VOEDINGSLEER Deh!f'fnkëmen.op Overstroomingen in Vlaanderen Alle Redt U Zei vers vieren Sint Elooi Arbeid adelt* Landbouwweekblad Voor en door de Landbouwers GROOT BAL met Verrassingen Orgaan der Landbouwersvereeniging Redt U Zeiven Z©M©AG 29 NOVEMBER 1936. PrQ» 25 mtica 19J« JAARGANG Nr 935 Abonnementsprijs 12 fr. 's jaars. Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is streng verboden. Bestnnrder en verantwoordelijke Opsteiier O. CAUDRON. Bareel en Redactie t Zeebergkaai, 4, Aalst. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen. Aankondigingen volgens akkoord. In ons vorig nummer behandelden we het anorganisch gedeelte (mineralen) van een rantsoen en een deel van het orga nisch gedeelte namelijk de eiwitachtige stoffen (werkelijke eiwitten en amiden). Vervolgens bespreken wij de vetten en koolhydraten. Deze stoffen stellen het dier niet in staat daaruit eiwit op te bouwen, doch vervullen een andere be langrijke rol in de voeding die veel voudig is: 1) Zij verbranden in het lichaam en brengen warmte voort. 2) Zij leveren energie of kracht voor den spierarbeid. 3) Zij vormen vet en worden onder dien vorm in de weefsels afgezet. 4) Zij werken mede tot de melkvoort- brengst, doordien zij de melksuiker leve ren, die in de melk vervat is en ook een gedeelte van het botervet. Koolhydraten zijn onder te verdeelen in zetmeel en suikers, alsook ruwvezel. Zetmeel is niet alleen de belangrijkste vetvormer, doch is in 't algemeen het goedkoopste bestanddeel van het voeder en heeft een zeer groot aandeel in de energievorming. De waarde van suiker is minder, terwijl deze van vet grooter is. Daarnaast vormt de ruwvezel, die dus ook tot de groep koolhydraten behoort en waaronder we de celwanden ver staan waaruit de planten en zaden zijn opgebouwd, een belangrijke stof De vertering van het ruwvezel geschiedt onder den invloed van bacteriën. Het nut van het ruwvezel is niet zijn recht- streeksche voedingswaarde, maar wel de prikkeling die de celstof uitoefent op den darmwand, terwijl het ook de an dere stoffen, zooals zetmeel en suiker, beschut tegen de schadelijke inwerking van bacteriën. Ruwvezel is eveneens noodig, opdat het rantsoen een behoor lijk volume verkrijge en de dieren ver zadigd geraken. Dieren die minder ruwvezel ontvan gen dan zij voor een behoorlijke buik vulling noodig hebben, ook al zou dat voedsel meer dan voldoende voedings stoffen bevatten, behouden een gevoel van honger, diensvolgens onvoldaan heid en zijn daardoor rusteloos en onge durig, wat energieverspilling met zich brengt. De behoefte aan ruwvezel van het eene dier is natuurlijk grooter dan van het andere. Varkens en hennen heb ben weinig ruwvezel noodig en verteren het ook slechter, terwijl paarden en run deren daarvan meer behoeven en er bij zonder zijn toe ingericht op een betere vertering ervan. Een te groote hoeveelheid ruwvezel is nadeelig. omdat er dan te veel energie aan verteringsarbeid verloren gaat. Zooals wij hooger zegden is zetmeel de belangrijkste vetvormer. Diensvol gens heeft Prof. Kellner het zetmeel als basis genomen voor de bepaling van het vetvormend vermogen van een voeding stof en noemde dit de zetmeelwaarde. Zetmeelwaarde is dus het getal dat aan geeft hoeveel kgr. verteerbaar zetmeel met IOC kgr. van een voedermiddel in vetvormend vermogen gelijk is. Deze methode wordt algemeen gebruikt, be halve in Noord-Europa waar de Deen Nile Hanson, een methode van voeder eenheden gebruikt, welker eenheid over eenstemt met de waarde van gerst. Het was ook deze geleerde die de meening naar voren bracht dat bij de melkvoort- brengst, de zetmeelwaarde geen goede eenheid is, immers hier komt het niet alleen aan op vetvorming en daarenboven worden de eiwitrijke voeders met de zetmeelwaarde als basis te laag berekend. Nile Hanson komt tot het besluit dat eiwitstoffen voor de melkvoortbrengst 1,43 maal de waarde der koolhydraten bezitten. Hierdoor vindt hij het beter voor de melkvoortbrengst een rantsoen tegen de melkwaarde te berekenen.Men verkrijgt de melkwaarde van een be paald voedermiddel, door bij de zetmeel waarde de helft van het gehalte aan verteerbaar eiwit bij te tellen. Vetten en koolhydraten kunnen elkaar tot op een gegeven punt vervan gen en zijn dus in staat dezelfde rol in het dierlijk lichaam te vervullen. Het is natuurlijk niet mogelijk een voedermid del te geven, waarin het een of het an der uitsluitend voorkomt. Een goede vetverhouding in het rantsoen is zeer gewenscht, gezien verschillende dieren vet zeer moeilijk verteren. Koolhydraten en vetten kunnen nooit de eiwitstoffen vervangen. Nu blijft er ons nog over enkele woor den te reppen over de Vitaminen. Wanneer een rantsoen geheel in orde is voor wat betreft de eiwitten, vet, koolhydraten en mineralendan is het nog niet in staat zijn doel te bereiken indien daaraan enkele zeer belangrijke stoffen ontbreken, welke men vitaminen noemt. Het woord zelf vitamine betee- kent levenstoffen of i. a. w. stoffen die de dieren strikt noodig hebben om te kunnen leven. In zijn inleidingswoord schreef Prof. Wolff: pas sedert 20 jaren is men ernstig bezig te onderzoeken welke bestand- deelen er naast koolhydraten, vet, eiwit ten, water en zouten noodig zijn voor een volledige voeding voor den mensch en hoogere dieren, doch was reeds be trekkelijk lang bekend dat het niet ge lukte om dieren op te voeden met een dieet, dat uit een mengsel van de ge noemde stoffen bestond. Evenzeer wist men reeds lang, dat enkele ziekten ver oorzaakt werden door het ontbreken van sommige stoffen in de voeding. In het bekende leerboek van Bunge over Phys. Scheikunde worden de proeven vermeld van Lunin. Met melk alleen kunnen de dieren leven (muizen). Voegt men echter alle bestanddeelen van de melk tezamen, welke naar de tegenwoordige leer der physiologie tot behoud van het organis me noodig zijn, dan gaan die dieren spoedig achteruit... dus bevat die melk behalve eiwit, vet en koolhydraten nog andere organische stoffen, die eveneens voor het behoud van het leven nood zakelijk zijn. Nadien zijn deze proeven op zeer groote schaal door een aantal onderzoekers herhaald, met het doel meer kennis te vergaren over de an organische deelen van het voedsel. In den loop der jaren is op dit gebied door tal van onderzoekers veel gewerkt. Funk was de eerste die deze stof vita mine noemde. Door het zeer uitgebreid onderzoek van vele geleerden is de laat ste jaren omtrent de vitaminen veel aan het licht gekomen. Men is er zelfs in geslaagd enkele uit de voedingsstoffen af te scheiden, waarvan de scheikundige verbindingen bleken te bestaan uit wa terstof, zuurstof en koolstof. Over de wijze waarop de vitaminen hun werk verrichten, is nog betrekkelijk weinig bekend. Wel staat vast, dat slechts kleine hoeveelheden noodig zijn om een bepaalde ziekte te voorkomen of te genezen. Men deelt de vitaminen al naar hunne werking in groepen in en spreekt men van A. B. C. D. en E. vitaminen. Voor de voeding van onze huis dieren zijn de vitaminen A. en D. van het meeste belang. Bij een doelmatige voeding is de kans op geheel ontbreken van vitaminen niet heel groot. Ondoel matige voeding echter geeft maar al te vaak een vitamine-tekort met alle scha delijke gevolgen daarvan. Ontbreekt in het voedsel van onze dieren voldoende A. vitaminen, dan houdt de groei op. Gebrek aan Vitamine D. komt meer voor en daarom moet steeds gezorgd worden, dat men zekerheid heeft, dat in het rantsoen voldoende vitamine D. aan wezig is. Bij het ontbreken ervan ontstaat, zooals reeds gezegd beenderziekte en beenderverweeking. Daartegen te waken is de groote taak van de vitamine D, dat een belangrijke rol speelt in de Calcium phosphor-stofwisseling van het lichaam, zorgt dat de uitscheiding van kalk en phosphor vermindert en de opslorping door de darmwand en de opname in de beenderen beter verloopt. Het houdt de Calcium-phosphorverhouding in even wicht en vormt daardoor een zeer nood zakelijk bestanddeel van het voedsel. Bij de bespreking van de verschillende voedingsstoffen hebt gij de ingewikkeld heid van een rantsoen kunnen beseffen, diensvolgens kunt gij gemakkelijk aanne men dat het voorbereiden en samen stellen der voederrantsoenen de grootste factor uitmaken voor hetgeen de winst- geving betreft onzer uitbatingen van vee en andere huisdieren. In ons nummer van 4 Oktober 1.1. hebben wij onze lezers de vereischte in lichtingen verstrekt over de vaststelling van het kadastraal inkomen, dat de basis is der grondbelasting. Thans hebben wij het over het bedrag der grondbelasting en hare heffingsmodaliteiten. De grondbelasting bedraagt 6 °/0 van het kadastraal inkomen. Hierbij komen de opcentiemen gehe ven door de provincie en de gemeenten. Deze kunnen verschillen van jaar tot jaar, van provincie tot provincie en van gemeente tot gemeente. De grondbelasting en de provinciale en gemeentelijke opcentiemen worden samen ingevorderd door den ontvanger der rechtstreeksche belastingen. Benevens de opcentiemen kan de ge meente ook de wegenistaks heffen. Deze wegenistaks ingevorderd door den ge meente-ontvanger is beperkt tot de hoofdsom der grondbelasting (6 °/0) voor de gebouwen en de bouwgronden, en tot de helft der grondbelasting op de andere gronden. Voor het jaar 1936, worden de op centiemen en de wegenistaks op nijver heidsgebouwen berekend alsof de hoofd som der grondbelasting 7 °/o bedroeg De nationale crisistaks op de inkom sten van onroerende goederen bedraagt 1,5 °/o, voor zooverre het totaal inkomen van onroerende goederen toebehooren- de aan een zelfden eigenaar en gelegen in een zelfde gemeente minder bedraagt dan 25.000 frank. Deze crisistaks ingevorderd door den ontvanger der rechtstreeksche belastin gen ten laste van den eigenaar mag niet ten laste gelegd worden van den huur der, niettegenstaande elke strijdige over eenkomst. I) Bestendige vrijstellingen. Zijn bestendig vrijgesteld van de grondbelasting, de eigendommen welke 1) den aard hebben van nationale domeingoederen 2) op zich zelf niets opbrengen 3) voor een openbaren dienst of een dienst van algemeen nut worden ge bruikt. De vrijstelling is van deze drie ver- eischten te zamen afhankelijk. De vrijstelling wordt insgelijks toege staan ten opzichte van onroerende goe deren of gedeelten ervan welke door een eigenaar zonder winstbejag zijn bestemd voor de uitoefening van een openbaren eeredienst, voor het onderwijs of voor de inrichting van hospitalen, godshuizen, klinieken, dispensaria of andere gelijk aardige werken van weldadigheid. II) Tijdelijke vrijstellingen op aanvraag der eigenaars. a) De woeste en ledige gronden die in aanbouw of uitbating worden genomen. De woeste en ledige gronden welke ontgonnen worden, zijn uit hoofde van hunnen nieuwen aard slechts belastbaar met ingang op 1 Januari van het tiende jaar na hunne ontginning, wanneer deze gronden werden herschapen in gronden aangewend voor den land of tuinbouw met ingang op 1 Januari van het twintig ste jaar na hunne ontginning indien zij beboscht werden. Met woeste en ledige gronden worden gelijkgesteld de gronden welke geduren de jaren niet bewerkt werden wegens gebrek aan opbrengst. De ontginning dient aangegeven aan den landmeter van 't kadaster of aan den ontvanger der rechtstreeksche belastin gen binnen de drie maand na hare vol tooiing. Zoo niet loopt men gevaar de kwijtschelding der grondbelasting te verliezen, daar het later moeilijk kan vallen den datum van de ontginning te bewijzen. De vrijstelling wordt best aan gevraagd te gelijkertijd met de aangifte der ontginning. b) Sommige woningen nieuwgebouwd of herbouwd in onderstaande voor waarden. De woningen waarvan de bouw werd (Vervolg op de 2de bladz.) De verschrikkelijke verwoestingen aangericht door de dijkbreuken van de Schelde zijn nog versch in het geheugen of daar wordt het Vlaamsche land op nieuw geteisterd door zware overstroo mingen ingevolge dijkbreuken aan de Durme. Opnieuw hebben de bewoners en inzonderlijk onze Vlaamsche land bouwers onmetelijke schade geleden die verschillende millioenen zal bedragen 1 Hiertoe door de openbare meening verplicht, zal de staat eenigszins de ge leden schade herstellen, door het ver- leenen van steun aan de slachtoffers dezer nieuwe overstrooming. Een wets voorstel werd met dit doel door de hee- ren Raemdonck en consoorten ingediend waarbij een krediet van drie millioen als uitzonderlijke uitgave ter beschikking wordt gesteld van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken. Deze steun, na aftrok der bestuurs- en personeelskosten voor het uitdeelen, zal volstrekt onvoldoende blijken. Wij zijn bovendien van oordeel dat hij slechts het uitwerksel zal hebben van het doekje tegen het bloeden. Dringende maatregelen zijn vereischt tegen den watersnood met het inzicht de dijkbreuken te voorkomen. Wij schreven het reeds in dit blad naar aanleiding der overstroomings- ramp aan de Schelde over enkele jaren, dat het toekennen van steungelden aan de geteisterden ten slotte neerkomt op het dempen van den put nadat het kalf verdronken is. Wat er van noode is het bestendig onderhoud, de versterking en het tijdig herstel van de dijken langs heen al onze waterloopen door een be voegden staatsdienst beschikkende over de vereischte technische uitrusting en over de noodige geldmiddelen om in de toekomst onze bevolking te beveiligen tegen het verschrikkelijk onheil der overstroomingen I De wetgeving betreffende het regiem der waterloopen en het onderhoud van de dijken dagteekent van de jaren 1840. zij is gansch verouderd en beantwoordt niet meer aan de vereischten van dezen tijd. Zij heeft het beheer en het onder houd der dijken toevertrouwd aan de polders en wateringen welke groepee ringen zijn van de eigenaars der gron den gelegen in de omgeving van de wa terloopen en het karakter van openba re instellingen hebben verkregen. Deze instellingen beschikken jammer lijk genoeg niet over de technische be voegdheden, noch over de financieele middelen om de hun toevertrouwde taak behoorlijk uit te voeren. Wij weten dat door de ingenieurs van Bruggen en Wegen toezicht uitgeoefend wordt op de onderhoudswerken der dijken vallen de in de bevoegdheid der polders en wateringen. Doch dit toezicht is niet be stendig genoeg om werkelijk doeltreffend te zijn. Het toezicht is bovendien streng beperkt, zoodat de Staat enkel in streng omschreven gevallen mag handelen in plaats van de polders en wateringen. De noodwendigheden van de scheep vaart vereischen dat het regiem van de rivieren en waterloopen soms grondige wijzigingen ondergaat zooals het recht trekken van den waterloop, het verleg gen van zijne bedding, het uitdiepen en verbreeden van dezelfde. Deze werken van openbaar nut uit gevoerd door den Staat of andere open bare besturen veranderen doorgaans merkelijk het waterregiem van den be trokken rivier of waterloop, met het gevolg dat de dijken in hunnen bestaan- den toestand niet meer bestand zijn te gen de drukking van de aldus aange voerde verhoogde watermassa. De staat en de openbare besturen welke door be doelde werken aldus het waterregiem van den betrokken rivier hebben gewij zigd bekommeren zich niet om de aan passing der dijken waarvan het onder houd in de bevoegdheid valt der polders en wateringen. Kortom er is gebrek aan eenheid van werking, aan de noodige technische en bestuurlijke centralisatie in het beheer onzer waterwegen. De geldmiddelen waarover de polders en wateringen beschikken zijn niet vol doende om de hun opgelegde taak be hoorlijk te vervullen. Behoudens de toelagen welke hun door den Staat voor belangrijke werken worden toegekend, beschikken de Pol ders en wateringen slechts over vergel dingstaksen vallende ten laste van de eigenaars die binnen hunne omschrijving gelegen zijn. De geldelijke opbrengst dezer taksen zijn niet voldoende om een degelijk onderhoud van de dijken en nog minder om tijdig de gepaste herstellings- en verstevigingswerken te bekostigen. Het gevolg hiervan is dat aan de dijken zooweinig mogelijk wordt gedaan tot dat een onvoorziene overstroomings- ramp deze onachtzaamheid op harde wijze betaald komt zetten. Algemeen wordt aangenomen dat op rechtsgebied de geteisterden door de overstrooming schadevergoeding zou den kunnen vragen aan den in gebreke gebleven polder of wateringdoch der gelijk rechtsgeding zou weinig uit halen daar zelfs de Koning zijn recht verliest, waar er niet te verhalen is. Dit laatste nu is het geval bij de polders en wate ringen. De eenige oplossing om onze Vlaam sche gouwen te bevrijden van den vree- selijken watersnood ishet beheer der dijken toevertrouwen aan den Staat en namelijk aan het Ministerie van Open bare Werken. Een speciale dienst bij dit departement behoorlijk uitgerust en be- schikkendende over de vereischte geld middelen zou zonder verwijl moeten overgaan tot het nazicht van al de dij ken langsheen onze waterloopen en waar het nuttig blijkt onmiddellijk de noodige herstellings- en versterkings- werken doen uitvoeren. In een tijd waar zooveel arbeiders nog geen bezigheid kunnen vinden, is het niet goed te praten dat overstroomings- rampen enorme schade aanrichten welke de gemeenschap dan nog moet bekosti gen in plaats van deze gelden aan te wenden om het kwaad en de schade te voorkomen en onmogelijk te maken. MSÖÖdcaottyst GBOH TELEFOON 267. (2de bijdrage). De grondbelasting of belasting op de inkomsten van onroerende goederen. Het bedrag der grondbelasting. Vrijstellingen van grondbelasting. Heden Zondag, 29 November, geeft de Jeugdvereeniging Redt U Zeiven haar eerste in ons lokaal «De Koornbloem», Groote Markt, Aalst. Een puik orkest zal de laatste nieuwe aria's uitvoeren. Er zal gezonde leute zijn en deftig vermaak de boerenjeugd wordt in massa verwacht I Begin te 5 uur. Vv>\-XwAV.v.-hv.nJ3

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1936 | | pagina 1