■3 Onze Varkenskweek in gevaar Landbouwweekblad bestaao bedreigd Het Aardappelvraagstuk Onze Kunstenaars Zitdagen Belangrijk Bericht Magazijn gesloten I Antoon Van Dyck £©MDAÖ 28 JUNI 1931 ftljïi 23 c«caü«ici iide JAARGANG^Nc b52 Arbeid adelt Abonnementsprijs 12,00 frank 's jaars. Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Aankondigingen volgens akkoord, Bureel en Redaktie: DE Vï LAN DERSTRAAT, AALST Verantwoordelijke Opsteller ORTA1RE CAUDRON, Aalst. Voor ea door de Landbouwers rv *t t. Ai. J de mededinging van het Deensch vee agronoom, vervangen door heer Pee- UflZC V 6Cl6€ïlE 111 ZlJH kan niet zoo erg zijn, vermits de invoer- ters, gaf ons een klaren kijk op de be- door overtolligen invoer van Deensch slachtvee én vleesch. Na de geweldige prijsdaling der tar we, bereikende 50 t. h. binnen het tijd perk Januari tot December 1930, na de prijsvermindering welke schier al on ze producten der gewone kuituur in ern stige mate heeft aangetast, hadden onze landbouwers het oog gevestigd op de uitbreiding van de veeteelt, welke hun een uitweg scheen uit de huidige moei lijkheden, omdat onze inlandsche vee stapel tot heden onvoldoende is om in de noodwendigheden der bevolking te voorzien. De gebeurtenissen dezer laat ste maanden hebben die verwachtingen teleurgesteld. Eens te meer boeten onze boeren voor economische fouten welke zij niet hebben bedreven eens te meer zijn zij het slachtoffer van het zooge naamd tolbestand waarvan de Belgi sche staatslieden het initiatief te Geneve hebben genomen en waarvan zoo gre tig gebruik gemaakt wordt tegen den landbouw wanneer hij maatregelen vraagt tot zelfverdediging. Deze laatste maanden worden in ons land uit Denemarken dergelijke hoeveel heden slachtvee en vleesch ingevoerd dat de prijzen van het inlandsch vee er geweldig onder lijden en onze veeteelt in zijn bestaan wordt bedreigd. Deze enorme toevoer van Deensch vee en vleesch is te wijten aan het feit dat de andere landen zooals Duitschland,welke voorheen de voornaamste afnemers wa ren van het Deensch vee, ter bescher ming hunner inlandsche voortbrengstde tolrechten op vreemd vee zoodanig heb ben verhoogd, dat Denemarken ver plicht is geweest andere markten te ver overen voor zijne produkten. België biedt daartoe de ruimste gelegenheid, vermits vreemd slachtvee en vleesch hier tolvrij binnenkomt. Immers onze wetge vers hebben in 1919 de tolrechten afge schaft die in 1887 werden ingevoerd op vreemd vleesch en dieren. Ziehier een paar cijfers welke de toe name bij den invoer van Deensch vee en vleesch verduidelijken In 1930 be droeg de invoer van Deensch vee 10,703 stuks tegenover 1223 in 1929, de invoer van Deensch vleesch 2.860.700 kg. tegen 593.800 kg. in 1929. Geduren de de vier eerste maanden van 1931 werd de invoer van levend Deensch vee schier stopgezet uit oorzake der ge zondheidsmaatregelen tegen de muil- en pootplaag die in Denemarken heerschte, doch daarentegen bedroeg de invoer van geslagen vleesch 4,596,800 kg. tegen 344.600 kg. gedurende hetzelfde tijdperk van 1930. Denemarken trachtte intusschen het bewijs te leveren dat de muil- en poot plaag opgehouden had en het verbod van invoer moest door de Belgische re geering worden ingetrokken. Waar tot vóór 26 April 1931 de invoer van Deensch vee beperkt was tot 450 stuks per week, omdat de invoer langs Ant werpen moest geschieden en de inrich ting dezer haven niet toeliet er meer te ontvangen, heeft Denemarken bij de Belgische regeering bezwaren gemaakt tegen deze beperking er op wijzende dat deze alleen tegen hem werd toegepast en niet tegen de andere landen zooals Nederland en Frankrijk. Ook op dit gebied bekwam het voldoening en sinds voormelden datum mag er per week 500 stuks Deensch vee worden inge voerd langs de haven van Antwerpen en 350 stuks vee langs de haven' van Zee- brugge. Deze wekelijksche invoer van 850 stuks vertegenwoordigt meer dan het derde van den totalen uitvoer var^ Deensch vee, indien men in aanmerking neemt dat Denemarken gedurende het tijdperk van 1 Januari tot 10 April 1931 34.075 stuks vee uitvoerde, hetzij 2350 stuks per week. Wij willen nu wel aannemen dat een gedeelte van het Deensch vee dat te Zeebrugge ontscheept wordt in het bui tenland en n.l. in Frankrijk verkocht wordt, toch blijft het waar dat de 500 stuks die ons over Antwerpen toekomen verkocht worden op de markt te Cure- ghem en er door overtollig aanbod de prijzen van het inlandsch vee sterk drukken. Men hoort niet zelden de opwerping ders ervan toch de aanzienlijke kosten van vervoer moeten betalen, welke den inkoopprijs ervan merkelijk verzwaren. Zij die aldus spreken vergeten dat het uitgevoerd vee voor de Deensche boe ren een bedrijfsmaterieel is buiten ge bruik, dat volledig gedelgd is door den verkoop der zuivelproducten welke het heeft opgeleverd en waarvan zij zich ontdoen zelfs tegen geringe prijzen. In die omstandigheden zijn deze geringe prijzen in een zekeren zin dan toch nog een winst. Een feit is intusschen niet te looche nen de massale en onvoorziene invoer van Deensch vee en vleesch heeft onze nationale veeteelt reeds zware verliezen toegebracht, hij bedreigt dezen tak van ons landbouwbedrijf zelfs met onder gang indien hij ongestoord mag voort duren. Onze landbouw vraagt dan ook drin gend de herinvoering van het vroeger bestaande tolrecht op vreemd slachtvee en vleesch met aanpassing ervan aan de huidige minderwaarde van onze munt. Hij eischt ook dat het leger en de andere openbare instellingen een einde zouden stellen aan het verbruik van vreemd vleesch en de voorkeur zouden geven aan het verbruik van inlandsch vleesch. Wij weten dat die logische eischen eens te meer zullen onthaald worden door verontwaardigde beschuldigingen van landbouwprotectionnisme en van vergrijpen tegen het tolbestand van Genève waarvan België het initiatief nam. Wij antwoorden met kalm gemoed dat dit tolbestand moet worden nage leefd door al de landen en niet alleen door België, dat het moet worden toege past even streng voor de nijverheid als voor den landbouw. Indien zulks niet mogelijk is, leidt dit tolbestand zooals hier eens te meer werd aangetoond rechtstreeks of onrecht streeks tot den ondergang van het land bouwbedrijf dat in België nog steeds de belangrijkste nijverheid is. ayaa «Baascsi langrijkheid van deze teelt. Men hoorde hoe in België 1/10 van de totale be bouwde oppervlakte met aardappelen is bezet. Volgens de statistieken, zegt spreker, zou er door ons maar één derde (1/3) van den aardappeloogst in België verbruikt worden. Dus hoeven er twee derden uitgevoerd. Als afzetgebied zien we enkel nog Duitschland en Frankrijk. Laten we dus onzen exporthandel ver zorgen om deze markten niet te verlie zen. Over die welsprekende cijfers zeg gen we ook in een volgend artikel wel meer. De heer Dumon gaf ons ook een kla ren kijk op den gezondheidstoestand in Belgiëhij beweert dat de aard- vlooien en de insecten dragers zijn van vele ziektekiemen, opvatting waar professor Marchal zich bij aansluit. Verder hoorden we dan nog de heer Bricout en Professor Journée. over de manier van hier in t land ook smetvrij pootgoed voort te brengen. De heer Hoogleeraar Van Godtsen- hoven der Gentsche Landbouwuniver siteit geeft een klare uiteenzetting van de wijze en bewerkstelligen van doelma tige bemesting. Spreker beweert dat vooraleer eene bemestingsformule te kunnen vaststellen voor aardappelen en voor alle teelten in 't algemeen men de zuurheid van bouwlaag en on dergrond zou moeten vaststellen. De aardappel vraagt een lichtzure grond en de keus der te gebruiken meststoffen zal afhangen van dezes zuurheidsgraad. De prachtige studie van professor Van Godtsenhoven verdient eene meer uit gebreide bespreking en zal in een vol gend nummer in De Koornbloem worden behandeld. Deze studiedagen eindigden met de wenschen van de vergadering om hier in het binnenland menige onderstations voor plantenveredeling te zien oprich ten onder nauw toezicht van de hooge- scholen van Gent en Gembloers, tot meerderen vooruitgang van onze boe renbevolking en welzijn voor het land. Door het Ministerie van Landbouw met behulp der stations voor planten veredeling werd eene actie op touw gezet om de aardappelkultuur te bestu- deeren voor wat aangaat veredeling, bestrijding der ziekten, doelmatig be mesten. Daarom werd een week van de aardappelteelt ingericht deze bestond uit navorschiugen en bestatigingen van reeds bekomen uitslagen van veredeling in de Ardennen, en was voorafgegaan van twee studiedagen (congresdagen) op 19 en 20 Juni 1.1. De bijzonderste professoren van plan tenziekten en veredeling alsmede van landbouwhuishoudkunde namen deel aan dit congres ook waren de staats- agronooms en de bestuurders der groote landbouworganisaties uitgenoodigd. De opkomst was talrijk en de heer Profes sor Journée van Gembloers,die als voor- i zitter het inleidend woord nam, drukte dan ook zijne tevredenheid en dank baarheid uit. Hij dankte vooral den Minister van Landbouw om de blijken van belangstelling welke deze laatste betoont met de openingszitting te willen bijwonen. De heer Minister, in zijn antwoord aan Prof. Journée, drukte den wensch uit dat deze dagen eene goed afgeba kende richting zouden aanwijzen, voor wat de aardappelteelt aangaat, en ver zekerde dat zijn departement (ministerie van landbouw) alles zou doen in de mate van de financiëele mogelijkheden om den landbouw en bijzonder de aard appelteelt te helpen. Daarna werd on middellijk overgegaan tot de werkzaam heden van het congres. Men hoorde achtereenvolgens de in teressante uiteenzetting van Professor Marchal van Gembloers over de ont- aardingsziekten en in 't algemeen al de ziekten van den aardappelspreker gaf een klaren kijk op het gevaar en het enorm verlies dat onze landbouw elk jaar ondergaat door die ziekten. De heer Verplancken, assistent, gaf dan nog eene studie over deze ziekten en het bestrijden ervan in een volgende bij drage zullen we over dit belangrijk vak meer uitbreiden. De heer Giele, staats- Onder de leerlingen van den onsterfe- lijken Rubens, noemen wij op de eerste plaats, Antoon Van Dyck. Van Dyck's ouders behoorden tot den goeden burgerstand zijn vader was een koopmanzijne moeder, gekend als een zeer handige borduurster van gekleurde zijde, stierf in 1607, toen de jonge An toon pas acht jaren telde. Antoon Van Dyck zag voor het eerst het licht te Antwerpen op 22 Maart 1599. Reeds in 1609, dus op tienjarigen ouderdom treffen wij onzen schilder in de Liggeren der St Lucasgilde aan, als leerling van Hendrik Van Balen. In 1618, wordt hij als vrijmeester in voor noemde gilde aanvaard. Rubens draagt weldra den jongen schilder eene ware achting toe, en voert met zijne medewerking tal van meester stukken uit, welke niet weinig bijdragen tot den roem der Vlaamsche Schilder school. Van Dyck evenaart bijna zijn meester in de kunst der geschiedenis- tafereelenen men mag zeggen dat hij hem zelfs overtreft in het schilderen van portretten. Daarom ook wordt hij in dit vak op den eersten rang geplaatst na den Titiaan, (den Venetiaanschen kunstenaar en beroemden portretschilder), en noemt men hem in de kunstwereld, de Por tretten Koning Een der eerste werken van Van Dyck (1618) is de "Kruisdraging,,. Van Dyck schilderde het, toen hij Rubens school verliet. De groep verbeeldt den gevallen Kristus door de soldaten mishandeld. In den soldaat met hobbelige spieren, zien wij klaar Rubens invloedin het hoofd van den Kristus die met weemoedig, klagende uitdrukking ten gronde ligt, spreekt Van Dyck's gevoelig gemoed. De pogingen reeds alsdan aangewend om den veelbelovenden jongen meester naar Engeland te lokken, blijven niet lang zonder gevolg in 1621 vertoeft hij voor de eerste maal in dit land en schildert er het portret van Koning Ja cobus I. In 1622 naar Antwerpen teruggeko men ('t jaar van zijn vaders overlijden schildert hij in zijne moederstad den Kristus aan het Kruis Naar het voorbeeld van zijn grooten meester Rubens, reist Antoon Van Dyck naar Italië en bestudeert er langen tijd de werken der groote Italiaansche kun stenaars. Wel begrepen hij komt niet naar Italië als een ongeoefend leergast, maar wel als een kunstenaar, die reeds genoegzame blijken gegeven heeft van een geniaal talent. Al had hij op vierentwintigjarigen leeftijd slechts een dozijn groote schil derwerken voortgebracht, toch is zijne vroegtijdige ontwikkeling een verbazend verschijnsel in de geschiedenis der kunst. Zijn verblijf in Italië was de oorzaak van een ommekeer die in Van Dyck's kunstopvattingen plaats greep. Tot dan toe was hij onder den invloed van de meer realistische opvattingen van Ru bens in Italië kwam hij in bewondering voor het idealisme der zuidelijke mees ters de getemperde kleurschakeering der Italiaansche kunst js overigens ge heel bestemd om den dichterlijken, fijnen aard van onzen schilder te verleiden. In Italië schildert Van Dyck het "por tret van Frans Duquesnoy zijn land genoot en beroemde beeldhouwer. De pestplaag woedt in het Italiaansche Noorden, Van Dyck moet Genua ont vluchten, geraakt in geldverlegenheid en om zich d aruit te redden, leent hij zich tot het konterfeiten van de bijzonderste personnages uit den plaatselijken adel, ook schildert hij daar de tafereelen ont leend aan Tasso's "Verloste Jeruzalem,,. In 1626, bijzijn terugkeer te Antwer pen, vervaardigt hij het Portret van Sir Sheffield,, goeverneur van Den Briel; dit portret prijkt in het museum van den Haag. Een van Van Dycks' meesterstukken, waar hij zich tevens als Madonna- en portretschilder doet kennen, is zijne O. L. Vrouw en begiftigers #nu in het Louvre Museum. De personnages zijn naar de natuur geschilderd, uitste kend van levendige waarheid, en van innig gevoel. In 1632 is Van Dycks' naam reeds gansch Europa door vermaard, en zoo roept Koning Karei I hem naar Londen, begeerig om onzen schilder aan zijn hof te hechten. Onze kunstenaar wordt met groote milddadigheid ontvangen, met allerlei gunsten door den vorst overladen, en eene prinselijke woning wordt hem aldaar ter beschikking ge steld. Het prachtigste meesterstuk van Van Dyck is dan ook de Beeltenis van Karei I, koning van Engeland een onovertrefbaar werk, dat men thans in iet Koninklijk Museum te Parijs bewon deren kan. In 1639, treedt Van Dyck in het hu welijk, met de dochter van een rijken Engelschen Lord, wiens fortuin hem toeliet zich met eene koninklijke pracht te omgeven, en zijne meesterstukken van dan af buiten elk winstbejag uit te voe ren. Benevens een aanzienlijk tal portretten liet Van Dyck meer dan zeventig ge- schiedenistafereelen en andere na, waar onder r St Sebastiaan Mars en Venus Kristus gestorven,,, Marteldood van St Pieter Kristus in het graf,,. Van Dyck stierf te Londen op 9 De cember 1641, inden jeugdigen ouder dom van twee en veertig jaarzijn licha melijk overblijfsel werd naar zijne moe derstad teruggebracht en berust in de St Pauluskerk te Antwerpen. De schilderijen van den grooten Vlaamschen meester zijn vooral merk waardig door eene onovertrefbare tee- dere kleurenschakeering, door eene tref fende natuurlijkheid van uitdrukking en eene bewonderenswaardige fijnheid van penseel. Van Dyck, gevoelig van ge moed en veelzijdig ontwikkeld door de gewetensvolle studie der kunstenaars, droomde immer van hoogere idealen, gevoelde diepere aandoeningen dan eenig penseel vertolken kan, overtrof door krachtvollen gloed en warmen toon, Nederlands' rijkste kunst, en dient aldus als een hoog vooraanstaand Vlaamsch Kunstenaar door het nage slacht gehuldigd te worden Grond vruchtbaar maken, kost duur. Hem onvruchtbaar laten, nog duurder. Onze leden zullen ons schrijven van verleden week, gericht tot den Heer Minister van Landbouw wel gelezen hebben. We kregen op date van 19 Juni vol gend antwoord Mijnheer de Voorzitter, Ik ben in bezit van uw brief van 17" dezer. De nijpende toestand van den var kenskweek is mij niet onbekend en mijn departement onderzoekt de maatregelen die dienen getroffen om, in de mate van het mogelijke, eraan te verhelpen. Hoogachtend. De Minister, (get.) VanDievoet. OVERWEGINGEN 1° Wij bestatigen dat onzen tegen- woordigen Minister geen weken noodig heeft om te antwoorden op een drin gend schrijven er schijnt dus iets ver anderd te zijn in het Ministerie van Landbouw, men schijnt er te willen werken. Onze gelukwenschen aan den heer Minister. Hopen we dat alle slaperigheid en on verschilligheid uit het Ministerie van Landbouw voor goed verbannen is. Hopen we vast 2° We lezen Mijn departement on derzoekt de maatregelen.... Hopen we dat dit departement niet te lang zoeke, tot het te laat is of tot de toestanden zoo veranderd zijn dat er geen maatregelen meer noodig zijn. 3° We lezen ook in de mate van het mogelijke... Hier gelooven we met een gevaarlijke volzin te doen te hebben. In de mate van het mogelijke...?? We durven gerust verklaren dat ingeval de minister er niet toe komt de grens te sluiten, al ware het slechts voor korten tijd, voor de massas geslachte zwijnen die naar onze markten worden gezonden en die het zwijnen vleesch tot een spotprijs brengen, er geen ministerie van landbouw moet bestaan. In dit geval zouden we vragen dat de Minister van Landbouw aan zijne collega's, vertegenwoordigers van rijke en arme verbruikers, zijn veto stellen zou en recht opleven zou eischen, ook voor de landbouwers in België. We wachten Intusschen duurt de ellendige toestand voort en kunnen de landbouwers hunne zwijnen aan geene prijzen verkoopen. Onze slachters verdienen meer geld met vreemde geslachte varkens te verhande len en laten de boerkes aan hun lot over. Het wordt hoog tijd dat men van hoogerhand ingrijpt 1° Landbouwkundige dienst: AALST. Eiken Zaterdag van 10 tot 12 uur, in ons lokaal De Koorn bloem Groote Markt. 2° Rechtskundige dienst In onze bureelen de Vilanderstraat, Aalst Op Zondag 5 Juli, van 10 uur s' morgens tot 3 u. namiddag. De belanghebbenden welke wenschen Mr Peiffer, Staatslandbouwkundige, te raadplegen over landbouwzaken, kun nen hem gratis spreken in het lokaal "Paviljoen,,, Groote Markt, te Aalst, op den eersten en derden Zaterdag van elke maand, van 8 1/2 tot 9 1/2 uur. Desnoods mogen zij gemelden heer ook per brief raadplegen, met te schrij ven aan zijn adres Veerstraat, 39. te Dendermonde. Ter gelegenheid der kermis zullen de magazijnen Aalst gesloten zijn: Maandag 6 Juli heel den dag. Dinsdag 7 Juli in de namiddag. Woensdag 8 Juli y*m*. tin ii iiiiMiin'iittniimi iiiyin i wrrraTTrlir-^Tr-rii^wi^ipia"JtaH!i!WTj^ ti#ÊÈ6tXtiEÊÉtBS& ittJMwawiwn uiWiiii>rtiawwiiBihn afflW'iWitt De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen. Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. HBBBBBMBBBBBBHBBBBBBBBBBBBB BB.*»»»»»»* B»S?lïiaB««IBSKS SSBBBBB iSESSSSSBB MBBB .«BBBWB HBBBBB

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1931 | | pagina 1