UIT 'N KERSTNACHT - Wat men moet meten - Pera Guano CDoueels PERU GUANO MOREELS Wuoeters,,, Ontledingen HagSjl Gustaaf Vidts, RAAPMOLENS merk DE PLOEG voordeeligste Landbouwers, Th. D'Hoker Zonen MEIRE, Telefoon Barst >135. De organische, natuurlijke Meststof, merk DE PLOEG 6 NOVELLE - Nu was het vredekruisje van den grijzen priester uitgezegend over de ge bogen koppen van èl die menschen die in vrome ingetogenheid ter middernacht- mis kwamen... Zachtjes kwamen nu aangeruischt uit 't oude orgel van *t oude kerkje: stille tonen...; reine stemmen van kinderen zongen 't was een heel oud iied, dat kerstlied... zoo héél oud, maar zóó rchoon...; zóó schoon en innig, dat er geen kop 'n roerde in de kerke om de innigheid niet te raken of te breken, de zoete innigheid die nu vleugelde op teere wieken door de stilte, de harten in... 't Waren stille menschen die er zaten: stille menschen met eenvoudige harten...: sterke boeren met grove handen die ge vouwen waren, simpele buitenvrouwen en meisjes met zachte oogen vol devotie. Daar was ook Doore... Hij zat, met gebogen kop en open mond; zijn lippen beefden. Hij was een boer lijk d' anderen om hem heen, en in den hoop van 't volk verloren. Niemand die hem aankeek nu, lijk ze te luisteren zaten, en te voelen met heel hun hart aan dat oude kerstlied... Niemand die Doore aankeek nu. om dat ze 't zeker niet meer wisten... 't was ook al zóólang geleden vijftien jaar. Ze wisten 't niet meer, al die anderen, dat ééns zijn eigen eenige jongen, zijn Berten, dat zelfde liedje zong, ééns op 'n Kerstnacht als deze, onder 't zelfde gewelf van 't oude kerkje... Niemand die Doore beven zag, het wilde kloppen hoorde van zijn hart, voelde hoe hij zijn ijzeren vuisten neep rond zijn zwarte zijden muts, hoe hij zijn tanden klemde tegeneen om niet luid te moeten snikken. Want dat de groote sterke Doore snikken kon, dat moest □iemand zien... Dat daarstraks, als de oude pastoor zóó schoone gepredikt had aan zijn brave menschen over vrede en verge ving, dat er dan op 't ende 'n traan was gerold over zijn ruwe wang... dat had niemand gezien... dat moest niet... En nu kwam daar nog, dat oude lied... Dieper zakte de stoere kop van Doore niemand wist... en zoo was het goed. O die Kerstmis van dezen Kerst nacht... de oude priester en 't oude lied 't was of 't al gedaan was om te vallen over zijn grijzen kop, tot bij er onder be zwijken zou. En allemaal om dien éénen jongen dien hij gekregen had van Ons Heere... dien ééne die hij geerne had gezien als het kindeke van zijn eigen oogen. Die ééne jongen... die ééns dat kerstlied zong, toen hij nog 'n knaap was, en ter schole ging... Die groot en sterk werd als zijn vader zelf; 't enden niet wist van zijn jong geweld... de sterke, noemden ze hem, en hij wrocht voor twee, want hij zag zijn ouders geerne... Tot den tijd dat hij bij makkers viel die dronken...; dan dronk hij ook, eiken dag meer... Melle, zijn moederke weende dan, alle dagen; de groote sterke Doore, zijn vader, liep met zijn kop naar d'eerde en lachte niet meer. Dat duurde... we ken, maanden... tot dien avond, dat de sterke Berten... zijn moederke sloeg, met zijn groote harde hand in 'r gezicht... dat de oude Doore opsprong voor zijn i vrouwke, die de moeder was van zijn j eenigen jongen, en met al de kracht van zijn forsig lijf hun Berten tegen den j grond bonkte, hem stampte tot hij buiten stuikte in de donkerte van den avond... hem vloekte toen... Dat was 't laatste geweest. Dat ligt nu allemaal, nu met dat oude lied, weer te stormen en te woelen in Doore's harte... dat was daareven zoo, als de oude pastoor zoo n schoone zach te woorden preekte over vrede onder de menschen, en vergeving, naar het groote voorbeeld van den God-mensch zelf, die in dezen nacht op de wereld kwam en verder onder de menschen wandelde al goed doendedoor die menschen op 't kruis werd genageld, en doodbloedend nóg om vergeving bad voor zijn beulen... O dat oude hart van Doore du... Die stijve boerenkoppigheid die vocht tegen de zachte vredegevoelens van zijn ziele. Of hij ooit nog vergeven mocht... Dan zag hij weer het gelaat van zijn Melleke, zijn vrouwke: dat zielig bleek gelaat dat enkele dagen geleden had liggen sterven onder zijn oogen... Zijn Melleke... o, er kon niemand op heel de wereld zeggen hoe geerne hij haar had gezienhoe hij zijn sterk lijf dood had willen wroeten om haar zwak ke leventje aan te lengen...hoe hij ge waakt had bij haar bedde, dagen en nachten zonder er van weg te gaan... Zijn Melleke, voor wie hij hun laatste spaarcenten van de post had gehaald zonder dat zij 't weten mocht, want ze had zóóveel noodig gehadniets 'n was er te zwaar of te duur geweest, niemen- dalle... Ze had hem dan aangekeken eiken keer, dikwijls, met haar zachte trouwe oogen, en nog naar hem gelachen, stille en droef. Tot dien avond, dat ze sterven ging... Als hij haar stemme hoorde, zóó teere en fluisterend, en als ze vroeg om hun Berten... Hij wist wel, hoe ze er mee bezig ge legen had, heel dien tijd, al die lange dagen dat ze daar ziek lagmaar nu had ze er om gevraagd... Maar Berten was er niet niemand wist er vanzijn vrouwke ging sterven zonder haar jon gen... Ze stierf, maar ze was de eeuwig heid ingegaan met aan haar oore de bevende belofte van Doore, dat hij den jongen zoeken zou, en hem zeggen dat moederke hem vergeven had... hem haar zegen gaf. Dat was 't laatste geweest. Te sterk voor den sterken Doore, die bij 't doodsbed van zijn vrouwke was neergestuikt, waar ze hem hebben ge vonden, uren later, bleek en dof, zonder n woord... wel tien jaar verouderd. Doore had zijn vrouwke helpen be graven, op 't kerkhof, in 'n stil hoekje...; hij zelf had 'n simpel kruiske geplant op haar graf, er neergelegd de dure bloe men die hij doen koopen had in de stad, om ze te zetten naast haar bed, op 't tafeltje, toen ze nog leefde...zijn Mel leke had zóó van bloemekes gehouden. Maar als hij dat al gedaan had voor haar, dat zijn hart in de borst er van scheurde, dan was met eiken stap dien hij deed in zijn verlaten huizeke dat nu zóó leeg was en zóó stille, weer wrok komen woelen in zijn ziele, en 't zat vast in zijn ijzeren kop dat zijn vrouwke dood was gegaan van verdriet... zoo zachte- kes dood, met een stapke tegelijk, van verdriet om hun jongen. Dan had Doore weer zijn vuisten geaepen, zijn tanden hadden gekraakt op elkaarhij was in die stonden weer vergeten dat zielig smeekend gelaat van zijn Melleke vóór ze sterven zou, en de laatste diepe belofte diethij haar gedaan had vóór ze béénging... Maar de hemel weet dat Doore 't nooit vergat omdat het beeld van zijn Melleke aan 't vervagen ging in zijn hart, want dat 'n deed het niethij zag haar zóó geerne maar dat ze gestorven was van verdriet, en dat hij dien jongen nu opzoeken moest, en vergeven, dat kon er niet meer in bij hem. En nu was daar zoo opeens die Kerstmis gekomen... die stille woorden van den ouden pastoor; dan de tonen van dat oude lied... Doore boog dieper den kop op zijn borste; op zijn ruwe handen drupte een traan. Nu was 't kerstlied uitgestorven: zacht gleden de devote gestalten van de biddende menschen de kerke buiten. Stil op zijn stoel zat Doore...; 'n hoor de noch 'n zag meersnikte aan zijn groot verdriet...; kreunde. Tot daar zachte kwam aangeschoven, uit het lichteklare koor, de oude gebo gen pastoor met zijn witte haren en zijn goedig gelaat. Zijn blauwe oogen gin gen hem voor naar de halve donkerte neven den breeden pilaar waar Doore zat te snikken. Hij wist wel, de oude goeie herderhij kende Doore en hij had er kompassie mee zóó n kompas sie... Hij keek dan ook naar achterin de kerke die nu leeg en stille was, maar waar van onder de donkerte van 't ok saal 'n gestalte, trage, als vreezend, na- derkwam... Zachte was de hand die den stoeren kop streelde van den ouden boer, en nog zachter de stemme die toen sprak. De oude Doore rechtte het hoofd en keek den ouden pastoor aan hij wist wat er komen zou, hij voelde 't zoo, hij meende 't te zien in zijne oogen... Kerstnacht was het... Vrede en ver geving... naar het groote voorbeeld van den God die wilde "mensch,, zijn om te leeren aan de "menschen,,. Diep en hart was de wrok ingewor teld in 't harte van den ouden boer... maar uit de woorden van den pastoor ademde de vredezegening van dezen nacht, 't Was Kerstnacht... Als er even later, na den strijd, een glans gleed van groote blijdschap over het gelaat van den ouden pastoor en dat er een licht scheen in zijn oog, dan was 't omdat Doorg met den kop had geknikt, en gezegd had met heesche stemme 't Is goed, meneer de paster... Dan kwam op 'n wenk van den ouden priester de lange gestalte nader uit de diepte van 't kerkske stak de koppige Doore zijn zware hand vooruit; greep Berten met bei zijn eigen sterke banden de grove hand van zijn vader viel op zijn knieën en snikte "Vergiffenis, vader, vergiffenis... De oude Doore lei zijn vrije hand op den kop van zijn jongen, streelde zijn eeltige vingeren door zijn haar... "mijn jongen toch..., mijn jongen Dan sprak geen mond meer... dan schrijden drie sterke menschen. 't Was Kerstnacht. Ze gingen de kerke uitgetweeënde vader en de zoon de oude grijze en de jonge sterke, die weende... Ze gingen de kerke uit getweeën de oude nam de hand van zijn jongen leidde hem met trage stappen, naar 'n stille plekske, op 't kerkhof, waar ver- sche aarde lag, hardgevroren nu waar 'n simpel kruiske stond 'n graf... Daar zeeg de oude neer op zijn knie- en bloot was zijn hoofd, de noorder- wind beet in zijn gelaat daar viel de jonge Berten, voorover, huilend, kreu nend, roepend op zijn moederke bid dend om vergiffenis vanachter de kerk kwam de grijze priester, die boog het hoofd, bleef staan, en bad. 't Was Kerstnacht... Dan nam Doore, die zoo 'n koppige oude boer was, het hoofd van zijn jon gen in zijn handen met zijn bevende vingeren teekende hij 'n kruiske op zijn voorhoofd van uw moederke... haar zegen, mijn jongenen dan, met 'n stemme die kropte van verdriet Hebt ge 't gehoord, Melleke... hebt g het gehoord Nu is hij weer onze jongen Dan keerde de oude priester zachte om ging zijn kerke binnen... B. PUTTEMAN. «e&shssb»*** bhbbbb sksbbh Uw belang is het dat ons blad meer en meer gelezen wordt. Werft nieuw abonnenten aan. We gelasten ons met alle soorten melk- en grondontledingen. Onze leden die wenschen van dezen dienst gebruik te maken, kunnen alle dagen de stalen melk en grond ter ont leding in onze bureelen afgeven. Voor den aankoop van een naaima- chien bezoekt eerst alle magazijnen en U zult overtuigd zijn dat in het Duitsch magazijn 3-4 500 frs beterkoop kunt koopen dan elders. en modellen 10 jaar waarborg toebehoorten en herstellingen van alle systemen. Goede occasiemachienen naar ieders beurs. Kattestraat 22, Aalst. sföuBgsBniaaasK«»HKBBëRHa8KssHaaua Een goed adres voor Uwe Eigen fabrikaatdaardoor sterk, goed en gedurende dit seizoen heel voordeelige prijzen. 25 jaar ondervinding. 10 verschillende modellen. Bijzonder nieuw model, werkende met electrischen motor. Altijd in magazijn Alle landbouwmachienen Beerpompen met hand of motor. Waschmachienen met de hand of electriciteit, enz. enz. Herstellingen en onderhoud door 't huis. Inhoudende minimum 7 0/o organische en ammoniakale stikstof vereenigd. 12 °/o fosfoorzuur oplosbaar in minerale zuren, deels in water en deels in citroenzure ammoniak. 2 °/o potasch oplosbaar in water. Daarenboven niet gedoseerd, HUMUS, MAGNESIUM, KALK enz. geeft RIJKE OOGSTEN BETERE HOEDANIGHEID dus MEERDERE WINST dus GEMAKKELIJKERE VER KOOP DER VRUCHTEN; HUMUS en HUMUSVERBINDINGEN dus GOEDEN TOESTAND UWER GRONDEN, VERBETERING der KRUIMELSTRUKTUUR en GEEN VERLIES DOOR UITLOOGING; NAVETTE in groote HOEVEELHEID dus VOORRAAD AAN OUDE KRACHT, ROOF BOUW IN VOORDEELIGE VOORWAAR DEN, RESPECTIEVELIJKE VERMINDE RING van den PRIJS DER MESTSTOF. Is niet alleen de BESTE en ZEKERSTE meststof maar tevens de en dit voor ALLE gewassen en teelten, want niettegenstaande haren schijnbaren hoogeren prijs, komt zij in het gebruik veel goedkooper dan gelijk welke andere meststof en helpt U tevens tot het respectievelijk verlagen der uitbatingskosten van uw bedrijf. MENGELWERK 23 door B. PUTTEMAN Er was geen denken meer in zijn hoofd en geen ziel in zijn oogen, die staarden in 'n verte, waar zij niets ont waarden. Hij at voort lijk al de anderen zonder 'n woord... Den lach van de Lange of 't lied van Toor, dat nog niet uit was... hij hoorde niets. De donder, die zijn laatste stormen losdreunde, heel ver, dat 't nog slechts klonk als het zwak gedommel van vele rollende wagens op hotsende steenen... zijn ooren luisterden niet. Buiten waren de dikke regendroppels al kleiner geworden en kleiner, en 't re genen viel zachte stil... 't Meideke was al heengeloopen met,, haar mande aiover den hof, die kletsnat lag vol blinkende waterplassen- Hij had het gezien, lijk in een droom... ...Ze stonden allemaal buiten op 't hof. Een versche lucht en een nieuw levenHoog en helder blauw koepelde de hemel, met witte wolkjes, lijk zotte slierten blanke wolle, die er door zachte wind werden tegengeplakt en dan weer voortspeelden over elkaar en door el kaar en ineen stoeiden tot losse witte pakken, waar ge 't blauw van den hemel nog zaagt doorschijnen. De zon spren kelde er heur stralen tegen en 't was al zacht en donzig wit met zilveren ran- dekes... De luchten de heerlijkheid die er kwam uitgeregen over heel de wereld... t Lag nog al natvan den grond waar ze stonden, tot op de daken die blonken van frischheid, 't gras op den boomgaard dat platgegeeseld lag, neer- gesmakte stukken van groene takken vol blaren en sappig fruit, de boomen lijven waar t water was afgedreven in donkere strepen en de kruinen waar de blaren op te blinken en te glanzen hin gen, lijk schijven van goud en zilver. En overal sloeg frischheid uit en zui vere geuren die in de lucht te balsemen hingen. Ze snoven er hun borsten vol van en ze rekten hun armen en hun lijven in zotte weelde, of ze al die heerlijkheid grijpen gingen voor hen alleen. De groote zaligheid van de nieuwe lucht waar geen stofke meer 'n smette en waar t sap en 't leven uitbarstten van alle kanten... Die heerlijke achternoen die voor hen lag en over hun lijven de zattigheid van zijn vrije rust zou gieten. De groote pomp op 't voorhof die haar zwengel al aan 't zwieren was onder den forschen trok van Tiste's arm en t water, altijd nieuw versch water, dat in zot geweld uit haar toot gespoten kwam over hun pletsnaakte ruggen... Pomp mij zat, Tiste, morgen is 't Zondag Als g'er zijt, mannen De boer heeft ons doen roepen voor 't geld Of z'er waren Hun oogen sprankelden van verlan gen en ze hadden hun versch hemde aan, dat z'er ferm van achter kwamen. Een, twee, drie vier... allemaal Met tienen in nen hoop 't Was bij 't eerste vallen van den avond en 't kwam zeker al door 't onweer, dat ze nu zoo lui wa ren en lijk niet wisten wat doen, of dat z'er nog niet genoeg hun muile over geroerd 'n hadden, maar op 't hof stond al 't werkvolk alhier en aldaar in groepkes bijeen te tateren en te ver tellen de paardeknechten, 't stalvolk mannen en meiskes, die de beesten zou den gaan melken en met hun emmers gereed in hun handen liepen en nog an deren... 't Was de zaterdagsche mode... Mor gen zou 't Zondag zijn De pikkers moesten dwars het hof over, al die pratende en jokkende groepjes voorbij. Ze hadden wel bekijks lijk ze daar gingen in hun hemdsmou wen, die venten met de stevige armen, de bloote borsten en de ruige baardge- zichten. 'n Guitig meideke piepte heur malsche lippekes vooruit naar den dik ken komiek, die vooraanstapte, met zijn gezond buikske en zijn veertiendaagsche rosse baard. Lange, dat meiske daar heeft een fout aan heur mondeke, gij kunt dat ge nezen met uw magere lippenvellen... En hij 'n keek aleens naar dat zot meideke niet meer, maar hij liet het voor de Lange, die in de komiek zijn plaats, zijn lippen vooruitstak, tot een lief scherp tootje, waar een glimlach rond lei, ook ne keer piepte lijk een veldmuis, en een scheef oogske trok dat 't meideke in een schaterenden lach schoot en haar tong uitstak. Gij vuil venijn van een ros, gromde de Lange, 'k En heb geen succes van daag. Dat moet bij mijn baard komen of 't is niet mogelijk. Hij peinsde op eene keer met 'veel weemoed aan Mariette uit 't Eeuwig licht die toch zoo'n dikke malsche lippen had. Na dezen oogst zou hij er mee trouwen, voor eeuwig... En ze stonden meteen vóór de deur van 't huis. De boer kwam hun al in 't deurgat tegen en achter zijn groot lijf, gingen ze een voor een de ruime keuken binnen. Daar lag op de breede tafel, in blinken de gouden stukskes van twintig frank nen heelen mollenhoop geld, waar hun oogen over koosden en streelden van begeerte. En daar achter die tafel en al dat geld. ging de boer staan, met zijn dik rood gezicht dat blonk lijk een zonne en hij streek zijn hand over de goud- vinkskes of 't hem plezier deed, want hij lachte zijn dikke lippen open tot een gullen lach tegen hun allen. Hij wil ons geertig maken, den dikken begot, zei Vaas stille tegen Patee, al achter den breeden rug van Tiste. Zwijgen... en hij kreeg van den komiek een stamp tegen zijn teenen, dat hij op een poot sprong. Maar hij dierf niet luidop vloeken nu. En daar duwde de boer dat bergske van geld open, met zijn zware pooten van handen en hij begon te tellen met vijf stukken te gelijk dat was eiken keer een stapelke van honderd En die groote menschen stonden rond de tafel geschaard in een dichten kring en hun oogen dansten van 't eene goud- stapelke op 't andere. 't Was juist geteld en Tiste krabde heel den hoop in zijn hoed. Dan moesten ze allemaal neerzitten en ze dronken oude fijne wijn, die de boerin zelf kwam inschenken. Ze dron ken zooveel ze er van wilden... Toor van de Merminne wou weeral beginnen te zingen van "Ik heb er een meisje gevreeën Maar zijn broer gaf hem langs achter zoo ne stamp met zijn vuist tegen zijn ruggegraat, dat 't meiske zijn keel uit- hikte, en 't was ermee gedaan. Schoon liekens duren niet lang, hé Toor, zei de Lange tegen den dikzak. Maar Toor die nooit veel van zeggen was, zei nu ook niets, maar goot kort achter elkaar twee volle glazen wijn zijn keelgat in... -- Mannen, zei Tiste dan, als hij zag dat t voor sommige te veel ging worden, wij stappen het af. Hij stond recht, en al de anderen moesten wel mee. Hij bedankte den boer voor zijn goed onthaal en de Maandag zouden ze aan de tarwe beginnen. Daarmee stonden ze weer buiten, waar de frissche lucht hen van alle kan ten kwam tegengespeeld. Vooraan stapte Tiste, dragend op zijn arm den kostelijken hoed. De pro cessie achter 't geld... ('t Vervolgt).

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1933 | | pagina 6