9
Landbouwweekblad
De Landbouwcrisis
in Duitschland.
De Aardappel
Losse nota's over
Stikstofmeststoffen
4
4
4
4
♦4
Plantenteelt
Bemestingsleer
Rechtskundige Dienst.
ftltllf'"''ll^uyyiiiiiiiWNwBmTOfflttnnnnnnrnn
ZONDAG 1 APRIL 1928
frtji 26 CTfiOta.
10de JAAKUANÜ Ni 483
Arbeid
adelt
Abonnementsprijs t 9.00 Frank ji
Men schrjjft in op ons Bureel en op alle postkantoren.
Aankondigingen volgens akkoord.
Bureel en Redaktie t BRABANTSTRAAT53, AALST
Verantwoordelijke Opsteller t
ORTAIRE CAUDRON. Aalst.
Voor ta door
dc Laadbovwta
Maatschappelijke Vraagstukken
Nergens In Europa stelt den landbouw
het rooskleurig. Over enkele weken nog
gewaagde men in dit blad van een land
bouwcrisis ten onzent. In Duitschland
is ondertusschen de crisis werkelijkheid
geworden en zelfs tamelijk acuut. Aan
een verslag van den Nederlandschen
landbouw-consulent te Berlijn ontleenen
we hetgeen volgt
In de Duitsche landbouwwereld
heerscht een opgewonden stemming,
welke zich in talrijke betoogingen uit.
Bijna iederen dag komen in de een of
andere streek duizenden landbouwers
samen om in min of meer heftige be
woordingen hun positie te schilderen en
hun wenschen ter verbetering kenbaar
te maken. Zeer rumoerig ging het toe
bij de groote demonstratie, welke de
Rijkslandbond jaarlijks ter gelegenheid
van de landbouwweek te Berlijn orga
niseert. Zoowel de rijksminister van
landbouw als de beide voorzitters voer
den het woord. In de redevoeringen der
laatste twee moest vooral de Pruisische
minister van landbouw het ontgelden,
aangezien hij niet genoeg voor de land
bouwers zou zijn opgekomen. Staande
de vergadering werd een commissie
naar het Pruisisch ministerie van land
bouw afgevaardigd, welke echter na
korten tijd wegens afwezigheid van den
minister van landbouw onverrichterzake
terugkeerde, hetgeen den aanwezigen
weder verschillende ontboezemingen
ontlokte. Den volgenden dag had die
zelfde kommissie een onderhoud met den
staatssecretaris van het departement,
waarbij, naar verluidt, harde noten wer
den gekraakt. Al moge deze beweging
nu hier en daar aangewakkerd zijn met
het oog op de a.s. verkiezingen, toch
kan zij niet met een handbeweging wor
den afgedaan. Door alle groote politieke
partijen wordt erkend, dat de toestand
waarin zich de landbouw bevindt, zeer
ernstig is en dat maatregelen ter zake
dienen te worden genomen. Deze moei
lijkheden zijn niet plotseling ontstaan,
doch in den loop der jaren geleidelijk
grooter geworden. In het kort kunnen
zij als volgt worden geschilderd
Tengevolge van de inflatie beschikte
de landbouw na de stabilisatie niet meer
over voldoende eigen bedrijfskapitaal.
De oogst van 1923 was voor een groot
deel nog tegen papiermark verkocht,
terwijl de snel toenemende belastingen
en de bedrijfsuitgaven reeds vanaf mid
den 1923 in goudmark moesten worden
betaald Het daarvoor benoodigde geld
kan in vele gevallen alleen worden ver
kregen door het opnemen van credieten
en wel voor een groot deel op korten
termijn en tegen zeer hooge rente,waar
bij dikwijls gebruik werd gemaakt van
wissels In de hoop op een betere toe
komst, namen verschillende groote be
drijven meer kapitaal op dan onder de
heerschende omstandigheden rendabel
moest worden geacht. De oogst van
1924 stelde teleur. Toch gingen in het
bijzonder de meer intensieve bedrijven
'door met het opnemen van kapitaal. De
betrokken leiders waren bezield met het
goede voornemen, om gevolg te geven
aan de roepstemmen der regeering en
der organisaties, welke het zoogenaamd
hulpwerk van den landbouw (uitbrei
ding van productie en onaf hankelijkheid
van het buitenland) aanprezen. Daar
voor moesten nieuwe schulden worden
gemaakt. De regeering hielp o. a. door
kredieten voor zaaizaad, pootgoed en
kunstmest. Aan het opstellen van be
rekeningen inzake het rendement werd
in de meeste gevallen niet gedacht en
omtrent de terugbetaling der credieten
op korten termijn maakte men zich in
den eersten tijd geen al te groote zor
gen. Men hoopte dat de prijzen der
landbouwproducten zich met behulp
van het invoerrecht zouden ontwikkelen,
dat de terugbetaling op tijd zou kunnen
geschieden. Het liep echter anders. In
1925 was de oogst wel goed, doch de
prijzen bleven ver beneden de verwach
ting. tengevolge van de geringe koop
kracht van het Duitsche publiek en het
dringende aanbod van de zijde van den
landbouw in verband met den verval
dag van de wissels en van de belastings-
termijaen. Onder deze omstandigheden
werd niet alleen geen winst gemaakt en
konden de schulden niet worden be
taald, doch moesten ter betaling van de
belastingen, rente en loopende uitgaven
zelfs nieuwe credieten worden opgeno
men. Men teerde dus in en dekte de
oude schulden en de daarvoor te betalen
rente met nieuwe.
De ongunstige oogstvan 1926 bracht
weinig verbetering, hoewel de verhou
ding tusschen de prijzen der landbouw-
produkten en die der produktiemiddelen
gunstiger was geworden,
In 1927 stond de oogst er over het
algemeen vrij goed voor, doch in ver
schillende streken en vooral in groote
gebieden van Noord-Duitschland ver
regende hij geheel. Daardoor namen de
moeilijkheden nog sterk toe. Hierbij
komt, dat de prijzen van de varkens en
het rundvee in den loop van 1927
voortdurend zijn gedaald. Volgens den
rijksminister van landbouw zou thans in
de varkensmesterij 6 9 cent per pond
worden verloren. Het gevolg van een
en ander is, dat het bruto-inkomen in
vele bedrijven niet voldoende is om in
het levensonderhoud van den bedrijfs
leider en zijn familie te voorzien en de
belastingen te betalen. Voor rentebeta
ling en rente van eigen-kapitaal is in het
geheel geen geld aanwezig. Alleen in
enkele bedrijfsgroepen met beteren
grond en gunstige afzetmogelijkheden is
de toestand eenigszins beter, doch vol
gens den rijksminister van landbouw
zou het eigen kapitaal ook daar slechts
zelden rente opbrengen. De Duitsche
landbouwraad komt op grond van inge
wonnen informaties tot de conclusie,
dat de landbouwcrisis zich uitstrekt over
't geheele Duitsche rijk en over alle
soorten van bedrijfs- en grootteklassen,
al is de situatie in de kleine bedrijven,
welke met weinig vreemd kapitaal en
minder vreemde arbeidskrachten wer
ken, niet zoo zorgelijk als in de groote.
De Pruisische minister landbouw is de
meening toegedaan, dat niet de geheele
Pruisische landbouw ziek is. De achter
stallige pachten in de staatsdomeinen tot
maatstaf nemend, concludeert hij dat
Oost-Pruisen, Brandenburg, Pommeren
en Silezië er van de provincies met een
uitgebreid Staatsdomein het slechts voor
staan daarentegen is de toestand in
Hannover en vooral in Saksen beter.
Uit bovenstaande korte samenvatting
blijkt, dat een der belangrijkste proble
men van de landbouwcrisis het krediet-
vraagstuk is. Teneinde het hoofd boven
water te kunnen houden, hebben vele
bedrijven allereerst uitstel van rentebe
taling, verlenging van de oude kredieten
en eventueel nieuwe kredieten noodig.
Hier schuilt nu juist een groote moeilijk
heid. De middelen ontbreken. De Preu-
sische Zentralgenossenschaftsklasse, het
centrale kredietinstituut voor den land
bouw, heeft geen noemenswaardige gel
den meer ter beschikking en verlangt in
verband hiermede zelfs terugbetaling
van de groote kredieten, welke indertijd
verleend zijn aan de landbouwcoöpera
ties. Deze zijn daartoe echter meestal
niet in staat. Ook andere geldbronnen
bestaan niet meer,
Verder wordt zeer geklaagd over de
hooge belastingen en andere lasten. Ook
een met verlies werkend bedrijf moet be
lasting betalen, welke 3 4 maal zoo
hoog is als vóór den oorlog.
In verband met den slechten flnanci
eelen toestand van het rijk is slechts een
zeer beperkte onmiddellijke hulp moge
lijk en men is het er over eens, dat met
de beschikbare middelen alleen die be
drijven moeten worden gesteund, welke
goed beheerd worden en nog te redden
zijn. In het bijzonder van demokratische
zijde werd er opgewezen, dat het niet
mogelijk is, dat de Staat eiken landbou
wer bestaansmogelijkheid garandeert. In
de begrootingskommissie van den Rijks
dag werd een van die zijde ingediende
motie aangenomen, waarin er bij de re
gering op wordt aangedrongen ten be
hoeve van de boeren kolonisatie ten
spoedigste de noodige gelden tot aan
koop van een deel der hopeloos verloren
groote bedrijven aan te vragen. In ver
band met de hooge hypothecaire belas
ting zou daarvoor niet veel kontant geld
noodig zij i. Van de andere in de be
grootingskommissie aangenomen moties,
waaruit het ernstige streven blijkt om
zooveel mogelijk aan de wenschen van
den landbouw tegemoet te komen, moge
allereerst die worden vermeld, waarin
de segeering wordt verzocht er bi) haar
ekonomische politiek rekening mede te
houden, dat groote hoeveelheid slacht
vee en vleesch worden ingevoerd, hoe
wel de afzet op de slachtveemarkten
moeilijk is en de Duitsche landbouw blij
kens de veetelling van 1 Dec. jl. volko
men in de behoefte aan vleesch kan
voorzien. Over deze motie ontspon zich
een landurige gedachtenwisseling, in den
loop waarvan de rijksminister verklaar
de dat de hier bedoelde kwestie niets
had uit te staan met de tariefpolitiek en
den invoer van het bevroren vleesch.
Men wil probeeren den afzet op de vee-
en vleeschmarkten beter te organiseeren
en de prijzen, welke de landbouwer ont
vangt, en die, welke de consument be
taalt. meer met elkaar in overeenstem
ming te brengen. De regeering beoogde
hiervoor een bedrag van '8 millioen
gulden ter beschikking te stellen. De
Pruisische minister van landbouw drong
er ter ontlasting van de varkensmarktop
aan van dit bedrag f 1.800.000 uit te
trekken ten behoeve van de vleeschwa-
renindustrie, teneinde deze in staat te
stellen een groot aantal varkens op te
koopen en tot conserven te verwerken.
De verder aangenomen moties hebben
hoofdzakelijk betrekking op de verlen
ging der kredieten, betaling der belastin
gen en vervanging der schulden op kor
ten termijn door verplichtigen van lan
gen duur. Het ligt in de bedoeling, dat
de afzonderlijke landen of provintiën
zullen moeten overwegen of zij een bui-
tenlandsche leening voor dat doel willen
sluiten. Is dit het geval en zijn alle voor
waarden vervuld, dan is het rijk bereid
een voorschot te geven tot het buiten-
andsche geld er is en wel lot een bedrag
van 60 millioen gulden.
Zonder overdrijving mag gezegd dat
de aardappel het voornaamste gewas is
voor de volksvoeding en wel voorname
lijk in tijd van gebrek aan broodgraan.
Indien de aardappelteelt in de laatste
jaren hier te lande 'n sterke uitbreiding
heeft genomen, dan mag zulks werkelijk
een verheugend feit worden genoemd.
Het zal niemand verwonderen, dat bij
onze noorderburen, de Hollanders
de aardappel thans de tweede plaats
inneemt onder de landbouwgewassen.
Streven naar hooger Opbrengst
In de laatste jaren heeft men met in
nige voldoening kunnen vaststellen dat
de aardappelopbrengst per Ha. in sterke
mate heeft toegenomen. Deze meerop
brengst is gedeeltelijk toe te schrijven
aan het ruime gebruik van kunstmest
stoffen bij deze kuituur, doch vooralsnog
aan benuttigen van veredeld of geselec-
tionneerd plantgoed.
Over de noodzakelijkheid van het
jaarlijksch veranderen van pootgoed
achten we het overbodig breedvoerig
uit te wijden. De ondervinding heeft op
zulke oogspringende wijze bewezen, hoe
gevaarlijk en onvoorzichtig het is twee
opeenvolgende jaren eigen plantgoed te
verbouwen, dat elk beetgenomen en
verstandigen boer er volstrekt niet meer
tegen opziet zich telkenjare nieuw plant-
aan te schaffen.
aardappel weinig kieskeurig. Granen,
klavers, bieten en aardappelen zelf ko
men het meest als voorafgaand gewas
voor. In het kleine bedrijf teelt men zelfs
dikwijls aardappelen na aardappelen.
De ervaring leert dat deze doenwijze bij
doelmatige bemesting zonder bezwaar
twee of meermalen kan geschieden.
Na aardappelen teelt men bij voor
keur granen of bieten, alhoewel de grond
dan ook voor allerlei andere kuituren is
geschikt.
De aardappel gedijt best in een losse,
vrij diepe bouwvoor. waarin de wortels
en uitloopers zich gemakkelijk kunnen
ontwikkelen en de lucht in ruime mate
kan indringen. Bij het omploegen en ge-
reedbrengen van den grond dient hier
dan ook zorgvuldig rekening worden
gehouden.
Voor wat het poten of planten betreft,
hebben we herhaaldelijk moeten vast
stellen, dat heel wat landbouwers ge
neigd zijn om al te dicht te planten, om
dat ze geloof hechten aan het onzinnig
spreekwoordwaar geen aardappel
gelegd wordt, kan er ook geen groeien 1
Voor sommige variëteiten met sterke
loofontwikkeling en in zware gronden
gaat de pootwijdte tot 45 zelfs tot 50cm.
in schralere zandgronden daarentegen
plant men op 'n afstand van 35 cm. in
en op de rij.
Bemesting
De bemesting is stellig een der ge
wichtigste en misschien ook wel een der
moeilijkste factoren, die in 't al of niet
lukken van den aardappeloogst, 'n voor
namen rol speelt.
Wie aardappelen teelt voor eigen ge
bruik of voor den verkoop van fijne
kwaliteit winteraardappelen voor bin-
nenlandsch verbruik, weze omzichtig bij
de keuze zijner meststoffen, omdat hier
door niet zelden de goede kwaliteit ver
loren gaat.
Door 'n goede eetaardappel verstaan
we zulken die niet "afkookt,, en toch
voldoende "melig,, is; daarom moet hij
zetmeel en eiwit in bepaalde verhouding
bevatten.
In verband met bovenstaande aan
duidingen weze dan ook gezegd dat
versche stalmest uiterst slecht is voor de
kwaliteit; vooral versche koemest be
derft de kwaliteit het spoedigst, voor
namelijk zoo hij onmiddellijk vóór het
poten wordt aangewend. Beter is het
daarom den mest reeds vóór den winter,
zooniet vroeg in het voorjaar aan te
wendenin dit laatste geval zorge men
er echter voor flink geteerden stalmest
te benuttigen.
Ten einde zich nu een juist denkbeeld
te vormen der noodige hoeveelheid
planten voedsel door de aardappelteelt
vereischt, is het van overwegend belang
te weten dat een oogst van 30.000 kgr.
aardappelen en 3.000 kg. verdord loof
ongeveer 74 kg. stikstof, 34 kg. fosfoor-
zuur, 120 kgr. kali of potasch en 16 kgr.
kalk uit den grond haalt.
Bovenstaande cijfers toonen duidelijk
dat een degelijke aardappeloogst
ruime hoeveelheid plantenvoedsel
vereischt. doch eveneens 'n groote be
hoefte heeft aan potasch.
In rijke gronden met 30 000 kgr. stal
mest geve men een toegevoegde bemes
ting van300-400 kg. stikstof; 600 kgr.
superfosfaat; 250 kgr. potasch.
aan
een
getroosten er nog heel wat slachtoffers
gevonden worden, die zich te goeder
trouw laten beet n^men, aan mooie
praatjes, vol ijdele historie, met of zon
der glorie
Gelukkig dan ook de wijze en ver
standige landbouwer, die bij z'n aankoop
van plantgoed de wijze voorzorg heeft
genomen zich bij onze landbouwveree-
niging "Redt U Zeiven,, te bevoorraden
waar hij in volle vertrouwen kon be
stellen. omdat herkomst en selectie hem
er ten beste verzekerd en gewaarborgd
zijn.
Ook ziet R.U.Z. zonder vrees de aan
staande aardappeloogsten zijner leden
tegemoet, omdat z'er fier op gaat eer te
halen van het afgeleverde plantgoed.
Wie zich daar netjes en zonder bluf wil
van overtuigen, vergelijke maar eventjes
zijne opbrengst met deze opgeleverd
door 'n gebuur die misschien elders be
stelde, en alle twijfel is algauw opgelost
Wisselbouw en Grondbewerking
Wat de voorvrucht aangaat is de
goed aan te scnairen. j 7-'
Jammer echter dat onder dezen die i In gronden van minder hoedanigheid
zich dan toch deze moeite en onkosten en met min dan 30.000 kg. stalmest geve
men eene bijbemesting van400 a 50U
kgr. stikstof800 kgr. superfosfaat en
300 kg. potasch.
Wil men groote opbrengsten beko
men, dan zal men in het najaar reeds den
stalmest en ook de minerale meststoffen
onderploegen.
Bedreven landbouwers stellen zich
daarmede niet tevreden: ze strooien
eerst de minerale meststoffen uit, bewer
ken daarna het land tweemaal met de
veeregge of kultivator, verspreiden
daarna den stalmest en ploegen eindelijk
meststoffen en stalmest onder.
Verder vermijde men zorgvuldig d«
aardappel te verbouwen in versch ge-
kalkten grond, wat schier altoos nood
lottige gevolgen met zich sleurtom die
zelfde redenen is het aanwenden van
sterk kalkhoudende meststoffen voor
aardappelen eveneens af te keuren.
In sommige streken van het land ge
ven de landbouwers voor de bemesting
hunner aardappelen den voorkeur aan
dierlijke guano, waarmede men flinke
uitslagen bekomt.
(3' bijdrage).
Cyanamied
Hier hebben we te doen met een
meststof welke den laatsten tijd heel wat
opgang heeft gemaakt en tevens ook,
dank zij zijn uitgebreide propaganda-
dienst, er in gelukt is burgerrecht te
verkrijgen bij onze buitenlieden.
Dit voor wat den subjektieven kant
aangaat doch laat ons thans onpartijdig
en klaar de stof onderzoeken.
Wanneer cyanamied uit de fabriek
komt doet het zich voor onder den vorm
van zeer fijn, zwartachtig poeder waar
van het uitstrooien de huid erg prikkelt.
Dit laatste feit heeft het gebruik van
cyanamied erg vertraagd in sommige
landen.
Sedertdien echter heeft men aan deze
moeilijkheid eenigszins verholpen en
thans levert den handel cyanamied in
poeder of graanachtig welke veel minder
pijnlijk werkt. Daarbij heeft men hier in
België, op aanraden van een West-
Vlaamsche landbouwer, een speciaal
hoofddeksel vervaardigd (velen onzer
leden hebben het waarschijnlijk gezien
op de Tentoonstelling van Landbouw-
machienen te Brussel) hetwelk heel het
hoofd vrijwaart.
Cyanamied bevat 60 tot 70 °/o kalk
en wordt verkocht met dosissen van
20/21 °/o, 19/20 °/o en 15/16 °/o stikstof.
De waarde van een stikstofmeststof
hangt af van de snelheid met dewelke
zijn inhoud aan stikstof nitrificeert. Ver
gelijkende proeven hebben volgens
Muntz en Nottin bewezen dat de nitri-
fikatie van cyanamied even snel ge
schiedt als deze van zwavelzuur ammo
niak.
Daarenboven hebben vele proeven op
afdoende wijze de werkelijke vrucht-
baarmakende waarde van de cyanamied
bewezen. Volgens proefnemingen ge
daan te Woburn (Engeland) zou cyana
mied zelfs te verkiezen zijn boven soda-
nitraat en zwavelzuur ammoniak. Ons
streven echter naar ware voorlichting
onzer leden verplicht ons te zeggen dat
zulkdanige bewering niet mag veralge
meend worden. De beweerde meer
waarde zou hare oorzaak wel kunnen
vinden in het feit dat de cyanamied kalk
aangebracht heeft in een grond welke
er van gespeend was.
Talrijke andere proefnemingen laten
ons toe te schrijven dat cyanamied zeker
een plaats mag opeischen tusschen de
andere stikstolmeststoffen, en dat cyana
mied gebruikt zooals voorgeschreven
wordt, zekers een even gunstige wer
king uitoefent als zwavelzuur ammoniak.
We meenen goed te doen met er nog
maals op te drukken dat de groote doel
matigheid van cyanamied afhangt van
de stiptheid met dewelke men de bijzon
dere gebruiksregels toepast. Als men in
den beginne af en toe mislukkingen op
liep dan was dit zekers te wijten aan ver-
waarloozing van sommige gebruiks aan
wijzingen.
Men vermijde steeds cyanamied te
strooien op zeer kalkarme en tevens
humusrijke (zure) gronden op dewelke
ammoniakale meststoffen ook geen uit
slagen leveren. Sommige raden zelfs aan
cyanamied niet in al te groote hoeveel
heden toe te dienen. P. Bernard stelt als
maximum 300 kilos per hektaar voor om
dan achteraf de dosis te volledigen met
andere stikstofmeststoffen.
Cyanamied mag geruimen tijd vóór
de zaaitijd gebruikt worden en moet in
elk geval gestrooid worden ten laatste
10 15 dagen vóór het zaaien. Indiea
men echter door buitengewone omstan
digheden dit tijdstip nog hoeft in te
krimpen dan moet men de cyanamied
diep genoeg omwerken opdat ze door
een laag grond vein het graan geschei
den weze.
Een rechtskundige is ten dienste
onzer leden alle Zondagen va*
9 tot 11 uur, in ons lokaal, Groote
Markt, tc Aalst.
Hj—-
RBBLDEM
De medewerkers ifln verantwoordelijk voor boa bftdrafea.
Oageceekeade stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.