i Hypotheken en Interesten '6 ENGELAND en de CRISIS Arbeid adelt* Landbouwweekblad Orgaan der Landbouwersvereeniging Redt U Zeiven Voor en door de Landbouwers De nieuwe Verordening betreffende de politie op het Verkeer. Hoopvolle stemming ZONDAG 18 MAART 1934. Prijs 25 centiem 16de JAARGANG Nr 794 sagd, iet 4 i ^an V >ne bi |f. fv5j( Abonnementsprijs 12 fr. s jaars. Men schrijft in op ons EN I Bureel en op alle postkantoren. .50 fr iken5 lis bt Etrusf Hofs Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is streng verboden. Bestuurder en verantwoordelijke Opsteller O. CAUDRON. Bareel en Redactie t De Vilanderstraat, 4, Aalst. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen. Aankondigingen volgens akkoord. idbou Talrijke schuldenaars, zoowel in den r- 01 landbouw als in de nijverheid, zijn door Sche (je gevolgen van de steeds dieper inwer- (bi) P' kende krizis gansch onmachtig hun hy- DOP pothekaire verbintenissen na te komen. :n on £)jt vcrSchijnsel is internationaal en let sc kan ons hoegenaamd niet verwonderen, en' a aangezien de onroerende zoowel als de b'oei roerende goederen aanzienlijk in waarde r'jke geslonken zijn. Een landbouwer b.v. die ea vóór zeven jaar een hypotheek van oms-C 50.000 fr. op zijn eigendom liet inschrij- ;n. T veQ om gronden aan te koopen of om len Vi 2ijQ be(jrijf uit te breiden, kon de eerst volgende jaren de uit die schuld voort- gemeul spruitende annuiteiten gemakkelijk af- uiters leggen, maar is nu misschien zelfs niet Ded ge! meer in staat om de vervallen interesten n aat af te betalen. Om zijn bezit op een boer- ciige i derij in de huidige omstandigheden on- :rsoon verminderd te behouden, moet het den erg, gewonen landbouwer reeds tamelijk te Aali meegaan. Op Het is dan ook maar billijk dat de re- duizt geeringen in alle landen naar middelen koel uitzien om door een uitzonderingswet an nui aan dien abnormalen toestand van het horns, bedrijfskrediet een einde te stellen of de Alles onhoudbare lasten eenigszins te ver- Je Doi lichten. 1.10! eigendommen, meer opvallend wet ht wit Zh„ D een i fr. )SEP1 In verschillende staten werd dit reeds gedaan. Voorwaar geen gemakkelijke taak, omdat de belangen van schuldeischer en schuldenaar, tenminste in schijn, hier lijnrecht tegenover elkander staan en omdat, volgens zekere voorstellen, de roeisei gemeenschap weer de lasten van een e Leg! mogelijke overeenkomst zal te dragen i af wo hebben. datum Het is wel de moeite waard om lezen jk vigf wat in de groote dagbladen daarover uiste rs geschreven wordt. De organen der ban ken en der financiers staan meestalle Maar afzijdig tegen radikale maatregelen om beko dc kleine schuldenaars te helpen. Hun argumenten luiden ongeveer als volgt niemand was verplicht schulden boven zijn vermogen aan te gaan en ten tijde van de inflatie waren de schuldeischers aardt van vroeger geboekte hypotheken alleen het zo de gefopten. Zullen zij het nu weer wor- js 35( denEen handteekening moet als on- g bij schendbaar aanzien worden of alle ver- izen. antwoordelijkheidsgevoel en zedelijkheid ga Ml 9aan v«loren. Oppervlakkig beschouwd, ligt er in die stelling een grooten schijn van waar heid, maar wanneer men ze beoordeelt iove 1 van uit sociaal en ekonomisch stand- Farcei punt, kan ze hoegenaamd geen steek houden, omdat de schuldvorderaars, op hypotheken uit de voorspoedige jaren, thans interesten opstrijken welke niet meer overeenstemmen met de aktueele waarde van de beleende goederen,waar de die in de meeste gevallen voor 40 °/o gedaald is. Daarenboven werd het pro- llerbes horns, v'an 1 134 Wisl 2 br maat de :n bero l, bij V e, bij duktievermogen dezer omgezet in geld, nog verminderd. De huidige situatie vergelijken met deze van de inzinking onzer munt, en de rollen van schuldenaar en schuldeischer daarmede in betrek thans omkeeren, is evenzeer onzinnig het zijn immers de onvermogenden van heden niet die de inflatie gewild of veroorzaakt hebben. En wat vooral doorslaand is men kan geen sap persen uit een kei en bij het failliet van landbouwers en kleine za kenlui heeft niemand belang, zelfs de schuldeischer niet. Dat de gemeenschap of de staat de nadeelige gevolgen van de regeling de zer kwestie onvermijdelijk zouden te dragen hebben, is nog niet bewezen, indien het zoo ware, wat zou men er kunnen tegen aanvoeren, wanneer men weet dat honderden miljoenen vergooid worden aan de grootindustrie en aan zekere financiëele instellingen, zooge zegd om hen te helpen ten einde de moeilijkheden der krizis te kunnen over winnen. De Société Générale boekte voor het dienstjaar 1933, dus wel een echt krizis- jaar, een zuivere winst van eventjes 133 miljoen. Hoeveel werd daarvan aan den Staat afgedragen om andere inrichtingen te steunen Geen cent I Maar wanneer de beheerders derzelfde maatschappij in andere ondernemingen slechte zaken doen, dan moet de Staat maar bijspringen. De geldmuur of "le mur d argent,, zoo als oud minister Crockaert het uitdruk te, mocht thans ook wel eens als be schutting dienen voor de kleinen, die jarenlang door allerhande speculaties en bankondernemingen tot het vel ge pluimd werden. Bij de eigenlijke studie van dit vraag stuk zullen wij ons enkel bezighouden met de hypotheken op landbouwgoede- ren, omdat deze, alhoewel ze in enkele opzichten met de geldpanden op werk manswoningen en nijverheidsgestichten overeenkomen, toch hun eigen karakter hebben en vooral omdat ze alleen voor ons van belang zijn. Inde Kamer van Volksvertegenwoor digers werden reeds verscheidene wets ontwerpen aangaande deze aangelegen heid ingediend en de bijzondere kom missie heeft reeds een verslag uitge bracht over het voorstel Marcel Henri j Jaspar, zoodat de zaak hoogstwaar- schijnlijk binnen enkele weken openbaar zal behandeld worden, j Vooraleer echter dat wetsontwerp te bespreken en ons eigen standpunt uiteen te zetten, willen wij in een volgend num mer nagaan hoe men in andere landen gepoogd heeft een oplossing voor deze dringende zaak te vinden. i ertrou' rijzen ACH! ige wi ffen zend t PM geven. emen bedien tienen t nums moet k kenb een rnbloei nten (lste Bijdrage.) Zooals we reeds in een vorig nummer hebben meegedeeld heeft het Koninklijk Besluit van 1 Februari 1934, verschenen in het Staatsblad van 10 Februari, een gansch nieuwe regeling ingevoerd be treffende de politie op het vervoer en het verkeer. De nieuwe verordening beantwoordt aan de bepalingen der internationale overeenkomsten van 24 April 1926 en van 30 Maart 1931 waarbij onderschei- delijk het verkeer met motorvoertuigen en de invoering van eenvormige ver- keersteekens worden geregeld. Daar de nieuwe reglementeering 26 bladzijden van het Staatsblad, is het ons niet mogelijk een volledige uiteenzetting te geven van de nieuwe bepalingen en moeten wij ons beperken bij deze die onze landbouwers bijzonder aanbelan gen. Wij raden echter onze lezers aan deze bijdragen aandachtig te lezen en te bewaren. Dit is wellicht het middel om talrijke moeilijkheden en zware onkos ten te voorkomen. Vertrekkende van het feit dat de massa onzer landbouwers geen motor voertuigen gebruikt, zullen wij niet lang blijven stilstaan bij de bepalingen der nieuwe verordening betreffende de verkeerspolitie der motorvoertuigen doch breedvoeriger handelen over de bepalingen betrekkelijk de bespannen voertuigen. De eerste vraag die zich opdringt is I. Wanneer treedt de nieuwe verordening in voege De data waarop de verschillende be palingen der nieuwe politieverordening op het verkeer van kracht worden zullen bij ministerieele besluiten worden vast gesteld. Wij zullen onze lezers daarvan ten gepasten tijde kennis geven. In afwachting der afkondiging van bedoelde besluiten blijft dus het vorige reglement op de verkeerspolitie van kracht. II. Beambten gelast met de uitvoering van de nieuwe verordening. Deze zijn 1) De daartoe aangestelde ambtenaars of beambten van den dienst van het wegverkeer. 2) De ingenieurs en conducteurs van Bruggen en Wegen. 3) De ambtenaars en beambten der provinciale wegdiensten in werkelijken dienst, behalve de bureelbeambten. 4) De kantonniers en andere bedien den aangesteld tot bewaking der open bare wegen. 5) De agenten aangesteld tot het be waken of bedienen der Bruggen op een openbaren weg. 6) De ambtenaars en beambten van de rechtstreeksche belastingen, douanen en accijnzen. 7) De officieren, onderofficieren en soldaten der Rijkswacht. 8) De ambtenaars en bedienden, belast met de gemeentepolitie. Men ziet dus dat streng toezicht zal kunnen uitgeoefend worden op de na leving van het nieuwe reglement. III. Eenige algemeene voorschriften van toepassing op al de weggebruikers. A) Vereischte minimumleeftijd. Deze is vastgesteld op 1) 21 jaar voor de bestuurders van motorvoertuigen dienend voor het ver voer van personen die voor het vervoer betalen. 2) 18 jaar voor de bestuurders van andere motorvoertuigen. 3) 16 jaar voor de geleiders van be spannen voertuigen van trek- of last dieren en van vee, die zich in bebouwde agglomeraties of op een staatsweg of op een provincialen weg bewegen. B) Verplicht eenzelvigheidsbewijs. Elke weggebruiker van meer dan 15 jaar moet voorzien zijn van de een- zelvigheidskaart en deze vertoonen op iedere vordering van den bevoegden agent. Voor vreemdelingen die een motor voertuig geleiden geldt het internatio naal rijbewijs, of het duplicaat van de registratieakte, afgeleverd door het tol kantoor bij het binnenkomen in België. C) Verplichte hulpverleening bij on geval. De weggebruikers die een ongeval veroorzaken zijn verplicht hulp te bie den aan de slachtoffers, zelfs indien hun geen schuld kan geweten worden. D) Lichamelijke geschiktheid en be kwaamheid. Iedere weggebruiker moet in staat zijn te besturen, de vereischte lichame lijke hoedanigheid en de noodige kennis en bekwaamheid bezitten. E) Vervallenverklaring van het recht een voertuig te betalen. Hij die wegens niet naleving van het nieuw reglement op het verkeer door een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan de vervallen verklaring van het recht een voertuig te besturen heeft opgeloopen, is verplicht binnen de vijf dagen volgende op de uitnoodiging, volgens het geval, zijn eenzelvigheids- kaart, zijn internationaal rijbewijs, of het duplicaat der registratieakte in te le veren op de griffie der rechtbank welke het eindvonnis heeft uitgesproken. De vervallenverklaring wordt op bedoeld stuk vermeld en de weggebruiker in kwestie is verplicht hetzelfde te ver toonen op iedere vordering van een be voegd agent. IV. Verkeersbelemmeringen. a) Het is streng verboden op den openbaren weg aarde, materialen of voorwerpen te werpen of achter te la ten die het verkeer kunnen hinderen of onveilig maken. b) Behoudens voorafgaande toelating der overheden, is het ook verboden den rijweg te gebruiken als speelplein of baan om daarop te rijden met vervoer middelen dienende als speelgoed. c) Al wat het verkeer hindert moet tusschen het vallen van den avond en het aanbreken van den dag doeltreffend verlicht worden met een of twee witte, gele of oranje lichten. Is de hindernis van dien aard dat zij de verplichting om stil te houden meebrengt voor de weg gebruikers, dan moeten de lichten rood zijn. V. Over bestuurders of geleiders. a) Het is verboden een voertuig zon der bestuurder in beweging te brengen, en vee, trek of lastdieren zonder gelei der te laten rondloopen b) De geleider moet voortdurend in de nabijheid van zijn trek- last- of rij- (Zie vervolg 2e bladz. le kol.) i. De zegeberichten, die, inzake den economischen heropbloei, omtrent Kerstmis en Nieuwjaar door de radio naar al de gewesten waar Engelsche onderdanen wonen, als een nieuwe Boodschap werden uitgezonden, heeft menig kenner van de Engelsche toe standen verwonderd doen opkijken. Dat het Engeland sedert geruimen tijd betrekkelijk goed ging, was algemeen gekend. Maar dat de verbeteringen dusdanige afmetingen hadden aangeno men, dat de flegmatieke Brit er zijn spreekwoordelijke kalmte bij verloor, wekte terecht groote verbazing. Zooiets had hij in de critiekste, in de donkerste uren van zijn geschiedenis niet gedaan, en God alleen weet hoeveel hij er, slechts in de vijftien naoorlogsche jaren, heeft doorgemaakt 1 Eén onafgebroken strijd zijn ze geweest. Eerst van 1919 tot 1924 om den verloren voorspoed weer te vinden en de Engelsche munt terug aan de goud pariteit vast te knoopen daarna van 1925 tot 1931 om het pond stabiel te houden, en toen dit in den Herfst van 1931 vergeefs bleek, om, spijts aller hande tegenkantingen, moedig het hel lend vlak van de welvaart terug op te klauteren. In al die jaren, voorzeker de somberste uit Engelands geschiedenis, had de Brit geen oogenblik zijn kalmte en zijn geloof in de toekomst van het Britsche rijk verloren. En bij den ingang van het vijfde crisisjaar, wanneer door de wolken, die zich boven de wereld somber en duister bleven samenpakken, een spichtig straaltje zon boven Engeland priemde, stegen langs de overzijde van het kanaal jubelkreten op, gelijk eertijds bij de Joden wanneer ze, na veertig jaar dolens, eindelijk het beloofde land van honing en melk betraden. Onweerstaanbaar rijst dan ook de vraag Heeft Engeland dan werkelijk met de crisis afgerekend En zoo ja, welke middelen heeft het aangewend om te midden eener wereld, die meer op een warboel, op een chaos, dan op een geordend geheel gelijkt, heel alleen een dusdanige moeilijke overwinning te bevechten Wat is er in Engeland gebeurd Dat zullen we hierna trachten te verduidelijken. Toen op 21 September 1931 Engeland het pond-sterling niet langer op de goudpariteit kon handhaven, waren de Engelschen, zonder onderscheid van stand, er het hart van in. Niet zoozeer om de donkere vooruitzichten die de economisten voorspelden, dan wel om den gekreukten nationalen trots en de gekwetste eigenliefde. Het moet hen echter ten goede aangerekend worden dat ze zich daarover spoedig hebben heengezet. Ze behielden hun kalmte en deden hun plicht, wat des te gemakkelijker ging daar de onheilen, die een muntdaling volgens de econo misten onvermijdelijk op den voet vol gen, uitbleven. De gevreesde prijsstijging der levensmiddelen liet zich nauwelijks in Engeland gevoelen en een verhooging der loonen, om aan de vermindering van koopkracht tegemoet te komen, bleef derhalve achterwege. Hoe onge looflijk het ook moge schijnen het leven was in Engeland in 1932 en 1933 niet duurder dan in 1931, vóór den val van het pond, was, en dit niettegenstaande in dezelfde tijdsruimte de nationale munt ongeveer 33 t.h. harer goudwaarde had verloren. Hoe is zooiets mogelijk hoor ik U vragen, terwijl ge u den tijd herinnert dat de Belgische frank gestadig daalde en het leven gestadig steeg. In een studie "Après la crise de la livre-sterling„ in de "Revue de Paris,, verschenen, geeft André Siegfried, een gekende publicist en economist, een afdoend antwoord op de gestelde vraag Engeland is de grootste afnemer van grondstoffen en levensmiddelen, betoogt hij, en bij de daling van de Engelsche munt was het vanzelfsprekend dat de Engelsche vraag verminderde. Elke vraagvermindering heeft een prijsver mindering voor gevolg, in het voorhan- dig geval zoo uitgesproken, dat de wereldprijzen gelijkloopend met de Engelsche munt daalden. De gevreesde prijsverhooging der grondstoffen en levensmiddelen bleef dus uit. Dit was een eerste voordeel voor Engeland. Er volgde er nog een tweede van evengroot belang. De prijsschommeling der industrieele goederen gehoorzaamt niet aan dezelfde regels als de schommelingen van de grondstoffenprijzen, zoodat de Engelsche nijverheid, die haar grondstoffen goed- kooper betrok, vermits de wereldprijzen gedaald waren, en over goedkooperen handenarbeid beschikte, vermits de daling van het pond geen loonsverhoo- ging voor gevolg had, haar uitvoermo- gelijkheden aardig zag toenemen en dit in dezelfde maat gelijk de goudwaarde van het pond achteruitliep. En dat de Engelschen van die dubbel gunstige omstandigheden ruimschoots gebruik maakten, hoeft wel geen betoog, voor hen die hun handelszin kennen. Hoe men het ook draaie of keere en hoe tegenstrijdig het ook voor me nigeen toeschijne, de val van het pond was voor Engeland de eerste stap naar een gedeeltelijke economische herople ving. Maar bij dit begin lieten de Engel schen het niet 1 Sinds een eeuw had de Engelsche nijverheid de eigen Britsche markten zoo goed als totaal verwaarloosd. De Engelschen dreven handel met al de volkeren der wereld, maar om de kliënteel van hun eigen land bekommer den ze zich weinig. De uitvoerhandel genoot hun voorkeur boven den binnen- landschen handel. Alles te zamen genomen, vaarde Engeland niet slecht bij dien stand van zaken. Op de Engelsche markten ont moetten zich de vreemde mededingers, en het Engelsche volk genoot van de laagste prijzen. Dit is zoo waar, dat er in het buitenland, ook in België, nijver heden ontstonden die geheel op de En gelsche markt waren aangewezen. Voor België is er wellicht geen treffender voorbeeld aan te halen dan de borstel en schoennijverheden uit Iseghem, die bijna uitsluitend voor Engelsche reke ning werkten. Indien Engeland den levensstandaard van zijn volk, waarop het terecht fler ging, ongeschonden wou handhaven, moesten er nieuwe middelen beraamd worden en nieuwe uitwegen gezocht om uit dien neteligen toestand te geraken. En een der eerste middelen wasde jinnenlandsche markt, die ze zonder slag of stoot aan de vreemde mededin ging hadden overgelaten, terug te ver overen. In 1931 werd dan ook als eerste ge volg eener nieuwe gedachtenstrooming, die in Engeland doorbrak, het princiep van den vrijhandel opgegeven en wer den er beschermingsmaatregelen ten voordeele van de Engelsche industrie en den landbouw getroffen. Het gevolg daarvan was dat de fa brieken, die speciaal op den uitvoer in gericht waren, terug een zekere bedrij vigheid aan den dag begonnen te leggen en zich in hun fabricatie op den Engel schen smaak aanpasten, maar bijzonder dat er naast de oude nijverheden talrijke nieuwe industrieën als uit den grond opschoten, die de productie terhand- namen van de voorwerpen die Engeland lange jaren schier uitsluitend uit het buitenland betrok: radio, auto, kinema, electrische benoodigheden, oplegwaren en tientallen andere. Achter de nieuwe toltarieven trok Engeland nieuwe be drijfstakken op, waar honderd duizen den werkloozen een nieuwe bezigheid vonden. En gelijk we het in het vervolg zullen zien werd ook de landbouw niet vergeten. Het is dan niet te veel gezegd, dat de gedeeltelijke economische heropleving, waarvan Engeland getuigenis aflegt, grootendeels aan de verovering van de binnenlandsche markt te danken is. U f I Inrii „a.Ja, u 11 «aIC. TW IJ T V». wvi bunvu Oivui JLau ac-lio lasii

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1934 | | pagina 1