De Herziening
van het Kadastraal Inkomen
De Contiogenteering
der Voeder koeken
De Nederlandsche
Landbouw en de Crisis.
Arbeid adelt*
Landbouwweekblad
Voor en door de Landbouwers
ZITDAG
PLICHT
BH
Orgaan der Landbouwersvereeniging Redt U Zeiven
1H1H
mam
mm
ZONDAG 21'JANUARI 1934.
Prijs 25 centiem
16de JAARGANG Nr 786
Abonnementsprijs 12 fr. 's jaars.
Men schrijft in op ons
Bureel en op alle postkantoren.
Het overnemen van artikelen
zonder aanduiding der bron
is streng verboden.
Bestuurder en verantwoordelijke Opsteller
O. CAUDRON.
Bareel en Redactie t De Vilanderstraat, 4, Aalst.
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hunne
bijdragen.
Aankondigingen volgens
akkoord.
I.
Een onzer leden vestigde, in het
nummer van 7 Januari j.l.de aan
dacht onzer talrijke lezers op deze
belangrijke kwestie.
Het enkel feit dat een eigenlijke
landbouwer over dergelijke zaken
schrijft, is een zeer verheugend
verschijnsel. Het bewijst dat de
boeren zelf de wetgeving en be
stuursaangelegenheden met aan
dacht volgen, en dat wij op den
steun en op de medewerking van
onze leden kunnen rekenen. Moge
dit prachtig voorbeeld in de toe
komst talrijke navolgers vinden.
1Algemeene beschouwingen.
Het belang van de herschatting,
die op sommige plaatsen reeds
begonnen is, wordt in de land-
bouwmiddens algemeen niet ge
noeg erkend.
Wij hopen dat deze uiteenzet
ting met haar bewijsmateriaal in
ruime mate zal bijdragen om onze
lezers in deze aangelegenheid be
hoorlijk voor te lichten en vooral
om dezen, die aan de nieuwe rege
ling hun medewerking moeten ver-
leenen, het belang van hun taak te
doen uitschijnen.
Zooals in de nota der redactie,
bij de opmerkingen van onzen
briefwisselaar werd uitgelegd,
dient het kadastraal inkomen niet
alleen om de staatsbelasting vast
te stellen, maar ook de opcentie
men voor gemeente en provincie,
evenals de crisisbelasting voor
sommige eigendommen, worden
er op berekend. Voor de eige
naars komt daar nog bij, dat bij
het opmaken der doodschuld voor
onroerende goederen, veelal het
kadastraal inkomen als basis dient
en vermenigvuldigd wordt door
een zeker getal, om de som vast te
stellen waarop het wettelijk pro
cent berekend wordt.
Men dient er ook aan te den
ken dat, eens het kadastraal in
komen vastgesteld, hetzij op bil
lijke of overdreven wijze, men er
jaren lang de geldelijke gevolgen
van te dragen heeft, want een al
gemeene hervorming op dit gebied
is tot nogtoe even zeldzaam als
een grondwetherziening.
Spijts alle bestaande en nog te
maken wetten zal de huurder in de
meeste gevallen alle bijkomende
lasten van het gepachte goed te
dragen hebben. Wordt het den
eigenaar niet meer toegelaten ge
lijk welke belasting op den hals
van den huurder te schuiven, dan
wordt gezegde belasting op voor
hand bij de pachtsom gerekend,
ofwel wordt een billijke verminde
ring, gedurende den loop van de
pacht door de omstandigheden ge
rechtvaardigd, eenvoudig gewei
gerd om reden van te hooge las
ten. En aangezien maximumpach
ten niet in de wet voorzien zijn,
kan de huurder zich niet steeds
vrijwaren tegen bijkomende
eischen.
Wanneer men nu weet dat de
stad Aalst 120 opcentiemen en de
provincie Oost-Vlaanderen 40 op
centiemen voorafnemen op de
staatsbelasting die reeds meer dan
te hoog is, namelijk 8 van het
kadastraal inkomen op gewoon
akkerland, dan zal het voor nie
mand moeilijk zijn het belang van
de aanstaande regeling te vatten.
Hier wordt ons tevens gelegen
heid geboden om ernstig protest
aan te teekenen tegen de steeds
dimmende vorderingen van pro
vincie en gemeenten inzake op
centiemen.
Daar moet eens voorgoed paal
en perk aan gesteld worden. Het
gaat toch niet op dat de bijko
mende belasting bijna het dubbel
jedraagt van de hoofdsom. De
gemeentelijke en provinciale zelf
standigheid, waarmede zoo graag
ijeschermd wordt, mocht in haar
inancieele politiek wel wat geremd
worden.
De schatters en hun werk.
Op welke basis het kadastraal
inkomen ook berekend wordt, het
werk der schatters blijft even ver
antwoordelijk. Zeer bevoegde
personen moeten daarvoor aan
gesteld worden.
Dat is reeds gebleken uit de
aatste herschatting (1930-1932)
der bebouwde eigendommen.
Bij nader onderzoek is ons im
mers gebleken dat, in zekere ge
meenten, gelijkwaardige gebou
wen verschillend werden geschat,
daar waar geen onderscheid mo
gelijk was.
Wij bedoelen niet dat hier
slechte wil of vooringenomenheid
de oorzaak der vergissing was
gelooven veeleer dat een onvrij
willige missing van den schatter
missen is menschelijk en
daarbij de onverschilligheid of ge-
?rek aan moed om een terecht
wijzing te doen, bij de bijgevoeg
de personen, hier als reden moeten
aangegeven worden.
Is het niet zoo heel eenvoudig
gebouwen naar hun juiste waarde
te schatten, voor de landerijen en
weiden is het soms vrij moeilijk.
Welke landbouwer kan de
gronden min of meer juist klassi-
fieeren, zelfs in zijn eigen gemeen
te, wanneer die gronden gelegen
zijn in een afgelegen kouter, waar
hij zelf geen belangen heeft en
waar hij maar bij toeval eens
voorbijkomt Aan de vruchten
kent men den boom, zegt een
spreekwoord, maar elke vrucht is
toch niet geschikt om den grond
juist te beoordeelen.
Het is soms zeer opvallend voor
den fijnen waarnemer, dat onmid
dellijk naast een goede partij gras
land men een perceel aantreft van
veel mindere hoedanigheid, niet
tegenstaande men bij een opper-
vlakkigen kijk bijna geen verschil
opmerkt.
De ligging der landerijen is
eveneens van belang als waarde
meter gronden van allereerste
hoedanigheid mogen niet als dus
danig gerangschikt worden, wan
neer ze al te ver van de bewoonde
omgeving verwijderd zijn, of wan
neer door moeilijke en slechton-
derhouden wegen de uitbatings-
kosten aanzienlijk vermeerderen.
In Frankrijk wordt met dezen fac
tor ernstig rekening gehouden.
De schatters moeten dus op de
(Zie vervolg onderaan 5' kolom)
Een onverklaarbaar besluit.
Het Koninklijk besluit van 8 Januari
afgekondigd door het staatsblad van 8-9
Januari onderwerpt aan een invoerver
gunning met ingang op 11 Januari den
invoer van koeken voor veevoeding
Toen wij dit besluit in het staatsblad
lazen, hebben wij ons de oogen gevre-
ven en ons de vraag gesteld hoe is het
mogelijk Want dit besluit is ten slotte
onredelijk, ondoelmatig, en strijdig met
de belangen van onzen landbouw.
1) Onredelijk en ondoelmatig en zie-
hier waarom
De lijnkoeken zijn een onderproduct
van de olieslagerijen. De hoofdproductie
der olieslagerijen is het vervaardigen
van olie, terwijl de lijnkoek voor hen
eerder een afval- of overproduct is In
dien invoerbeperking of contingentee-
ring door ons steeds werd aangenomen
om een nationale nijverheid te verdedi-
gen tegen abnormale of overtollige
vreemde concurrentie, komt het ons lo
gisch voor dat deze contingenteering
wordt toegepast om de bijzonderste pro
ductie te verdedigen van de betrokken
nijverheid, doch niet de voortbrengst
van een onderproduct of afvalproduct.
Welnu wij vernamen in bevoegde
middens dat de oorzaak van de crisis in
de olienijverheid is, de onmogelijkheid
een behoorlijken afzet te vinden voor de
olie 1 Voor de lijnkoeken werd nog
steeds voldoende verkoopsgelegenheid
gevonden, en wel om de reden dat uit
oorzaak van aanzienlijke stocks olie die
onverkocht blijven, de olieslagerijen ver
plicht waren deze laatsten tijd hunne
productie te beperken en dus meteen
ook de fabrikatie van lijnkoeken die een
afvalproduct zijn van de olie
Sommige olieslagers waren zelfs ver
plicht om hunne klienteel in veevoeders
te voldoen, vreemde koeken in te voe
ren, niet omdat zij goedkooper zijn,
doch wel omdat ze wegens verminderde
oliefabricatie ook niet in voldoende
mate het onderproduct, de koeken, ver
vaardigden.
Regeeringshulp aan de olieslagerijen
dient dus niet verleend onder vorm van
contingenteering der lijnkoeken hun af- j
valproduct, doch onder vorm van be
perking van den invoer van olie het
hoofdproduct, tenzij de Regeering be
oogt de olieslagerijen te helpen op den
rug der landbouwers door geweldige
verhooging der prijzen van de lijnkoeken
een der voornaamste producten bij de
veevoeding.
2) Nadeelig voor onzen landbouw en
inzonderlijk voor de veeteelt, zijn bij-
zonderste bedrijfstak.
De laatst gekende indexcijfers betref
fende den landbouw, wijzen volgende
ongunstige toestanden aan
Index der verkoopprijzen
a) Voor akkerbouwproducten in
huidige franks 333, in goudfrank 53.
b) Voor veeteeltproducten in huidi
ge franks 587, in goudfrank of vooroor-
logsche franks 85.
Hetzij als algemeen index voor akker
bouw en veeteeltproducten in huidige
franks 507 en in vooroorlogsche of
goudfrank 73.
De voortbrengstkosten bereiken inte
gendeel nog in huidige frank het index
655 en in vooroorlogsche gouden frank
94.
Deze aanzienlijke wanverhouding
tusschen voortbrengstkosten en ver
koopprijzen bewijzen duidelijk de scherp
te der crisis waarin onze landbouw is
gedompeld.
Nu de handel in landbouwproducten
door allerlei oorzaken waartegen onze
landbouwers over 't algemeen weinig
vermogen, schier geen hoogere ver
koopprijzen in de naaste toekomst laat
voorzien, wordt algemeen aangenomen
dat de beste oplossing is om de huidige
moeilijkheden te verzachten de produc
tiekosten te verminderen in de mate van
het mogelijke.
Welnu, de contingenteering der lijn
koeken gaat regelrecht in tegen deze
betrachting, daar zij de bedrijfsonkosten
(Zie vervolg 2' bladzijde 1' kolom)
Ontstellende Gegevens.
In 1927 of 1928, ik weet niet meer
precies in welk jaar, werd op het lof
waardig iniatief van den Heer Dr Dec
kers, lid van de Tweede Kamer, een
commissie gevormd, die een onderzoek
zou instellen naar den toestand van het
landbouwbedrijf, omdat men van toen
reeds de eerste kenteekenen van een
wanverhouding tusschen de bodemprij- j
zen en productiekosten eenerzijds en de
opbrengst der productie anderzijds, vast
stelden.
Het verging deze nieuwe commissie
gelijk de vele anderen het onderzoek
duurde en bleef duren, en toen er nie
mand meer aandacht, legde de commis
sie haar verslag, gekend onder den naam
van rapport Ebels, neer in de handen
van Hare Majesteit de Koningin.
En dit verslag heeft sindsdien veel
stof opgejaagd. Want indien ooit iemand
de gelegenheid geboden werd de nood
der landbouwers in schrille kleuren te
schilderen, dan was het voorzeker deze
commissie; en indien er ooit iemand ge
vonden werd om de geboden gelegen
heid niet te laten voorbijgaan, dan was
het zeker weer de Nederlandsche land
bouwonderzoekscommissie. Ze handelde
niet gelijk het met officieele commissies
maar al te dikwijls gebeurt, die liever de
waarheid verkrachten dan de Regeering
een verwijt te moeten toesturen. De ge
gevens en de besluiten zijn dan ook
dusdanig ontstellend, dat we er niet
kunnen aan weerstaan om de lezers van
De Koornbloem er even nader over
in te lichten.
Het onderzoek van de commissie be
paalde zich niet bij de na-oorlogsche
jaren. In hare vorschingen is ze terug
gegaan tot het jaar 1900, en ze geeft
grif toe dat van toen af de opbrengst
van de landbouwproducten aanzienlijk
is gestegen. Maar wie die vermeerdering
van opbrengst op de saldorekening van
den landbouwer overschrijft, begaat
een missing. Die vermeerdering van in
komen van den landbouwer is voor zijn
grootste deel aan verhooging van pacht
gelden en koopprijzen van al hetgeen
er op een hoeve noodig is, opgeslorpt.
De landbouwer was op het einde van
ieder jaar even rijk, en het bestaansmini
mum van den Nederlandschen boer bleef
al die jaren zeer gering en ver beneden
het peil der andere bevolkingsgroepen.
Dit is zoo waar dat in 1913 de Heer
Mansholt terecht mocht schrijven, dat
het grootste gedeelte der landarbeiders
in Nederland nog onder hoogst kom
mervolle omstandigheden leefde.
Toen kwam de oorlog die gewis een
verbetering in de hand werkte. Maar
niet zoodra was de oorlog gedaan of
het werd weerom hetzelfde liedjedoor
sober en zuinig te leven kon de Neder
landsche landbouwer juist rondkomen,
en in de eerste na-oorlogsche crisis, die
in 1922 uitbrak, ontbrak het de boeren
totaal aan winstmogelijkheden. Daarna
werd het voor een drietal jaren weer
wat beter.
Het lijdt echter niet de minste twijfel,
dat het inkomen der landbouwers in
1927, een der zoogezegde vette jaren,
reeds ver achteruit stond bij dat van de
andere bevolkingsgroepen, en dat het in
1930-1931 tot ver beneden het peil der
komervolle vooroorlogsche jaren daalde.
De commissie heeft, ter staving, uiterst
gecompliceerde berekeningen uitge
voerd, waarvan de einduitkomst is dat
de boer in 1931 per hectaar 85 galden
verloor.
We gelooven dan ook niet dat er een
stand is die in zijn algemeenheid zoo erg
door de crisis werd getroffen dan juist
de landbouwersstand.
De commissie komt er dan ook toe
de vraag te stellen of de grond, theore
tisch gesproken, nog pachtwaarde bezit?
En het antwoord, dat we woordelijk
overschrijven, luidt
In het oogstjaar 1931-32 was de
theoretische pachtwaarde der Neder
landsche gronden tot beneden nul ge
daald,,.
Om tot die slotsom te komen rede
neert de commissie aldus
De theoretische pachtwaarde van
den grond is gelijk aan het bedrag dat
beschikbaar blijft nadat al de onkosten
betaald zijn en de landbouwer en de zijn
medewerkende gezinsleden een juiste en
rechtvaardige vergoeding voor hun
arbeid genoten hebben. Strikt genomen
is dit bedrag nog iets hooger dan de
theoretische pachtwaarde omdat de
pachter, als zelfstandig ondernemer en
als dusdanig blootgesteld aan verliezen,
aanspraak mag maken op ondernemers
winst.
Na nauwkeurige berekeningen komt
de commissie tot het resultaat dat, zon
der de pacht te betalen en zonder een
cent ondernemerswinst te genieten, de
landbouwers in de meeste gevallen vijf
gulden per hectaar te kort kwamen om
tot een gewoon landarbeidersloon voor
zichzelf te geraken.
In andere woorden de verschuldigde
pacht moet de landbouwer uit de zwar
te kous, als hij er een heeft, halen... en
voor zijn arbeid ontvangt hij minder
dan zijn knecht.
Kan er in de gegeven omstandighe
den dan nog langer spraak zijn van
pacht-betalen Afgaande op de boven
staande gegevens voelt men aanstonds
neiging op deze vraag ontkennend te
antwoorden. Dit is wellicht te kordaat.
In den loop van het jaar 1933 is de toe
stand der Nederlandsche landbouwers
onder den invloed der vele regeerings-
maatregelen, sterk verbeterd, maar dat
in vele gevallen, om niet te zeggen in de
meeste gevallen, de pachtwaarde der
gronden te hoog zijn aangeslagen is
voorzeker waar voor Nederland... en
voor België.
Daarom ware het voorzeker een lof
waardig jniatief dat een regeeringscom-
missie in B.dgië hetzelfde werk verrichte
gelijk de commissie Ebels in Nederland.
Even scherp en schril moet de toestand
der Vlaamsche boeren uiteengezet wor
den en overeenkomstig daarmee moet
bij de regeering aangedrongen worden
tot milde tegemoetkomingen. Want op
slot van rekening gaat het hier om het
behoud van een enorm stuk volkskracht,
waar de regeering nog op steunen moet.
van Rechtskundige Dienst wordt ge
houden op Zondag 4 Februari van
10 tot 3 uur.
De Staatslandbouwkundige Coulier
te Dendermonde, zal zitting houden in
ons lokaal den eersten en derden Zater
dag van iedere maand, van 11 tot 12 uur.
De heer Coulier mag kosteloos ge
raadpleegd worden over allerlei land-
bouwa angelegenheden.
KKiumiiaaciisasanBnmiu
is het voor iederen
Redtuzelver zooveel
mogelijk abonnenten
aan te werven op De
Koornbloem.
SSHBïiaH BSBHiBBWMt
hoogte zijn van de hun opgelegde
taak minstens twee ontwikkelde
boeren moeten den officieelen
ambtenaar vergezellen en het werk
uitgevoerd worden met een diep
gevoel van plichtsbesef en verant
woordelijkheid, gepaard met een
heiligen afschrik voor overdrijving.
In een volgende bijdrage zullen
wij met behulp van officieele ge
gevens de grondslagen der nieuwe
regeling onderzoeken, er de on
doelmatigheid van aantoonen en
naar onze beste overtuiging een
rechtvaardiger stelsel uiteenzetten.
i