(Irer Hijverheidsafval als Veevoeder n VOEDING DER PAARDEN Landbouwweekblad *1 I.W i I i li iet 25 It at. de dig ZONDAG 2 DECEMBER 1928 Prijs 20 centiem 11de JAARGANG'Nr 518 ;leo loe- dan jrof I uil- de fail- met oen jen, sen, 3. ♦♦4 uren J dik, stal. J den t t EEL ruik eren Arbeid adelt Abonnementsprijs 9,00 frank jaar*. Men achrjjft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Aankondigingen volgens akkoord. Bureel en Redaktie BRABANTSTRAAT53, AALST Verantwoordelijke Opsteller t ORTAIRE CAUDRON, Aalst. Voor en door de Landbouwers Al de landbouwers zijn 't ak koord, om te verklaren, dat dieren moeten gevoederd worden om melk, vleesch of vet voort te bren gen. Een wel gekende spreuk zegt: Een koe is gelijk een zak, steekt men er niets in, men trekt «ook niets uit. Doch de eensge- lindheid vermindert, wanneer de vraag gesteld wordt: Aan welk irachtvoeder zal men den voor keur geven De eene zijn voor staanders van z.g. zwijnaard, of gemalen graansoorten van eigen gewin, zooals: rogge, gerst, haver, enz. De andere geven den voor keur aan nijverheidsafval 'tzij van bloemmolens, olieslagerijen, amel- donkfabrieken, enz. namelijk aan gruis, oliekoeken, enz. over 4.0 44.8 59.7 1.9 62.4 72.0 1.1 63.9 71.3 ilza- jee- oals DE nen lens in oide eis. nen end Eens ede Bij den keus van een kracht voeder heeft men rekening te houden 1° van de handelswaarde 2° van de voedingswaarde 3° van de voortbrengstwaarde. De voedingswaarde der ver- schillige voeders wordt opgegeven in tabellen die men vinden kan in al de boeken handelende Veevoedering, b.v. Soort der Verteerbaar Voeders Haver 100 kM 8.0 Gerst 6.6 Rogge 9.6 Tarwezemelen 11.3 3.0 37.1 42.6 Lijnkoek 28.8 7.9 25.4 71.8 Aracfaiedekaek 46.7 6.3 20.6 77.5 Bemerken wij nu dat de han- delswaarde der voeders niet altijd ia verhouding is met de voedings- waarde. Om het goedkoopste voeder te kennen is het voldoende den prijs van 100 kg. te deelen door de zetmeelwaarde b.v. Haver aan 168.5 fr. de 100 kg. met een zetmeelwaarde van 59.7 levert de eenheid zetmeelwaarde aan 168.5 59.7 2.82 fr. Gerst aan 170 fr. de 100 kgr. eenheid der zetmeelwaarde aan 170 72 2.36 fr. Rogge aan 162.5 fr. de 100 kg. eenheid der zetmeelwaarde aan 162.5 71.3 2.27 fr. Tarwezemelen aan 130 fr. de 100 kg. eenheid der zetmeelwaar de aan 130 42.6 3.05 fr. Lijnkoek aan 209 fr. de 100 kg. eenheid der zetmeelwaarde aan 209:71.8 2.91 fr. Arachiedekoek 230 fr. de 100 k. eenheid der zetmeelwaarde aan 230 77.5 2.96 fr. Door talrijke voederproeven heeft men bevonden dat 1 kg. zet meel of zetmeelwaarde 250 gr. vet aanzet, dus voor één kilogr. vet te vormen zal men 4 kg. zetmeel of 4 zetmeelwaarde moeten toedie nen boven het onderhoudsrant- soen. Indien wij onze berekeningen voortzetten met bovengemelde cijfers dan mogen wij zeggen dat de voortbrengstwaarde kan uit gedrukt worden als volgt: Om een dier 1 kg. in gewicht te doen ver meerderen zullen wij met het voe deren van Haver eene uitgave moeten doen van 2.82 fr.X4= 11-28 fr. Gerst 2.36 fr. X 4 9.44 fr. Rogge 2.27 fr. X 4 9.08 fr. i Tarwezemelen 3.05 fr. X 4 12.20 fr. Lijnkoek 2.91 fr. X 4 11.64 fr. Arachiede 2.96 fr. X 4 11.84 fr. Daaruit zou men kunnen beslui- dat van bovengemelde voeders de rogge als vetvormer, dus ook als warmte- en krachtvoortbrenger te verkiezen is. Dat lijnkoek en aardnootkoek het onderspit moe ten delven in vergelijking met gerst en haver. Met zoo te besluiten zou men den bal gansch misslagen Verliezen wij niet uit het oog dat de krachtvoeders waaronder de afvalprodukten der nijverheid, j die als veevoeder gebruikt wor den, slechts dienen om met de gewone veevoeders zooals beeten, rapen, hooi, stroo enz, een pas send rantsoen samen te stellen om met de minste onkosten de groot ste winsten te verwezentlijken. Bovenstaande berekeningen be- j wijzen alleenlijk, dat al de kracht voeders te duur kosten om één kilogram gewichtsvermeerdering te bekomen. Immers het slacht vee wordt op de markt te Kure- ghem verkocht aan 5 tot 6 fr. de kilogr. levend gewicht. Dus een dier gevoederd met gerst zou een verlies aan den landbouwer ver oorzaken van 9,45—5,50=3,95 fr. per kilogr. Met rogge een verlies van 9,10—5.50=3,60 fr. per kilogr.enz. Het is wat de landbouwers maar al te dikwijls ondervinden, in de noodlottige Winters wanneer het loof bevrozen is Dan moeten zij cn deel der gewone voeders vervangen met krachtvoeders. Alsdan zien zij ook hunne geldkas ledigen door aankoopen van de kostelijke kracht voeders. gebracht. De berekeningen zijn gemaakt voor 1000 kg. levend ge wicht dus nagenoeg voor twee koeien. Rantsoen met zwijnaard 105 kg. rapen 10,50 5,5 kg. hooi 4,00 11 kg. stroo 3,65 4,5 kg. zwijnaard j n .iq 1/2 rogge, 1/2 haver 1 4,5 kg. tarwegruis 5,85 fr. 31,40 Rantsoen met nijverheidsafval 9,05 2,90 3,30 4,20 2,30 (Nadruk verboden Doch in de meeste gevallen be schikt men op de hoeve over ge noeg koolhydraten en heeft men alleenlijk eiwitrijke voeders aan te koopen en zal men de voorkeur geven aan het krachtvoeder dat de kilogr. eiwit aan den kleinste prijs levert. Dat zullen wij bewij zen. In de volgende tabel geven wij die prijzen Soort der voeders Haver Gerst Rogge 168.5 170 162.5 8.0 31.06 6.6 25.75 9.6 16.92 90 kg. rapen 4 kg. hooi 10 kg. stroo 2 kg. lijnmeel 1 kg. arachide fr. 21,70 Uitgaven De rapen zijn ge schat aan dezelfde prijs van beeten- pulp 'tzij 10 fr. de 100 kg., het hooi aan 73 fr. en stroo aan 33 fr. De krachtvoeders zooals hooger gezegd. Dus kost het rantsoen met zwijnaard 31,40 fr. per dag en voor twee koeien. Het rantsoen nijverheidsafval kost 21,70 fr. per dag en voor twee koeien. Opbrengst Beide rantsoenen werden toegediend aan 3 maal 2 koeien, dus aan 6 koeien. Met zwijnaard te voederen brachten 2 koeien p. dag 0.970 kg. boter op 2 1.171 kg. 2 1.000 kg. 't zij voor 6 koeien 3.141 kg. boter. Met nijverheidsafval brachten dezelfde koeien gedurende de an dere dagen der proef 2 koeien p. dag 1.094 kg. boter op 2 1.273 kg. 2 1.181 kg. de 6 koeien te zamen 3.549 kg. boter. Indien wij de boter rekenen aan 30 fr. de kgr. en de ontroomde melk aan 0,30 fr. de liter. Dan be rekent zich de opbrengst als volgt voor de 6 koeien gevoederd met zwijnaard 3 kg. 141 boter aan 3 fr. 94,25 fr. 78 lit. ontr. melk X 0,30 23,40 fr. te samen 117,65 fr. Uitgave voor 2 koeien 31,40 fr. voor 6 koeien 31,40X3=94,20 fr. winst 23,45 fr. voor de 6 koeien gevoederd met nijverheidsafvalt 3kg,549 boter aan 30 fr. 106,45 fr. 88 lit. ontr. melk X 0,30 26,40 fr. Uitgave voor 2 koeien 21,70 fr. Tarwezemelen 140 11.3 11.50 Lijnkoek 209 28.8 7.36 Arachidekoek 230 46.7 4.92 Daaruit is te besluiten dat 1 kg. eiwit het goedkoopste kost in den arachidekoek en het duurst in de gerst dat het een verschil geeft van 25,75-4,92=10,82 fr. voor één kilogr. eiwit. Ten einde de landbouwers te overtuigen over de winsten die te verwezenlijken zijn met den zwijnaard te vervangen in de vee- voedering door nijverheidsafval, heeft het landbouwcomice Herzele gedurende 4 opeenvolgende win ters en telkens op 6 koeien ver- schillige voederproeven gedaan. Onder andere hebben wij de vol gende rantsoenen in vergelijking voor 6 koeien 21,70X3=65,10 fr. winst 67,75 fr. Besluit. Dus is de meerdere ontvangst voor de dieren gevoe derd met nijverheidsafval 67,75— 23,45=45,30 fr. 't zij per dag en per koe 45,30 6=7,55 fr. Indien wij het getal koeien van kanton Herzele op 3000 schatten en de stalvoedering op 200 dagen, dan berekent zich de jaarlijksche winst op meer dan 4 1/2 millioen franken. Dat is te verklaren door twee voorname oorzaken. Het rantsoen samengesteld uit nijver heidsafval kost minder dan het rantsoen met zwijnaard en het be vat meer eiwit, dat volstrekt noo- dig is voor het vormen der melk. Borsbeke ACH. HAENTJENS. Hoogleeraar, Landbouwingenieur. Ons werd gevraagd voor dit nummer van De Koornbloem een klein arti kel te schrijven over de voeding der paarden, Het is echter onmogelijk in een klein bestek dat onderwerp in zijn gefaeelen omvang te behandelen, zoodat wij genoodzaakt zijn ons tot een bespre king van het onderwerp in het algemeen te bepalen En dan nog is het niet ge- gemakkelijk veel te geven, waaraan de gewone paardenhouder iets heeft, al schijnt de voeding der paarden eenvou diger dan die der andere landbouwhuis dieren. In den grond der zaak is zij dat toch niet, omdat van een paard arbeids prestatie verlangd wordt, en het rant soen, als dit oordeelkundig zal geschie den, samengesteld moet worden in ver band met de verlangde arbeidsprestatie, waarbij echter zekere grens niet over schreden mag worden. In den laatsten tijd heeft men het paard wel den haver-motor genoemd en zeer terecht, indien men het althans met den electrischen motor vergelijkt, want hoe meer van een motor verlangd wordt, des te meer stroom verbruikt hij en hoe meer men van het paard eischt, des te meer„haver"(voedendeverbindingen)be- hoeft het. En nu is het juist de moeilijk heid, dat de gewone paardenhouder niet nauwkeurig de hoeveelheid arbeid, die een paard verricht, in een getal kan uit drukken, om daarnaar de voedselbe- hoefte te bepalen, De melkveehouder kan weten hoeveel melk een bepaalde koe ongeveer kan produceeren en daar ook bekend is, hoeveel voedingsstoffen ongeveer voor de productie van een be paalde hoeveelheid melk en hoeveel voor lichaamsonderhoud noodig zijn,kan de hoeveelheid per dag noodig voor een koe, vrij nauwkeurig berekend worden. Evenzoo weet men hoeveel voedsel run deren en varkens onder normale en gunstige omstandigheden voor een kilo gewichtsvermeerdering noodig hebben. En daarin heeft men dus een maat voor de hoeveelheid voedende verbindingen, die een groeiend of een gemest wordend rund en varken dagelijks behoeven. Men kent wel de gemiddelde hoeveel heid onderhoudsvoedsel, die een paard per dag ongeveer noodig heeft. Dat heeft men kunnen nagaan door rustig op stal staande paarden zoo lang grootere en kleinere hoeveelheden droge stof en voedende verbindingen te geven totdat zij op hetzelfde lichaamsgewicht en in goede conditie bleven. Kellner vermeldt daaromtrent in de eerste plaats een proef met omnibus- paarden, die men op stal liet staan en die aanvankelijk een derde deel ontvin gen van het rantsoen, dat zij ontvingen, toen zij „werkten". Zij namen toen, zooals wel te verwachten was, belang rijk in gewicht af. Dat zal ook wel de bedoeling geweest zijn, omdat men daarna door het voe derrantsoen geleidelijk te vergrooten en te verbeteren tot het onderhoudsrant- soen kon komen. De gewichtsdaling bedroeg in 30 48 dagen niet minder dan 27 kgr. per paard. Toen bracht men het rantsoen op de helft van het oor spronkelijke met het gevolg, dat de paarden 25 a 33 dagen later weder met 37 kgr. in gewicht gestegen waren, d.i. tot 8 kgr, boven het oorspronkelijk ge wicht. Het was toen gebleken, dat 1/3 van het arbeidsrantsoen te klein en 1/2 daarvan te groot was voor onderhouds- rantsoen. Toen men meer nam dan 1/3 van het werkrantsoen,bleken de paarden ongeveer op hetzelfde gewicht te blijven. Men had dus een onderhoudsrantsoen gevonden. Het heeft geen zin hier mede te deelen, waaruit dat rantsoen bestond, omdat nog vele andere proeven verricht werden, waarbij men met de resultaten der voedering van een ander samenge steld rantsoen tot de hoeveelheid droge stof en de hoeveelheid voedende ver bindingen, noodig voor lichaamsonder houd, kon besluiten. Het zij genoeg hier te vermelden, dat men tot de conclusie is gekomen, dat paarden per 1000 kgr. levend gewicht een rantsoen met 6,6 kg. zetmeelwaarde behoeven. In 't oog dient evenwel te worden gehouden, dat lichtere, kleinere paarden meer onderhoudsvoeder per 1000 kgr. levend gewicht noodig hebben, eerstens wegens hun naar verhouding grootere lichaams oppervlakte en tweedens, omdat lichtere en kleinere paarden, als zijnde gewoon lijk van ander ras dan de groote en zware, meer temperament bezitten. Door proeven heeft men ook kunnen vaststellen, hoeveel voedende verbindin gen het paard voor een bepaalde arbeids prestatie noodig heeft. Die hoeveelheid arbeidsprestatie wordt uitgedrukt in kilogrammeters (k.g.m.)een k.g.m. is de hoeveelheid arbeid, welke noodig is om een gewicht van 1 kilo 1 meter hoog op te lichten. En ook weet men, dat een onbelast paard van 500 kilo, dat zich met een snelheid van 4680 m. per uur over een horizontalen weg voortbe weegt, per k.m. 43.3 gram zetmeelwaar de verbruikt. Hoe sneller het paard gaat, hoe greo- ter het verbruik van zetmeelwaarde is. Wordt het paard belast, dan verbruikt het meer zetmeelwaarde, naarmate de last zwaarder en het gangtempo sneller is. En de te verbruiken hoeveelheid zet meelwaarde wordt nóg grooter, als het dier zich bovendien in opwaartsche richting langs een hellenden weg voort beweegt. Dan komt eindelijk nog, als het paard langen tijd "gewerkt,, heeft, de vermoeidheid een woordje mede- spreken, want is het paard eenmaal ver moeid, dan is voor eenzelfde arbeids prestatie meer zetmeelwaarde noodig dan in den eersten tijd van de arbeids- verrichting. Voor het verplaatsen van een be paalden last is niet steeds dezelfde hoe veelheid arbeidsvermogen noodig. Het is immers op een gewonen weg niets an ders dan het overwinnen van de wrij ving. die afhankelijk is van de meerdere of mindere oneffenheden van den weg. Op een klimmende weg moet een deel van het gewicht van den last worden geheven, op een hellende weg een deel van dat gewicht tegengehouden worden. De hoeveelheid arbeidsprestatie, die voor het verplaatsen van een last van bepaald gewicht noodig is, hangt dus geheel af van den aard van den weg, waarover de last voortbewogen moet worden en natuurlijk ook van de hoe veelheid wrijving van de wielnaaf om de as (goed smeren dus I), En daar de gevorderde arbeidsprestatie noch te vo ren noch daarna den paardenhouder met juistheie bekend is, kan hij onmogelijk in de juiste overeenstemming daarmede zijn paarden voederen. Zoo komt het, dat veel paarden te weinig en nog meer paarden vooral bij de boeren te veel voeder krijgen. Wij moeten ons derhalve voor de lezers van dit blad, als wij over paarden- voedering schrijven, tot algemeenheden bepalen. Het spreekwoord zegt niet ten on rechte, dat het oog des meesters het paard vet maakt, wat intusschen niet zeer mooi uitgedrukt is, want een paard moet niet "vet. zijn. Beter ware gezegd "het oog van den meester houdt het (Zie vervolg 3' bladzijde). I9HM* I i VEEKWEEKERS, onze Studiekring van het Kanton Herzele, heeft vandaag eene voordracht met lichtbeelden over Veeverloskunde met daarbij èene bespreking door een heer Veearts. Dat is voor U van 't allergrootste belang, leest de dagorde in dit nummer op bladz. 6 en woont die voordracht bij. III R NEL OEM bij iilijk dik- t De medewerkers xQn verantwoordelijk voor hoe bfldrege» Ongeteekende stukke» worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. VEEVOEDING Koolhy- ZctnoeL draten waarde i XT Eiwit Vat Prijs per Kil#fraas. Prijs van I 100 kf. eiwit k§. eiwit

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1928 | | pagina 1