De Voeding in de Hoenderteelt. Landbouwweekblad en Rendabiliteit der Konijnenteelt Belang van de Hoenderkweek ZQNDAü 12]AUGUSTU3 1928 Prijs 2© s*nt!c«t. lüdc jAAKUAiNü N' 502 Arbeid adelt Abonnementsprijs 9,00 frank Jaara, Men schrijft in op oos Bureel en op alle postkantoren. Aankondigingen volgens akkoord. Bureel en Redaktie BRABANTSTRAAT, 53, AALST Verantwoordelijke Opsteller i ORTAIRE CAUDRON, Aalst. Voor en door de Landbouwers (Belang van den Pelshandel) De strijd om het leven doet zich meer en m*er gevoelen. De kleine landbou wers, de burgers, de bedienden en werk lieden voelen er bijzonder den druk van. Als men de immer stagende pr(jzen van vleesch en kleederen nagaat is het zeer wel aan te nemen dat in vele fami- liën, zelfs der middenklasse, men zich ten deele van deze zoo noodzakelijke produkten moet te kort doen. Nochtans is deze toestand voor het meerendeel niet zonder uitweg Om er aan te verhelpen moet onze bedrijvig heid overgaan op een intensieve voort- brengst, op alle gebied en zoowel in 't klein, als in 't groot 1 Het opkweeken van eenige konijnen kan aan de ontoereikendheid of aan de afwezigheid van vleesch en warme klee- diogstukken verhelpen want het is on betwistbaar dat konijnen snel en in on begrensde hoeveelheid vleesch en vellen kunnen voortbrengen. Immers, het is een gekend feit, dat thans welge leide konjjnenkweek gemakkelijk en zeer winstgevend is. De stadbewoner evenals de dorpeling kan met een onbeduidend kapitaal op afdoende wijze konijnenteelt bewerken. Beiden zullen er een zeer gemakkelijk es weinig kostend middel in vinden om van tijd tot tijd hun dageljjksch menu af le wisselen en zich tevens warme en schoone kleederen aan te schaffen. Wegens zijn buitengewone voort- plantingskracht en zjjn snellen gro* i is het konijn een nuttig dier, dat als aan gewezen is om den aangroeienden vleeschnood en te kort aan warme kleedingsstukken, waaraan menig huis houden lijdt te voorzien want iedereen weet zeer goed dat konijnenvlee°ch niet alleen smakelijk, maar ook zeer voedzaam Is Nochtans bestaat het nut van het ko nijn niet alleen in de hoedanigheid van zijn vleesch, maar ook door het gebruik dat van ztyn vel gemaakt wordt. Thans gebruikt, de pclsenindustrie een zeer groote hoeveelheid konijnenvellen en verwerkt ze in een oneindig aantal weeldeartikelen en andere, welke de bewondering der wandelaars uitlokken aan de uitstalling onzer groote magazij- aen, en aan zeer hooge prijzen verkocht worden. Deze overweging doet ons natuurlijk inzien, dat wij onze aandacht bijzonder aan den kweek van de pelskonjjnenras «en moeten wijden, want deze zijn ten minste zoo weerstandkrachtig en vergen niet meer zorgen, noch voedsel dan gewone konijnen en leveren meer win sten op. We mogen uitdrukkelijk zeggen dat de pelsraskonjjnen een groote toekomst te gemoet gaat. Het groot getal pelsko- njjnec, welke we in de tentoonstellingen thans te keuren en te zien krijgen is er ten beslissend bewijs van. De wilde dieren waarvan de pelsen in de pelterijen verwerkt worden verdwij nen allengskens. Dit is overigens niet te verwonderen, als men nagaat, hoe ze zonder genade, overal achtervolgd wor den, tot in hunne diepste schuilplaatsen en dit door alle mogelijke middelen. Deze ten uiterste gedreven jacht heeft voor onmiddelijk gevolg hun getal te verminderen, ze zeldzamer te maken en door dit feit zelf, de wet van aanbod en aanvraag in voege te brengen. Hoe zou bet aldus te verwonderen zijn, dat de pelterijen en mantels, met de huiden dier dieren vervaardigd aan buitengewone hooge prijzen, ongenaakbaar voor kleine beurzen, verkocht worden. Te diengevolge stelt zich de vraag Hoe en op welke wjjze zullen deze pelswerken op de voordeeligste manier vervangen worden Hier wederom, is het konijn, dank het het gemak waarmede het zoo snel zeer fpondige lichamelijke hervormingen on dergaat, gansch aangeduid. L het inderdaad, het wilde giijs konijn "let, dat omtrent 1 1/2 kgr. weegt, dat het daglicht schonk aan al de wonder- hare konijnrassen, die onze hokken be volken en waarvan de verscheidenheid der haarkleur en van het lichaamsge wicht iedereens bewondering verwek ken. Door een wetenschappelijke en ge duldige uitlezing, zijn zekere kweekers er toegekomen het wild konijn in die schoone pelskonijnen te hervormen, waarvan de pelsen met die der wilde er zeldzaamste dieren der wereld mogen wedijveren en bijgevolg zeer duur zijn 1 Die samenloop van gebeurtenissen heeft heel natuurlijk overal de waarde van konijnenvellen doen stijgen en onder de kleinveekweekers een beweging ten voordeele van den pelskonjjnenkweek uitgelokt. Volgens officiëele statistieken van het ministerie van Landbouw voerde België in 1925 voor 285 826 908 fr. konijnen vellen in. in 1926 voor 343.226.000 fr. en in 1927 voor 135.196.000 fr. Het ware bijgevolg wenschelijk dat de pelskonijnen bij onze bevolking niet meer als een zeldzaamheid voorkomen, maar in steden en dorpen op groote schaal en op doelmatige wijze gekweekt worden. Alzoo in voege, zou de konij- nenkweek aan de Belgische pelterijindu strie de noodige grondstoffen van natio nale opbrengst kunnen leveren en daar door zelf een veel grootere uitbreiding nemen. Zulk resultaat zou niet alleen aan den konijnenkweeker ten ingoede komen, maar aan gansch het land. Waarom zelfs, zou België van invoerder van ko nijnenvellen geen uitvoerder worden, evenals voor de eiers En waarom zou de pelskonijnenkweek geen nieuwe Belgische nijverheid vormen, die met succes medewerkt tot de heropbeuring van onzen huishoudkundigen toestand Zoo de konijnenteelt tot vóór twee jaar als niet winstgevend beschouwd werd, was dit uitsiultelijk toe te schrijven, bijzonder voor wat den afzet der vellen betreft dat de tusschenpersonen (de op- koopers der vellen) het grootste deel der winsten wegnamen. Die betreurenswaar dige toestand zal verdwijnen, naarmate de talrijke hoender- en konijnenbonden zich b(j de "Centrale tot samenverkoop dee konijaesprodukten„ zullen aanslui ten. De kommissie van de "Centrale,, houdt er ten zeerste aan door de kwee kers beste vellen, vellen van eerste kwa liteit te doen voortbrengen de tusschen personen weg te ruimen en gelast zich handelsbetrekkingen aan te knoopen met pelter(jbewerkers, verwers en haar- spijders, opdat de produkten van den Itonijnenkweek rechtstreeks van den kweeker aan den verbruiker zouden overgaan Op die wijze bekomt de kwee ker de hoogste prijzen zijner produkten. Het is een onbetwistbaar feit, ja men bestatigt het reeds, dat de werking der "Centrale,, onder dit opzicht buitenge woon kostelijk is. en dat zij krachtdadig medewerkt om den konijnkweek in ons land te bevoordeeligen. Fr. Van Hout, Klein veeteeltconsulent. eerste plaats mogen gezet worden de hoenderkweek. Zie voor deze naar de volgende cijfers, gebaseerd op 't jaar 1927. Een kuiken kweeken tot aan de leg kostte alsdan circa 30 fr. Van dan af gebruikt de hen dagelijks 100 gr. voeder. Het voeder kostte dan circa 180 fr. de 100 kgr. 100 grammen kost dus 0,18 fr. Gedurende een jaar kost dus de hen aan voederonderhoud 365 X 0,18 fr. 65.70 fr. De eieren werden in 1927 gemiddeld betaald aan 0.82 fr. 65,70 fr. gedeeld door 0,82 fr. is de opbrengst van 80 eieren welke de kost prijs van het voeder vertegenwoordigen. Nu laten we zelf de kweeker het te be komen winstcijfer per hen uitrekenen. Wanneer men ons over drie, vier jaar, door blad of tijdschrift, vriend of kennis mededeelde, dat er enkele uren van hier boeren waren die het oude uit bating systeem lieten varen om hoender- boer te worden, dan lazen of aanhoor den we zulks om.., d'aardigheid. En als men ons bij 'n volgende gele genheid cijfers opgaf over de winst die de hennen afwierpen, dan werd het ons echt fabelachtig, maar toch, hoe groot onzen twijfel ook was, trokken we eens onze stoute schoenen aan, en zonderveel omhaal gingen we eens zien of 't wel waar was dat er ginds kiekenboeren waren. Als we toen, na die eerste reis thuis kwamen, werd er met de gansche huis kring gekonfereerd en drie, vier dagen lang werd er gerekend, gewogen en ge teld immers 't kon niet anders, als ze ginder met hennen te houden, goede, ja gouden, zaken deden, dan moesten wij dat toch ook doen w'hadden toch ook hennen, die legden ook eiers en d'er moest hier toch ook veel aan over schieten. Maar meestal vielen de eerste bere keningen niet goed uit, en alleen enkelen onder ons die de zaak dieper hadden in gestudeerd of beter waren ingelicht, za gen in, dat het hoenderbedrijf, goed aan gepakt, methodisch aangepast winstge vend was en die lieten er geen gras over groeiën, sloegen d'hand aan 't werk en begonnen stilaan den weg op te gaan, die toen gevolgd werd door de pion- niers uit het eerste hoendercentrum. De eersten van hier deden ook goede zaken en langzamerhand groeide de be langstelling. de aanpassing werd sinds zoo geweldig dat er verschilligen nu reeds van overproduktie beginnen te spreken. Volgende cijfers toonen duidelijk wel ke uitbreiding het hoenderbedrijf nam, hoe op 3, 4 jaar tijds de uitvoer van eieren, de invoer van vroeger, niet alleen stop zette, maar hem met honderden millioen overtreft. Invoer-eieren Uitvoer-eieren 1922 1923 1924 1925 1926 1927 70.073.301 65.495.756 32.270.000 34.311.601 7.725.120 13.192.049 64.384.796 166.040.000 215.987.553 405,568.000 483.119,000 Voor de 5 eerste maanden van 1927 hadden we invoer 4.105.000 eieren uitvoer 188.592.000 stuks voor de 5 eerste maanden van 1928 waren de cijfrs Invoer 2.459.000,uitvoer 325,163,000, Van 1926 tot 1927, steeg onze eier- uitvoer met 80.000.000 stuks en voor de 5 eerste maanden van 1928 tegen dezelf de periode in 1927 eene verhooging van 138.217.000 eieren. Zoo'n vooruitgang hadden we zeker niet verwacht en 't en is misschien niet heelemaal ongegrond als er van... over produktie wordt gesproken. Het past hier opperbest, met grooten nadruk te wijzen op het groot belang van den kiekenkweek voor ons Vlaam- sche landbouwers. We wonen nu eenmaal in het land der kleine bedrijven. Een groot procent onzer boeren beschikt over te weinig grondoppervlakte om met de gewone uitbatingswijze in 't leven vooruit te ko men laat staan er 'n menschelijk be staan te kunnen op na houden. Hoe wilt ge dat eene boerderij van 2 hectaren, met de hier algemeen gevolgde metho de genoeg opbrengt om te voorzien in 't onderhoud van 'n geheel, meestal talrijk gezin. Dikwerf reeds werd er in dit blad op- gewezen, dat de Vlaamsche kleine-be- drijvers zich dienen toe te leggen op 't voortbrengen van meer kostende pro dukten als daar zijn groentenkweek, fruitteelt, bloemenkweek, bij die drie mag gerust en zou misschien wel op de (Zie vervolg onderaan 2' kolom). Evenals de huisvesting en verzorging der hennen tegen vóór enkele jaren to taal is omgekeerd, zoo ook en wel in zoo 'n groote mate dient hetzelfde ge zegd van de voeding der leghennen. B(j degelijke hoenderboeren wordt er nu aan de dieren, in plaats van zooals vroe ger uitsluitend maïs, nog slechts 'n klein gedeelte van dat voeder gegeven,en krij gen de hennen daar meelvoeder en kor- relvoeder dit laatste meestal enkel 's morgens en 's avonds. Waarom die wijziging Eene kleine, eenvoudige berekening zal het ons dui delijk maken. Nemen we dat eene hen dagelijks eet: 100 grammen voeder (groen buiten rekening).Bestaat die 100 grammen voe der uit maïs dan bevatten die 87 grammen droge stof, 6,6 verteerbaar eiwit, 81,5 zetmeel waarde. Bestaat het voeder nu uit 100 gram men goed meelvoeder, dan bevatten die: 80 grammen droge stof. 28 verteerbaar eiwit, 70 zetmeelwaarde. Als we nu van elk dier voeders 50 grammen per dag geven, dan krjjgt elk dier (weer gesteld dat het 100 grammen opneemt) 83.50 grammen droge stof. 13,50 verteerbaar eiwit, 75,75 zetmeelwaarde. We weten dat een rantsoen, om vol ledig te z(jn, moet bestaan uit al onderhoudsrantsoen. b) voortbrengingsrantsoen. Dat het onderhoudsrantsoen van het dier in normale omstandigheden dage lijks 4 5 grammen eiwit vergt het voortbrengingsrantsoen 7,5 grammen dat daarbij niet al het voeder dat we het dier geven de produktie ten goede komt, dan zullen we wel onmiddellijk inzien dat het niet volstaat de dieren uitslui tend maïs te voederen om er de grootste opbrengst van te bekomen Immers, om 12 a 13 grammen eiwit te geven die noo- dig zijn om te voorzien in de behoeften van eene voortbrengende hen, zouden we dagelijks per dier 200 grammen maïs moeten geven. Daarenboven is zoo 'n voeding zeer kostelijk. 100 kg. maïs aan 185 fr. geeft 6,6 kg. eiwit, in de maïs kost het eiwit dus 28 fr. per kg. In meelvoeder van 200 fr. de 10C kg., bevattend 20 °/0 eiwit, kost dit laatste slechts 10 fr, per kg. 't Is dan ook heel voordeelig meelvoeder toe te dienen, overigens in het feit dat bij beroeps- en ervaren kweekers de meel voeder-metho de reeds lang wordt toegepast, ligt wel het zeker bewijs van de noodzakelijkheid der meelvoeding. Het voeder- vraagstuk in de hoender teelt hier breedvoerig behandelen, gaat niet in eene bijdrage over dat onderwerp, daarenboven zouden weinigen er veel nut uit halen. Daarom zullen we ons na bovenstaande cijfers, die voor elk toch goed begrijpbaar zijn, verder houden bij algemeenhedendaarenboven, het is toch haast onmogelijk juiste cijfers te geven over het juist toe te dienen rant soen, daar er steeds moet rekening ge houden worden met verschililge faktors, o. m. met het gewicht der dieren, soort, ouderdom, beloop, huisvesting, leven digheid, gezondheid, jaargetijde, ge steldheid der dieren, doel, enz. We zegden hooger dat het rantsoen tweeërlei is a) Onderhoudsrantsoen b) Voortbrengingsrantsoen. Wat die beiden z(jn,zal elke lezer reeds genoeg weten, om er hier niet verder te moeten over uitweiden. Van een en kel dier twee is in 't leven onzer hennen haast nooit rekening te houden, beiden zijn haast in elke periode van haar leven noodig. Jonge kuikens moeten vleesch, spie ren, bloed, pluimen enz. aankweeken, in een woord, ze moeten groeien. Ruiënde hennen hoeven in hun voe der de noodige stoffen te vinden, om eene hoogere warmte te kunnen daar- stellen en ook om nieuwe pluimen te kunnen vormen. Broedsche hennen ook stralen eene grootere warmte uit, die zoo ze wil be stendig blijven gedurende de broedda- gen, door de voeders moet worden aan gevuld. Leghennen moeten ia hun voeder da- gel(jks de noodige stoffen vinden om de eiervorming te kunnen verwezenlijken. Door leg of rui uitgeputte hennen moeten weer tot normale toestand ge bracht worden, en die aanvulling moet hun weerom door de voeding worden mogelijk gemaakt. B(j het grootste getal onzer hoender- boeren beoogt men het grootst moge lijk getal eieren te bekomen en zulks op den kortst mogelijken tjjd en daar moet de voeding dan eene gedurige prikke ling tot produktie teweegbrengen. Daar is dan haast nooit kwestie van gewoon onderhoudsrantsoen. Dit laatste komt soms nog al eens van pas in kweekpar- ken, daar immers hoeft er gezorgd, dat veel eieren, en dan nog eieren met ge zonde kiemen, worden voortgebracht in het kweekseizoen daar moet dan ge zorgd worden dat de dieren in dat sei zoen in de beste conditie's zijn en moet de voortbrengst, soms in de vroege Lente of in de wintermaanden worden ingetoomd. De besten onder ons weten wat men verstaat door voedende verhouding. Welnu Bij jonge kuikens weze die 1:2 Einde der 1' maand 1:2,5 2« 1 1 Van af de derde maand tot aan de legr(jpheid verbreede men geleidelik tot 1 5.5. Bij de leg weze het 1 4,5. Bij ruiende hoenders neme men in acht dat de nieuw te vormen pluimen circa 110 grammen eiwit vergen. Nemen we nu dat de ruiftjjd 5 weken duurt, dan moet de hen in haar voeder gedurende die weken, benevens het gewoon voeder voor onderhoud die 110 grammen eiwit vinden. Voor onderhoudsrantsoen is de voe dende verhouding 1 6,5. Voor ons ligt 'n lijst van de meest verschillende produkten, die tegenwoor dig als kiekenvoeder in aanmerking ko men. We meenen het onnuttig die hier mede te deelen daar velen onder onze lezers, niet alleen die produkten nooit hebben onder oogen gehad, maar zelf niet den naam er van zouden kunnen uitspreken. Op vele katalogussen, aan bevelingen, en opgave van samentelling komen de meeste dier produkten ook veelal voor, maar dat al die opgegeven produkten in die voeders niet aanwezig zjjn daaraan tw(jfelen we geen oogen- blik, zelfs is 't erg twijfelachtig of die menschen welke die aanbevelingen de "goe-gemeende,, in d'hand stoppen, zelf die produkten kennen. Heel zeker is het dat ten huidigen dage in zake kiekenvoeders geweldig veel bedrog gepleegd wordt. Zelfs dan als de samenstelling wordt aangegeven en het per honderd eiwit gewaarborgd is, kan men nog voor 'n goed deel be drogen zjjn, daar de verteerbaarheid van eiwit zoozeer verschilt. Zoo bijvoorbeeld grove tarwezemelen bevatten 14 ruw eiwit, waarvan 9,1 verteerbaar cacaomeel bevat 14 ruw eiwit, waarvan 0 verteerbaar rijstzemelen bevatten 3,8 ruw eiwit, waarvan 0,1 verteerbaar. Men kan gemakkel(jk meelvoeders samenstellen die tot 30 per honderd eiwit bevatten maar die als goede meel voeders gerust mogen geschrapt wor den, wjjl men kan samenstellingen ma ken met 20 °/o eiwit die heel goed zijn. Het is een feit dat alle mogeljjke en on mogelijk handelaars meelvoeders ver- koopen, er kosteljjke en geweldig veel RN BLOEM De medewerken zjjn verantwoordelijk voor bu bijdrage» Ongeteekende stukken worden niet opgeaomeu. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven KLEINVEETEELT - NUMMER 99 H H ft ff J

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1928 | | pagina 1