Belastingen, en steeds Belastingen Minister Van Cauwelaert De Belgische Boerenbond in moeilijkheden Arbeid adelt* Landbouwweekblad Orgaan der Landbouwersvereeniging Redt U Zeiven Voor £D door dc Landbouwers Hoe Denemarken de Crisis bekampt ZONDAG 16 DECEMBER 1934. Prijs 25 ccntiesa 17de JAARGANG Nt 833 Abonnementsprijs 12 fr. 's jaars. Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is streng verboden. Bestuurder en verantwoordelijke Opsteller O. CAUDRON. Bareel en Redactiei De Vilanderstraat, 4, Aalst. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen. Aankondigingen volgens akkoord. Wij lazen onlangs in een dagbladar tikel dat de bezitters, in de moeilijke tij den. welke wij doormaken, moeten be wust zijn van een degelijken solidari- teitsplicht tegenover hun nietsbezitten- den evenmensch. Deze toepassing van de zuivere naas tenliefde blijft, en voor zoover ze het eigendomsrecht van anderen, door de grondwet gewaarborgd, niet al te zeer aantast. We maken hierbij nog een onder scheid tusschen de grootbezitters, veelal naamlooze vennootschappen, die jaar lijks verscheidene miljoenen aan wi°st opstrijken, en de kleineigenaars, welke van eigen arbeid op bun zuurgewonnen bezit, of van de sobere inkomsten ervan, moeten leven. Zoo b.v. zouden wij er niets tegen hebben dat banken als deze welke, vol gens mededeelingen in de pers, van 1927 tot 1933. hun actief vermeerderden met eventjes zes miljard, verplicht werden eenige honderden miljoenen beschik baar te stellen tot heropbeuring van landbouw en nijverheid. En nog men schelijker zou het wezen, moesten deze machtige inrichtingen, uit eigen bewe ging, dus uit solidariteitsgevoel, zulk klein offer op het altaar van het door de banken uitgezogen vaderland neerleg- gen. Maar zoover gaat de vergulde vader landsliefde van de groote heeren niet wanneer ze goede zaken doen, gaan de winsten netjes in eigen zak en, bij een gebeurlijk failliet, mag de Staat, dus de gewone lastenbetaler, bijspringen om den put te helpen vullen. Het saamhoorigheidsgevoel, of beter het collectivisme, moet den kleineige- naar niet meer voorgepredikt worden hij wordt er immers door den fiscus op een brutale manier toe gedwongen. Wie daaraan nog twijfelen mocht, kan uit de volgende feiten een collecti- vistische geloofsbelijdenis putten Een onzer leden bezit als eigendom, in de stad Aalst, zeven werkmanswo ningen en twee zeer eenvoudige café s, in een buitenwijk. De huurprijs dezer gebouwen maakt zijn eenig bestaans- vermogen uit daarvan heefc hij voor het jaar 1934 reeds 6240,20 fr. aan belastingen betaald. Het aandeel van den staat bedraagt daarin nauwelijks 1547 fr., of één vierde deel dat van de provincie beloopt 929 fr. De gemeente echter eischt op de hoofdsom 160 op centiemen of 2476 fr., met daarbij nog een afzonderlijke stadsbelasting van 956,20 fr. Op dat alles wordt dan nog een krisisbelasting van 332 fr. geïnd. Voor een belastbaar inkomen van 22110 frank moet de eigenaar aldus 6240,20 fr. aan allerlei belasting op brengen. In werkelijkheid beteekent zulks dat men van 9 huizen, na elk tijd verloop van vier jaar, de volle waarde van een huis aan den fiscus moet afstaan. Rekenen wij daarenboven nog de onkosten door een huurhuis medege bracht, evenals de schikkingen der jong ste huishuurwet, waardoor de huurprijs wettelijk geregeld wordt, en dan kunnen wij ons een gedacht vormen van hetgeen de eigenaar nog aan zuiver inkomen overhoudt. Ook voor de belastingen op de niet- bebouwde eigendommen zal de toestand welhaast onhoudbaar blijken. Zoo wer den ons door een landbouwer de belas- tingsbrieven getoond van 60 aren ak kerland, waarvoor bij buiten den huur prijs van 700 frank, nog 109 fr. aan belasting heeft op te brengen. Na zulke feiten, welke iedereen bij zichzelf of in zijn omgeving kan vast stellen, moet men er noodgedwongen toe besluiten, dat de kleineigenaar en de landbouwer niet een klein beetje, maar afschuwelijk door den fiscus gestroopt worden. Moesten de banken en de grootnijverheid aldus, in verhouding tot hun winsten aangeslagen worden, dan zou de staat niet zijn toevlucht moeten nemen tot allerlei loterijen en kansspe len, om de kleine menschen nog meer geld uit den zak te kloppen. Gansch ons belastingsstelsel hoeft zonder uitstel hervormd te worden. Hiermede in verband willen we van daag slechts op drie punten de aandacht vestigen, omdat ze ook door den gewo nen landbouwer goed kunnen nagegaan worden 1. De grondslagen van het kadastraal inkomen zijn verkeerd, en daarmede de cijfers te hoog. De onroerende goederen dalen voortdurend in prijs en ook in op brengst. Het schijnt daarenboven dat de schatting der landbouwgronden in Vlaanderen op hooger basis genomen werd dan in \Vallonië. 2. De belastingsbrieven zijn voor den gewonen burger veelal onverstaanbaar. Er staat te veel op wat geen nut heeft en verwarring sticht. Het gebeurt maar al te dikwijls dat een landbouwer, die verscheidene partijen grond in gebruik heeft, nooit kan nagaan in hoever hij zijn fiskalen plicht heeft vervuld. Meer eenvoud en klaarheid wordt door de landbouwers dringend gevraagd. 3. Aan het immer verhoogen der opcentiemen moet een einde gesteld worden. In talrijke gemeenten gebeuren ware geldverspillingen. Wij zullen daarover in een afzonder lijke bijdrage eenige staaltjes voorleggen. Uit overtollige uitgaven volgen na tuurlijk groote lasten en zoo worden de gemeentelijke opcentiemen maar altijd hooger gedreven. In Aalst bereikt men reeds het getal 160 We weten zeer goed dat de meeste gemeenten met groote moeilijkheden te kampen hebben en dat koken moet kos ten. Maar juist daarom is het meer dan noodig alle nuttelooze uitgaven te schrappen, een streng toezicht op het gebruik der gemeentefondsen uit te oefenen en de schulddelging op langen termijn te voorzien. De lastenbetaler mag immers niet blijven aanzien worden als een goud mijn, die onuitputtelijk is. Daarom moet de regeering het als een plicht aanzien een redelijke grens te stellen voor de gemeentelijke opcentiemen, welke in geen geval het getal 100 mochten over schrijden. Het kadastraal inkomen en het cijfer der opcentiemen zijn belangrijke onder werpen om in het syndikaat van R.U.Z. eens aandachtig ingestudeerd te worden. Is hij Minister van Koolmijnwezen of van Landbouw? Op de laatste vergadering van den Hoogen Landbouwraad heeft de heer Van Cauwelaert verklaard dat Belgie beteren weerstand biedt aan de crisis dan de andere landen. De getroffen verweermaatregelen zoo als toltarieven, contingenteeringen, ver gunningen zijn volgens den Minister abnormaal, voorloopig en opgeorongen door de omstandigheden. Onze boeren mogen zich dus niet uitsluitend steunen op deze maatregelen, doch moeten zie aan de huidige voorwaarden aanpassen door verbetering der hoedanigheid, ver hooging der opbrengst, vermindering van de voortbrengstkosten, organisatie van den handel. Wat de richting onzer landbouw politiek betreft, was de heer Van Cau welaert van oordeel dat een billijk deel onzer markt aan vreemde invoerders van landbouwproducten moet worden voorbehouden, teneinde aan onze nijver heden uitvoercontingenten te bezorgen. Wij antwoorden hierop den heer Minister wat volgtWij of geen enkele landbouwvereeniging hebben ooit be toogd dat de bestaande vetweermaat- regelen ten voordeele van onzen land bouw dienen beschouwd als een defini tief stelsel. Gansch ons streven is steeds gericht geweest naar een verbetering van het bedrijf in den zin aangeduid door den Minister. Doch zoolang de abnormale mededinging uit den vreemde voortduurt en zoolang onze landbouw moet voortgaan met zware bedrijfsver liezen te wecken, kuDnen wij er niet in toestemmen de bestaande verdedigings maatregelen te laten opheffen of ver minderen. Wij eischen dat onze land- bouwproducten op de binnenlandsche markt een normalen afzet blijven be houden, daar onze landbouw anders snel den ondergang tegemoet gaat. Wij kunnen ook niet instemmen met de zienswijze van den Minister dat onze landbouw als wisselmunt zou moeten dienen voor de nijverheid. Wij ont kennen geenzins dat er solidariteit van belangen bestaat tusschen landbouw en nijverheid, doch deze solidariteit moet niet steeds ten nadeele uitvallen van den landbouw maar moet wederzijdsch worden beoefend. Wij zien niet in om welke redenen de Regeering, wanneer zij het bestaande contingenteeringstelsel wil verzachten, het steeds uitsluitend gemunt heeft op de landbouwcontingenteeringen, dan wanneer de invoerbeperkingen van vreemde nijverheidsproducten talrijker zijn dan deze ten voordeele van den landbouw en de Regeering op het hui dig oogenblik strenge contingenteerings- en tolmaatregelen klaar maakt tot be perking van den invoer van vreemde kolen. En nochtans is de toestand onzer koolmijnen op verre na zoo ongunstig niet als deze van onzen landbouw. De heer Senator Godding bewees zulks op afdoende wijze ter Senaatzitting van 6 December 1934 door volgende cijfers Over 1933 is de productie der Bel gische steenkoolmijnen nog 91,7 t.h. der voortbrengst 1928, de uitvoer van Belgische steenkool daalde slechts tot 85 t.h. van de uitvoer over 1928, terwijl de algemeene Belgische uitvoer over hetzelfde tijdperk op 50 t.h. is gevallen. Voor November 1934 is deze pro ductie zelfs 164.000 ton hooger dan die voor November 1933. Welke zijn de Belgische bedrijven die er zich kunnen op beroemen nog 91 t.h. voort te brengen van wat zij in 1928 voortbrachten en die nog 85 t.h. uit voeren van wat zij in 1928 uitvoerden 1 Het mag gezegd worden dat er niet één is. Wat de geldelijke uitslagen van de Belgische koolmijnen betreft, deze zijn ook niet zoo rampspoedig. In 1933 heb ben op 85 steenkoolmijnen 52, hetzij 61 t.h., een totale winst van 83 millioen verwezenlijkt en 54 millioen aan divi- denten uitgekeerd. Daarentegen hebben 33 koolmijnen, hetzij 39 t.h., een totaal verlies van 95 millioen geleden. In het totaal hebben de Belgische koolmijnen dus enkel 12 millioen verloren. De bedrijfsverliezen van onzen land bouw zijn heel wat zwaarder dan 12 millioen en zijn economisch en n133*" schappelijk belang heel wat aanzienlij ker dan dit der koolmijnen. Nochtans vliegt men de koolmijnen ter hulp terwijl men de verweermaatregelen ten voor deele van den landbouw wil afschaffen. Verbetering van het bedrijf is goed en wel 1 Doch meent de minister van Land bouw dat onze landbouwers den moed zullen hebben daaraan hunnen arbeid en geld te besteden, wanneer zij op voor hand weten dat zij met verlies zullen werken Hoe komt het verder dat de Regee ring wanneer deze verbetering haar zoo nauw aan 't harte ligt steeds de geringste kredieten ter beschikking stelt van de begrooting van landbouw 1 De ware reden van de achteruitzet ting van onzen landbouw is echter te zoeken in het feit dat hij geen dividenden verzekert aan de magnaten der financie zooals de koolmijnen Men moge echter te Brussel weten dat onze landbouwers dit stelsel der twee maten en gewichten hartsbeu zijn en niet zullen laten raken aan de ver weermaatregelen die, alhoewel hun geen winsten opleverende, toch onmisbaar zijn om hun bedrijf staande te houden We kunnen een der grootste treur spelen, die zich in ons land op land bouwgebied heeft afgespeeld, niet laten voorbijgaan zonder eenige beschouwin gen neer te pennen in ons blad. We willen niet in bijzonderheden treden, noch bespreken hoe de zaak verkeerd liep. wij willen evenmin tasten naar wat de toekomst voorbehouden kan, we willen slechts bestatigen dat het reusachtig sterke lichaam, dat Bel gische Boerenbond heet, ziek en wan kelend is geworden, en dat een gemeen zaam optreden van groote meesters zal noodig zijn om hetzelve tot een ge- zonden toestand weer te brengen. Het is onnoodig te spreken over cij fers noch over verliezen, gezien al de bestaande dag- en weekbladen sinds weken deze jobstijding, die in onze Vlaamsche gemeenten ramp en wee- j moed beeft gezaaid, de wereld hebben ingezonden. Zullen de honderde millioenen van onze spaarzame boerkens verloren gaan, en zullen al die vruchten van zwoegen j en zweeten op een ommekeer in het niet verzwinden We hopen dat het niet gebeure, dit omwille van de spaarders, omdat deze lieden de schuld niet kunnen dragen van de mogelijke onvoorzichtigheid of gebrek aan leiding van enkelen, noch van de wantoestanden door de krisis geschapen en die de voorzichtigste en klaarste vooruitzichten hebben be- Wie de schuld draagt dat bedoeld organisme in moeilijkheden kwam za de tijd uitwijzen, en hoe de toestand van den Belgischen Boerenbond werke lijk is zal kortelings klaar worden be paald. Het ware echter treurig indien de landbouwers op dit oogenblik van doorgaande slechte tijden moesten be roofd worden van hunne zuurgewon nen spaarcenten. We kunnen dan ook niet juichen bij den tegenslag van een machtige vijand, alhoewel deze niets heeft ontzien om Redt U Zelven klein te krijgen, omdat we w»ten welk diep leed en welke groote schade aan de landbouwklas kan worden berokkend. God geve dat de toestanden beter zijn als voorzien wordt en dat tienduizende spaarders kortelings de verzekering krij gen, dat ze niets of het minimum zullen verliezen. De leiders van den Belgischen Boe renbond staan voor eene groote verant woording en wat er ook van kome kre gen ze eene kostelijke les. Indien dit organisme er weer boven op komt, hopen we voor den boeren stand en voor het vlaamsche volk dat de leiders een andere weg zullen opgaan we hopen dat ze niet langer uit de hoogte zullen neerzien op lieden die niet juist van hun gedacht zijn en dat ze ge neigd zullen zijn met alle bestaande landbouworganismen mee te werken tot heil van heel onzen stand. We hopen eveneens dat de leiders van den Boerenbond zullen inzien dat politiek en finantie niet samengaan met landbouwbelangen en dat men vrij moet staan van alle banden om degelijk de belangen van eene klas te kunnen be hartigen. Veel is er te veranderen, en veel goed te maken tegenover de landbouwersge meenschap. Het is een feit dat de eventueele val van den Belgischen Boerenbond een i zware slag zou zijn voor den landbouw, gezien dit organisme steeds een zeker gewicht in de weegschaal kon leggen in 't voordeel van de boeren. Deze val ware echter minder te betreuren, indien op de puinen van dezen reus eene nieuwe vereeniging zou worden geboren die de groote lessen van het verleden ten nutte zou maken en een onbedwongen strijd zou voeren voor den landbou wersstand, vrij en vrank en enkel het doel in 't oog houdende waarvoor ze werd geschapen Voor en door de boeren De omvorming en de uitbreiding van den Landbouw De basis van de tot op heden gelden de uitbatingsvormen van den Deenschen landbouw, werd over een goede vijftig tal jaren onder den druk van harde noodzakelijkheden gelegd. Totdantoe bracht Denemarken tn hoofdzaak granen voort, waarvan er groote hoeveelheden naar Engeland en Duitschland werden uitgevoerd. Het was echter rond dien tijd dat Noord- en Zuid-Amerika zich als geduchte mede dingers op al de Europeesche markten lieten gelden. Verwonderlijk was dit trouwens niet. De uitgestrekte en vruchtbare Amerikaansche vlakten wa- ren beter geschikt voor de graanteelt en de exploitatiekosten waren derhalve minder hoog dan in Europa. Een ge- weldige daling der graanprijzen was het onvermijdelijk gevolg van dien massalen toevoer. u„ Meer dan welk ander land voelde Denemarken daarvan den weerbots. Het wist met zijn graan geen blijf or moest het onder den kostprijs van e hand doen. Het stond voor de keus ofwel zich op de productie van nijver heidsartikelen toeleggen, gelijk tinge land, Duitschland en België, ofwel de grondslagen van zijn landbouwproduc tie om te werpen en aan te sturen op het voortbrengen van andere levens middelen. De eerste weg bood weinig kans op slagen. Het mangelt Denemarken aan de noodige steenkolen of ijzerertsen om een groot-nijverheid op te bouwen en verder is zijn ligging, bezijden de groote internationale handelswegen, alles be halve voordeelig. Denemarken sprak zich derhalve voor het tweede middel uit en dit des te gereedelijker daar met de snelle bevolkingsaangroei in de m- dustrieele landen en het vormen van talrijke dichtbevolkte industriecentra, een verhoogde vraag naar allerhande levensmiddelen ontstond. Indien Dene marken het inzake tarweteelt tegen Amerika moest afleggen, dan was daar niets aan te veranderen er bleven echter in den landbouw nog bednjvig- heidstakken genoeg over waarin de bevolking een zeker bestaan zou vinden. En zonder dralen paste het zijn productie aan op de verminderde bui- tenlandsche vraag en legde zich voor namelijk toe op de veeteelt. Dat deze omwenteling in de produc tievormen van een leien dakje liep, was voornamelijk te danken aan den grooten en weldoenden invloed die in Dene marken van de Hoogere Landbouw scholen uitging. Op dit gebied is er geen vergelijking mogelijk tusschen Dene marken en Vlaanderen. Hoe hard het ook moge klinken, het kultureele peil van den Deenschen landbouwer staat huizenhoog boven dit van zijn Vlaam- schen standgenoot. We zeggen dit niet om den Vlaamschen boer te krenken. Integendeel. Hij was een vreemde in zijn eigen land. Buiten een rationeele opleiding in hun vak, gaven die Hoogere Landbouw scholen aan de jonge boeren al erlei kennissen in het leven mee en laten we dit wel begrijpen - ze wisten hen te overtuigen van de belangrijkheid der onderlinge samenwerking in zooge naamde landbouwcooperatieven. en de groote rol die ze in de landbouwhervor ming zouden te spelen hebben. Het was ten jare 1882 dat de eerste samenwerkende melkerij werd opge richt en haar succes was zoo groot dat er ten allenkante nieuwe als uit den ni ri

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1934 | | pagina 1