De nieuwe Oslo-overeen
komst onderteekend
De groote Nood van den
Landbouwersstand.
De Noodtoestand onzer
Varkenskweekers
Arbeid adelt»
Landbouwweekblad
Voor en door de Landbouwers
Een andere Klok
Orgaan der Landbouwersvereeniging Redt 11 Zeiven
ZONDAG 6 JUNI 1937.
-
#r|t 29 uitli
19d« JAARGANG Nr 961
Abonnementsprijs 12 fr. 's jaars.
Men schrijft in op ons
Bureel en op alle postkantoren.
Het overnemen van artikelen
zonder aandniding der bron
is streng verboden.
Bestnurder en verantwoordelijke Opsteiier
O. CAUDRON.
Bareel en Redactie t Zeebergkaai, 4, Aalst.
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hnnne
bijdragen.
Aankondigingen volgens
akkoord.
Is onze Landbouw opnieuw het kind der rekening
Het nieuws dat de Oslo-staten te
's Gravenhage een overeenkomst heb
ben onderteekend. is in de landbouw-
middens als een donderslag terecht ge
komen.
Op het oogenblik dat wij deze bij
drage schrijven is de volledige tekst der
overeenkomst nog niet gepubliceerd. De
samenvatting welke er in de pers van
verscheen is echter van aard om onze
landbouwers met onrust te vervullen.
Ziehier ontdaan van alle literatuur de
bijzonderste punten voorzien in bedoel
de samenvatting
België. Luxemburg en Nederland
verbinden zich zonder invoerbeperkin
gen de in een bijlage genoemde goede
ren afkomstig van het grondgebied der
onderteekende staten toe te laten of alle
gevraagde invoervergunningen te ver
kenen wat betreft de producten voor
welke eene voorafgaande invoervergun
ning noodig is. Zij hebben zich boven
dien verbonden om het tolstelsel voor
deze producten niet te verscherpen
Alhoewel de lijst der producten, waar
over het gaat, ons nog niet werd meege
deeld. is het meer dan waarschijnlijk dat
zekere landbouwprodukten zooals melk
en room. boter, eieren, groenten en
vleesch er op voorkomen. Deze produk-
ten zijn immers de bijzonderste welke
Nederland uitvoert ook naar België.
De zware verliesprijzen waartegen
onze land- en tuinbouwers bedoelde
producten thans moeten van de hand
doen, laten volstrekt niet toe dat onze
grenzen nog worden opengezet voor
producten welke uit Nederland uitge
voerd worden met een regeeringsteun
die in sommige gevallen reikt tot 75 t.h.
der waarde op onze markt.
Wij hebben het reeds meermaals be
toogd onze landbouwers hebben geen
bezwaar tegen het herstel van normale
handelsbetrekkingen met onze geburen,
op uitdrukkelijke voorwaarde nochtans,
dat de vreemde mededinging eerlijk
wezeen dat definitief worde afgezien
van alle dumpingspraktijken onder wel
ken vorm ook.
Geeft de nieuwe overeenkomst ons
aangaande de vervulling dezer voor
waarde afdoende waarborgen
We meenen het niet en ziehier waar
om
De beknopte mededeeling nopens de
draagwijdte der Oslo-overeenkomst
luidtM De Regeeringen zijn overeen
gekomen iederen maatregel te onder
zoeken om een einde te stellen aan de
practijken van abnormale concurrentie
in den buitenlandschen handel
Alles goed overwogen, is dit toe
komstmuziek terwijl de afschaffing der
onmisbare verdedigingsmaatregelen te
genover de practijken van abnormale
concurrentie een voltrokken feit schijnt
te zijn, zooals blijkt uit het positief ka
rakter der mededeeling desaan gaande.
In de logische volgorde had de over
eenkomst moeten voorzien dat de invoer
van de producten in kwestie zonder be
lemmeringen zou worden toegelaten,
nadat werd vastgesteld, dat de regee-
ringssteun aan den uitvoer en alle andere
dumpingspraktijken buiten toepassing
werden gesteld.
Men kan toch van onzen landbouw
niet vragen dat hij zich gewoon weg zou
laten wurgen voor het princiep van den
vrijhandel.
Dit princiep is goed op voorwaarde
dat hij door alle partijen eerlijk wordt
toegepast. Onze landbouwers vragen
dat men hen hiervan het formeele be
wijs levere, Zoolang dit laatste niet is
geschied, eischt hun levensbelang dat de
Regeering de bestaande verweermid
delen tegen eiken dumping ongeschon
den handhave en desnoods versterke.
De besproken beknopte mededeeling
omvat nog volgend punt
De Regeeringen van Denemarken,
Finland, Noorwegen, Zweden en de
Regeering van Nederland, handelende
ditmaal namens Nederlandsch-Indië,
hebben hunnerzijds de verplichting aan
gegaan om voor de goederen opgesomd
in een tweede lijst, geen enkele verhoo
ging van invoerrechten, heffingen en
bijzondere rechten op den invoer toe te
passen, of nieuwe rechten in te voeren.
Verder hebben zij zich verbonden
geen nieuwe beperkende maatregelen
voor die producten te treffen. Ter aan
vulling van de conferentie van Oslo be
paalt de nieuwe overeenkomst dat in
princiep ieder nieuwe maatregel, die
een belemmering van het handelsverkeer
ten gevolge zou kunnen hebben te voren
aan de andere landen die de overeen
komst hebben geteekend, medegedeeld
zal moeten worden.
Wat hebben wij aan deze verbinte
nissen
Vooreerst dient gezegd dat de Noor-
derlanden in kwestie, in strijd met Bel
gië, hunne eigen productie tegen vreemde
mededinging hoofdzakelijk hebben be
schermd door verhooging der tolrechten.
Indien wij de nieuwe overeenkomst goed
verstaan verbinden zich de betrokken
landen enkel de bestaande reeds hoog
opgevoerde tolrechten niet te verhoogen
en er geen nieuwe in te voeren. Zij be-
behouden dus op tolgebied hunnen
statu-quo die voor hunne inlandsche
productie reeds een behoorlijke bescher
ming beteekent. België integendeel ver
bindt zich zijn verdedigingsstelsel, be
staande hoofdzakelijk uit invoerbeper
kingen, af te bouwen. Daar nu ook de
Noorderlanden hoofdzakelijk uitvoer
ders zijn van landbouwproducten dreigt
van die zijde een overrompeling onzer
markt, wat voor onzen landbouw nood
lottig zou zijn.
Wij stellen hier ook de vraag waarom
opnieuw de bekendmaking der nieuwe
overeenkomst met dubbelzinnigheid
wordt omhuld Is het volgens de tradi
tie om onzen landbouw voor een vol
dongen feit te plaatsen
Een ding staat vast immers, dat de
verruiming der handelsbetrekkingen met
de Oslo staten vooral onze nijverheid
ten goede moet komen, daar bedoelde
landen vooral afnemers zijn van nijver
heidsproducten terwijl zij in hoofdzaak
uitvoerders zijn van landbouwproducten.
Er is bovendien een ander uitzicht aan
het vraagstuk van het herstel van het
vrij handelsverkeer namelijk dit van de
voortbrengstkosten. Hier moeten wij
vaststellen dat België tot heden geen
politiek heeft gevolgd om den prijs der
grondstoffen in het landbouwbedrijf op
een laag peil te brengen.
Waar is namelijk de politiek tot ver
mindering der prijzen van de meststof
fen, tot verschaffing van goedkoop elec-
triciteitsverbruik, tot verlaging der prij
zen van de brandstoffen in het tuin
bouwbedrijf, tot het verstrekken van
goedkoope vervoertarieven voor grond
stoffen en landbouwproducten
Deze politiek is er nochtans noodig
om bij vrij handelsverkeer het landbouw
bedrijf toe te laten het hoofd te bieden
aan de vreemde mededinging.
Onze landbouw wil juist weten wat
men met hem voor heeft. De tijd moet
nu voor altijd voorbij zijn dat men hem
knollen voor citroenen verkoopt.
Wij vernemen dat de heer de Kerc-
hove d'Exaerde een dringende interpel
latie aan de ministers van Buitenland-
sche Zaken en Landbouw heeft aange
vraagd over de bepalingen der nieuwe
Oslo-overeenkomst ter zake van de
landbouwproducten.
Laat ons hopen dat de volledige tekst
en de juiste toedracht der nieuwe over
eenkomst ons kunnen bewijzen dat onze
onrust voorbarig en ongegrond was 1
Er is namelijk een groot gevaar ver
bonden aan de bepaling betreffend het
in voege treden der nieuwe overeen
komst. Deze wordt voorloopig van
kracht op 1 Juli aanstaande.
In afwachting van het neerleggen der
ratificatie-oorkonden en gezien het par
lement binnen enkele dagen uiteengaat,
zal het grondig onderzoek van de nieuwe
overeenkomst door het parlement enkel
kunnen geschieden, nadat ongeveer de
helft van den toepassingstermijn ver-
loopen is.
Intusschen zal de controol op de uit
werking der nieuwe overeenkomst, wat
betreft den landbouw, ook op minder
nauwkeurige wijze kunnen geschieden.
FRANKRIJK
Ongeveer 2 millioen families hebben de dorpen verlaten.
Het Fransche volk sterft uit.
Vrije Tribuun.
Ingevolge onze artikelen over deze
kwestie en vooral de "Vrije Tribuun,,
van 23 Mei l.I, zendt een onzer lezers
volgend antwoord ter opname. Daar we
aan iedereen de kans geven zijn ge
dacht te zeggen, laten we hier het arti
kel volgen zonder eenig kommentaar
van onzentwege.
In het artikel van 23 Mei 1.1. "Nood
toestand onzer Varkenskweekers», heeft
een medewerker zijn gedacht gezegd
over deze kwestie. Ued. zult me toelaten
eveneens het mijne in ons blad neer te
pennen.
Vooreerst bestatig ik dat de mede
werker met gten nieuws voor den dag
komt. Er werd in "De Koornbloem,,
reeds lang gesproken over de zoogezegde
"industrieele varkenskweekerijen». De
B.B. spreekt er ook van in den Open
Brief aan den Eersten Minister.
Maar ik wensch te weten wat men
door dat ding verstaat. Het zijn toch
deze kweekers niet die twintig a vijftig
varkens mesten die de overproductie
zullen te weeg brengen, zelfs al zijn het
geen boeren Of is het noodig dat die
personen, die wellicht varkens mesten
omdat ze hierin een bestaan zoeken, ook
nog landbouw uitoefenen en ook op dit
punt concurrentie doen aan de boeren
Zijn handel en ambachten niet vrij,
en zal men een boer beletten handel te
drijven in eieren, granen of meststoffen,
omdat hij landbouwer is Evenmin kan
men aan een brouwer of kleine rentenier
beletten zwijnen te kweeken.
Maar daar ligt 't paard niet gebonden 1
Het zijn sommige verkoopers van zwij-
nenvoeders en vooral van holklinkende
tooverproducten die vele menschen het
hoofd op hol brengen.
Zoo las ik onlangs in zulk een re-
klaamblad dat de varkens op voet 7 fr.
werden verkocht en welhaast tot 10 fr.
zouden stijgen
Wat ketterij, en dat alles om onwe
tenden aan te zetten van zwijnen te
kweeken.
En sommige groote verkoopers van
mengsels voor zwijnen bezitten 2 a 3000
zwijnen en werken de overproductie in
de hand.
Voor mijn deel bestaat er enkel een
goed middel Een ernstige optelling
door het Ministerie van Landbouw en
en vervolgens onderzoeken waar er
moet worden verminderd en door wie.
Beter ware nog dat er voor gezorgd
werd meer te kunnen uitvoeren. België
is een land voor omwerking van pro-
dukten. Het ware nuttig veel te doen
kweeken en veel te laten uitvoeren, dan
zou er nering en tering komen.
Maar als we zien dat met landen als
Duitschland, dat zooveel varkensvleesch
zou kunnen afnemen, handelsakkoorden
worden afgesloten die bijna totaal den
landbouw uitsluiten voor invoer naar
dit land, dan moet men niet verwonderd
zijn dat het niet gaat.
Waarom mogen we aldaar geen var
kensvleesch invoeren, in een land dat
zooveel te kort heeft aan dit artikel. Zoo
(Zie vervolg onderaan ide kol.)
De Nationale Unie der Landbouw-
syndicaten hield onlangs, te Caen, een
Congres. Belangrijke redevoeringen
werden bij deze gelegenheid uitgespro
ken. We willen er hier geen overzicht
van geven. We verkiezen enkele brok
ken te ontleenen aan de rede van den
heer Pierre Hallé, algemeen secretaris
van de Associatie van Graanvoortbren-
gers. In hoofdzaak had spreker het over
den huidigen toestand van den landbou
wersstand. Hij maakte niet enkel het
economisch bfian op, doch ook het soci
ale en moreele.
Het Economisch Bilan.
Heer Hallé verzamelt een reeks ra
mingen betreffende de waarde van den
Franschen landbouwgrond, die van 70
milliard goud-frank vóór den oorlog, in
1935 tot 32 a 35 milliard is gedaald.
We zullen, zoo vervolgde spreker,
niet te veel belang hechten aan deze
ramingen die aan missingen onderhevig
zijn en vooral afhankelijk zijn van de
dwalingen van de liberale economie, die
alles in geld omzet. De grond is het
duurbaarste der goederen. Indien de
crisis, de monetaire verhandelingen de
waarde van den grond hebben doen da
len, dan is dat zeker erg voor hen die
hun grond moeten verkoopen, maar
van geen invloed op de velen die hun
landerijen bewaren en bewerken.
Wat volgens spreker erger is, is dat de
oppervlakte van het bebouwde land af
neemt Met meer dan 4 millioen hectaar
in vergelijking met de cijfers van 1892
en ongeveer 3 millioen hectaar met deze
van 1912, en dit op een totaal van 25
millioen hectaar in 1892. De gronden
waarop graan verbouwd werd, zijn het
ergste getroffen. De braakliggende lan
den zijn tusschen 1912 en 1935 met on
geveer 2 millioen hectaar vergroot.
Daarna raakt spreker de kwestie aan
van de plaats die de landbouw in de
nationale economie bekleedteen plaats
van tweeden rang, van asschepoetser.De
landbouw werd opgeofferd aan de
nijverheid. In 1931, bijvoorbeeld, was de
invoer van landbouwproducten eens zoo
groot dan in 1913, in zooverre dat de
landbouwers er onder versmacht wer
den. De invoer van landbouwproducten
werd toegestaan om vreemde markten
open te stellen voor de Fransche indus
trieproducten.
Het gevolg
De totale waarde van de Fransche
landbouwproducten werd in 1929 op
meer dan 100 milliard geraamd in 1935
nog slechts op 70 of 75 milliard. De
Fransche landbouwersstand ongeveer
1 3 van de actieve bevolking was
verplicht zijn aankoopen tot het uiterste
in te krimpen. De nijverheid zelf was er
bestaan er nog andere landen.
Het is een feit dat België met zijn
dichte bevolking moet kunnen uitvoe
ren, niet alleen voor nijverheids-, maar
ook voor landbouwproducten.
Als men daarbij nog de industrieele
vetmesterijen van boven de 100 zwijnen
intoomt, dan komen we tot een normale
toestand in dit vak.
Als dan het Ministerie van Lands
verdediging een goed deel varkens
vleesch geeft aan onze soldaten, en de
invoer van spek en vet verboden wordt,
dan krijgen de varkenskweekers weer
j eens kans wat geld te verdienen.
Met dank voor de opname, teeken ik
Hoogachtend.
Het zal ons aangenaam zijn het ge
dacht van andere leden hieromtrent te
kennen. Wie zendt ons een artikel over
deze kwestie 1
niet door gediend. Tusschen 1922 en
1935 verminderde de uitvoer van de
nijverheid met ongeveer 20 milliard 1 En
heer Hallé heeft geen moeite om te be
wijzen dat de valorisatie van de land
bouwproducten, beloofd door het cabi
net Blum, tot nog toe niets heeft uitge
haald en in langen tijd ook niet zal doen.
Sociaal en moreel bilan.
Spreker wil zich absoluut niet bepalen
bij economische beschouwingen, maar
beweegt zich ook op sociaal en moreel
terrein.
Al de landbouwwetten, betoogt hij,
zijn onsamenhangend. Ze zijn meestal
gemaakt voor de uitbatingen in het
Noorden en de Parijsche omgeving.
Onevenwichtigheid eveneens tusschen
de landbouwers en de arbeiders der
steden. De kleine landbouwer is onder
de sociale lasten als begraven. De feiten
zijn duidelijk. Van 1892 tot 1926 zijn de
kleine landbouwuitbatingen van minder
dan één hectaar met 1.200.000 vermin
derd; deze van 1 tot 10 hectaar met
750.000, terwijl de uitbatingen van 10
tot 50 hectaar met 200.000.zijn 'toege
nomen.
Heer Hallé besluit er terecht uit dat
1.750.000 Fransche landbouwersfamilies
het land hebben verlaten. En daar zal het
niet bij blijven. Ook op de spoorweg
maatschappijen werd de 40-uren-werk-
week toegepast, Niettegenstaande deze
maatschappijen 7 milliard frank per jaar
verliezen, zullen ze hun uitgaven nog
moeten verhoogen. Onlangs hebben ze
oproepen gericht voor het aanwerven
van personeel. Meer menschen zullen uit
de dorpen naar de steden verhuizen.
Treinen hebben we in overvloed, doch
achtereen geen voldoende brood meer.
Van 1911 tot 1931 is de totale bevol
king van Frankrijk met 2.300.000 zielen
aangegroeid. Zoo doen de offlcieele cij
fers uitschijnen. Doch de werkelijkheid
is geheel anders. In die tijdspanne heb
ben 1.700.000 vreemdelingen een brood
winning gevonden in Frankrijk en in
1918 werden, na de overwinning, 1 mil-
lioen 900.000 inwoners van Elsas-Lo-
tharingen bij Frankrijk ingelijfd. Waar
is de winst? In werkelijkheid is dus de
bevolking van Frankrijk met 1.300.000
zielen afgenomen. In denzelfden tijd ging
de landbouwbevolking met 1.750.000 in
woners achteruit.
Hoe ellendig de toestand is op den
Franschen buiten toonen deze enkele
cijfers duidelijk aan. Wie door Zuid-
Frankrijk reisde, kent de vele dorpen die
er als verlaten liggen. Gesloten huizen,
uitgestorven straten, braakliggende
landerijen.
Weliswaar voorspelt het Volksfront
van socialisten en communisten betere
tijden. De rijkdommen zullen in de toe
komst eerlijker, rechtvaardiger verdeeld
worden. De arbeider zal eindelijk zijn
deel ontvangen. Maar de huidige leiders
van Frankrijk vergeten dat de rijkdom
men de wijk nemen. Frankrijk ontvluch
ten. Niet enkel het goud. Neen. Iedere
hoeve die verlaten ligt, vermindert de
nationale rijkdom. Ledige huizen, braak
liggende landerijen, de vermindering van
het nationale inkomen, dat alles is ver-
I bonden. En het is een zware missing van
het socialisme de nationale voorspoed
steeds in geld te willen berekenen. Ook
het zoo zeer gehate kapitalisme deed dit.
En heer Hallé sloot zijn uiteenzetting
als volgt
Al de blinde professors houden ons
voor dat Duitschland en Italië arme
landen zijn ze rekenen in milliarden en
te laat zullen ze vaststellen, indien er
geen kentering komt, dat het armste
land in Europa Frankrijk is, omdat het
uitsterft...
TELEFOON 267.