Het N. I. R. en de Landbouw De italiaansche Landbouw 'i Arbeid adelt* Landbouwweekblad Voor en door de Landbouwers De nieuwe de polit Verordening betreffende op het Verkeer. onder het Fascistisch Regiem. Orgaan der Landbouwer svereeniging Redt U Zei ven ie ZONDAG 22 APRIL 1934. Prfjs 25 centiem 16de JAARGANG Nr 799 Abonnementsprijs 12 fr. 's jaars. Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is streng verboden. Bestuurder en verantwoordelijke Opsteller O. CAUDRON. Bureel en Redactie t De Vilanderstraat» 4, Aalst. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen. Aankondigingen volgens akkoord. Uit den vinnigen strijd, welke in de radiotijdschriften en ook wel in som mige nieuwsbladen om meer zendtijd gevoerd wordt, kan men afleiden welke waarde men in politieke en in andere leidende kringen aan de uitzendingen hecht. Dat is ook geen wonder als men weet welken invloed er op kunst- en wetenschappelijk gebied van den radio uitgaat. In geen ander domein heeft men meer vat op het verstand en op het gevoel der groote massa het gesproken woord zal steeds gemakkelijker en die per inslaan dan om het even welke schriftelijke uiteenzetting. Waar is het wel dat op den Vlaam- schen buiten, vooral bij de landbouwers, het getal ontvangtoestellen nog betrek kelijk klein is, in vergelijking met het- gene men daaromtrent in vooruitstre vende staten, zooals Engeland. Neder land en in 't algemeen in alle Noorder- landen kan waarnemen. Staat onze boerenbevolking dan zoo weerbarstig tegenover de verspreiding van vooruitgang en beschaving Zeker nietmaar wanneer de sociale positie van onze landbouwers zoo ellendig is.dat ze zelfs niet over de middelen beschik ken om zich het onmisbaar materiaal voor hun uitbating aan te schaffen, hoe wil men dan dat de meesten onder ons de kosten van een radio op zich zouden nemen En juist voor de landbouwers is, in een goed geordende maatschappij, een ontvangtoestel hoe eenvoudig het ook wezen moge, van het hoogste belang. De landbouwer heeft immers noch vol doende tijd, noch gelegenheid, om ver strooiing en ontwikkeling buitenshuis te gaan zoeken. De radio moest voor ons een mogelijk en gemakkelijk te bereiken middel zijn om met de verschillende uitingen van kunst, wetenschap en voor uitgang in kontakt te blijven. Maar wat vragen we in een land waar de boer, metal zijn werk en risico, nog niet eens genoeg verdient om met een gesyndi- keerde werkelooze in welstand te wed ijveren Deze beschouwingen werden ons in gegeven naar aanleiding van een schrij ven dat door een onzer medewerkers aan het nationaal radio-instituut ofte N.I.R. gericht werd. Onze medewerker vroeg namelijk of er voor hem geen mogelijkheid bestond om in het N.I.R. een praatje te houden over de nieuw op te richten fruit- en groentenmarkt in de stad Aalst. Zijn inzicht was de zaak aan de open bare meening voor te leggen en er tevens propaganda bij de belanghebbenden voor te maken. Het antwoord dat onze medewerker ontving was zeer beleefd, maar ook zeer afdoendehet luidde dat dergelijke aan vragen al te talrijk binnenstroomen en dat er geen gevolg kon aan gegeven worden. Alhoewel wij als steller van deze bij drage geen het minste belang bij die kwestie hebben, heeft de mededeeling van het N.I.R. ons toch zeer verrast. Wanneer dergelijke aanbiedingen zoo talrijk gedaan worden, dan vragen wij ons immers af waarbij het komt dat we zoo uiterst zelden iets over landbouw in den luidspreker vernemen. We krijgen wel iedere week de land- bouwkroniek van den Belg. Boerenbond en af en toe een tuinbouwpraatje, en 't ligt niet in onze bedoeling deze pogin gen tot voorlichting te hekelen of te misprijzen, maar de weinige minuten eraan besteed, nijpt men al te gierig af van den gewonen tijd, die voor het ge sproken dagblad beschikbaar wordt ge steld. Zulke handelwijze kan toch niet gelden als belangstelling voor den land bouw vanwege het N. I. R., dat met eenieders centen rijkelijk betaald wordt. Op de klachten door senator De Spot onlangs over het N. I. R. geuit, ant woordde Minister Van Cauwelaart on der meer letterlijk het volgende Hoe langer hoe meer moeten de uit zendingen het karakter hebben van volksvoorlichting en volksonderwijs. Laten wij er naar streven het peil der uitzendingen zoo hoog mogelijk op te drijven, zoodat zij de vergelijking kun nen doorstaan met het beste uit het buitenland Wij gaan volledig akkoord met deze ministerieele verklaring, maar woorden zijn geen oorden 1 Of is het misschien ten titel van volksonderwijs dat men tot viermaal toe in de week reportage geeft over baankoersen en sportuitslagen, terwijl er geen vijf minuten afmag tot voorlichting van de landbouwers. De intervieuws over den midden stand, de brandweer, de voetbalbond, de zwemclub, de binnenscheepvaart en tientallen andere sport- en maatschap pelijke aangelegenheden krijgen in het N.I.R. hun beurt. De eigenlijke land bouwer of zijn woordvoerders worden voor de microfoon niet gewenscht. Is dat soms weeral eens om aan te toonen dat de landbouw de eerste nijverheid der natie is De zeldzame landbouwers die een ontvangtoestel bezitten moeten eens luisteren naar het "landbouwhalfuurtje,, in Huizen, Holland, en ook. indien ze de Fransche taal machtig zijn, naar de "Chronique agricole,, in Parijs. Zij zullen dan kunnen vaststellen waar de boerenbelangen best behartigd worden, hier of in den vreemde. Wij besluiten met den eisch dat de staat en het N.I.R. zich rekenschap geven van het feit dat in België onge veer twee miljoen menschen van den landbouw leven en dat het niet voldoen de is op de programma's hier of daar vijf minuutjes af te nijpen ten bate van de boeren. De echte wetenschappelijke voorlichting, waarvan de heer Van Cauwelaert sprak, moet er ook voor de landelijke bevolking ernstig aangepakt worden. Daarbij moest elke erkende landbou wers vereeniging minstens vijf of zes maal in het jaar de gelegenheid gegund wor den haareischenen standpunten in land- bouw- en maatschappelijke kwesties aan de openbare meening te verkondigen, en een woord van aanmoediging en steun tot haar leden te richten. Politieke partijen kunnen in het N .I.R. ruimschoots van dat recht gebruik ma ken. Waarom ziet men dan zoo nauw wanneer het zuivere landbouwkwesties geldt slechts toe- (Vervolg) XX. Het Sledevervoer Het vervoer per slede wordt toegelaten indien het geen schade brengt aan de openbare wegen. XXI. Door en doorweekte wegen. Bij dooiweder of wanneer de wegen doorweekt zijn 1) zijn de bestuurders van voertuigen gehouden geen schade te berokken aan den weg. Desvoorkomend moeten zij hetzij een anderen weg kiezen, hetzij het gewicht of de snelheid van het voertuig verminderen. 2) de bestuurders van voertuigen die steenslagwegen gebruiken, moeten er voor zorgen dat de wielen vrij zijn van slijk. 3) verder moeten zij zich gedragen naar de bijzondere voorschriften van de goeverneurs der provinciën die bij middel van aanplakbrieven bekend ge maakt worden in al de betrokken ge meenten. 4) de voertuigen die op weg zijn bij de bekendmaking van een besluit tot sluiting der dooibareelen, mogen hun reis voortzetten tot in de kom der naast bijgelegen gemeente, of tot de plaats die hun door een bevoegden agent zal aan geduid worden. XXII. Voertuigen. A) Afmetingen. 1) De breedte van een voertuig mag niet meer dan 2,40 meter bedragen, dit beduidt dat de meest uitspringende ge deelten niet meer dan 1,20 meter buiten het vertikaal middenvlak mogen liggen. 2) Het uiteinde van den ashals mag niet meer dan 20 centimeter uitkomen buiten het vlak, gaande door den buiten rand van den wielband. 3) De lengte van een voertuig geme ten van eind tot eind, zonder den dissel wanneer het bespannen voertuigen geldt, mag niet meer bedragen dan a) 10 meter zoo het een voertuig be treft met een of twee assen b) 11 meter zoo het een voertuig geldt met meer dan twee assen. 4) De hoogte van een voertuig mag niet meer bedragen dan 4 meter. 5) Het vrijdragend deel van het koets werk ten opzichte van de achteras van een motorvoertuig mag niet meer be dragen dan 2,85 meter. 6) Aan deze afmetingen kan de mini ster van openbare werken bij vergun ning afwijkingen toestaan voor een be perkten tijd en desvoorkomende voor bepaalde trajekten. 7) Behoudens voor landbouwwerk tuigen mogen de vaste toebehoorten niet buiten het koetswerk, spatbord in begrepen, uitsteken. 8) Behoudens voor de landbouw werktuigen, moeten de kettingen en andere beweegbare bijstukken derwijze vastgemaakt zijn aan het voertuig, dat zij bij hunne bewegingen niet buiten de buitenomtrek van het voertuig komen en niet over den grond sleuren. 9) Geen enkel portier of deur mag onder het rijden opengaan, diegene die gesloten moeten blijven, moeten goed vastgemaakt worden en mogen niet buiten de zijvlakken van het voertuig uitsteken. B) Aanhangwagens. 1) Een bespannen voertuig mag slechts één aanhangwagen trekken. 2) Het aantal aanhangwagens ge trokken door een tractor met motor, is beperkt tot drie en de lengte van den trein tot 25 meter. 3) De koppelingen der aanhangwa gens moeten alle waarborgen van ste vigheid bieden en de richting bepalen van de getrokken voertuigen. 4) Noodkoppelingen mogen slechts in geval van overmacht gebruikt worden. 5) Wanneer het gewicht van een aanhangwagen, lading inbegrepen, meer dan 2000 kg. bedraagt wanneer de aanhangwagen tweeassig is, moeten de koppelingen twee inrichtingen omvat ten, die van elkander onafhankelijk zijn en elk op zich in staat zijn den aanhang wagen voort te trekken als een der in richtingen onklaar geraakt. 6) De koppelingen gebruikt tusschen het vallen van den avond en het aan breken van den dag mogen niet langer zijn dan 5 meter gemeten tusschen het achtervlak van het voorttrekkend rij tuig en het voorvlak van het getrokken voertuig. 7) De kettingen of andere tuigen die een voertuig met een aanhangwagen verbinden, moeten, wanneer de afstand tusschen de achterzijde van het trekkend voertuig en de voorzijde van het ge sleepte voertuig twee meter overschrijdt, gedurende den dag omtrent het midden aangewezen worden door een goed zichtbaar oranjegeel vlaggetje. C) Verlichting der voertuigen. Behoudens de bijzondere voorschrif- ten betreffende de verlichting van de automobielen en andere motorvoertui gen, welke wij hier onbesproken laten omdat zij voor de massa onzer landbou wers geen belang opleveren behelst de nieuwe verordening volgende bepalin gen 1) Rijwielen. De rijwielen moeten voorzien zijn, van voren van een naar voren uitstra lend niet verblindend, wit of geelachtig licht en van achter van een achter waarts uitstralend rood licht. 2) Voertuigen getrokken door dieren a) Deze voertuigen moeten voorzien zijn van voren hetzij van een niet ver blindend wit of geelachtig licht naar vo ren uitstralend dat dient gevestigd links aan het voertuig, hetzij van twee naar voren uitstralende niet verblindende, witte of geelachtige lichten, een rechts (Zie vervolg 2de bladzijde). I Het is in het Italië van Mussolini dat de kreet. Terug naar het Land die nu zoowat overal en op alle tonen wordt hernomen, het eerst heeft weerklonken. Gelijk overal elders werd in het na-oor- logsch Italië met koortsachtigen ijver gearbeid aan de rationalisatie van de nijverheid, waarvan alle heil verwacht werd. In dien tijd was het machinisme een godsdienst geworden het zou de aarde in een paradijs herschapen en de menschen van het juk van den arbeid j ontlasten. Aan het Fascisme komt de eer toe het eerst voor de gevaren van de overdre- j ven techniseeriDg van de nijverheid te hebben gewaarschuwd. Zonder omwe- j gen sprak Mussolini zich uit voor ru- ralisatie van Italië. Zijn woorden klonken als anachronismen en we her inneren ons nog hoe ze, in dien tijd, op spottend misprijzen werden onthaald. Sindsdien heeft de ondervinding hem in 't gelijk gesteld. Indien we er de redevoeringen van Mussolini op naslaan dan vinden we op iedere bladzijde karakteristieke uitlatin gen om dit gedacht te beklemtoonen en het in de geesten van de menschen vast te ankeren. Volgens Mussolini is het land de vergaarbak van Italië's bevolking de landbouw een factor van sociaal evenwicht een noodzakelijkheid zoo ten tijde van vrede als ten tijde van oorlog enz. Voor Mussolini is de landbouw, evenals de nijverheid en de handel, een schakel van de kapitalistische keten. De eene tak der bedrijvigheid mag niet onderworpen worden of opgeofferd aan de belangen van den anderen tak. Ze zijn solidair in het scheppen van wel vaart. In de verhooging van de koopkracht van de boeren zag Mussolini het zeker ste middel om het lot van de industrieele arbeiders te verbeteren. Daardoor zou er immers een groote vraag ontstaan die een uitbreiding van de nijverheid zou noodzakelijk maken. Dit hebben vele regeerders nog niet doorgrond: de nijverheid kan enkel terug op pril gebracht worden indien de mil- lioenen en millioenen landbouwers, over heel de wereld verspreid, hun koop kracht zien verhoogen. De eerste maatregel van de fascisti sche actie bestond er in de ontvolking van het land, die in Italië, gelijk trou wens overal elders, groote afmetingen had aangenomen, krachtdadig tegen te gaan. In 1901 leefden er in Italië 380 perso nen op duizend rechtstreeks van den landbouw in 1911 was dit aantal tot 340 geslonken en in 1921 tot 329 terug gebracht. Deze cijfers toonen helder aan hoe groot de invloed der steden zich op de landbouwbevolking deed gevoelen. Om de verdere ontvolking tegen te gaan werden de openbare machten ge wapend. Zoo werd er o. m. in 1928 een decreet uitgevaardigd waarbij de Pre fecten, die we best bij onze provincie gouverneurs kunnen vergelijken, een reeks middelen aan de hand werden ge daan die hen in staat zou stellen aan den intocht der landsche bevolking in de steden perk en paal te stellen. De bij zonderste bepaling bestond er in dat geen nieuwe fabrieken, die meer dan 200 arbeiders zou bezigen, mochten ge opend worden zonder voorafgaandelij- ke regeeringstoelating. Verder werd er een intensieve pro paganda gevoerd om de landsche be volking ervan te overtuigen, dat haar heil niet in de steden, gelijk het Marx isme het verkondigd had, maar op het land te zoeken was. Het is echter niet voldoende mooie redevoeringen uit te spreken en het leven op het land te verheerlijken en in schoone kleuren af te schilderen. Om de uitwijking naar de steden te keer te gaan moesten er daden gesteld worden. Dit begreep Mussolini, die zelf zijn jeugd op het land had doorgebracht maar al te"'wel. Hij had immers heel zijn leven midden in het volk gestaan en hij staat nu nog in nauw verband met de volkslagen. In een artikel dat de ronde van Euro pa heeft gedaan schreef hij onlangs het volgende Er gaat geen week voorbij zonder dat ik een hoeve of een fabriek bezoek om me persoonlijk te overtuigen in welke voorwaarden de menschen er leven en arbeiden. Deze inspecties ont aarden echter nooit in manifestaties omdat ik me naar die plekken richt waar mijn aanwezigheid het minst ver wacht wordt. In den loop van een bezoek dat ik onlangs gebracht heb aan de Pontijnsche moerassen, bracht ik den ganschen dag door in arbeid. Gedurende den morgen heb ik een dorschmachien bediend. Dit is een taak die men enkel aan een erva ren landbouwer toevertrouwt. De on dervindingen, tijdens mijn harde jeugd opgedaan, kwamen me goed te pas. Voor mijn arbeid kreeg ik 5 lire 85 uitbetaald en ik zette mijn naam in het loonboek tusschen die der andere land- bouwwerklieden. In den namiddag heb ik vele hoeven bezocht van onder tot boven. Ik zag hoe het eten bereid werd en de vrouwen vroegen me hun eet- en slaapkamers te bezoeken en ik vroeg hen hoe ze het hadden. Natuurlijk werden me klachten overgemaakt. Ik onderzocht ze onmid dellijk en indien ze gegrond waren gaf ik de noodige bevelen om er een einde aan te stellen. In het tegenovergestelde geval ontzag ik me niet het hen te zeggen.» In tegenstelling met de zoogezegde "democratische regeerders,, staat Mus solini te midden der arbeiders. Hij kent hun behoeften. Dit is het succes van zijn politiek. Hij wist dus dat de werk- voorwaarden die in vele landbouw streken werkelijk pijnlijk waren, de schuld droegen aan de uitwijking der landsche bevolking naar de steden. Hij trachtte dien toestand te verhelpen met het credietwezen voor den landbouw uit te breiden. Sinds 1927 reeds werken er onder het toezicht van den Minister van Nationale economie talrijke landbouw- kassen over heel Italië. Ze zijn ge groepeerd in 10 gespecialiseerde in richtingen, die, van hun kant, bij ban ken of spaarkassen aangesloten zijn. In de praktijk bestaat er een nauw verband tusschen de verschillende landbouwkas- sen eenerzijds en de landbouwkassen en de volksbanken anderzijds. Al de land bouwkassen, of ze neutraal of katholiek zijn, zijn sinds het Fascisme in een Na tionale Credietassociatie vereenigd. Voor het verleenen van crediet ten bate der verbetering van de exploitatie mogelijkheden werd er een Nationaal Consortium gevormd, waarvan het ka pitaal door den staat en openbare orga nismen werd onderschreven. Het ver strekt aan de landbouwers leeningen die den duur van 30 jaar niet mogen over schrijden. Ze worden toegestaan b. v. voor den aankoop van grond, voor het oprichten van de noodige gebouwen enz. De leeningen worden door een hy potheek gegarandeerd. Het consortium verschaft zich de noo dige gelden door de uitgifte van bons en obligaties die een vasten intrest afwer pen. De wet schrijft, echter, voor dat het bedrag niet meer dan acht maal het onderschreven kapitaal mag overschrij den. De actie van de Fascisten op land bouwgebied beperkt zich natuurlijk niet bij het verleenen der noodige credieten. Door de Nationale Federatie der Fas cistische Landbouwers worden er geen moeiten ontzien om de landbouwers voor te lichten overal waar dit noodig blijkt, bv. inzake zaaigoed, machines, meststoffen enz. Verder werden er ten allen kante landbouwscholen opgericht en er zijn zelfs reizende professoren, die in de afgelegen streken van dorp fctot dorp trekken om de landbouwers voor te lichten. ('t Vervolgt.) iMmmraiinri' i mtru wtMamMKirmn

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1934 | | pagina 1