De Teelt van Voederbeeten
De toekomst van den Land
bouw op technisch gebied
Arbeid adelt.
Landbouwweekblad
Voor en door de Landbouwers
Vraagbaak
Orgaan der Landbouwersvereeniging Redt U Zeiven
ZONDAG 5 APRIL 1936.
Prfl» 23 «entten
18de JAARGANG Nrl901
Abonnementsprijs 12 fr. 's jaars.
Men schrijft in op ons
Bureel en op alle postkantoren.
Het overnemen van artikelen
zonder aanduiding der bron
is streng verboden.
Bestuurder en verantwoordelijke Opsteller
O. CAUDRON
Bareel en Redactie t De Vilanderstraat, 4, Aalst.
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hunne
bijdragen.
Aankondigingen volgens
akkoord.
Het doel der voederbeetenteelt is niet
zeer groote boeveelheden waterrijke
beeten te bekomen, maar wel een groote
hoeveelheid voedende bestanddeelen
(droge stof) die voor een groot deel zul
len tusschen kernen in de samenstelling
onzer winterrantsoenen voor het vee en
alle andere dieren der hofstede.
Diensvolgens moeten wij trachten de
grootst mogelijke hoeveelheid droge
stof voort te brengen in het kleinst mo
gelijk bruto-gewicht beeten. In die voor
waarden zal de beetenteelt het minst
werk vereischen en ook de kleinste hoe
veelheid plantenvoedsel uit den grond
halen.
Om voederbeeten goed te lukken
vereischen ze gewoonlijk een tamelijk
zwaren grond (zwaren of lichten leem
grond) alhoewel in goede zandgronden
ook bevredigende uitslagen worden
bekomen. De landbouwers van een be
paalde streek weten in 't algemeen heel
goed welke partijen grond in staat zijn
beeten op te brengen. Echter willen wij
er toch op wijzen dat diepbewerkte en
goed bemeste zandgronden in gunstige
jaren zeer goede opbrengsten kunnen
leveren, maar dat in droge jaren de
beetenopbrengst op zulke gronden wel
eens te wenschen overlaat.
Een goed beredeneerde vruchtafwis
seling heeft ook een grooten invloed op
de opbrengst onzer beetenvelden. Nor
maal volgen voederbeeten op graange
wassen, rapen of aardappelen. Na kla
vers komen ook soms wel beeten, doch
dan moet de grond goed zuiver zijn en
op tijd bewerkt.
In een gescheurde weide is het niet
aan te raden beeten te teelen, daar ze
dan waarschijnlijk veel zouden te lijden
hebben van ongedierte, zooals koper
wormen en emelten.
Alhoewel sommige landbouwers goe
de uitslagen bekomen met verschillende
jaren achtereen op 't zelfde land beeten
te teelen, natuurlijk elk jaar zorgdragen
de aan de grond] de elementen terug te
geven wat de vorige beetenoogst hem
heeft ontnomen, durven wij deze doen
wijze niet aanbevelen, gezien de beet
wortels in de grondlaag organische af
scheidingen afzetten die, in geval er
rechtstreeksch beeten op volgen een
slechten invloed uitoefenen op den nieu
we beetenoogst. Na 3 a 4 jaar zijn die
organische afscheidingen in den grond
geneutraliseerd en mogen gerust weerom
beeten worden geteeld.
Wat de bereiding van de grond be
treft, deze moet zorgvuldig uitgevoerd
worden opdat de beetplantjes van begin
af snel zouden kunnen doorgroeien, om
niet door het onkruid in hun eersten
groei belemmerd te worden. Men zorgt
er voor een zoo zuiver mogelijken akker
te bezitten welke goed voorzien is van
al de noodige voedingselementen. Al
vorens de toe te dienen voedingselemen
ten aan te geven die voederbieten noo-
dig hebben om zich volledig te ontwik
kelen, onderzoeken wij eerst wat een
normale beetenoogst zoo allemaal uit
de grond haalt. Een opbrengst van
80.000 kg. beeten, met 15.000 kg. loof
bevat 192 kg. stikstof, 76,5 kg. fos-
foorzuur, 406 kg. potasch en 59,50 kg.
kalk, alsmede nog een heele reeks an
dere elementen en water.
We moeten in de bemesting maar met
de vier eerstgenoemde elementen reke
ning houden, daar de andere in onze
labeurgronden in 't algemeen genoeg
zaam aanwezig zijn. We trekken hier
ook de aandacht op het feit dat beeten
een basischen grond vragen en dat de
landbouwers die voor beeten kalken, bij
na altijd, om niet te zeggen altijd, doel
matig handelen.
Om nu de hoogergenoemde elemen
ten aan den grond te bezorgen, bevelen
wij ten zeerste aan vóór of gedurende
den winter een hoeveelheid van 30.000
A 40.000 kg. stalmest per Ha. in den
grond onder te ploegen. Kan men maar
na den winter bemesten, dan bezigt men
enkel goed geteerde mest, daar in tegen
overgesteld geval de stalmest te laat zou
werken en zoodoende het rijpen der
beeten tegenwerken, wat een verspilling
van droge stof teweegbrengt.
Een hoeveelheid aal of beir na den
winter vóór of na het ploegen toege
diend, geeft goede uitslagen. Doch is het
feitelijk onmogelijk met stalmest en beir
alleen voldoende hoeveelheden opneem
bare stikstof, fosfoorzuur en potasch in
den grond te brengen, die de beeten op
hun tamelijk korten groeitijd noodig
hebben en hoeft men daarbjj zijn toe
vlucht te nemen tot een doelmatige
scheikundige bijbemesting, die het tekort
voor elk der noodige elementen moet
aanvullen.
Ons inziens kan dit enkel geschie
den door het toedienen van een speciale
samenstelling die de noodige elementen
in de juiste verhoudingen bevat en in
een toestand dat al die elementen volle
dig en in de beste omstandigheden door
de planten kunnen benuttigd worden.
Daarom diene men aan zijn beeten
velden vóór den zaaitijd een hoeveelheid
van 1000 tot 1500 kg. Volledige Beet-
vette R.U.Z. perHa. toe volgens de hoe
veelheid toegediende stalmest en de toe
stand van den grond. Binst den groei
hetzij bij het kappen of bij het toezetten,
kan soms nog 200 tot 300 kg. per Ha.
snelwerkende stikstof (sodanitraat, kalk-
salpeter enz.) volgens den stand der bee
ten nuttig worden toegevoegd.
Al deze meststoffen dienen zoo goed
mogelijk ingewerkt, om zich goed met
de bouwlaag te vermengen en recht
streeksch hun werking te kunnen aan
vangen.
Eens nu onze beetvelden goed bemest
en voorbereid, is het de tijd om het
zaad aan den grond toe te vertrouwen en
stelt zich de vraag welke variëteit voe
derbeeten zal ons de beste economische
uitslag geven
We kunnen onze voederbeet-variëtei
ten onderverdeelen in 3 reeksen
1) De variëteiten die een zeer groote
opbrengst geven in hoeveelheid, doch
weinig suiker en dus droge stof bevatten.
Hun suikergehalte schommelt tusschen
4 en 6 °/o.
In deze reeks hebben wij De Reuzen-
beet, de roode en gele Eckendorf, de
Vauriac en andere.
Hunne voedingswaarde is dus ook de
geringste.
2) De variëteiten zooals de lange gele
die ietwat rijker zijn dan de le reeks en
ook een groote opbrengst geven met ge-
makkelijken groei.
Ze houden van 6 tot 8 °/o suiker in en
zijn dus ook tamelijk voedzaam.
3) De halve suikerbeeten, feitelijk de
beste voederbeeten daar ze ook een
groote hoeveelheid in gewicht geven
met daarbij een groote hoeveelheid sui
ker van 8 tot 10 °/o.
We noemen de variëteiten Roze
Kraag en Groene Kraag waarvan de
laatste alle aanbeveling verdient daar ze
goed groeit, veel opbrengt in hoedanig
heid en in hoeveelheid.
We denken wel de Groene Kraag als
de beste voederbeet te mogen be
schouwen.
Het is wel te verstaan dat om deze
laatste hun volle opbrengst te doen ge
ven, ze meer voedingsstoffen noodig
hebben dan de beeten, arm aan suiker
zooals Reuzenbeet en andere.
Volledigheidshalve bespreken wij nog
enkele ziekten die wij in het begin der
wordt gemengd en langdurig omge
roerd.
Buiten deze ziekten door schimmel
planten op de beeten teweeggebracht,
treft men nog verschillende beschadi
gingen aan teweeggebracht door insec
ten en andere dieren. De bijzonderste
zijn
1) Het beetenkevertjeklein eivormig
donkerbruin kevertje van 1 mm. lang,
die de beetplantjes in den grond aantast
nog vóór dat ze boven staan. Als ze
spoedig uitstaan is deze plaag weinig
te vreezen. Men bestrijdt deze plaag
door niet te rap met beeten op het
zelfde stuk weer te komen, ook door de
beeten dicht te zaaien, opdat er genoeg
zouden blijven staan en de grond na het
zaaien goed vast te leggen, bijzonder op
de rijen.
2) Het beetenaaltje dit is een eivor
mig wormpje van 1 mm. lang, dat zich
in de worteltjes der beet inboort en er
blijft leven. (Zie beschrijving en bestrij
dingsmiddelen in de Vraagbaak hier
onder).
A. S. te Hekelgem.
Het afzuigen van de beeten in de
maand Juni, Juli wordt veroorzaakt door
een wormpje Beetenaaltje (Heterodera
Schachtii) geheeten. Dit eivormig
wormpje van ongeveer 1 mm. lang boort
zich in de worteltjes der beet en blijft er
in leven. Het vermenigvuldigt zich tot
8 maal per jaar en zet ook gemakkelijk
voort. Men erkent de ziekte door dat de
beetbladeren doffer van kleur worden,
eerst de buitenbladeren en daarna de
binnenbladeren worden geel en sterven
af. De koppen worden zwart en heel de
plant rot af, doch soms gaat de ziekte
niet zoo ver.
Bestrijding i
1) De afval van de door de ziekte
aangetaste beeten wordt met 20 °/o van
zijn gewicht ongebluschte kalk gemengd.
Alles wat met de besmette grond heeft
in aanraking geweest, zooals schoenen
der werklieden, voeten der trekdieren,
werktuigen, enz. wordt goed gereinigd
en ontsmet.
2) Om nu de beetenaaltjes te vernie
tigen zaait men zoogenaamde vang-
planten tusschen de beeten zooalskool
zaad (colza) en rapen.
De aaltjes boren zich schuilplaatsen
in de wortels dezer planten.
Binst de 5e week na hun kieming als
deze vangplanten hun vijfde blad be
ginnen te krijgen trekt men ze uit en
verbrandt ze ofwel maakt men er een
composthoop van met 20 kalk. Men
kan deze planten enkele keeren achter
een zaaien.
Als men bemerkt dat de beeten afster
ven maakt men een diepe gracht rond
de aangetaste plaatsen en men begint
onmiddellijk met het zaaien der vang
planten.
3) Daar het beetenaaltje ook de haver
aantast, mag men op de besmette velden
geen haver zaaien.
J. B. Steenhuize. Wanneer mijn
leghennen een weinig bloed zien aan
een hen of haan, pikken ze allen gelijk
het gekwetste dier tot het er onder be
zwijkt. Hoe die kwaal bestreden
ANTWOORD. Het mekaar zoo
sterk pikken is eigenlijk geen ziekte 't is
Voordracht gehouden door den heer Vranken, Algemeen Secretaris van den
Landbouwers- en Eigenaarsbond, Brugge, op Dinsdag 18 Februari, te Brussel.
cu*c c U1% w,) 'u"cl ucr i een neiging die opgesloten hennen ver
groe periode meest aantreffen. Deze zijn wcrvcn^ bJzondcrFWde zeer lcgzame ras.
de Worteldooder en bijzonder de Wor-
telbrand. Deze laatste ziekte kenmerkt
zich door het zwart worden van het
stengeltje der beeten onder de zaad
lobben, dat vervolgens het wegsterven
der plantjes voor gevolg heeft.
De wortelbrand kan veroorzaakt
worden door verschillende zwammen,
waaronder de Phoma betae en de Phy-
tium de Barianum. Om deze zeer ge
vreesde ziekte te voorkomen, past men
de natontsmetting toe. Men dompelt het
zaad gedurende 2 uur in een Germisan-
oplossing van 1/2 °/o (men gebruikt 15
20 gram Germisan opgelost in 3 a 4
liter water per kg. beetzaad). Na het
zaad zoo in de oplossing geweekt te
hebben, laat men het drogen en men
zaait het bij de eerste gelegenheid. Ook
kan de droogontsmetting toegepast wor
den bij middel van Ceresan. Hiervoor
hoeft men een trommel te hebben waar-
in het Ceresanpoeder met
bijzonder de zeer legzame
sen, van mekaar de pluimen uit den hals
en den stuit te pikken en soms gaat het
zoover dat er worden doodgepikt.
Deze neiging wordt veroorzaakt door
een voedingsgebrek. Ze komt voort
door een te kort aan stikstofhoudende
voeders (eiwit), die de dieren er toe aan
zet dierlijke stoffen op te zoeken. Ze
vindt ook haar oorzaak in een te zeld
zame beweging, de werkeloosheid en de
luiheid. Het aanbrengen van kooien en
van groenvoeder in 't algemeen, rant
soenen rijk aan dierlijk eiwit, vleesch-
meel, vischmeel, bloedmeel kunnen haar
genezing teweeg brengen, maar de vrij
heid is nog de beste remedie zonder fei
telijk niet onfeilbaar te zijn, wanneer de
slechte gewoonte sedert langen tijd is
aangenomen.
In korte woorden een vrij beloop en
een goed samengesteld dierlijk eiwit
rantsoen zijn de eenige redmiddelen om
het zaad dje kwaal te genezen.
(Vervolg)
Onontbeerlijk ook is de kennis van de
samenstelling, de geaardheid en den bij
zonderen toestand van ieder bouwland,
om te kunnen beslissen welke de meest
geschikte teelten zijn en welke grond
verbeteringen desnoods moeten aange
bracht worden. Deze noodzakelijkheid
komt geheel naar voren bij de keuze en
de toepassing der meststoffen, daar hier
zorgvuldig dient achtgenomen te worden
op dezer nevenwerkingen, zulks vooral
met het oog op de te gebruiken hoeveel
heden. Hoeveel misrekeningen. Hoeveel
geldverspillingen hebben wij niet zien
plaats grijpen, tengevolge van onvol
doende technische ontwikkeling 1
De landbouwtechniek speelt ook wel
eene overwegende rol op het gebied van
de bodembewerking. Het is zij immers,
die de boeren moet leiden bij het vast
stellen van den aard der uit te voeren
werken en het bepalen van hun aantal.
Ook bij het aanschaffen en het aanwen
den der vereischte landbouwmachines
moet steeds oordeelkundig te werk ge
gaan om tijd en geldverliezen te voor
komen.
Sedert den oorlog werd met recht
eene bijzondere aandacht gewijd aan
den aanbouw van nieuwe stallen en
hokken volgens de regels der moderne
landbouwtechniek, doch in zake stalver-
betering is er nog oneindig veel te doen,
niet enkel in de kleine bedrijven, maar
evenzeer in de meeste oudere pacht
hoeven. En, laat het ons maar ronduit
bekennen ook in veel te veel nieuwge
bouwde boerderijen. Onnoodig te zeg
gen dat bouwkundigen, die de landbouw
techniek niet volledig onder de knie
hebben, nooit met zulke werken zouden
mogen belast worden. Daarenboven, hij
die aan het hoofd staat van een land
bouwbedrijf, hetzij groot, hetzij klein, is
verplicht een wakend oog te houden op
de ziekten en beschadigingen, die het
welgelukken van de planten en dieren-
ultbating kunnen bedreigen.
Een zekere kennis van ziekteleer,zoo
wel van de planten als van de dieren, is
dus vereischt om oorzaken, gevaren,
behandelingen te ontdekken, en door
voorkomings- of bestrijdingsmiddelen
de nadeelige gevolgen dezer ziekten en
beschadigingen tot het minimum terug
te brengen.
Dit maakt deel uit van de zending der
landbouwtechniek.
Op het gebied van zaaizaad en poot-
goed wordt er tegenwoordig flink werk
geleverd in ons land. Sedert lang reeds
werden groote hoeveelheden verbeterde
granen en aardappelen tot voortplanting
ingevoerd.
Wij willen hier niet stilstaan bij het
bedroevend feit dat bij dezen invoer ont
zaglijke knoeierijen plaats hebben gehad,
tot schade van onze boeren en tot
schande van hen die over de belangen
van den landbouw moesten waken
maar hier is gelukkig eene groote ver
betering in gekomen, en worden nog
enkel bedrogen de boeren die uit geld
besparing niet de voorgeschreven waar
borgen eischen.
Het is vooral in de laatste tien jaar,
dat de Belgische landbouw tot de over
tuiging is gekomen, dat de zaad- en
pootgoeduitlezing een geweldige bron
van inkomsten kan worden, afgezien
van het nationaal economisch belang
dat er aan verbonden is.
De landbouwtechniek is hier dus op
de goede baandoch er moet met de
grootste zorg worden gewaakt opdat
geene oneerlijke praktijken, de zoo ver-
dienstvolle pogingen van onze uitlezers
en vermenigvuldigers komen verijdelen.
Hetzelfde mag gezegd worden van de
paarden-, vee- en zwijnenuitbating op
dit zoo uitgebreid als zeer interessant ge
bied werd reeds bijzonder veel teweeg
gebracht, doch met eene rationeele land
bouwtechniek zijn ook hier nog hoogere
uitslagen te bereiken.
Bij de grondbewerking spraken wij
zooeven over het mechanisch uitbaten
van den bodem, doch er bestaan nog
verschillende andere takken van het be
drijf, waarbij de werktuigen eene hoofd
rol spelen een grondig instudeeren
van dit problema is dus gansch onont
beerlijk, al vereischt zij van den boer ze
kere kennissen, die hij in het gewoon
onderwijs niet kan opdoen.
Het bezoeken van tentoonstellingen
als deze welke ieder jaar door de Ver-
eeniging van Werktuigkunde en land
bouwnijverheid wordt ingericht, niet en
kel uit nieuwsgierigheid, maar met het
doel van de verschillende voordeelen,
gebruikswijzen, verbeteringen in de
landbouwtechniek op de hoogte te stel
len, is zeker een der meest geschikste
middelen ter volmaking van den boer.
Wij zouden onze uiteenzetting verder
kunnen rekken en de opsomming kun
nen doen van alles waarvan de land-
bouwuitbater noodzakelijk dient op de
hoogte te zijn en te blijven, om een goe
de landbouwtechniek te beoefenen.Zulks
schijnt ons overbodig, daar uit het voor
gaande genoegzaam blijkt wat de toe
komst van de landbouwtechniek moet
worden, willen wij het boerenbedrijf in
de echt goede baan voeren en zijne wel
vaart verzekeren.
Zeggen wij liever eenige woorden
over deze toekomst Op de eerste
plaats moet er met alle kracht op aan
gestuurd worden, dat België algemeen
goedgeschoolde bedrijfsleiders krijgt,
bekwaam om met voordeel te boeren op
wetenschappelijken grondslag. Daarom
lijkt het ons wenschelijk hier een oogslag
te werpen op hetgeen onder dit opzicht
gebeurt in Denemarken, het land der
landbouwtechniek.
Sedert 18C6 staat aldaar het onder
wijs op een hoog peiloveral bestonden
reeds flinke lagere scholen en vanaf 1814
was het onderwijs verplichtend.
Van dien tijd af ook ontwikkelde zich
het technisch onderwijs op landbouw
gebied, maar het is vooral te danken aan
de Hoogere Volksscholen, dat het over
groot gedeelte der landbouwbevolking
mag bogen op eene volledige kennis der
landbouwtechniek.
Indien het niet mogelijk is ons natio
naal onderwijs geheel in te richten vol
gens het Deensch stelsel, toch behooren
er in deze richting ernstige pogingen te
worden gedaan.
Daartoe is het noodig het landbouw-
onderricht meer te verstevigen niet al
leen voor de volwassenen, maar vooral
voor de kleine kinderen, die toch be
stemd zijn om later de landelijke bevol
king uit te maken. Er zal dan ook een
buitengewone zorg besteed worden aan
de vorming van het lagere landbouw-
leerkorps de lagere landbouwonder-
wijzers moeten niet alleen mannen zijn
met een zekere dosis geleerdheid, doch
zij moeten dusdanig algemeene ontwik
keling bezitten, aangevuld door ernstige
technische kennissen, dat zij als ware
leidsmannen en vormers der landbouw-
jeugd kunnen optreden.
Voor wat het meer uitgebreid land-
bouwonderwijs betreft, bezitten wij in 't
algemeen beter geschikte leerkrachten,
doch er behoort meer voeling te komen
tusschen de landbouwonderrichters, om
alzoo een grootere eenheid en volledi
gere samenwerking te verwerken,
j Te dien opzichte werd onlangs door
j het Hooger Landbouwinstituut van den
Staat te Gent, een eerste daad gesteld,
namelijk het houden van een studiena
middag, waarop door den Heer Profes
sor Smeyers, werd gehandeld over de
bekomen uitslagen, over de proefnemin
gen, gedaan met het oog op het voort
brengen, op het bedrijf zelf, van goed-
kooper eiwit en betere voedingsmidde
len, en, waarop ook een vakkundig bui
tenlander, Dr Husfeld, het woord voer
de over eene teelt die voor de lichtere
gronden eene toekomstplant schijnt te
wezen, d.w.z. de zoete lupienea.
(Wordt voortgezet.)
TELEFOON i 267.
■■■■■■■■■■■■■■UB