De 9" IJZERBEDEVAART Landbouwweekblad Naar 'n Intensiever Bedrijf Het Elektrische Licht Landbouwgenie Veeteelt i ZONDAG 5 AUGUSTUS 1928 ftt}s 26 ctuiMm. 10de JAAKUANÜ Ni 501 Arbeid adelt Abonnementsprijs 9,00 frank jaar*. Men schrift in op ons Bureel en op alle postkantoren. Aankondigingen volgens akkoord. Bureel en RedaktieBRABANTSTRAAT, 53, AALST Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON, Aalst. Voor co door de Landbouwer» Maatschappelijke vraagstukken Het woordje "intensief» vindt men zoowat in alle landbouwtijdschriften en boeken, en hoort men tevens op bijna elke voordracht. Gewoonlijk beduidt men hiermede meer winstopbrengend bedrijf waar men het meest nut tracht te trekken uit grond, zaad, dieren enz... De bedoeling van de zoovele pion- niers welke deze richting voorstaan is voorzeker allen lof waardig. Wat moeite heeft het niet gekost de kunstmeststoffen te doen gebruiken in ons land Thans is iedereen er over tevreden en begrijpt, voelt er het nut en de noodza- lijkheid van. Dat is een faktor welke in niet geringe mate heeft bijgedragen tot de intensiviëering van het landbouwbe drijf. Dan is men zijn aandacht gaan wij den aan een redelijker en passender be- bewerking van den grond en ook hier lieten de goede uitslagen zich niet wach ten. Ook in zake veeteelt viel heel wat te verrichten. Waar vroeger alles berust te op toeval en uitwendige teekenen is de wetenschap hierin gesteund door de praktijk de zaken dieper en met meer werkelijkheidszin gaan inzien. De toe passing der erfelijkheidsgegevens heeft onze veeteelt heel wat meer rendeerend gemaakt. Erfelijkheid is natuurlijk geldig voor elk levend wezen o. a. ook de planten. De methodische uitlezing en veredeling heeft onze oogsten dan ook op flinke wijze verhoogd. Een van bovenstaande faktors afzon derlijk genomen laat onbetwistbaar zijn invloed gevoelen, doch hoeven ze alle maal samen aangewend wil men er het meeste profijt uit trekken. Het valt dadelijk op dat hier louter de technische zijde van het bedrijf aange vat wordt met het oog op de finantiëele verbetering van het landbouwbedrijf. Doch er is meer... er is ook een maat schappelijke zijde van het vraagstuk welke nog meer hervormingen eischt. Ruim dertig jaren voor den wereld- krijg zijn overal stemmen opgegaan ten voordeele der landbouwers. Waar de arbeiders stilaan bewust werden van hun ellendigen toestand zagen anderen ook de noodlottige positie in der boeren. Veel werken en weinig, bitter weinig verdienenen Hieraan diende verholpen te worden. Zeker kan de vereeniging al tal van ver beteringen aanbrengen maar tevens diende de landbouwtechniek aangepast aan de toen heerschende omstandighe den. De wereld echter staat nimmer stil, de maatschappij evolueert gedurig en aan houdend. Ook thans, in het jaar 1928 staan we voor heel andere toestanden dan rond 1890-1900. De eischen van het moderne leven zijn heel wat hooger dan vroeger en bijgevolg is het een levensnoodzake lijkheid meer geld te verdienen. Meer dan destijds hoeft men zich op de hoogte te houden van al hetgeen ons helpen kan tot een rationeeler, winst gevender bedrijf. Dat is één. Doch niettegenstaande dit alles staat het thans vast dat de ge woon landbouwprodukten in algemeene regel niet genoeg meer opbrengen in West- Europa. Men zal dus eerst en vooral zijn toe vlucht nemen tot deze produktie's welke meest opbrengen o. a. vroege aardappe len, wintereieren, groenten enz... Dit komt er op neer van in vele ge vallen aan tuinbouw en aanverwante takken te doen. Luxe-artikelen bereiken licht een hoog prijs en daarom ook, daar waar de grond en weersomstan digheden er toe geschikt zijn is bloemen teelt aan te raden. Doch van veel algemeener toepassing is de teelt der groenten welk een nood zakelijk bestanddeel van het menschelijk voedsel uitmaken en waarvoor het afzet gebied schier onbeperkt is. Een onmiddellijk gevolg van deze nieuwe richting zou zijn dat veel meer personen hun bestaan op het land zou den vinden want wie een hektaar land (Zie vervolg onderaan 2' kolom). (1' Bijdrage) Met de toenemende uitbreiding der elektriciteitsnetten is ook voor onze landbouwers de elektriciteit van belang geworden. We meenen dan nuttig werk te verrichten met in een paar bij dragen de bijzonderste gegevens over het elektrisch licht aan onze leden mede te deelen. Later schrijven we dan wel eens over de aanwending van elektriciteit als kracht. De eerste vraag welke iedereen zich stelt wanneer hij staat voor den aankoop van een voorwerp, voor een vernieu- van zijn bedrijf is wel deze Is die nieu wigheid wel voordeelig Zal het mij niet veel meer kosten als het oud systeem 'n Eerste faktor is ongetwijfeld den geldelijken kant. de prijs. Hierom kun nen we best het elektrisch licht vergelij ken met gas en petroleum. Vergeleken met den prijs der gas is deze van elekrisch licht een klein beetje hooger ofwel staat hij op hetzelfde peil. Veronderstellen we een oogenblik dat 1 liter petroleum 2 fr. kost en de kilo wattuur ook 2 fr. In dit geval kost de petroleumlamp ten minste 25 centiem per uur en de gelijkwaardige elektrische lamp (25 kaarsen) kost ons een weinig meer als 5 centiem. We moeten nu niet omiddellijk in overdrijving vallen en zeggen Elek triciteit is al winst. Neen we zijn ruim zoo goed met dees besluit Men kan minstens met dezelfde kosten veel beter licht bekomen, dank zij de elektriciteit. Maar buiten de kwestie van prijs biedt het elektrisch licht nog 'n heele reeks andere voordeelen welke op verre na niet te versmaden zijn elektrisch licht vergt geen onderhoud, brengt noch gas, noch rook voort, beschadigt noch de behangsels, noch het verfwerk, wordt met alle gemak op afstand aangestoken en uitgedoofd. Hoe ontstaat elektrisch licht Om dit te bekomen volstaat het een elektrisch stroom door een dunnen me taaldraad te zenden welke gloeiend wordt dank zij de elektrische kracht zoodoende straalt den draad licht uit. Wanneer men deze gloeiende draad in de lucht laat zal hij alras verbranden. Om dit te beletten sluit men den draad op in glazen ballonnetjes waar de lucht werd uitgepompt (luchtledigheid) ofwel vult men het met een speciaal gas welke het verbranden belet. 'n Woordje over de lampen komt hier wel te pas. We vinden het totaal overbodig hier alle soorten van lampen te bespreken, als het, ons dunkens, volstaat te hande len over deze welke het meest gebezigd worden op de hoeve. De meest gebruikte is wel de gewone metaaldraadlamp met luchtledigheid welke ongeveer 1 watt per kaars ver bruikt. Men heeft in deze reeks lampen van 5, 10, 16, 25, 32 en 50 kaarsen. De gewone en algemeen gekend vorm der lampen is deze eener peer. Gemiddeld brandt een lampt 800 tot 1000 uren. Daarna vermindert stilaan het lichtend vermogen, de glazen ballon wordt zwart of wel breekt den draad door. ■■■HBaMKHisaaaMn voor groententeelt of dergelijke uitbaat kan er een ruim bestaan vinden voor hem en heel zijn huisgezin. Dit feit is van belang vooral in een tijd als deze waar er gestreden wordt om een plekje grond, wat als onvermijdelijk gevolg een onzinnig verhoogen der pachtprijzen heeft, zoo onzinnig dat de landbouwer er volstrekt geen winst kan maken. Zoodoende ware een maatschappelijk vraagstuk van het hoogste belang op een voor allen gunstige wijze opgelost. We herhalen hetDe toekomst van Vlaanderen's landbouw ligt in speciali seering, in tuinbouw, kleinveeteelt enz... Dit middel samen met het aanwenden van alle technische verbeteringen zal alléén afdoende blijken tegen de naken de krisis. Het Verband tusschen het Lichaamsgewicht onzer Koeien en haar Productie. Volgend artikel ontleenen we aan het degelijk Noord-Nederlandsch land- bouwtijdschrift De Veldbode Al hoewel het hier bijzonder gaat over hollandsche toestanden en rassen, zijn de gegevens toch ook van het grootste belang voor ons land. Onder het motto een koe moet massa hebben om veel melk te kunnen produceeren publiceert rijksveeteelt- consulent Zwagerman in het orgaan van den F.N.Z. een artikel, waarin deze er eerst op wijst, dat hij in vroegere ar tikelen behandelde verschillende fakto- ren, die van invloed zijn op de produc tie van onze koeien. Daarbij werden steeds de twee prestaties meerdere of mindere melkrijkheid en hooger of lager vetgehalte afzonderlijk beschouwd. Bo vendien werden de faktoren, waarvan deze twee productie-eigenschappen af hankelijk zijn, in twee groepen onder scheiden. Allereerst blijkt, dat de grond slag voor het tot stand komen van een bepaalde produktie moet worden ge zocht in den productieaanleg, zoowel voor plas melk als voor vetgehalte. Deze productieaanleg is erfelijk. In de tweede plaats wordt de produc tie bepaald door den leeftijd en de le vensomstandigheden. Te zamen noemen we deze wel de omgevingsinvloeden. Als voornaamste zgn. omgevingsinvloe den op de productie werden behandeld den leeftijd, de kalfmaand, de lengte van den voorafgaanden droogstal, het tijdstip waarop de koe bevrucht werd, het melken en de voeding. Het bleek, dat speciaal de melkopbrengst zeer sterk beïnvloed wordt door deze zgn. omge vingsinvloeden. Het vetgehalte der melk bleek daarvan veel minder afhankelijk te zijn. De heer Zwagerman kwam tot het besluit, dat van de productieverschillen, die men in de praktijk konstateert, voor zoover de hoeveelheid melk betreft, on geveer de helft en voor zoover het vet gehalte betreft meer dan 90 °/o be- heerscht wordt door den erfelijken pro ductieaanleg. De heer Zwagerman ver volgt dan Een faktor, waarvan de productie ook in belangrijke mate afhankelijk is, het lichaamsgewicht onzer koeien, bespra ken we nog niet, omdat ons daarvoor te weinig gegevens ten dienste stonden. Hoewel we ook thans nog niet over zooveel materiaal beschikken als we gaarne wenschten, kunnen we daarover toch wel het een en ander mededeelen, dat voor de praktijk van onze produc tiefokkerij van genoegzaam belang is. Misschien ook wordt men er hier of daar door aangezet, Nederlandsch ma teriaal over dit vraagstuk te verzamelen. Het is in de praktijk wel algemeen bekend, dat het lichaamsgewicht van even oude koeien, in normale conditie en van hetzelfde veeslag, tusschen zeer ruime grenzen schommelt. We bedoelen hiermede niet het gewichtsverschil, dat bij éénzelfde dier in het verloop der lac- tatieperiode valt waar te nemen. Zoo als bekend, is een dier het zwaarst vlak tegen het kalven. Door het kalven gaat het lichaamsgewicht met ongeveer 100 kgr. achteruit. Daarna ziet men, ten minste bij dieren die behoorlijk melk geven, een geleidelijke gewichtsvermin dering tot ongeveer 2 3 maanden na 't kalven. Drie tot vier maanden na het kalven begint een langzame gewichts vermeerdering, die vooral in de laatste drie maanden der drachtigheid flink doorzet. Spreekt men dus van het ge wicht van melkkoeien, dan moet men uitgaan van één bepaald tijdstip der lac- tatieperiode. Het laagste gewicht in vrij mageren, niet drachtigen toestand, vindt men 2 3 maanden na het kalven. On geveer het lactatiegemiddelde krijgt men bij wegen 6 7 maanden na het kalven. In de tweede plaats hebben we na tuurlijk bij het gewicht te rekenen met den invloed van den leeftijd. Holland sche gegevens hieromtrent zijn mij niet bekend. Voornamelijk op grond van schatting, neem ik voor zwartbont Friesch-Hollandsche melkkoeien als ge middelde levendgewichten in het mid den der lactatieperiode aan 2-3 jaar 435, 3-4 jaar 500, 4-5 jaar 550, 5-6 jaar Op 19e Oogst e.k. zal heel het VlaamscheVolk voor de 9* maal ter beevaart tiegen naar de graven van den Ijzer. Geen betooging is zoo grootsch en indrukwekkend. Uit alle hoeken van het land stroomen de bedevaarders toe. Hier geen officierenparade, geen gefladder met vaderlandsche holle spreuken, maar wel de stem van het volk dat spreekt volgens zijn hart. De officieële heeren schitteren telkenjare door hunne afwezig heid, maar de besten van Vlaanderen's zonen staan hier paraat zoo als ze gedurende den oorlog aan denzelfden Ijzer stonden. Hier hoort men geen woorden van haat en bloeddorst, maar wel woorden van vrede en zalving. Deze betooging dient niet om het volk tot een nieuwen massa moord op te zweepen, maar is de uiting van de eerbied en de liefde waarmede een volk zijne helden eert. Om die reden ligt ons deze bedevaart zoo nauw aan 't hart Op dien dag zijn honderdduizend Vlamingen vereend rondom één gedachte. Onze jongens stierven met den vrijheidsdroom in het hoofd. Hun werk is onvoltooid... nog zijn we er ver af behandeld te wor den als een zelfstandig volk. Op ons, de overlevende, rust de zware plicht de begonnen taak te voltooien. We zullen dan ook kracht en uithoudingsvermogen putten op dezen dag. Dees jaar staat de bedevaart tevens in het teeken der Zanne- kinherdenking. Zannekin die in 1328 te Cassel trouw zijn vaderland tegen vreemde indringers verdedigde en zoodoende worden de hel den uit het verre verleden gehuldigd in één klank met dezen van thans. Zoo voelen we sterker dan ooit de band die ons allen als volk bindt. Het is een duurzamen plicht van ons, zoovelen we zijn, piëteits vol aan deze bedevaart deel te nemen. De Vlaamsche Oud-Strijders zullen, in de eerste plaats, er aan houden hunne gevallen makkers te huldigen op deze eenig-passende wijze. Maar naast hen moet heel het volk staan, en in de eerste plaats wij, Vlaamsche landbouwers. Laat op 19'Oogst alle andere overwegingen van kant, doet een opoffering en gaat naar Dixmude. Het is plicht voor elk van ons I 590 en boven 6 jaar 625 kgr. Nemen we van het zwartbont Friesch- Hollandsch vee een groot aantal even- oude koeien, gewogen in normale con ditie in het midden der lactatieperiode, dan vinden wij, dat het lichaamsgewicht tnsschen zeer ruime grenzen schommelt. Wij nemen aan dat voor ons zwartbont vee die grenzen praktisch ongeveer als volgt liggen (in kgr.) Jaar Gemiddeld Grenzen 2-3 435 320 525 3-4 500 360 600 4-5 550 400 660 5-6 590 430 700 boven 6 625 450 750 Deze groote verschillen in levend ge wicht zijn hoofdzakelijk het gevolg van de volgende feiten Allereerst is er ver schil in erfelijken aanleg. De ééne fami lie fokt grover, grooter en zwaarder dan de andere, ook op denzelfden grond. In de tweede plaats speelt de voeding in de jeugd een rol, vooral ten opzichte van het verschil in lichaamsgewicht tusschen jonge koeien. Bij sterke jeugd- voeding zijn vooral de 2- en 3-jarige koeien nogal wat zwaarder dan bij schra le voeding in de jeugd.In de derde plaats is de leeftijd, waarop een dier voor het eerst kalft, een faktor van belang. Jonge koeien, die op 2 1/2-3-jarigen leeftijd het eerste kalf geven, zijn zeker tot een leeftijd van 5 6 jaar nogal wat zwaar der, maar blijven ook meestal zwaarder dan dieren, die op 2-jarigen leeftijd kalf den. En ten slotte is de invloed van den bodem een zeer belangrijke faktor. De voldoend hooggelegen zwaardere klei gronden brengen een heel wat zwaar der rund voort dan de lagere veen- en de lichtere zandgronden. In Friesland wegen de stukkige, volwassen koeien van bijv. Dokter te Achlum zeker 700 800 kg. het volwassen vee van de lich tere gronden weegt zeker ongeveer 200 kgr. minder. Op een der laatste tentoon stellingen te Schagen vertoonde de heer P. Jonges, die boert op de vruchtbare kleigronden in de Beemster, koeien, die opvielen door hun massa. Deze koeien wegen ook zeker 'n 200 kgr. zwaarder dan die, welke gehouden worden op de lichtere zandgronden langs de duin streek of op de laaggelegen veengron den in Noord-Holland. Wie het rood bonte vee van de beste zware weiden langs den IJsel of uit het vruchtbaarste gedeelte van het land van Cuyk in mas sa en gewicht vergelijkt met dat van de schrale zandgronden, constateert ook een hemelsbreed verschil. In de laag- veengebieden van Zuid-Holland en Ut recht vindt men niet het zware vee van de Zuidhollandsche eilanden. Die in vloed van den grond op massa en ge wicht van ons vee is met geforceerde middelen (laat laten kalven, sterke jeugd- voeding, veel bijvoederen en krachtig bemesten van het weiland) wel gedeel telijk te verdoezelen. Maar hij laat zich niet opheffen en zeer zeker is dat op den duur en voor de groote massa on zer veehouders niet rendabel. Het stre ven moet steeds zijn een veebeslag te krijgen, dat in grofheid en massa, dus ook in lichaamsgewicht, zoo goed mo gelijk harmonieert met bodem en be drijfsomstandigheden in de betreffende streek. Wie boven zijn grond wil, moet diep in den buidel tasten en bereikt op den duur toch zijn doel niet. Vast staat dus, dat in ons landje, met zijn sterk uiteenloopende omstandighe den, het vee heel wat in massa en li chaamsgewicht uiteenloopt en dat dit ook wel zoo zal blijven. Nu moeten we ons afvragen wat zegt dat ten opzichte van de produktie De praktijk weet over het algemeen wel, dat zware koeien in den regel meer geven dan lichte. Systematisch gezocht naar dit ver band is er ten onzent, voor zoover ik ten minste weet, niet. Dit is wel gebeurd door eenige onderzoekers in Amerika. Gowen deelt daarover in zijn boek "Milk Secretion,, het volgende mede. Praktisch is er geen correlatie (positief of negatief verband) tusschen het vetge halte der melk en tusschen het lichaams gewicht of bepaalde lichaamsmaten. ('t Vervolgt). De medewerken zQn verantwoordelijk voor hu bQdragen Onqeteekende stukken worden a let opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1928 | | pagina 1