HET INDEXCIJFER Onze Landbouw- kundige Diensten - Arbeid adelt. Landbouwweekblad Voor en c oor de Landbouwers De aanleg van een intensieve Fruitcultuur Orgaan der Landbouwersvereeniging Redt II Zelven Oppervlakkige en venijnige vaststellingen. LIBYE. De economische beteekenis van deze Zandwoestijn is zeer gering. ZONDAG 4 APRIL 1937. #r(i 23 c«nti«ia 19Jc JAARGANG Nr 952 Abonnementsprijs 12 fr. 's jaars. Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron ia streng verboden. Bestuurder en verantwoordelijke Opsteller O. CAUDRON Bareel en Redactie t Zeebergkaai, 4, Aalst. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen. Aankondigingen volgens akkoord. Herhaaldelijk is het ons opgevallen dat wanneer het index met een of meer dere punten stijgt, zoo genaamde econo misten er met nadruk op wijzen dat deze stijging te wijten is aan de prijsverhoo- ging van dit of dat landbouwprodukt. Wanneer integendeel het indexcijfer klimt ingevolge de prijsvermeerdering van bepaalde nijverheidsartikelen, dan wordt de oorzaak verzwegen of derwijze gecommenteerd of verbloemd dat zij ontsnapt aan de aandacht van de ver bruikers. Op het eerste zicht wordt de vaststel ling gansch objectief gedaan. Men be paalt zich erbij kortweg te melden deze verhooging van het index is veroorzaakt door eene stijging van het index van den prijs der boter met zooveel punten enz. Waarom de boterprijzen gestegen zijn wordt er natuurlijk niet bijgevoegd. Aldus tracht men de verbruikers in 't harnas te jagen tegen de contingentee- ringen, vergunningstaksen en andere maatregelen die werden getroffen tot vrijwaring van het bestaan van den landbouw. Men verwekt bij de verbrui kers den stelligen indruk dat deze ver dedigingsmaatregelen ten bate van den landbouw de oorzaak zijn der stijging van de levensduurte, dat al het geklaag van de landbouwers over den benarden toestand waarin hun bedrijf verkeert larie is, dat onze boeren welke de groote pers hun tijdens en onmiddellijk na den oorlog had afgeschilderd als profiteurs en uithongeraars nog voortgaan geld op te stapelen ten nadeele van de gemeen schap. Deze oppervlakkige vaststelling der oorzaken van de stijging van het index is aldus een uiting van kwaden trouw veel venijniger voor onze landbouwers dan de meest hardnekkige hetsproza. Wanneer men immers van voedings producten spreekt ziet de doorsnee verbruiker enkel en alleen den landbou wer. Hij beseft niet dat tusschen hem en den landbouwer de talrijke tusschen- personen staan die op sommige land- bouwprodukten zooals het treffend uit gewezen is voor de melk, bijna zooveel winstmarge nemen als de verkoopprijs bedraagt bekomen door den voortbren ger. Simplistisch redeneert de massa der verbruikers als volgtindien wij meer moeten betalen voor de landbouwpro- ducten dan is het de boer die dit meer- j der bedrag opstrijkt. Dat het in werke- lijkheid gansch anders is wordt aange- toond door volgende feit De broodprijs bedroeg in Januari 1937 evenveel als in Januari 1928 namenlijk 2,40 fr den kg. Nochtans was de prijs der tarwe in Januari 1928 167,78 fr. de 100 kg. en slechts 135 fr. in Januari 1937 hetzij 32,78 fr. de 100 kg. minder. Hier bij dient dan nog aangestipt dat in Ja nuari 1937 de voortbrengstkosten der tarwe ingevolge de muntdevaluatie hoo- gerbeloopen dan in Januari 1928 Meent U beste lezer dat de zoo ge naamde economisten in hun commentaar over het index op dit verschil de aan dacht van het publiek hebben getrok ken Verre van daar Zij hebben enkel vastgesteld dat de broodprijs op beide tijdstippen dezelfde was. De verbruikers hebben eens te meer den indruk opgedaan dat zij door de boeren worden gestroopt. In werkelijk heid echter leveren de boeren niet het brood, doch de tarwe grondstof voor het vervaardigen van het brood. Tus schen den landbouwer voortbrenger der tarwe en den verbruiker bevinden zich de maalderij, de handelaar en de bakker. Er is echter meerOp 25 Februari 1.1. stond het algemeen indexcijfer op 716, het indexcijfer der nijverheidsproducten bereikte 776 en dit der landbouwpro ducten stond enkel op 679. Op 15 No vember 1936 bedroegen de verschillende indexcijjers onderscheidenlijk het alge- meene 703, dit der voedingswaren 667, dit der nijverheidsproducten 755. Sedert drie maanden deden zich dus de volgende wijzigingen voor stijging van het algemeen index 13 punten of 2 t.h., stijging van het index der nijver heidsproducten 21 punten of 3 t.h., stij ging van het index der landbouwpro ducten 12 punten of 1,5 t,h. Niettegenstaande dit alles hebben we telkenmale gelezen dat de stijging van het index te wijten is aan de prijsverhoo- ging der boter en, werd er dadelijk bij gevoegd, aan de beperkingen bij den invoer van vreemde boter. Nochtans bedroeg, zooals hooger ge zegd, het index der nijverheidsproducten op 15 Februari 1937 776 punten, ter wijl dit der landbouwproducten slechts 679 bereikte. Indien dus de heeren economisten de levensduurte in België te hoog vinden, dan is deze duurte niet te wijten aan de kleinhandelsprijzen der landbouwpro ducten, doch aan de hooge prijzen der nijverheidsproducten. Een vergelijking der prijzen van de voedingsproducten in België met deze in de andere landen wijst tevens uit dat het leven hier merkelijk goedkooper is dan in den vreemde. Het is dus volstrekt geen economisch bezwaar dat ook de landbouwer hier zijn producten kunne te gelde maken met een behoorlijke winstmarge zonder dat onze nijverheid er een nadeel door ondervinde bij den uitvoer zijner producten, ten ware onze nijverheid de voldoende technische be kwaamheid miste om zich staande te houden zonder uitbuiting van den land bouw Dit alles wordt natuurlijk niet gezegd door de economisten bij de interpretatie der schommelingen van het index. Elk gezonddenkend mensch weet ook dat de prijzen van de meeste landbouw producten onderhevig zijn aan seizoen factoren, inzonderlijk wat betreft de melkvoortbrengst. Deze is grootelijks verminderd in de winterperiode en dus stijgen alsdan de prijzen. Alleen de economisten die de schom melingen van het index uitleggen, weten dit niet of willen het niet weten. Voor hen staan de koeien nooit droog, evenmin als de inkt welke hunne vul pen opslorpt om dwaasheden te vertel len en onze landbouwers te bekladden Onze agronoom kan geraadpleegd worden lederen Zaterdag te Aalst, ten lokale De Koornbloem, Groote Markt, van 1 10 tot 12 uur. Te Ninove den eersten Dinsdag der j maand in het "Café Van Laere recht over 't stadhuis van 10 tot 12 uur. Te Herzele, op Woensdag 7 April te 10 uur voormiddag, in het Hof van Weenen bij Mr D'Haese, Groote Markt. Te Eppegem op Maandag 19 April te 9 uur voormiddag, in het hoofdma gazijn. Hij is ter beschikking der belangheb benden om alle inlichtingen te geven over verzekeringen van allen aard brand, ongevallen, leven enz. Voor dringende gevallen kan hij per brief worden geraadpleegd of gevraagd een of ander geval te onderzoeken. De agronoom zal zich op verzoek ter plaats begeven. Onze agronoom kan in alle gevallen de leden behulpzaam zijn en speciaal inzake Kieken-, zwijnen- en veekweek. Voeding, verzorging, ziektebestrij ding van alle huisdieren. Bemestingen, plant- en zaaiïngen, ziekten bij gewassen en ontsmettingen. Proefnemingen op alle gebied. Fruitteelt, groententeelt enz. enz. VOORWAARDEN Voor leden van Redt U Zeiven, die tezelvertijd hunne waren bij hunne vereeniging koopen, zal alles kos teloos geschieden. Voor buitenstaanders en leden op pa pier volgens overeenkomst. De grond dient over gansch de oppe - vlakte op voldoende diepte omgewerkt en losgemaakt te worden. Voor min of meer groote oppervlakten wordt dit ge daan onder den vorm van diepploeging, men ploegt zoo diep men kan. Het is raadzaam de ploeg te laten volgen door een tweede ploeg, ondergrondsploeg of wroeter genaamd, om den bodem van de ploegvoor nog eens om te werken. Voor kleine oppervlakten kan men den grond diep spitten. Tijdens de grondbewerking geeft men een volledige of min of meer sterke voorraadsbemesting, dit wil zeggen een reserve van voedende bestanddeelen. Telkens er spraak is van voorraadsbe mesting, dient men traagwerkende mest stoffen aan te wenden, met als basis potasch-, fosfoorzuur-, kalk- en mag nesia inhoudende mesten en meststoffen. Het is moeilijk een vast en juist om schreven voorraadsbemesting- formule op te geven. Tal van omstandigheden en factoren kunnen aanleiding geven om hieraan wijzigingen te brengen. Als leiddraad (veranderlijke formule), kan men nemen per Ha. 80.000 kg. stal mest, 2500 tot 3000 kg. ijzerslakken of bij voorkeur 2000 kg. tot 2500 kg. supra en 1500 kg. tot 2000 kg. Patentkali (zwavelzure potasch-m-Magnesia). De scheikundige meststoffen worden innig met elkaar vermengd en worden afzon derlijk vóór of na den stalmest inge werkt. Het is raadzaam de grondbewer king en de voorraadsbemesting te doen, eenigen tijd vóór het planten, het voor- deeligst op het einde van den Zomer dan kan de grond in de beste voorwaar den bewerkt worden en kan men de planting in de beste omstandigheden doen, vóór den Winter. Aanleg en verdeeling van het terrein. De bewerkte grondoppervlakte wordt in cultuurperceelen verdeeld. Eerst en vooral zorgt men voor den aanleg van den ringweg. Als men de planting beschut langs N., N.-O. en W.-kant met muren, dan behoudt men een band grond van 1,5 m. breed, om de muurvlakte te kunnen be nuttigen met het planten van fruitboo- men. Naast dezen band komt dan de ringweg. Langs Z. en O. komt de ring weg onmiddellijk nevens de afsluiting. Indien de cultuur beschut is langs N., N O. en W. met bosch of fruitboomen, dan wordt de ringweg rechtstreeks ne vens de beschutting aangelegd, eveneens langs Z.- en Oostkant. Het terrein wordt verdeeld in percee- len. Ze moeten langs alle kanten be reikbaar zijn en zullen bij voorkeur een rechthoekigen vorm hebben. Ten einde alle kultuurzorgen gemakkelijk te kunnen uitvoeren, zou men bv. aan de perceelen een breedte moeten geven van 36 tot 40 meter en een lengte van 125 tot 150 m. Ieder perceel wordt gescheiden door dienstweg van 1,5 tot 2 meter breed. Een dwarsloopende hoofdweg wordt aangelegd alle 125 tot 150 meter en een langsloopende hoofdweg alle 100 tot 125 meter. Zoo aangelegd, worden de grondbe werkingen en grondonderhoudszorgen gedaan in de lengte, met tuigen getrok ken door een paard of motortuigen. De verdeeling van mest, meststoffen, het op ruimen van snoeihout, het plukken der vruchten en de bespuitingen worden ge daan in de breedte en dit langs de dienst- wegen. Alzoo vermijdt men de cultuur perceelen te veel te moeten beloopen of berijden. B.V. Een breedte van 36 m. laat toe, 6 lijnen blijvende appelboomen te planten, op 6 meter afstand of 9 lijnen blijvende pereboomen op 4 meter. Een breedte van 40 m. geeft ons 8 lijnen blijvende appelboomen op 3 m. afstand of 10 lijnen blijvende pereboomen op 4 m. Voor de bespuitingen welke ten allen tijde van het jaar dienen uitgevoerd, kan men met de sproeimachine in den weg blijven en de helft van ieder per ceel behandelen, op voorwaarde echter dat men zich bedient van sproeidarmen welke een lengte hebben van 18 tot 20 meter. Voor het opruimen van het (Zie vervolg 2de bladzijde.) Libyë was een Leerschool voor de Italianen. HET EIGENLIJKE DOEL VAN MUSSOLINI'S REIS. De reis van Mussolini naar Libyë heeft heel wat ontroering gewekt zoo wel in Frankrijk als in Engeland, die hun koloniale bezittingen reeds bedreigd zien. Ten rechte of ten onrechte. Dit willen we hier niet onderzoeken omdat het bui ten het kader valt van de richtlijnen die we hier moeten in acht nemen. In de pers is er heel wat over deze reis ge zegd, maar wat Libyë is onder econo misch oogpunt, werd in 't duister ge laten. We zullen hier evenmin de oorzaken van den Italiaansch-Turkschen oorlog van 1910 in herinnering brengen. De bezetting door de Italiaansche troepen van de toenmaals Turksche kolonie Libyë, had geen economische gronden, want deze gebieden, die eens de graan- kamer van het oude Rome waren ge weest, waren, op uitzondering van een twintigtal oasen, tot steppe en woestijn vervallen. Een 300.000 Bedouinen won nen daar in veel kommer en zorgen hun dagelijksch bestaan. In 1912 moest Turkije, spijts een dap pere verdediging, Tripolitanië en Cyre naïka afstaan, en bij het uitbreken van den wereldoorlog kon men gansch Libyë als onderworpen aan de Italiaansche overheid beschouwen. Onder den oorlog ging Libyë weer verloren. De Regeering had zich met andere kwesties bezig te houden en voelde daarbij zeer weinig voor deze zandwoestijnen. De opstand der inboor lingen brak kort na de intrede van Italië in den wereldoorlog uit. De Italiaansche bezettingstroepen werden tot in de kust steden teruggedrongen. En in Italië sloeg men er geen acht op, dat, geduren de den oorlog, de Franschen bijna ge heel het Lybisch hinterland inpalmden tot aan de grenzen van Egyptisch Soedan. Om ten minste de kuststeden te be houden sloten de Italianen verdragen af met de inboorlingen. Maar deze bleken weldra van weinig nut te zijn. De Ita liaansche Regeering, die de fascistische Regeering voorafging, was de meening toegedaan, dat alleen geweld den toe stand kon redden. In Januari 1922 werd de haven van Misrata bezet en de Djebel Tripolis terug veroverd. Onder het fas cistisch regiem werd hardhandig opge treden en de gevechten duurden tot in 1928, jaar waarop heel Tripolitanië terug heroverd was na harde kampen, en de opstand der inboorlingen als ge broken kon worden beschouwd. Tot in 1930 liet Italië geen middel onverlet om zich met Cyrenaïka te ver staan en nam dan, het nuttelooze van alle besprekingen inziende, de toevlucht tot het geweld der wapens. In Januari 1931 werd Kufra, op 1000 kilometer van de kust, ingenomen en eerst op het einde van 1932 was geheel Cyrenaïka voor de eerste maal daadwerkelijk in Italiaansche macht. De reis van Mussolini beteekent de voorloopige afsluiting van de Libysche kolonisatie. Libyë heeft zijn hoofddoel verwezen lijkt op ieder gebied was het een goede koloniale school voor de Italianen, die op dezen bodem door de natuur stief moederlijk behandeld, gedaan hebben al wat er gedaan kon worden. De opge dane ervaringen zullen thans in Ethio pië te nutte gemaakt worden en voor deze nieuwe veroverde gebieden, die zeer rijk schijnen, moeten alle beschik bare gelden in de toekomst besteed worden. Deze afwending van Libyë is niet ver wonderlijk, wanneer men zijn economi sche mogelijkheden nagaat. De vroeger zoo belangrijke karavaanhandel tusschen Soedan en Sahara is geheel vervallen en zoo goed als uitgestorven. Met de afschaffing van den slavenhandel in Amerika bekwam hij zijn eersten slag. Verder werd de Soedaneesche handel naar het Nijldal gestuwd en bracht de lange koloniale oorlog in Libyë zelf hem harde slagen toe Iedereen ziet het in, dat hij niet terug leefbaar zal kunnen worden gemaakt.Minerale grondstoffen, indien men het zout uitsluit, zijn niet voorhanden. Voor wat de landbouw betreft, Libyë was in de oudheid een vruchtbaar land. Het zou ons te ver voeren indien we de oorzaken, zoowel geologische als poli tieke, van dit verval moesten opsom men. Voor den eigenlijken landbouw komen nog slechts de kustgebieden en twee hoogvlakten van Tripolitanië en Cyrenaïka in aanmerking. Doch hier ook zijn de mogelijkheden voor een in tensieve Europeesche kolonisatie uiterst gering. De regenval is te klein en het boren van waterputten te kostbaar. Over het aantal Italiaansche kolonis ten die in Libyë hun woonst hebben gevestigd is men het niet eens. Trou wens, officieele cijfers werden nooit ge geven. Zonder vrees zich te vergissen, mag men echter zeggen dat hun aantal de 500 niet overschrijdt. Wat is dat en voor een overbevolkt land als Italië en voor een uitgestrekt gebied als Libyë 1 Wat erger is ook de inboorlingen leggen zich niet gaarne op landbouw toe. In het daarvoor geschikte seizoen zaaien ze gerst in de dalen van de hoog vlakte en komen terug wanneer de oogst rijp is. Het noodige broodgraan moet derhalve uit Italië ingevoerd worden. Alleen in de '.anplanting van olijf-, amandel- en fruitboomen is een zekere verbetering waar te nemen. De veeteelt blijft den eigenlijken gronds'ag van de Libysche economie en ze moet bijna geheel aan de inboorlin gen worden overgelaten. Over den vee rijkdom van Libyë zijn evenmin juiste cijfers te bekomen. Er is een statistiek die tot het jaar 1928 teruggaat, doch alleen betrekking heeft op Tripolitanië. Toen waren er 565.000 schapen, 29.000 ezels, 7.700 paarden, 18.000 kemels enz. Voor wat Cyrenaïka aangaat, weet men alleen dat de veeteelt er tusschen de jaren 1910 en 1933 begin en einde van den oorlog verschrikkelijk is op achteruit gegaan. Het aantal schapen zonk van 713.000 tot 98.000, paarden van 27.000 tot 1000, ezels van 18.000 tot 5.000 enz. Thans gaan de groote zorgen van de Italiaansche regeering naar de vermeer dering van den veeteelt, want alleen wanneer deze rijkdom kan uitgebreid worden, bestaat er kans dat Libyë eens een eigen budjet zal kunnen hebben, zelf beamten en militairen betalen en de on kosten van wegenaanleg en- onderhoud. De inboorlingen in de kuststeden le ven van de oasen, handwerk en klein handel. De handel is echter meestal in de handen der Joden. Naar schatting leven er 20.000 Joden in Libyë. Zij wa ren het die uit de Italiaansche bezetting het eerst profijt trokken. Ook zijn vele inboorlingen te werk gesteld door de Italianen die een baan langsheen de kust van Egypte naar Tunis aanleggen. Het is in dit licht dat men de reis van Mussolini naar Libyë moet zien en dan zal men moeilijk kunnen begrijpen dat de ietwat theatrale doenwijze van den Duce ook maar het minste gevaar daarstelt, hetzij voor Engeland, hetzij voor Frank rijk. In Lybië is niet veel meer te ver richten voor de Italianen en Mussolini heeft deze leerschool in het harde vak der kolonisatie een afscheidsbezoek ge bracht. Alle Italiaansche oogen zijn thans op Ethiopië gevestigd. Daar zal Italië jarenlang genoeg mee te stellen hebben. VERZEKERINGEN. - Een af gevaardigde van de Verzekeringsmaat schappij Redt U Zeiven is regelmatig ALLE ZATERDAGEN in ons lokaal, Groote Markt. TELEFOON 267.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1937 | | pagina 1