Een roemlooze Aftocht «IHtRa«3t Het Eeuwfeest van Melbourne Arbeid adelt* Landbouwweekblad Orgaan der Landbouwersvereeniging Redt U Zeiven Voor eo door dc Landbouwers De Besluitwet betreffende de Huurovereenkomsten ZONDAG 18 NOVEMBER 193-1. PriJ» 25 centiefiS 17de JAARGANG Nr 829 Abonnementsprijs 12 fr. 's jaars. Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is streng verboden. Bestuurder en verantwoordelijke tjpstelier O. CAUDRON. Bareel en Redactie t De Vilanderstraat, 4, Aalst. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen. Aankondigingen volgens akkoord. Bij den aanvang der volmachtsregee- riag op 31 Juli 1934, hebben we in dit blad voorspeld dat de toenmalige minis- teriëele ploeg voor haar taak niet bieek opgewassen en dat zij. spijts de mooie beloften van doordrijving en offervaar digheid, er niet in slagen zou opklaring te brengen in de ekonomische krizis, noch in den flnanciëelen warboel, die het land naar den afgrond drijven. Men moest geen profeet zijn om zich aan dergelijke voorspelling te wagen: immers de volmachtsregeering droeg in zich aide kenteekens van onmacht; wantrouwen van een sterke minderheid in het parlement en van de openbare meeningvolledig gebrek aan weer standsvermogen tegen de grootfinancie ea dusvolgens onafwendbaren dwang om de sociale wetgeving te ontzenuwen de vrees voor de inspectie van Frankrijk (zie het geval generaal Nuyten), dat niet dulden zou aan de improduktieve uitga ven van het militarisme te tornen. De gewettigde naijver van den ver waarloosden landbouw op den steun aan de nijverheid was ook geen gunstige factor voor den gemakkelijken zaken- gang in de politiek. Doch boven dat alles moest het gebrek aan een vast plan, tot saneering van de nationale ekonomie, het ministerieel gespan doen vastloopen. Een mislukking was dus onvermijde lijk en de ministers moesten een groot gedacht over hun eigen kracht hebben, om het aan te durven de heerschende moeilijkheden door een volmacht te overwinnen. In dat opzicht is het nu wel belangwekkend de ronkende ver klaringen van Min. de Broqueville in Juli j.l. te herlezen... Maar dat het einde zou bezegeld wor den door een zoo roemlooze vlucht vóór de afrekening, dat heeft wel niemand duiven veronderstellen. Wat zouden onze lezers wel zeggen wanneer het bestuur van eene maat schappij, dat ieder jaar, op een vastge- stelden dag, rekening moet geven van zijn beleid, er op dien vastgestelden dag uittrok, en zijn leden op de vergadering liet zitten, zonder gelegenheid van reken schap te vragen Dat is juist de houding geweest van het kabinet de Broqueville en zulke hou ding kan niet ingegeven worden dan door een gevoel van onmacht, of door het bewustzijn van zware tekortkoming. Volgens den eersten minister zelfwas de volmacht er noodig, omdat er zonder uitstel dringende maatregelen dienden getroffen om het land van den onder gang te redden en omdat het parlement niet met de noodige vlugheid werken kon. Wat is er nu van die dringende maatregelen en van die noodige vlug heid in huis gekomen Het duurde weken eer er over de werkzaamheden van de volmacht iets •vernomen werd. Drie-en-dertig besluit wetten verschenen in een langen en pijnlijken barensnood. De eerste minister erkende deze week zelf dat ze onvolledig zijn en dat ze reeds moeten gewijzigd en aangevuld worden. De beloofde red ding werd niet gebracht: de Broqueville was niet de messias en zijn ministers waren niet de apostelen, waarvoor zij zich uitgaven. Laten wij als bewijs even het bilan opmaken van meer dan drie maanden volmacbtsregeering. 1. Er werd voor 663 millioen op de begrooting bezuinigd, maar tot welken prijs De sociale wetgeving werd totaal afgetakeld. Het zou ons te ver leiden moesten we hier over bijzonderheden uitweiden. Het volgende dienen we hier nochtans aan te merkende groote budjetvreters werden minst getroffen het is van de werkende klasse dat de zwaarste opofferingen gevergd werden. De landbouwers, die deze maatregelen toejuichen, zullen later tot hun eigen schade ondervinden en hebben reeds ondervonden dat de verarming van de werkende klasse de ellende beteekent van den boerenstand. De koopkracht van den werkman vernietigen heeft als onmiddellijk gevolg spotprijzen voor de landbouwprodukten. 2. Op ekonomisch gebied werd er niets van beteekenis gepresteerd voor de massa. Aan den algemeenen loomen toestand werd door de volmacht niets veranderd. Alleenlijk kregen de banken een krediet van twee miljard om er bo venop te komen of er op te blijven. Daarbij komen eenige wetten tot be scherming der kleine spaarders. 3. Zekere staatsbelastingen werden werkelijk verminderd: daarentegen werd de last der gemeenten steeds meer en meer ondraaglijkde opcentiemen van de gemeenten en provinciën gingen im mer de hoogte in. 4. Over de werkeloosheid verklaart de eerste minister zelf dat de toestand van de arbeidsmarkt niet verbeterd werd; integendeelzelfs in de zomer maanden liep het aantal werkdagen aan zienlijk terug in vergelijking met den zomer van 1933. Voor de verwijdering van de duizenden vreemde werkkrach ten in onze nijverheid werden nog geen afdoende maatregelen genomen. 5. De heer Minister verklaart onom wonden dat onze munt gezond is. En toch wordt er onophoudend gesproken en geschreven over de voordeelen der inflatie. Geen woord werd er gelost over de pogingen tot vorming van een goud- blok met Frankrijk, Nederland en Zwit serland, dat op een ekonomisch avontuur zou kunnen uitloopen. In de huidige kri tische omstandigheden en nu de buiten- landsche pers zich wederom over onze muntpolitiek in verschillenden zin uit laat, moest de regeering het als een plicht aanzien hebben hierin klaren wijn te schenken. 6. Onze handel zou een strekking hebben tot heropleving: er werden ech ter hoegenaamd geen cijfers opgegeven. Men kan dus even gemakkelijk het te genovergestelde beweren. 7. Over de landbouwbelangen werd er in de ministerieële verklaring wijselijk gezwegen was dat voor ons niet zeer aangenaam, voor den minister was het toch zeer verstandig de boeren hebben immers tijd genoeg om te wachten op mooie beloften tot het nog eens kiezing wordt. BesluitDe volmachtsregeering, die beloofde de redding te brengen, heeft in hoofdzaak niets gebracht dan verminde ring van de koopkracht. De hangende vraagstukken werden niet doeltreffend aangepakt. Daarom houden wij ons nu meer dan ooit aan hetgeen we hier steeds verdedigdengeen alleenheer schappij, maar ware medezeggenschap I van het volk in alle zaken waarbij het I belang heeft en, in dien zin, een werke lijk demokratische omvorming van het parlement, waarin niet het partijbelang, maar wel het volksbelang hoofdzaak blijft. (Vervolg) In ons vorig nummer hebben wij de bepalingen der nieuwe besluitwet toe gelicht betreffende de mogelijke verbre- i king van de huurovereenkomsten van woon- en handelshuizen. In deze bijdrage hebben wij het over de wettelijke beperking der huurprijzen van kleine woonhuizen of gedeelten van zelfde woningen. Deze beperking wordt op verschillen de wijze vastgesteld naar gelang zij huizen betreft die vóór 1 Augustus 1914 bestonden en sindsdien niet verbouwd 1 werden, of huizen die na 1 Augustus 1914 gebouwd of verbouwd worden I.— Bedrag der beperking en voor waarden waaronder zij wordt toe gestaan. A) Huizen of gedeelten van huizen die vóór 1 Augustus 1914 bestonden. De huurprijzen die meer bedragen dan 7 maal de huurwaarde op 1 Augus tus 1914, worden op verzoek van den huurder verminderd tot 7maal die waar de wanneer het geldt 1. Onroerende goederen gebruikt tot woonst waarvan de jaarlij ksche huur waarde op 1 Augustus 1914 minder be droeg dan a) 600 fr. in de gemeenten met meer dan 100 000 inwoners, volgens de laat ste tienjaarlijksche volkstelling, alsook in de gemeenten Anderlecht, Etterbeek, Elsene, Koekelberg, St. Jans- Molenbeek, St. Gilles en St. Joost-ten-Noode b) 450 fr. in de gemeenten met 50 000 tot 100.000 inwoners: c) 240 fr. in de gemeenten met 25.000 tot 50.0C0 inwoners: d) 225 fr. in de gemeenten met 15.000 tot 25 000 inwoners e) 150 fr. in de gemeenten met 5.000 tot 15.000 inwoners: f) 75 fr. in de gemeenten met minder dan 5.000 inwoners. 2. Gedeelten van onroerende goede ren gebruikt tot woonst waarvan de jaarlijksche huurwaarde op 1 Augustus 1914 minder bedroeg dan a) 400 fr. in de gemeenten met meer dan 100.000 inwoners volgens de laatste tienjaarlijksche volkstelling, alsmede in de gemeenten der Brusselsche agglome ratie, hooger vermeld onder 1a) b) 300 fr. in de gemeenten met 50.000 tot 100.000 inwoners c) 160 tr. in de gemeenten met 25 000 tot 50.000 inwoners d) 150 fr. in de gemeenten met 15.000 tot 25.000 inwoners e) 120 fr. in de gemeenten met 5.0C0 tot 15 000 inwoners: f) 75 fr. in de gemeenten met minder dan 5.000 inwoners. B) Huizen of gedeelten van huizen die na 1 Augustus 1914 werden opgericht of verbouwd. De huurprijs van deze huizen mag niet meer bedragen dan de 5/4 van het ka dastraal inkomen, voor zoover dit in komen niet hooger is dan 1. Voor de huizen. a) 3600 fr. in de gemeenten met meer dan 100.000 inwoners volgens de laatste tienjaarlijksche volkstelling, alsmede in de gemeenten der Brusselsche agglome ratie, hooger vermeld: b) 2700 tr. in de gemeenten met 50.000 tot 100.000 inwoners c) 1440 fr. in de gemeenten met 25.000 tot 50.000 inwoner: d) 1350fr. inde gemeenten met 15.000 tot 25.000 inwoners e) 900 fr. in de gemeenten met 5.000 tot 15 000 inwoners f) 450 fr. in de gemeenten met minder dan 5.000 inwoners. 2. Voor de gedeelten van huizen. a) 2400 fr. in de gemeenten met meer dan 100 000 inwoners volgens de laatste tienj jarlijksche volkstelling, alsmede in de gemeenten der Brusselsche agglome ratie, hooger vermeld b) 1800 fr. in de gemeenten met 50.000 tot 100 000 inwoners c) 960 fr. in de gemeenten met 25.000 tot 50 000 inwoners d) 900 fr. in de gemeenten met 15.000 tot 25 000 inwoners e) 720 fr. in de gemeenten met 5.000 tot 15.000 inwoners: f) 450 fr. in de gemeenten met minder dan 5 000 inwoners. Voor de bij gedeelten verhuurde hui zen, voor welke geen afzonderlijk ka dastraal inkomen werd vastgesteld, wordt het kadastraal inkomen van het gedeelte geschat volgens het totaal ka dastraal inkomen van geheel het huis. II. Pleegvormen door den huur der te vervullen om de verminde ring van huur te bekomen. 1. De huurder die vermindering van huurprijs verlangt moet aan den vrede rechter een verzoekschrift richten om den verhuurder tot een minnelijke rege ling te doen oproepen. Bedoeld verzoek schrift dient aan de griffie overhandigd, de griffier moet er een ontvangstbewijs van afleveren. 2. Binnen de acht dagen na het indie nen van het verzoekschrift, roept de vrederechter de partijen op tot een min nelijke regeling en maakt proces-verbaal op van den uitslag der verschijning. Wordt eene overeenkomst bereikt, dan vermeldt het proces-verbaal de termen daarvan en het afschrift van bedoeld proces-verbaal wordt voorzien van de formule van ten uitvoerlegging. ('t Vervolgt). «WW*»* De Staatslandbouwkundige Coulier te Dendermonde, zal zitting houden ic ons lokaal den eersten en derden Zater dag van iedere maand, van 11 tot 12 uur. De heer Coulier mag kosteloos ge raadpleegd worden over allerlei land- bouwaangelegenheden. II. De economische ontwikkeling van het Australische werelddeel. In het eerste deel van dezen artikelen reeks hebben we de ontwikkeling ge schetst van de stad Me bourne, die, al hoewel slechts honderd jaar oud, de zevende plaats inneemt in de rij der groote steden van het Britsche Keizer rijk. En, alles wel beschouwd, loopt de groei van Melbourne paralel met de economische ontwikkeling van gansch het Australisch werelddeel, niettegen staande de geschiedenis van Australië vijftig jaar vroeger begint dan die van Melbourne. Dit komt omdat er geduren de de eerste halve eeuw weinig totstand kwam en de Australiërs er, trouwens, liever niet over spreken. En dit is begrij pelijk gelijk we hierna zullen zien. Van al de staten van Australië is Nieuw-Zuid-Wales de oudste. In 1788, dus amper enkele jaren na de eigenlijke ontdekking van Australië door kapitein Cook, legde een Engelsch schip te Port Jackson, in de buurt van Sydney, aan. Buiten enkele paarden, koeien, zwijnen, schapen en konijnen, had het bannelin gen aan boord. De gewoonte om ongewenschte ele menten naar de overzeesche bezittingen te deporteeren, dateert in Engeland van in het begin der XVIIe eeuw. In dien tijd werden ze naar de Noord-Ameri- kaansche kolonie Virginia verscheept. Ze kwamen de planters daar uiterst goed te pas. Immers, in dien tijd, werden er in Amerika nog geen zwarte slaven verkocht. Met de onafhankelijkheidsverklaring van Noord-Amerika werd er aan den toevoer van Engelsche bannelingen een einde gesteld. De ontdekking van Austra lië kwam de toenmalige Engelsche re geering dus uiterst goed gelegen. In 1788 reeds werd te Port Jackson de eerste strafkolonie gesticht en de eerste bevelvoerder over die kolonie was ter- zelvertijd gouverneur van Australië. Het is alleszins gewenscht dat we hier in enkele nadere beschouwingen treden aangaande de deportaties. De oude En gelsche wetgeving voorzag de verban- oiQQ voor niet minder dan 400 verschil- lige gevallen. Het stelen van 5 shilling, het stroopen van een haas, het aanslui ten bij een vakvereeniging kon de ver banning als gevolg hebben. Het geval der martelaren van Tolpuddle dat, on der dit opzicht, uiterst welsprekend is, werd in den loop van dit jaar nog opge rakeld. Het waren enkele arme land- bouwwerklieden die zich in een syndi- kaat hadden vereenigd en voor dit feit door de squire van hun dorp als banne lingen naar Australië werden uitge wezen. Het is dus begrijpelijk dat de Austra liërs zich niet schamen over hun voor ouders die bannelingen of goudzoekers of avonturiers waren. Nochtans, van de vele slechte behandelingen die de eerste kolonisten vanwege de soldaten onder gingen, zijn er vele sporen achtergeble ven in het gemoed der Australiërs. Ze loopen niet zoo hoog op met hun En gelsche afkomst gelijk de Canadeezen bijvoorbeeld. teelt in hun behoeften zouden voorzien. Dat de schapenteelt echter in den loop der jaren zulke geweldige uitbreiding zou nemen, had niemand durven den ken. In 1850 bracht Australië niet min der dan 20,000X00 kilos wol op de markt. Op dit oogenblik bezit het ruim 100 millioen schapen. De eigenlijke economische opbloei van Australië begon na 1851. Het was in dat jaar dat de genaamde Hargraves, die in Californië zijn geluk had be proefd, in Australië de eerste goudmij nen ontdekte. Al wat beenen had in Australië trok op naar het nieuwe land van belofte. De hoeven lagen verlaten en de ontginningen der kopermijnen, waarmede men juist was begonnen, moesten bij gebrek aan werkkrachten stilgelegd worden. Maar ook uit Euro pa, Amerika, China kwamen de goud zoekers in dichte drommen afgezakt. Iedere week stapten minstens 2000 vreemdelingen te Melbourne aan wal en de staat Victoria zag gedurende het eerste jaar zijn bevolking verdubbelen. De Chineesche inwijkelingen waren bijzonder talrijk en dit was een doorn in het oog der blanken. Er ontstonden twisten en vechtpartijen en de provin cies zagen zich verplicht in te grijpen om de inwijking der kleurlingen tegen te gaan of minstens te regelen. Dit was nog niet naar den zin der blanken. In Nieuw-Zuid-Wales werden de Chinee- zen manu militari van de goudvel den verjaagd. Doch taai gelijk ze zijn, kwamen ze onophoudend terug opda gen. In 1858 waren de goudmijnen zoo goed als uitgeput en zoo kwam er, ten minste voor de gouddelvers, een einde aan dit vraagstuk Van de baan was het echter niet. De Chineezen gin gen zich bij de pachters verhuren of in de kopermijnen werken, hetgeen vanher iet verzet van de blanken uitlokte. Eerst in 1888 werd door de provincies eensgezind besloten aan de inwijking der kleurlingen een einde te stellen. Nochtans, alhoewel het gevaar niet meer zoo erg vanwege de Chineezen dreigt, is het kleurlingenvraagstuk in Australië nog niet opgelost. Integendeel. Het stelt zich met den dag acuter. Met leede oogen kijken de Japaners naar de vruchtbare en dunbevolkte Australische vlakten. Ze hebben de hoop nog niet opgegeven er eens vasten voet te krij gen. De vraag of Australië uitsluitend voor blanken zal voorbehouden blijven, is op verre na nog niet uitgevochten. Het was ten jare 1793 dat de eerste vrije kolonisten in Australië ontscheep ten. Sedertdien volgden de inwijkelin gen mekaar snel op, bijzonder na de Napoleonsche oorlogen. De meesten echter waren gelukzoekers in den echten zin van het woord en stonden moreel beneden de bannelingen. In 1820 schreef een ooggetuige dat twist, echt breuk. doodslag in Australië schering en inslag waren. In 1821 telde Australië ongeveer 30.000 blanke inwoners, waarvan 3/4 bannelingen, die hun bijzonderste mid del van bestaan in den schapenteelt vonden. Vóór 1788 waren koeien, paarden en schapen enz. in Australië totaal onbe kend. Het schip dat in 1788 de eerste bannelingen naar Australië bracht, had, gelijk we het hooger zegden, een lading Europeesche huisdieren aan boord. Daaronder waren 29 merino-schapen. Het lag in de bedoeling der Engelsche overheid dat de bannelingen door vee- Het gouddelven was in Australië van korten duur. Het bracht echter het voor deel bij, dat eenerzijds de flnantieele toestand der bevolking, totdantoe niet erg door de fortuin begunstigd, erg verbeterd was en anderzijds dat de be volking van Australië sterk in aantal was toegenomen. En alsof er niets ge beurd was, ging de economische ont wikkeling verder haar gang. Er hoeft hier, echter, op gewezen te worden, dat deze ontwikkeling op verre na niet te vergelijken was met die van Canada of de Vereenigde Staten van Noord-Amerika b.v. De schuld daarvan lag in de speciale bodem- en klimaat gesteltenissen van Australië. Australië, immers, is het land der groote, langdurige droogteperioden. In den zomer verloopen er dikwijls maan den zonder dat er een druppel regen valt. Kleine landbouwondernemingen waren, in den aanvang althans, zoo goed als uitgesloten. De uit te voeren werken om de hoeve van het noodige water te voorzien, liepen voor kleine kolonisten te hoog in de papieren. De landbouw werd dus van den beginne af op kapita listische grondslagen ingericht en de in wijkelingen waren landbouwwerklieden in plaats van kolonisten gelijk het in Canada en de Vereenigde Staten het geval was. In 1893 maakte Australië voor het eerst een crisis door. In het vooruitzicht der groote toekomstmogelijkheden wa ren de banken al te mild met credieten omgesprongen. Iedereen wilde in de steden wonen en handel drijven. De De beperking van de huurprijzen.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1934 | | pagina 1