Hennen op de Weide
i
i
i
Arbeid adelt*
Landbouwweekblad
Voor en door de Landbouwers
van den Landbouw
Economie in gevaar.
Provinciale Landbouwkamer voor
Oost-Vlaanderen
Orgaan der Landbouwersvereeniging Redt 11 Zeiven
DENEMARKEN.
De Nood
brengt de
ZONDAG 14 MAART i937.
JPrfa licuntiw*
19a* JAARGANG Ni 949
Abonnementsprijs 12 fr. 's jaars.
Men schrijft in op ons
Bureel en op alle postkantoren.
Het overnemen van artikelen
zonder aanduiding der bron
is streng verboden.
Bestuurder en verantwoordelijke Opstelier
O. CAUDRON.
Bureel en Redactie t Zeebergkaai, 4, Aalst.
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hunne
bijdragen.
Aankondigingen volgens
akkoord.
Nijpende valutazorgen.
De Hoog-conjunctuur Is een Stads-conjunctuur.
Na den afloop van de zoogenaamde
Oslo-Conferentie in Den Haag werd
een optimistisch communiqué uitgege
ven. En in de pers worden berichten
verspreid over een uitbreiding van de
Oslo-Conferentie. Zwitserland en de
Oostzee-staten zullen toetreden, terwijl
de deelname van Engeland, Frankrijk
en Polen in het verschiet wordt gesteld.
Maar dat de Deensche afvaardiging
op de Conferentie in Den Haag enkel
als simpel toeschouwer aanwezig was,
werd niet gezegd. Denemarken en Ne
derland zjjn op landbouwgebied ernstige
mededingers. Denemarken, trouwens,
heeft geen verbetering van de nijver
heidsbetrekkingen noodig. Integendeel.
De Deensche landbouw kent zware
zorgen en Denemarken vreest terecht
dat de Oslo-conferentie daarvoor geen
oplossing heeft.
In Denemarken viel er de laatste
maanden een geleidelijke verbetering op
economisch gebied waar te nemen.Doch
de gunstige conjunctuur van de laatste
jaren is schier alleen de nijverheid ten
goede gekomen. De industrieele pro
ductie en de uitvoer vaa fabrikaten be
reikten het hoogste peil, dat tot nogtoe
is voorgekomen.
Ook in den landbouw heerschen be
tere arbeidsvoorwaarden, bijzonder ten
gevolge van de hoogere prijzen voor
uitvoerproducten.
De totale waarde van den uitvoer
van landbouwproducten in Januari be
droeg 79,8 millioen kroon, tegen 70.8
millioen in dezelfde maand van het vo
rige jaar. De voornaamste uitvoerpro
ducten waren boter 11,9 millioen kg.
ter waarde van 24,1 millioen kroon, te
gen 10,4 millioen kg. ter waarde van
23,2 millioen kroon in Januari 1936.
Eieren 7,2 millioen ter waarde van 9,8
millioen kroon, tegen 5,3 millioen ter
waarde van 10,4 millioen kroon in Ja
nuari 1936. Bacon 15,7 millioen kg.
ter waarde van 30.7 millioen kroon, te
gen 14,7 millioen kg. ter waarde van
27,8 millioen kroon. Vleesch en levend
vee 5 millioen kg. ter waarde van 5,4
millioen kroon, tegen 1,5 millioen kg.
ter waarde van 1,4 millioen kroon.
De waarde en de hoeveelheid van de
producten in Januari van dit jaar uitge
voerd, waren hooger dan in het vorige
jaar, met uitzondering van den uitvoer
van eieren, waarvan de waarde hooger
was.
Indien men deze cijfers alleen onder
oogen heeft, kan de toestand als bevre
digend worden beschouwd. Nochtans,
er is een minder gunstig verschijnsel,
namelijk de slechte oogst van het vorige
zomerseizoen.
Naar de hoeveelheid gerekend was de
opbrengst van den oogst in 1936 slechts
29,2 millioen halve kroon tegen 36,8
millioen halve kroon in 1935. Daarbij
komt dan nog dat de invoer van graan
en veevoeder aan de tegenwoordige
hoogere prijzen ongeveer 100 tot 150
millioen kroon meer zal bedragen dan
het jaar te voren, in zooverre dat men
in verband daarmede een tekort aan
valuta's voorziet voor den invoer van
grondstoffen en halffabrikaten voor de
nijverheid.
De toestand is dus veel minder gunstig
dan de officieele cijfers het op het eerste
zicht zouden doen gelooven.
Er bestaat in de Deensche volkshuis
houding een groote wanverhouding.
Terwijl alle banken en nijverheden hun
dividenden veihoogen, zijn de toestan
den in den Deenschen landbouw alles
behalve bevredigend.
Slechts een zeer gering aantal land
bouwers hebben hun graanbehoeften
Voor hetloopende jaar kunnen dekken,
terwijl de groote meerderheid van den
landbouwersstand van de hand in den
tand leeft. Natuurlijk zou men de bacon-
productie kunnen beperken om den in
voer van veevoeder te verminderen.
Doch wie ziet het niet in dat de veeteelt
niet op een teeken kan vergrooten of
verkleinen en wanneer men op veevoe
der bezuinigt dan moet men er de ern
stige gevolgen van dragen.
Zorgt de uitvoer van landbouwpro
ducten niet voor de noodige vreemde
deviezen om de grondstoffen voor de
nijverheid te betalen
Met den dag wordt het duidelijker
de hoog-conjunctuur die in Denemarken
is vast te stellen, is in hoofdzaak een
stads-, een nijverheidsconjunctuur. De
landbouw daarentegen heeft abnormaal
kleine inkomsten en heeft verder nog erg
te lijden onder de gevolgen van den mis
oogst.
De schijnbare opbloei bedekt dus een
ongelijkheid tusschen de bevolkings
groepen, welke op den duur niet te hand
haven is. Hier wordt nogmaals duidelijk
bewezen dat landbouw en nijverheid te
samen moeten gaan. Want door het te
kort aan deviezen staat heel de Deen
sche economie aan zware gevaren bloot.
In financieele kringen,
In een landbouwcourant lezen wij
hierover het volgende
Het is een feit dat niet alle kippen-
rassen zich evengoed leenen voor een
langdurige opsluiting, ook al is bij het
hok een kleine ren aanwezig. Het staat
intusschen wel vast dat in een niet over
bevolkt hok een toom hennen een leg-
prestatie kan geven die niet behoeft
onder te doen voor die van losloopende
kippen, mits en daarin ligt hier eigen
lijk alles opgesloten de voeding en de
verzorging prima zijn. Zoo is het ook
met den opfok van jonge hennen.
Een andere vraag is echter, welke
wijze van kippenhouden de minst kost
bare is. Het losloopen in weide en hof
heeft zonder twijfel allerlei voordeelen.
De kippen eten n.l. veel groen, in het
bijzonder jonge grasspruitjes, die een
eiwit- en vitaminenrijk voeder geven en
gunstig werken op den groei. Bovendien
is op het vrije veld allerlei ongedierte te
vinden dat in den zomertijd kan voorzien
in de behoefte aan dierlijk voedsel. Bij
opgesloten hoenders zal men deze voe
derelementen door surrogaten moeten
vervangen, n.l. door op doelmatige wijze
samengestelde meelmengsels. Dat de
weidegang een zeer gunstigen invloed
uitoefent op de gezondheid der kippen,
blijkt wel uit hunne glanzende veeren
die men bij in een hok opgesloten soort-
genooten ook bij de beste voeding niet
zoo mooi kan houden. Ongetwijfeld
werkt tot de gezondheid ook mede de
waar men de
extra-behoeften aan deviezen in verband 1 vriie beweging in de buitenlucht, vooral
met het mislukken van den oogst op on- i ook de meerdere beweging, ook al laat
geveer 100 millioen kroon raamt en,
gezien de stijging der grondstoffenprijzen
het onmogelijk acht aan de vereischte
deviezen te komen, ziet men den toe
stand zeer duister in. Er blijven slechts
twee oplossingen over. De Regeering
zal ofwel moeten overgaan tot een ver
dere gedwongen beperking van den in
voer en rantsoeneering der deviezen of
tot credietbeperking, hetgeen stijging
van de werkloosheid beteekent.
De vroegere minister van financiën en
de tegenwoordige
daar natuurlijk het weder zijn afwisse
lend spel gevoelen en wordt van het
weerstandsvermogen der dieren meer
gevraagd.
Intusschen is de waarde van het gras
belangrijk minder dan wanneer daar
voor meel en koren in de plaats moest
treden. Een interessante vergelijking van
de waarde en kosten der stalvoedering
tegenover weide voedering werd in 1932
uitgevoerd in het instituut te Göttingen-
Friesland onder leiding van prof.
Schmidt als directeur. Van 160henne-
Nationale Bank. drTamsnaes^vet 1
klaarde onlangs dat het zwakke punt in
het economische leven het valutavraag
stuk ig. Denemarken heeft in vroegere
tijden op groote schaal geleefd en moet
thans aanzienlijke bedragen aan rente en
delging afdragen. Bovendien heeft het
land te weinig grondstoffen.
In denzelfden zin liet zich professor
Pedersen uit. Het is de vraag, zoo
schreef hij in de Berlinske Tidende
of de tegenwoordige gunstige positie van
het economische leven van Denemarken
zich zal kunnen handhaven. Het land
heeft in 1935/36 in totaal voor 100 mil
lioen kroon goud verkocht en leeningen
opgenomen.
Deze bedragen zijn echter niet besteed
aan de uitbreiding van de binnenland-
sche hulpbronnen, doch slechts aange
wend om de voortdurende vermindering
van onze valuta-voorraden tegen te
gaan. Mag men de toekomst op een der
gelijke politiek opbouwen
Intusschen wordt er druk gesproken
over het opnemen van een leening in
Zweden, van welke zijde den laatsten
tijd herhaaldelijk hulp is toegezegd.
Denemarken's financieele toestand is
thans zonder twijfel zeer ernstig, omdat
de landbouw zware zorgen kent. Het
komt er voor dit land op aan doelmatige
steunmaatregelen ten voordeele van de
landbouwers te treffen. Onder de Deen
sche partijen zijn met dit doel reeds be
sprekingen gaande. Van officieele zijde
schijnt men niet geneigd thans reeds
nauwkeurige mededeelingen te doen.
Deze opfokvergelijking zegt natuurlijk
niets omtrent een vergelijking van de
resultaten onder soortgelijke omstandig
heden met leggende hennen en evenmin
voor het geval de hokken op bouwland
waren geplaatst. Bovendien moet in aan
merking worden genomen, dat de proef
tijd liep over een zomergedeelte, waarin
de weide niet alleen veel jong gras, maar
ook veel ongedierte bevat. In den laten
herfst en de wintermaanden zijn op
weide de omstandigheden heel wat on
gunstiger.
helft op 18 Juli op een weide gebracht
en huisvesting gegeven in een verplaats
baar hok. De overige 80 stuks werden
ondergebracht in een opfokstal, waar
aan een beperkte uitloop was verbon
den, die ook met gras was begroeid.
De jonge dieren in het hok zoowel
als op de weide, ontvingen eenzelfde
voeder, n.l. een meelmengsel, bestaande
voor een derde deel uit sojaschroot, een
derde grondnotenmeel en een derde lu-
pinenmeel met vischmeel. Het graan-
voeder was een mengsel van gerst, ha
ver en maïs voor gelijke deelen. Het
voeder werd echter op verschillende
wijze versterkt. De hennen in den op
fokstal kregen den geheelen dag den
droogvoederbak ter beschikking en
tegen den avond het graanvoeder.
Anders was dit bij de dieren op de
weide. Hier bleef de droogvoederbak
gesloten tot 's avonds 5 uur en werd dan
slechts een half uur open gehouden om
dezen tijd werd ook de graanvoedering
gegeven. De bedoeling hiervan is duide
lijk men dwong door deze handelwijze
de kippen zooveel mogelijk de hoofd-
voeding zelf op de weide te zoeken. Ook
werd hierbij ondervonden de mogelijk
heid dat sommige hennen te veel van
het meelmengsel zouden gebruiken in
vergelijking met de overige dieren. Bij
den aanvang der proef wogen de jonge
dieren in denfokstal gemiddeld 879gram
en die welke naar de weide gingen ge
middeld 943 gram. Op 3 October wer
den alle hennen opnieuw gewogen. Het
gemiddeld gewicht in den fokstal was
1416 gram, dat der weidekippen 1381
gram. Er blijkt dus uit, dat de opsluiting
in den fokstal geen nadeeligen invloed
heeft uitgeoefend op den groei der jonge
hennen. Het verschil bij de beide groe
pen is echter te vinden in het voederver-
bruik en wel vooral in het korenvoeder.
De hoeveelheid verbruikt meelvoeder
was bij beide toornen ongeveer gelijk
die in den fokstal echter had verbruikt
380 kg. koren, de weidehennen maar
166 kg. Het totale voederverbruik was
in den stal 439 kg., op de weide even
wel maar 229 kg. en in dit veel goed-
kooper onderhoud ligt het voordeel.
(Zie vervolg onderaan 2de kol.)
Verslag over de werkzaamheden der Kamer in 1936.
1
In den loop van het jaar 1936 werden
door officieele en vrije landbouwveree-
nigingen, met den geldelijken steun der
Kamer, 12 prijskampen-tentoonstellingen
ingericht, waaronder
5 prijskampen voor paarden, vee en
varkens, namelijk te Cruyshautem,
Drongen, Gent, Adegem en Nevele
een melkprijskamp werd tezelvertijd in
gericht te Gent en te Adegem
1 arrondissementsprijskamp voor vee
werd ingericht te Dendermonde
2 varkensprijskampen werden inge
richt te Laarne en Lokeren
2 tabaktentoonstellingen te Aalst en
Lede
1 prijskamp voor mergstamkool te
Aalst
1 prijskamp-tentoonstelling van neer-
hofdieren te Gent.
De daartoe uitbetaalde of nog uit te
betalen toelagen beloopen 17.650 fr.
Benevens die gewone hulpgelden
werden ook nog 2 uitzonderlijke toela
gen toegekend 1000 fr. aan de Maat
schappij "Het Belgisch Trekpaard» en
2000 fr. aan het "Provinciaal Comité
voor Zaaizaadveredellng,,.
De Landbouwkamer heeft in 1936
twee algemeene vergaderingen gehou
den.
Tijdens de eerste, op 21 Februari
1936, werd een leerrijke voordracht ge
geven over den Coloradokever.De voor
drachtgever wees op het groot gevaar
waaraan onze aardappelteelt blootstaat
en op den plicht van al de landbouwers
mede te helpen in den strijd tegen dit
insect. Hij gaf tevens een uiteenzetting
van de maatregelen die dienen genomen
bij het verschijnen van den Colorado
kever en raadde de landbouwers aan
hunne aardappelvelden zorgvuldig en
regelmatig te onderzoeken.
Nadien volgde een uitgebreid over
zicht over het belang van de fruitteelt in
Oost-Vlaanderen en hetgeen er zou die
nen gedaan te worden door de fruit-
kweekers teneinde baas te worden op
eigen markt en mettertijd de vreemde
markten te veroveren.
Na een uiteenzetting gehoord te heb
ben over de kwestie van den kunstroom,
over de gezinsvergoedingen in den land
bouw, over de valorisatie van de graan
gewassen en over de dumpingspractij-
ken inzake invoer van varkensvleesch,
werd volgende motie door de Kamer
aangenomen en overgemaakt aan den
Heer Minister van Landbouw
De Provinciale Landbouwkamer voor
Oost- Vlaanderen, in Algemeene
Vergadering van 21 Febr. 1936
herinnert den Heer Minister van Land-
bouw aan hare moties van 8 Maart en
8 November 1935;
dringt aan op een doelmatige graan-
politiek en vraagt o. m. dat de premies
voor de graan valorisatie voor 1935
zouden uitbetaald worden en dit voor
alle graangewassen
dringt aan opdat onze kleine boeren
niet zouden uitgesloten worden van de
voordeelen der sociale wetgeving
eischt het onmiddellijk verbod van
het vervaardigen en verhandelen van
kunstroom en vraagt een onvoor-
waardelijke stemming van het wets-
ontwerp in dien zin door de Regeering
neergelegd en zooals het reeds is goed-
gekeurd door de bevoegde Commissie
trekt verder de aandacht der Regee-
ring op de dumpingspractijken aange-
I wend door vreemde landen bij het in-
j voeren van varkensvleesch, waardoor
I onze varkenskweek groot gevaar loopt
ten onder te gaan en vraagt dat aan-
gepaste verdedigingsmaatregelen on-
middellijk zouden getroffen worden
De Hr Minister van Landbouw ant
woordde hierop, op 10 Maart 1936
De naar voren gebrachte beschouwin-
gen weerhouden de zorgvuldige aan-
dacht van de Regeering. Wat inzon-
derheid het wetsontwerp betreffende
den kunstroom aangaat, de Kamer
heeft de bespreking er van aangevat
Tijdens de 2' algemeene vergadering,
gehouden op 20 November 1936, han
delde de Heer Onder-Voorzitter, over
de Sociale Wetgeving voor Landbou
wers; Ouderdomspensioenen en gezins
vergoeding
Als besluit werd volgende motie aan
genomen en overgemaakt aan den Heer
Eerste Minister en aan den Hr Minister
van Landbouw
De Provinciale Landbouwkamer voor
Oost-Vlaanderen, in Algemeene
Vergadering van 20 Novem. 1936,
na een uiteenzetting gehoord te hebben
over de gepastheid en de noodzakelijk-
heid van de landbouwers ook te laten
genieten van de Sociale Wetgeving
wat het ouderdomspensioen betreft
overwegende dat voor het berekenen
van het bedrijfsinkomen van de land-
bouwers, met het oog op het toeken-
nen van den kosteloozen ouderdoms-
rentetoeslag, het niet billijk is vier
maal de huurwaarde van de in bedrijf
genomen goederen te nemen, daar
deze schatting grootelijks overdreven
is en niet beantwoordt aan de werke-
lijke toestanden
wat de gezinsvergoedingen aangaat:
overwegende dat de kroostrijke ge-
zinnen groote diensten bewijzen aan
de georganiseerde collectiviteit
dat op die vergoeding recht hebben
zoowel de werkgevers als de werkne-
mers en ook al de niet-loontrekken-
den, en dat het diensvolgens noodig is
tot een werkelijke veralgemeening der
gezinsvergoedingen over te gaan
dat de gezinsvergoedingen niet mo-
gen beschouwd worden als een loon-
toeslag, maar wel als een vergoeding
voor een bewezen socialen dienst
drukt eenparig den wensch uit en
dringt er bij de Regeering op aan op-
dat a) de wijzigingen aan de pensioen-
wet en b) de veralgemeening der ge-
zins vergoedingen onverwijld zouden
aangenomen worden zooals voorzien
in de wetsvoorstellen daartoe neer-
gelegd.
De Heer Eerste Minister heeft, op
1 December, ontvangst gemeld van de
motie. De Heer Minister van Landbouw
heeft op 2 December het volgende ge
antwoord "De verschillende kwesties
in Uwe motie opgeworpen, maken thans
het voorwerp uit van een aandachtig
onderzoek vanwege de bevoegde De
partementen. Deze hebben ontwerpen
voorbereid waarvan de studie weldra
zal zijn geëindigd. Alles laat vermoeden
dat de door U vertolkte wenschen eer
lang voldoening zullen bekomen.
Men onderzocht verder nogmaals den
toestand van den Landbouw, en men
wees er op dat, in tegenstelling met den
gunstigen ommekeer die, sedert de
muntontwaarding wordt waargenomen
in handel en nijverheid, de toestand van
de landbouwers wederom slechter wordt.
Twee factoren beheerschen heel de
kwestie 1) de uitgaven of productie
kosten voor de verlaging derzelve kan
niet veel gedaan worden 2) de inkom
sten van de hoeveproducten de land
bouwer zelf kan deze niet doen stijgen
en hier moet de Regeering ingrijpen. De
vraagstukken die hierop betrek hebben,
zooals deze van de aardappelteelt, van
den tuinbouw- en vleeschvoortbrengst,
van de zuivel- en eierproductie, zijn on
voldoende bestudeerd door het Minis
terie van Landbouw en het is volstrekt
noodig dat de Regeering een oplossing
vinde.
Dit besluit wordt eenparig bijgetre
den.
Stallenverbetering.
In 't begin van 1936 verzocht de Hr
Minister van Landbouw de Kamer om
hare medewerking inzake de verbete
ring der rundveestallen. Het Bureel
stemde er onmiddellijk in toe en het In
richtend Comité, samengesteld uit het
Bureel der Kamer, en de heeren Land
bouwkundigen, veeartsen-opzieners en
veeteelt-consulent trof de noodige
maatregelen. Terloops dient gezegd dat
het werkprogramma voorgeschceve t
door het Departement juist hstze'fde is
als dit door de Kdmer gevolgd voor ue
(Zie vetyolg 2 Je bladzijde.J
TELEFOON 267.
C