong dier, een embryo heeft op elk ontwikkelingsstadium zijn eigenschappen, die dan weer veranderen onder den invloed van allerlei ontwik kelingsfaktoren. Wanneer men probeert om de eigen schappen van een dier of plant te gaan tellen, dan komt men algauw tot de er varing, dat dit een onmogelijke taak is. want hoe meer we een individu bekijken en met andere dieren en planten verge lijken, des te meer eigenschappen ont dekken we. Want, wat we een eigen schap noemen, is een punt, waarin het individu verschilt van andere planten of dieren. Dat komt dadelijk te zien, als we beginnen de eigenschappen van een plant of van een dier op te noemen. Dan blijkt, dat er positieve en negatieve eigenschappen zijn. Een bepaald zwart konijn, dat we bekijken, heeft pooten, het ademt, het is zwart, allemaal eigen schappen. Het heeft nergens wit, ook een eigenschap, waardoor het zich van andere konijntjes onderscheidt, het heeft geen horens, geen samengestelde maag, allemaal negatieve eigenschappen. Door zulk een enkel dier te vergelijken met veel andere dieren, kunnen we de lijst van eigenschappen precies zoo groot maken, als we zelf maar willen. Er is geen sprake van, dat een dier of een plant een kunstig samenbouwsel is an een massa losse eigenschappen, en dat we ons die eigenschappen een voor een weg zouden kunnen denken, zoo, dat er van het individu niets overblijft. ,Bij de ontwikkeling, tijdens het leven van een plant of dier, veranderen de eigenschappen voortdurend. En we moeten er on* voor hoeden te meenen. dat die ontwikkeling slechts een uiteen- vouwen is van te voren vastgelegde eigenschappen. De eigenschappen van een individu zijn het gevolg van alle dingen samen, die op de ontwikkeling tot op het oogenblik, waarop we het individu beschouwen, invloed hebben uitgeoefend. Die oorzaken, die invloeden zijn van den meest verschillenden aard, maar we kunnen dan allereerst een on derscheid maken tusschen den invloed van de omgeving en den invloed van dat wat overgeërfd is. Dat wil zeggen, dat zoowel de aangeboren aard als de invloeden uit de omgeving, de eigen schappen van het dier of de plant helpen vormen. Maar het is geen gemakkelijke taak om in een gegeven geval uit te maken in hoe verre de omgeving en in hoe verre het overgeërfde heeft bijge dragen tot de een of andere eigenschap, die we waarnemen. Wat geldt voor het heele individu, geldt voor elke eigen schap, die we met aandacht beschouwen, voor grootte, voor kleur, oorlengte, maar ook voor snelheid, voor stem, voor gewoonten. Elke eigenschap is door de ontwikkeling zoo geworden, door sa menwerking van een menigte invloeden van den meest verschillenden aard. De gewone verschillen, die we zien in een groep dieren of planten, zijn het ge volg van de verschillen in de manier, waarop zulke individuen zich uit de kiem ontwikkelden, maar natuurlijk ook wel van het stadium in die ontwikkeling, waarop ze zich bevinden op het oogen blik van vergelijking. Een jong dier kan precies gelijk zijn aan zijn vader op overeenkomstigen leeftijd, en eenvoudig van hem verschillen, doordat het nog een paar maanden of jaren jonger is. In sommige gevallen kunnen we een indruk krijgen van de twee verschillen de soorten van invloeden op de ontwik keling, van de twee soorten ontwikke lingsfaktoren dus. Wanneer we een ge val hebben, waarin alle overgeërfde dingen geheel gelijk zijn in een aantal dieren of planten, dan krijgen we een indruk van den invloed, die de omge- vingsfaktoren hebben op de eigenschap pen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij zelfbestuivende planten (tarwe, gerst, erwt) in groepen, die uit de zaden van één enkele plant komen. In zulke groe pen hebben alle planten precies dezelfde erfelijke samenstelling, en daar zijn dus de verschillen het gevolg van verschillen in de niet-overgeërfde ontwikkelings faktoren, dus kortweg van verschillen in de omgeving. In zulk een geval blij ken dan die verschillen ook niet erfelijk te zijn, en de planten hebben allen de zelfde nakomelingschap. Omgekeerd kunnen we de invloeden van overgeërfde ontwikkelingsfaktoren weer het beste waarnemen in groepen, waar wij de omgevingsinvloeden zoo gelijk mogelijk hebben gemaakt. Voorloopig kunnen we zeggen, dat de eigenschappen van elk beest, van elke plant in den uitgebreidsten zin, alles wat een plant of dier is, of kan, het gevolg is van de ontwikkeling, zoowel van den overgeërfden aard als van al de invloe den, welke het individu bij zijn ontwik keling ondergaat. Dat de omgeving in dezen allerruim- sten zin uit allerlei zeer verschillende dingen, faktoren bestaat, is voor ieder een duidelijk. Aan het eind van dit hoofdstuk wil ik nog eens nadrukkelijk waarschuwen te gen de voorstelling, dat de overgeërfde ontwikkelingsfaktoren de eigenschap- i pen van een plant of dier zouden zijn, of ook maar, dat er een onmiddellijk verband zou bestaan tusschen zulke overgeërfde ontwikkelingsfaktoren en de eigenschappen van een dier of een plant. De eigenschappen, kwaliteiten van een individu zijn altijd het gevolg van de ontwikkeling, en dat geldt voor alle eigenschappen, ook voor de z.g. over- geërfde. Voor het tot stand komen van elke eigenschap moeten altijd een massa ontwikkelingsfaktoren van allerlei aard samenwerken. Dr A. Hagedoorn. (1) (Uit Handboek voor Fokkerij en Plantenteelt Landbouw* rs 1 j Ontwikkeling is rijkdom Woont de voordi achten bij door ons ingi richt Maakt ruim gebruik van onze inlichtingsdiensten l De Boerenjeugd en de Legerkwestie (4e bijdrage). in ky de mo- De zesmaandendienst is niet machte de noodige troepen onder wapens te hebben tot dekking der bilisatie bij eventueel uitbreken van oor log. 1) Vooreerst dient opgemrkt dat de oproepingsdata der verschillende wer vingsgewesten kunnen geregeld worden derwijze dat er steeds een zeker aantal geoefende militieplichtigen zich onder de wapens bevinden om dadelijk tot ver dediging der bedreigde punten onzer grenzen op te-treden. 2) De gewestelijke indeeling der man schappen met de noodige bevoorra- dings- en munitiedepots in gemakkelijk te bereiken centra laat toe op enkele uren tijds een voldoende aantal man schappen naar het bedreigde gewest te doen oprukken. Deze snelle uitvoering dermobilisatie is des te gemakkelijker te verwijzenlijken daar de uitgestrektheid van ons grondgebied zeer gering is en voorzien is van zeer uitgebreide ver keersmiddelen. 3) Naar onze meening wordt de dek king der mobilisatie het best waargeno- door beroeps vrijwilligers welke ben wij hooger uiteengezet, onder meer inzake voorgeoefendheid, verdedigings werken, hervorming van het kader en zoo meer. De lange tijdruimte waarover die voorafgaandelijke hervormingen zich zouden moeten uitstrekken, wordt hun klaarblijkelijk ingegeven, niet door de noodwendigheden der landsverdediging, doch wel door hun eigen belang en ge makzucht. Wij ontkennen niet dat eene zekere voorbereiding noodig is tot invoering van de zes maandendienst en van de j gewestelijke indeeling, gesteund op het onderricht van het kommando der solda ten in hun moedertaal, doch die voor bereiding kan met goeden wil op enkele maanden geschieden. De legeroverheid mag niet vergeten dat het leger er niet is voor de officieren, maar wel de officieren voor het leger. Eens dat het stelsel van den verkorten diensttijd en van de ge westelijke indeeling door de openbare meening. en ook door een groot aantal techniekers, als voldoende wordt geacht tot eene behoorlijke inrichting der lands verdediging, heeft de legeroverheid den plicht zonder verwijl de diensten en het onderricht aan de nieuwe grondslagen der legerverrichtingen aan te passen. Daar om is het noodzakelijk, na de onontbeer lijke en kortdurige voorbereiding van de hier verdedigde hervormingen, deze ten spoedigste in toepassing te stellen, daar zij de grondslag is waarop de inwendige herinrichting der legerdiensten dient ge steund. men zouden geoefend worden in het bedienen der automatische wapens en aldus de aangewezen voorhoede van het leger zouden zijn om de eerste onverhoedsche aanvallen af te weren. De bevoegde overheid moet er maar voor zorgen de aanwervingsvoorwaar- waarden van bedoelde beroepsvrijwilli- gers aantrekkelijk genoeg te maken om een voldoende aantal dezer manschap pen steeds onder de wapens te hebben. 4) Het komt als een onontbeerlijken maatregel voor de meest bedreigde pun ten onzer grenzen te voorzien van de noodige verdedigingswerken, aangepast aan den modernen oorlog (gebetonneer- de schuilplaatsen voor mitrailleuzen en kanons, loopgraven enz.) derwijze, dat aan verrassingsaanvallen van den vijand dadelijk het hoofd kan worden geboden, en aan de reservetroepen de vereischten tijd wordt gelaten om zich te organisee- ren en in het gevecht te treden. Derde opwerping. De diensttijd van 6 maanden is onvoldoende om het noo dige aantal reserve-gegradeerden te vormen. Wij nemen aan, dat de jonge lingen, welke door hunne opvoeding en het onderwijs dat zij hebben genoten, aangewezen zijn om in geval van oorlog het bevel te voeren, 3 of 4 maanden lan ger in werkelijken dienst blijven dan de gewone militianen. Doch hier ook kan de toepassing van een degelijke methode van onderricht de dienstverlenging tot een minimum terugbrengen. Men beste de enkele aan het theoretisch gedeelte der vorming den volstrekt noodzakelij- ked tijd voor het aanleeren der hoofd zakelijke begrippen van krijgskunde, en stelle de reserve-gegradeerden zoo spoe dig mogelijk in aanraking met den troep waar ze de aangeleerde theoriën in prak tijk zullen omzetten en den gemoedstoe stand der soldaten zullen leeren begrij pen. Een euvel dient er nochtans verme den, namelijk de tijd welke de reserve- gegradeerden bij den troep doorbrengen dient niet verknoeid aan bezigheden van inwendigen dienst (kazernekarwei- en, wachten, enz.) doch besteed aan commando-oefeningen, welke van nut zijn voor het aanleeren van de leiding der manschappen in geval van oorlog. Wanneer kan de 6 maandendienst en de gewestelijke indeeling worden inge voerd De legeroverheid. en een groot aantal poltiekers zeggen haar na, beweert dat een ruimen tijd vereischt is voor herin richting van het legerstelsel, (voorge oefendheid, verdedigingwerken, reorga nisatie van het kader, versterking der bewapening, enz.) alvorens er kan ge dacht worden aan vermindering van diensttijd en aan invoering van de ge westelijke indeeling. Wat wij over sommige dier vooraf gaandelijke hervormingen denken heb- Landbouwvereeniging Samenwerkende Maatschappij, Aalst. De Heeren deelgenooten worden hierbij vriendelijk uitgenoodigd tot de gewone jaarlijksche welke zal plaats hebben ten lokale, Groote Markt, te Aalst, op ZONDAG 25 MAART 1928, om 2 uur nanoen. DAGORDE 1) Verslag van den Beheerraad 2) Verslag van den Toezichtsraad 3) Hernieuwing van 1/2 van den Be heerraad Eindigen de mandaten der Heeren Meert Marinus, Aalst, Meirsschaut Honoré, Oosterzeele, Possemiers Arthur, Hofstade, Ruyssinck Clement, Afgevaardig de-Beheerder, Meire De uittredenden zijn herkiesbaar. 4) Gebeurlijke bekrachtiging der aan stelling als Beheerder van den Heer Frans Wynant te Oultre. in vervanging van den Heer Victor De Clippel, over leden 5) Hernieuwing van 1/2 van den Toe- zichtraad Eindigen de mandaten der Heeren Moens August, Wichelen, Van Boxstael Frans, Okegem, Van den Haute Camiel, Ninove De uittredenden zijn herkiesbaar. 6) Gebeurlijke aanstelling van eenen plaatsvervanger voor den Heer Frans Wynant, als Toezichtsraadslid 7) Gebeurlijke goedkeuring a) van den Bilan b) van de Winst- en Verlies rekening c) van de verdeeling der Winsten. 8) Gebeurlijke verdeeling der Winst. Namens de Maatschappij De Voorzitter, B. Schockaert. De Afgevaardigde-Beheerder, Cl. Ruyssinck De afdeelingen die eene voordracht wenschen, gelieven er voortaan voor te zorgen 1) dat het hoofdbestuur minstens veer tien dagen op voorhand verwittigd weze; 2) dat het onderwerp der gewenschte voordracht duidelijk wordt opgegeven en aangepast aan tijds-en plaatsomstan digheden 3) dat uur en datum zorgvuldig wor den gekozen, derwijze dat niets het luk ken der voordracht in den weg staat of kan verhinderen - Dit fonds, door de wet van 15 Okto ber 1921 ingericht, heeft door de wet van 25 Juni 1927 en daaropvolgende koninklijke besluiten grondige wijzigin gen ondergaan. Anderzijds hebben we herhaaldelijk kunnen vaststellen, hoe weinig ouders het doel en de werking van het Fonds der Meestbegaafden kennen. Zoo gebeurt het dan ook dat te wei nig ouders van deze uitstekende gele genheid gebruik maken, om zonder groote geldelijke opoffering van hun kinderen mannen en vrouwen van eer en aanzien te maken. Welnu, aangezien de aanvragen van dezen, die er wenschen van te genieten, vóór 15 Maart e.k. bij de gemeenteover- heid moeten ingediend worden, achten we het nuttig de ouders volledig in te lichten, nppens het doel en de werking dezer prachtige en hoogst belangrijke inrichting. Doel. Het Fonds der Meestbegaafden ver leent geldelijke toelagen aan de begaaf de kinderen van onvermogende of min- begoede ouders toe te laten hun middel bare studiën te voltrekken. Dit jaar wer den aldus studieleeningen toegekend, gaande van 580 fr. tot 1200 fr. per leerling. Men merke echter op dat de toelage slechts verleend wordt aan leerlingen die zulks waarlijk verdienen door hun gedrag, hun vlijt en hun begaafdheid en het dus voor die kinderen een eer is door het Fonds te worden geholpen in hun streven naar een mooiere toekomst. Vereischte voorwaarden om er van te genieten. Zooals we het hierboven terloops reeds deden opmerken, kunnen alleen minvermogende en tevens buitengewoon begaafde kinderen zoowel jongens als meisjes ervan genieten. Wat verstaat de wet nu door leerlin gen van minbegoede ouders De kinderen van a) werklieden, daglooners, arbeiders en dienstboden b) klerken en andere bedienden van lageren en minderen rang, zoowel die van den Staat en openbare besturen, als die van partikulieren, van handelshui zen, van maatschappijen en andere pri vate inrichtingende onderwijzers en i ambtenaren van soortgelijken stand in dienst bij de onderwijsinrichtingen voor zooveel de jaarwedden van deze perso nen een door de Regeering vastgesteld maximum niet overschrijden c) alle andere personen, waarvan de rechtstreeksche belastingen ten bate van den Staat een door de Regeering vast gesteld maximum niet overschrijden. Wordt b.v. als minvermogend be schouwd een gezin waarvan het inko men niet het dubbel van het minimum inkomen, vrijgesteld van supertaks, overtreft. We vestigen vooral de aandacht on zer landbouwers op deze laatste katego- rie, aangezien de meesten van hen hier in begrepen zijn en zij diensvolgens insgelijks aanspraak kunnen maken op de voorrechten door het Fonds verleend. Soorten van Fondsen. Er bestaan feitelijk twee soorten fond sen de gemeentelijke en de arrondisse mentsfondsen. Alleen de gemeenten die ten minste 20,000 inwoners tellen zijn gemachtigd om een gemeentelijk Fonds der Meestbegaafden op te richten. Al de andere gemeenten zijn verplicht aan te sluiten bij de arrondissements fondsen. Het gemeentelijk fonds wordt beheerd door het College van Burgemeester en Schepenen het arrondissementsfonds door de Bestendige Deputatie der pro- vintie. Bij elk fonds worden één of meer schiftingscommissies aangesteld. Waaneer en hoe dient de aanvraag gedaan te worden 1 De aanvragen moeten bij het Gemeen tebestuur ingediend worden door de ouders of door dezen die hen vervangen. Zij moeten gedaan worden vóór 15 Maart e.k. (dus in loop dezer week en MHiÉÉMÉÉ - MHimiiiiiiiiiiiiiiiimmniiiiiiiin MBL De medewerker» zijn verantwoordelijk voor ban bedragen Oncecrekeode stukken worden niet opgenomen Niet opgenomen handschriften worden Met teruggegeven za UMMbi-üm W* n

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1928 | | pagina 1