De Begrooting van Landbouw Het Militair Vraagstuk. Arbeid adelt* Landbouwweekblad Voor en d oor de Landbouwers Naar een Herverdeeling van het Koloniaal Bezit ZITDAG l Orgaan der Landbouwersvereeniging Redt U Zeiven ZONDAG 1 MAART 1936. Prfls"25 centiem 18de JAARGANG Nr 896 Abonnementsprijs 12 fr. 's jaars. Men schrijft ia op ons Bureel en op alle postkantoren. Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is streng verboden. Bestuurder en verantwoordelijke Opsteiier O. CAUDRON Bareel en Redactie t De Vilanderstraat, 4, Aalst. De medewerkers zgn verantwoordelijk voor hunne bijdragen. Aankondigingen volgens akkoord. De begrooting van Landbouw is thans onderworpen aan de bespreking der Kamer van Volksvertegenwoordigers. Zooals telkenjare worden door de par lementsleden aan den bevoegden mini ster raadgevingen en directieven ver strekt met de vleet nopens de te volgen landbouwpolitiek. Met welwillend gebaar belooft de Minister deze aanbevelingen aandach tig te onderzoeken. Doch de slotsom blijft dat het paard aan de oude kribbe gebonden blijft en dat onze landbouw verder behandeld blijft als onderge schikte der nijverheid. Hoe kan het anders uitgelegd dat de begrooting van Landbouw het telken jare moet stellen met het armzalig kre diet van 44 a 45 millioen frank (voor 1936 is het 44 684.762 frank), dan wan neer aan het legerbudjet doorgaans meer dan 900 millioea frank en aan de begrooting van de Rijkswacht onder deel der gewapende macht gemid deld meer dan 150 millioen frank wordt toegekend En zeggen dat de landbouw, wegens de waarde zijner voortbrengst, het be lang van het belegde kapitaal, het aan tal te werk gestelde personen veruit 's lands eerste nijverheid is. Is het dan verklaarbaar dat de Regeering derge lijke bespottelijke kredieten ter beschik king durft stellen van 's lands bijzonder ste tak der economische bedrijvigheid Wij willen even stil staan bij het verslag uitgebracht namens de Land- bouwcommissie van de Kamer door volksvertegenwoordiger Merget. omdat het enkele belangwekkende beschou wingen behelst over den toestand van onzen landbouw en zijne bijzonderste eischen. De economische toestand van den Landbouw. De heer Merget stelt vast dat het jaar 1935 den landbouw toegelaten heeft beter te weerstaan dan de vorige jaren aan de economische moeilijkheden. Hij voegt er evenwel te recht bij dat de verbetering in sommige bedrijfstakken van den landbouw namenlijk in den zwijnenkweek te wijten is aan toevallige oorzaken. Niettemin toont het land- bouwindex aan dat het vroegere be drijfsverlies heeft afgenomen. Om ech ter hun vooroorlogsch peil te bereiken, moeten de voortbrengstkosten nog ge voelig dalen, terwijl de verkoopprijzen nog sterk moeten klimmen. Om tot dit resultaat te komen, moeten de openbare besturen vooral de geschikte maatrege len treffendoor de fiskale lasten te verminderen, door de landbouwers in de gelegenheid te stellen zich in voor- deeliger voorwaarden de vereischte grondstoffen voor hun bedrijf aan te schaffen, door de landbouwers techni sche bulp en voorlichting te verstrek ken, door de binnenlandsche markt me thodisch in te richten en haar te verde digen tegen abnormale vreemde mede dinging. Wij voegen erbijdoor afkondiging eener doeltreffende wetgeving betreffen de de landpachten en beperking van de overdreven pachtprijzen.Want de hooge pachtprijzen en de gebrekkige pacht- regeling wegen zwaar op onze land bouweconomie. Welke hervormingen wij op dit gebied voorstaan zullen wij hier eerstdaags uiteenzetten. De Verslaggever betoogt dat de maat regelen welke hij voorstaat geen zwaren terugslag zullen hebben op de levens duurte. Volgens het algemeen index der kleinhandelsprijzen der maand April 1935, bedroeg het index-cijfer der land bouwproducten slechts 561 punten, ter wijl de niet-landbouwproducten 725 be reikten. Het index der groothandels- prijzen wijst uit dat de hoeveproducten het cijfer 453 niet hebben overschreden. België blijft dus het land van het goed- koope leven. Het gaat overigens niet op te beweren dat de landbouw als taek heef het goed- koope leven te verzekeren. De landbouw is een nijverheid met gsdijke rechten els de andere. Hij heeft dus het absolute recht zijn bloei en voors poed in gelijke mate te verzekeren en is niet de onder geschikte van de industrie. Zijne taak is producten van degelijke hoedanigheid voort te brengen, het binnenland te be voorraden volgens zijn behoeften en het overschot zijner voortbrengst uit te voeren. Deze rol zou de landbouw volkomen vervullen in een normale economie. Doch in de huidige omstandigheden is deze normale economische toestand geen werkelijkheid doch slechts een verwachting. Diensvolgens zou het niet aanneembaar zijn de maatregelen af te schaffen welke onze binnenlandsche markt open houden voor onze land bouwproducten. De heer Merget werpt vervolgens een blik op de wijzigingen welke de Re- geeering dezen laatsten tijd heeft ge bracht aan het stelsel der invoerrechten en contingenteeringen voor vreemde landbouwproducten. Hij veroordeelt de tijdelijke schorsing der tolrechten op varkensvleesch en andere vleeschsoor- ten, en verwacht dat dergelijke maat regelen voortaan aan de beslissing van het Parlement zullen onderworpen wor den. Inzake de verruiming der contin genten en de vermindering of afschaffing i der vergunningstaksen duidt hij de hou ding aan der Regeering, namelijk een politiek voeren die zich aanpast aan de evolutie der markt. Ook wat betreft de valorisatie der graangewassen ontleedt de heer Merget het standpunt der Re geering. De verdere richting onzer landbouwpolitiek. Wat betreft de hoedanigheid en den verkoop zijner producten, is de verslag- I gever van meening dat de Belgische landbouwer een voortbrenger van eerste gehalte is zooals de opbrengst zijner lan derijen het aantoont, doch hij moet er zich op toeleggen tegenover de concur- j rentie beter den smaak en de eischen van den verbruiker te voldoen. Inzake de kredieten voorzien tot op richting van nieuwe nijverheden vraagt de verslaggever het passend aandeel voor onzen landbouw en inzonderlijk voor de inlandsche kaasfabrikatie die voor ruime uitbreiding vatbaar is, ver mits de Belgische kaasinvoer jaarlijks 200.000.000 frank bereikt. Verder ver dient de voorbereiding van varkens vleesch met het oog op den uitvoer ook den staatssteun, daar proefnemingen gedaan door het privaat initiatief be langwekkende uitslagen hebben opge leverd. Onze landbouwersstand dient voor gelicht nopens de mogelijkheid en de noodwendigheid nieuwe wegen op te gaan, aangewezen door de huidige om standigheden en nopens de noodzake lijkheid af te breken met de verouderde methoden van voortbrengst en verkoop. Na de herziening van het landbouw krediet te hebben gevraagd in de rich ting der verruiming van de voorschot ten, van voordeeliger voorwaarden en vereenvoudiging der pleegvormen, ves tigt de heer Merget ook de aandacht op het belang van onzen uitvoer in landbouwproducten. Alhoewel onze uitvoer slechts 5 t. h. vertegenwoordigt van het totaal ver koopscijfer onzer landbouwproducten, biedt hij een niet te onderschatten be lang om de volgende redenen 1) deze 5 t. h. vertegenwoordigen een waarde van 700 millioen tot 1 milliard frank, voortkomende van den verkoop van land- en tuinbouwproducten paar den, fruit, groenten, bloemen enz. 2) de uitgevoerde producten worden meestal geleverd door gespecialiseerde bedrijfstakken van onzen landbouw, welke werk verschaffen aan overvloedi- gen handen- en gezinsarbeid. Deze factoren mogen niet uit het oog verloren bij de onderhandelingen met het buitenland. Onze handelsagenten in het buitenland hebben als plicht, even zeer als voor de nijverheid, onze land bouwproducenten in te lichten nopens de afzetmogelijkheden in den vreemde en moeten hen te dien einde door raad en daad bijstaan. Ten slotte ontleedt de heer Merget nog enkele posten der landbouwbegroo- ting. (Zie vervolg onderaan 3de kol.) Het hoofdvraagstuk van dezen tijd. Of een betere grondstoffen-verdeeling. In zijn fameuze rede van 11 Septem ber 1.1. voor de Volksvergadering van Genève uitgesproken, heeft Sir Samuel Hoare, toenmalig staatssecretaris van het Foreign Office het koloniaal vraagstuk op het tapijt gebracht. En sindsdien heeft dit probleem de algemee- ne aandacht gaande maakt. Als aange moedigd lieten Duitschland en Italië hun recht op koloniaal bezit luider weer klinken, en thans heeft ook Polen zich daarbij aangesloten en eischt het even eens koloniale bezittingen waar het teveel der bevolking een fatsoenlijk be staan zou vinden. Het protest der "rijke„ landen, gelijk Mussolini deze staten noemt die ruim schoots van koloniën bedeeld zijn, liet niet op zich wachten. Nederland, België, Portugal, Frankrijk, verklaarden dat ze niet zinnens waren ook maar een duim breed van hun koloniaal bezit af te staan, en over een paar weken nog zegde minister Thomas in het Lager huis Geen overgave van koloniën of mandaatsgebieden aan een buitenland- sche mogendheid. Daarmede is een mogelijke herver deeling van het koloniaal bezit met be slistheid van de hand gewezen, maar het vraagstuk is daarom nog niet van de baan. Integendeel. Als om tijd te winnen vraagt men zich thans af hoe de kolonie- arme landen beter van grondstoffen kunnen voorzien worden. Er is terecht opgeworpen dat ieder land zich vrijelijk de noodige grondstoffen kan aanschaf fen aan zeer schappelijke prijzen, ver mits de landbouwers zich overal ruinee ren, en dat het vraagstuk zich derhalve niet stelt. Er bestaat geen gebrek aan grondstoffen, dit zal iedereen volmondig toegeven Niet zonder reden wordt er gewag gemaakt van een overvloeds crisis, in tegenstelling met de vroegere gebrek-crisissen. Maar hoe schappelijk de prijzen ook zijn, de landen die er ge brek aan hebben moeten ze kunnen be talen. En dit is, na vijf jaar crisis, het geval niet meer. Dit is zoo waar dat vele landen zich toeleggen op het ver vaardigen van synthetische producten uit eigen middelen om de natuurlijke grondstoffen te vervangen. Trouwens, voor Italië evenals voor Duitschland gaat het hier niet zoozeer om de vraag over ruime grondstoffen- voorziening te beschikken, dan wel om het teveel hunner bevolking kwijt te ge raken. En hoe groot de wereld ook is, toch schijnt er geen plaats te zijn. Afrika biedt weinig mogelijkheden voor kolo nisatie, daar zullen wij het wel eens mee zijn. Het bevolkingsoverschot van Euro pa moet in de gematigde zones van Noord- en Zuid-Amerika of in de lan den van den Stillen Oceaan naar expan siemogelijkheden zoeken. Maar zoolang de geweldige inzinking der prijzen van grondstoffen en landbouwproducten voortduurt, is dit een zeer gewaagd spel. Geen land is zoo rijk aan koloniën als Engeland, en niettegenstaande dit telt Engeland nog ruim twee millioen werkloozen. Voor den oorlog verlieten ieder jaar 300.000 Engelschen hun va derland om hun geluk in de koloniën te gaan beproeven. In 1933 was dit cijfer tot 88.000 geslonken, terwijl er, langs den anderen kant, ruim 100.000 Engel schen uit al de hoeken der wereld, naar (Zie vervolg 2de bladzijde. muei Rmmmiimi Mogen zijne beschouwingen de Re geering er toe bewegen een ruim opg& vatte en doortastende landbouwpolitiek in te zetten. Slechts op die voorwaarde kunnen zij eenig nuttig uitwerksel ople veren, zoo niet vervoegen zij het arse naal van de andere belangwekkende richtingslijnen die telkenjare aan de openbare besturen worden verstrekt bi de behandeling der begrooting van landbouw, doch waarvan onze boeren nog steeds, al ware het maar, de ge deeltelijke verwezenlijking verwachten (Vertaald uit Les Réalités en door ons gecommenteerd). De Minister van Landsverdediging ïeeft voor de parlementaire commissies iet ontwerp van 's Landsbestuur, of iever zijn eigen ontwerp, uiteengezet dat de bestendige dekking van onze grenzen moet verzekeren. Om zijn ontwerp te verrechtvaardigen ïeeft Mr Deveze gewag gemaakt van de mogelijke militaire bezetting der Mijnstreek en van de pogingen door ngeland en Frankrijk gedaan om hun veiligheid te verzekeren. De Minister die aan de Volksverte genwoordigers geheimen !moest ver openbaren heeft slechts het geheim van an Klaasen kenbaar gemaakt. Volks vertegenwoordiger Marck had dus wel gelijk te zeggen dat Mr Deveze geen nieuwe elementen had voorgebracht enkel deze die gekend waren door de documenten of door de dagbladen. Wijzende op de aardrijkskundige lig ging van België heeft de Minister gewe zen op het gevaar van een Duitschen inval langs de Hollandsche grenzen, vandaar de noodzakelijkheid de dekking te verzekeren niet alleen van Aarlen tot Maeseik, maar ook van Maeseik tot Antwerpen. Dus verlenging van diensttijd, een verhooging van het contingent, honder den millioenen gegooid in een vat zon der bodem en dat om, ten gepasten tijde, de verwoestingen langshenen de Noord en Oostergrens van ons land te verze keren. Indien we dit alles goed op den keper beschouwen dan berusten de argumenten van Mr Deveze op volgende beschou wingen Engeland en Frankrijk spannen onmenschelijke pogingen in om hun veiligheid te verzekeren2) wij mogen de verdediging van ons land slechts in richten tegen een vijand Duitschland. Maar hebben Engeland en Frankrijk dan feitelijk geen ander reden om hun middelen van verdediging en verweer te vergrooten. Zijn ze niet gewikkeld in een net van overeenkomsten met andere mogendheden en voeren ze geen politiek die hen ten oorlog kan voeren niet en- cel als verdedigers, maar ook als aan vallers. Daarom vragen we ons af wat belang we hebben ons te mengen in een geschil dat Duitschers en Russen, belust op elkanders grondgebied, tegen een heb ben waarom onzen vinger steken in dat Balkansch wespennestwaarom ons de vingers verbranden in de smeulende assche van Oost-Europa. De reden om ons te bewapenen zijn dus voor ons niet dezelfde als die voor Engeland en Frankrijk. Ons leger moet er een zijn van verdediging alleen en men vraagt ons te bewapenen in even redigheid van beide grootmogendheden. Zouden we daar soms niet de huid over de ooren door gehaald worden. Van Belgisch standpunt uit gezien, zou dan ook slechts Belgisch belang mogen gelden bij onze nationale verde diging. Om ons niet te kunnen beschul digen van partijdigheid laten we dus voorloopig nog het Vlaamsch belang ter zijde, 't Is in ons eigen belang en niet in 't belang van Engeland of Frankrijk, noch in dat van Duitschland dat we ons grondgebied moeten verdedigen. Indien we dus van dit Belgisch stand punt uit vertrekken, dan moet gansch ons verdedigingsstelsel herzien worden. Op dit oogenblik verdedigen we ons slechts tegen een mogelijken vijand en we laten de andere grenzen open. Zoo handelen we dus uitsluitend in 't belang van Frankrijk, dat dan ook, meer voor hem dan voor ons, aan België deze nieuwe offers vraagt. De meeste oud-strijders, zelfs vele nationale, vele goede vaderlanders, zijn deze meening toegedaan. Dat men on middellijk na den oorlog, in den roes der overwinning, met den haat tegen den vijand in 't hart, zich tot een Fransch-Belgisch akkoord liet verleiden, kan wel onvoorzichtig geheeten wor den, maar is toch nog eenigszins te ver ontschuldigen, maar dat men zich voor Frankrijk zoo plat op den rug zou leg gen, dat hebben velen nooit durven veronderstellen. Wat we ook zouden doen, alleen zijn we toch niet in staat om onze grenzen behoorlijk te verdedigen, we moeten ge holpen worden om een mogelijken aan valler er buiten te houden. Dat we dus verbonden zoeken tj sluiten met Frank rijk en Engeland, dat begrijpt zich; maar niet zonder de voorwaarden van deze verbonden te bespreken, opdat de ge dane offers niet nutteloos zouden wezen en we er alleen den last, die boven onze krachten is, zouden van te dragen heb ben. Wie zegt ons dat Engeland zijn lot aan het onze zou willen verbinden door een pakt Dan blijft ons nog alleen Frankrijk over. Door dit militair akkoord hebben we voorzeker veel meer kans om onze veiligheid te verzekeren. Doch de Vla mingen zijn het beu terug als borstweer voor Frankrijk te moeten dienen. Van daar dat groot verzet tegen het Fransch- Belgisch militair akkoord. Om dus inwendige twisten te vermij den en meer nog om in geen uitlandsche conflikten betrokken te worden, is het volstrekt noodig, van Belgisch stand punt uit gezien, terug te keeren tot de onzijdigheid die ons meer dan 3/4 eeuw rust en vrede bezorgde. Dat dit wel zou indruischen tegen sommige privaatbelangen en inzonder heid tegen deze der munitiefabrikanten, dit lijdt geen twijfel. Maar Mr. Devéze stelt toch wel het algemeen belang van België boven het privaatbelang meenen we, en daarom kan hij niet anders dan tot die onzijdigheid terugkeeren. Kan Mr. Bovesse zich nog doen toe juichen wanneer hij zegt dat hij nooit vergeten kan dat Frankrijk in 1914 aan onze zijde streed en dat voor hem alleen het Duitsche gevaar geldt, dit pleit voor zeker niet in 't voordeel van die Volks vertegenwoordigers. Moesten we altijd zoo geredeneerd hebben dan zouden we zorgvuldig alle akkoord met Frankrijk vermeden heb ben dat in den loop der eeuwen meer dan honderd invallen in België heeft ge daan en veel meer op ons land belust was dan Duitschland. Heeft men dit soms vergeten Is het niet jammer dat men aan men- schen als M. Devèze en Bovesse die door hun ministerschap en hun diplo matieke betrekkingen met andere landen beter in staat zijn om voordeel te trekken uit de lessen van het verleden en bij zonder uit de gebeurtenissen die volg den op het traktaat van Versailles en van het laatste decenniumvriendschaps banden werden verbroken, verbonden werden opgezegd en heraangeknoopt met vroegere vijanden. Zegt het wan trouwen tusschen Polen en Rusland ont staan, hen niets Wat is hun gedacht over de spanning tusschen Engeland en Italië Kunnen zij daaruit niet genoeg zaam afleiden dat niemand de gevolgen der geheime diplomatische betrekkingen en verdragen kan voorspellen Indien ze dus waarlijk het algemeen belang van hun eigen land voor oog hielden en niet altijd naar Frankrijk om raad gingen dan zouden ze wel met ons akkoord gaan om het Fransch-Belgisch militair akkoord op te zeggen en tot de vrijwillige onzijdigheid terug te keeren. En hier richten we ons tot alle man datarissen van Kamer en Senaat opdat ze hunne groote verantwoordelijkheid voor oogen zouden hebben en de jeugd van heden en van morgen niet zouden opofferen voor een ministerzetel, nog minder omwille van een dweepzieke haat of blinde vriendschap voor een of ander onzer buurstaten. van Rechtskundige Dienst wordt ge houden op Zondag 1 Maart van 10 tot 3 uur, in onze bureelen De Vilanderstraat, Aalst. VERZEKERINGEN. - Een af gevaardigde van de Verzekeringsmaat schappij Redt U Zeiven is regelmatig ALLE ZATERDAGEN in ons lokaal, i Groote Markt, TELEFOON 267.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1936 | | pagina 1