12^ De Leeuwen dansen 122Z Landbouw en Beschaving X Arbeid adelt* Landbouwweekblad Voor eo door de Landbouwers De Rentabiliteit of Winstgevendheid van den Landbouw 1 Orgaan der Landbouwersvereeniging Redt U Zeiven ZONDAG lljJULI 1937. fi|i 23 ««atlcm 19d« JAARGANG Ni 966 Abonnementsprijs 12 fr. 's jaars. Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is streng verboden. Bestnnrder en verantwoordelijke Opstelier O. CAUDRON. Bareel en Redactie t Zeebergkaai, 4, Aalst. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hnnne bijdragen. Aankondigingen volgens akkoord. 635 jaar is het geleden dat de Vlaamsche strijdmacht tegenover de Fransche indringers stond te Kortrijk op het Groeningheveld. Hard en wanhopig was de strijd het ging den Vlamingen om hun eigen haard, de vrijheid van hun dierbaar land. De leeuwen dansten zoo als Gezelle eens dichtte, en deden de overmoedige Franschen in het zand bijten. Ik zie in mijn verbeelding het Vlaamsche leger biddend, devote- lijk en ontroerd. Ik zie ze een weinig aarde aan de lippen brengend, de aarde van eigen bedreigden bodem, die ze straks met hun bloed zouden be sproeien. Ik zie de geharnaste ridders, die trouw hun kunde en hun leven ten pande stelden voor het trouwe Kerlingaland. Ik zie de gilden, die vast als een blok aaneengesloten stonden, onbeweeglijk en onverveerd den schok afwachten, de dreigende "Goedendags,, blinkend in de zon. Ik zie den strijd, afgrijselijk in zijn woestheid. Stroomen bloed vloeiden. Paarden vielen, mannen werden geveld. Hoor den kreet"Vlaanderen den LeeuwHel en woest klinkt hij op, verflauwt en wordt verdoofd door het Montjoie St Denis I der Franschen. Wee, de leeuwen wijken I Neen, harder klinkt het "Vlaanderen den Leeuw Het zwelt aan tot een triomfkreet Men tiert en vloekt, men kerft en moordt... Verschrikkelijk En zoo gaan uren voorbij razende moordtooneelen, het bloed, het menschenbloed, bij beken vloeit... Tegen den avond dan, verbergt de zon haar bloedrood gelaat in waar voor het rookende slagveld, dat het graf geworden was van de bloem van 't Fransche ridderschap, en waarboven nu hongerige raven vlerken. De vijandelijke legers die ge komen waren om Vlaanderen te niet te doen, om have en goed te verbranden en dat fiere volk tot slaven te maken, lagen gebroken in de modderpoelen der Kortrijk- sche weiden. Ze hadden den klauw van den leeuw gevoeld En Vlaanderen zou vrij wezen De jaren zijn gevloden. Wel en wee hebben ze gebracht voor het oude Vlaanderen. Dagen van i voorspoed heeft het gekend, van 1 weelde en rijkdom dagen ook van ellende, dagen vol somber- 1 heid en dagen van vreeselijke I stormen. t Het oude Kerlingaland heeft i het alles weerstaan. Ons volk zal nooit sterven, nooit vergaan We schrijven thans 11 Juli 1937. Op dezen dag zullen de Vlamin gen hun helden van 1302 geden ken. Tot hen zeggen we de ko ninklijke woorden "Vlamingen, gedenkt den Guldensporenslag Gedenkt, o Vlamingen, hoe onze voorouders hun bloed en le ven veil hadden voor hun dier baar land. Hoe ze ginds op het Groeningheveld schouder aan schouder stonden, zonder onder scheid van rang of stand, de gilden der beenhouwers, der wevers, der volders, der boeren, naast de ede len van bloede, allen bezield met éénzelfden drang de redding van Vlaanderen Allen eendrachtig geschaard rond den zwarten leeuw op gouden veld. Gedenkt, o Vlamingen van he den, dat ge gesproten zijt uit een volk dat eeuwenlang aan de spits der beschaving heeft gestaan wier aanzien en rijkdom de wereld door bekend was 1 Gedenkt dat ge een waardigheid hebt hoog te dragen, de waardigheid van een volk dat nooit ongestraft toeliet, dat men zijn rechten beknotte en zich nooit van zijn vrijheid beroo- ven liet. Gedenkt dat God in dien tijd zijn hand boven het hoofd der Vlaamsche strijders heeft gehou den. Want weet, dat in 1302 de Heilige Vader Paus Bonifacius VIII heeft gebeden voor de over winning der Vlamingen. Toen zeven dagen na den slag een ijl bode, midden in den nacht, te Rome aankwam, verliet de Paus oogenblikkelijk zijn legerstede om de brieven te laten voorlezen. En toen hij de overwinning der Vla mingen vernam, weende de Hei lige Vader van dankbaarheid en liet Hij dadelijk een Te Deum zin gen om God te danken De Vla mingen van hunnentwege hingen uit dankbaarheid tot God, vijf honderd gulden sporen op in de kerk van Kortrijk, en die zouden er thans nog te zien zijn, hadde men ze niet gestolen en naar het Zuiden gestuurd. Vlamingen gedenktHoort ge niet het krijgsgeschreeuw, ziet ge niet deVlaamsche strijdkracht van weleer Ziet ge de leeuwen niet dansen Laat uw hart spreken, Vlamin gen, en laat het doorzinderen met het zelfde gevoel dat weleer onze voorvaderen bezielde Komt, Vlamingen, vieren we allen 11 Juli, de hoogdag van Vlaanderen, en ringen we jube lend mee met den grootmeester der Vlaamsche dichtkunst, Guido Gezelle Harop, harop, de ttompe steekt De boeien los, de banden breekt l Ten vijand in, dat op zijn schansen, De leeuwen dansen Rond het XVIIe Internationaal Landbouwcongres. Van 16 tot 24 Juni heeft in Den Haag het Internationaal Landbouwcongres plaats gehad. En vooraleer er enkele van de bijzonderste studies die er wer den ontwikkeld voor de lezers van "De Koornbloem» nader te omschrijven, willen we, als noodzakelijke inleiding, de aloude beteekenis van den landbouw voor de beschaving in het licht stellen. In zijn gekend boek "The beginnings of Agriculture in America» merkt Car rier op, dat "de juiste geschiedschrijving van een volk alle gebeurtenissen omvat die met zijn leven samenhangen,,. Men zal moeten toegeven dat een dergelijke geschiedschrijving moeilijk te vinden is. Er bestaat bij de geschied schrijvers een duidelijke voorkeur voor feiten op politiek en oorlogsgebied.Over den landbouw wordt schier geen woord gerept. En toch vormt hij, sedert lang vervlogen tijden, de basis van de ont wikkeling der volken. De belangrijkste beschavingen der oudheid ontstonden langs de oevers van groote rivieren Euphraat, Tigris, Nyl, waar groote landbouwmogelijkheden bestonden. De Romeinen bezaten een hoog ontwikkeld landbouwstelsel, dat in verval geraakte toen de krachten der natie afgeleid werden naar stedelijke bezigheden. De Romeinen wisten zeer goed dat men goede rassen van planten tu dieren kon telen door selectie en dat bij verwaarloozing der selectie achter uitgang intrad. Deze kennis ging echter teloor en werd pas in den laatsten tijd opnieuw ontdekt. Nauwelijks een eeuw geleden herleefde de kunst van het sys tematisch uitzoeken van landbouwge wassen en ging men de mogelijkheid van het invoeren van nieuwe oogst- planten ernstig beschouwen. Het verbouwen van nieuwe voedsel planten was een stap van de allergroot ste beteekenis in de geschiedenis der menschheid, grooter dan tien oorlogen. Laten we, na deze enkele algemeene beschouwingen die naar voren moesten gebracht worden, terugkeeren naar de geschiedenis van den landbouw. Wanneer men de herkomst nagaat van de bijzonderste nijverheids- en land bouwproducten van de Romeinen, Grie ken en Phoeniciërs, dan blijken de meeste van uitheemschen oorsprong te zijn. De taalkundige en oudheidkundige gegevens stemmen overeen met de oude overleveringen betreffende achtereen volgende invoering van den wijnstok, van vruchtboom £n en van verschillende korensoorten. Het speuren naar den oorsprong der beschaving heeft er in de Oude Wereld niet toe geleid, dat men weet waar en hoe planten en dieren voor het eerst geteeld werden en waar en hoe de stadia in de ontwikkeling van Hoogleeraar Smeyers wijst de economisten illusionisten duchtig te recht. den landbouw werden doorgemaakt. Enkele geschiedschrijvers hebben er op gewezen, dat het landschap van Egypte en Mesopotamie van huis uit bestond uit met woudmoerassen bedek te vlakten, die alleen bebouwd konden worden door volken die reeds met de praktijk der bewatering en andere ge specialiseerde landbouwmethodes ver trouwd waren. Oudheidkundigen zijn tot het besluit gekomen, dat de eerste beschavingen in Egypte en Assyrië niet inheemsch wa ren, maar daar werden gebracht door een vreemd ras, dat waarschijnlijk uit Zuid-Arabië kwam. In Zuid-Arabië vindt men overblijfsels van landbouw- terrassen en massieve steenbouwen maar het spoor eindigt daar en men kan verder slechts gissen. Madagascar, de Oost- Indische eilan den en deze in den Stillen Oceaan wer den bewoond door een voor-historisch zeevarend volk met een hoog ontwikkeld landbouwsysteem. De mogelijkheid moet onder de oogen worden gezien dat de voor-historische invloedssferen zich heb ben uitgestrekt van Egypte of Assyrië via Indië of China naar de eilanden in den Stillen Oceaan. Kort geleden heeft de Oostenrijksche oudheidkundige F. Muhlhofer een groo te hoeveelheid verkoolde tarwe gevon den in een voorhistorische grot in Oos tenrijk, terwijl op de wanden van die grot teekeningen voorkomen welke tarweakkers voorstellen. Een ding is slechts zekerVan de schepping van den mensch af vindt men in alle desbetreffende verhalen steeds (Zie vervolg onderaan 4de kol.) De heer Frans Smeyers, leeraar aan de Landbouwhoogeschool te Gent en bestuurder van het Staatsinstituut voor landbouweconomie heeft een merkwaar dige brochuur gepubliceerd over de rentabiliteit van den landbouw en het bedrjjfsinkomen in den landbouw. Zijn studie biedt het groote voordeel dat zij gegrondvest is op vaste gegevens grootendeels verstrekt door landbouw boekhouding, alsook door de practische ondervinding opgedaan in het bedrijf. De heer Smeyers heeft het dan ook dadelijk aan den stok met de zooge naamde landbouweconomisten die al te lichtzinnig omspringen met schattingen zonder eenige werkelijke basis. Zijne studie op de rentabiliteit van den landbouw is bedoeld als weerleg ging van deze gepubliceerd over het zelfde onderwerp door den heer Albert Henry, eere-algemeen bestuurder bij het Ministerie van Landbouw, waarvan de besluiten, om het zacht uit te drukken, de landbouwmiddens hebben onthutst. De heer Smeyers is bij deze weerleg ging goed geslaagd, zooals wij hieronder zullen aantoonen door de beknopte sa menvatting van de bijzonderste deelen zijner brochuur. Volgens de meening van Mr Henry is de winstgevendheid van het land bouwbedrijf over 't algemeen merkelijk onderschat, omdat de thans toegepaste methode van landbouwboekhouding verkeerd is. Een landbouwer-pachter mag als bedrijfsuitgave boekende pacht prijzen door hem betaald een landbou wer-eigenaar zou echter geen uitgave mogen boeken voor het gebruik zijner eigen gronden. Als uitgaven mogen worden geboekt de loonen betaald aan het arbeidsperso- neel, doch de arbeid verstrekt door den landbouwer en zijn gezinsleden moet daarbuiten gesloten blijven. Tenslotte zou geen interest mogen gerekend worden op de kapitalen be legd in het bedrijf. De heer Smeyers weerlegt dit stand punt door te herinneren aan de groote princiepen die zoowel in staatshuishoud kunde als in boekhouding worden aan genomen tot berekening van den kost prijs. In den landbouw is de voortbrengst afhankelijk van de samenwerking der drie volgende factoren grond, kapitaal en handenarbeid. een intieme relatie met de aarde en de planten. De allereerste wilden aten niet enkel vleesch maar ook planten. Pas later trad het vleeschetend karakter meer op den voorgrond. Het eten van planten is gemakkelijker en eischt minder moeite. Zoo wordt door verschillige oudheid kundige de stelling verdedigd dat het telen van planten eerder ontstaan is dan het fokken van dieren. De zaden van planten die voor het levensonderhoud gebruikt waren, werden doodeenvoudig weggeworpen en op die plaats groeiden nieuwe planten. Zoo ontstond de ge dachte om opzettelijk nuttige gewassen te kweeken. De meeste volken der Oude Wereld verbouwden in het begin van het nieuw steenen tijdperk tarwe voor hun voe ding. Deze vrij hooge trap van land bouwontwikkeling leidt tot de veronder stelling dat men reeds in het oud Stee nen Tijdperk den landbouw kende. On langs werd deze stelling bewezen. Twee Spaansche oudheidkundigen, de ge broeders Cabré, vonden in de provincie Guadalajara (in de buurt van Madrid) twee holen stammend uit het Oud Stee nen Tijdperk, ook Aurignac-periode genaamd. En in die holen troffen ze teekeningen aan van planten en dieren. Tot nog toe waren de palaeolitische grotten of grotten uit het oud Stee nen Tijdperk uitsluitend afbeeldin gen van dieren en menschen bekend. Toekomende week zullen we, in een tweede en laatste artikel handelen over het ontstaan van den landbouw, - De tewerkstelling dezer drie factoren vereischt de tusschenkomst van een be- drijfshoofd gelast met de leiding der uit bating en de bepaling der verhoudingen waarin op voornoemde drie factoren beroep wordt gedaan. Alvorens het bedrijfshoofd voor zich winst kan vorderen, moet hij de diensten vergoeden hem bewezen door deze drie factoren. Aan den eigenaar van zijn gronden moet hij pacht of huurgeld, aan het kapitaal een interest of rente, aan den arbeid loon betalen. Al de economisten zijn het eens dat de winst volgens dezen regel dient - vastge steld. Eene boekhouding die slechts, zooals Mr Henry voorhoudt, de uitgaven be steed aan deze drie factoren voor een gedeelte zou aanteekenen is een ver keerde boekhouding welke niet kan die nen om den kostprijs te bepalen en de bedrijfswinst te berekenen. De heer Smeyers betoogt dan ook terecht dat de basis welke Mr Henry heeft genomen tot berekening der winst gevendheid in het landbouwbedrijf ver keerd is omdat zij onvolledig is. Wat nu de toepassing betreft, steunt de methode van den heer Henry niet op de boekhouding en ook niet op het landbouwindex of op de kostprijzen. Alles berust op zuivere schatting slaande 1) op het onroerend inkomen der gronden in eigendom toehoorend aan hem die ze bewerkt 2) op het bedrijfsinkomen van de land- bouwuitbating. met inbegrip der ver goeding of bezoldiging van den uitbater. 3) op de bezoldiging der gezinsleden van den uitbater die met hem samen werken. Het onroerend eigendom. Mr Henry schat het inkomen der gronden voor het jaar 1934 op 378 mil- lioen 609.000 frank, cijfer dat hij bekomt door het gemiddeld inkomen, dat hij schat op 500 fr. per Ha., te vermenig vuldigen door het aantal Ha. uitgebaat door hun eigenaars, hetzij 757.218 Ha., hierbij enkel in aanmerking nemende de bedrijven van 1 Ha. en meer. De heer Smeyers merkt hierbij terecht op, dat de grondrente geen element is tot berekening der winstgevendheid in het landbouwbedrijf en dat hij niet in ziet waarom een grondeigenaar, die recht heeft op het inkomen zijner onroe rende goederen als eigenaar, het recht zou verliezen dit inkomen in rekening te brengen als bedrijfsuitgave, door het feit dat hij zijn eigen gronden bewerkt of uitbaat. Het bedrijfsinkomen met inbegrip der bezoldiging van den uitbater. Zich steunende op de forfaitaire ba- rema's opgemaakt door het beheer der belastingen, schat de heer Henry dit bedrijfsinkomen voor 1934 op 615 mil- Hoen 675.987 fr. De heer Smeyers zegt niet te willen onderzoeken in hoeverre deze fiskale barema's de werkelijkheid benaderen, doch vindt het bevreemdend dat een economische studie over de winstge vendheid van het landbouwbedrijf op dergelijke brooze gegevens wordt ge baseerd. Bezoldiging der gezinsleden van den uitbater. Ingevolge de algeene landbouwtelling van 1929, bedraagt de arbeid der ge zinsleden in de landbouwbedrijven van 1 ha. en meer 87,07 t. h van den totalen arbeid. Wanneer de bezoldiging van den arbeid een onmisbare last is der voort brengst, beschouwt de heer Henry den arbeid als een bron van winst voor het bedrijfshoofd. wanneer hij geleverd wordt door leden van zijn gezin. Hier toe maakt hij gebruik van een rechts kundige spitsvondigheid die met econo mie niets te maken heeft namenlij k dat het strijdig is met de rechtsprinclepen een loon toe te kennen aan de leden van het gezin. (Zie vervolg 2* blz.) TELEFOON t 267.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1937 | | pagina 1