Van ons Jeugdfront SUIKERIJ PEEËN AMMONIAKSULFAAT De Bemesting van onze Boomgaarden. PU ROL gezinsvergoedingen; STIKSTOF rechtstreeks opneembaar assimileerbaar De Rol van het Ei in de Internationale Economie* DRINGENDE OPROEP buitengewoon voordeeligen prijs Suikerijpeeën R. U. Z. Landbouwers nieuwe Aansluitingsbulletijn DB KOORNBLOftM Landbouwleergang. 3. DE GROND. 1) la dea Zomer of reeds ia de Leate kan de grood gebrek aaa water hebbea. Daa moet de groadoppervlakte zooveel mogelijk los liggen, want iedereea weet geaoeg dat al het regeowater oiet ia dea groad driagt. Eea deel ervaa vloeit weg ea oog eea aader deel verdampt aaa de oppervlakte. Lichte Groad losse gr. vaste gr. 12.7 °/o 35 87.3 °/o 65 °/o Zware Groad losse gr. vaste gr. 13 6°/o 80.1 86.4 19.9 o Verdampt-vloeit weg la d. groad gedroegen Verdampt-vloeit weg la d. grond gedrongen Volgens Déhérain. 2) Op een zekere, hier veelal geringe diepte vindt men staande water in den grond. Vanaf de grondwaterspiegel (oppervlakte van dit water) klimt het door de haarbuiskracht in nauwe ope ningen en bereikt zoo de grootste hoog ten: In kleigrond zijn de openingen veel nauwer dan in zandgrond en daardoor ook zal het vocht er veel hooger stijgen. Drukt men lossen grood samen, dan worden de openingen kleiner en zoo be vorderen we dus de haarbuiskracht. Als men bijv. beeten. gras, klaveren of vlas gezaaid heeft, wordt er achteraf gerold. Daardoor drukt men het zaad tegen den grond aan (osmose) en kan door de haarbuiskracht het noodige vocht beter in de omgeving der zaden gebracht worden. Beide werken een regelmatige kieming in de hand. 3) Komt nu het water door de haar buiskracht aan de oppervlakte der aarde, dan zal het er verdampen, en dit natuurlijk het meest in den zomer als er soms gebrek is. Hoe gaan we dit nu beletten ProefWe leggen een klontje brood suiker met een hoopje gekristaliseerde suiker (cristallisé) erop en gieten er koffie of een andere gekleurde vloeistof rond. Wat zien we De broodsuiker is dade lijk gansch doortrokken, maar hooger, aan de gekristaliseerde suiker, bemerken we geen verandering. Het water trekt omhoog door nauwe buisjes, maar wor den deze wijder, dan werkt de haar buiskracht niet meer. Als we nu den grond hakken zal het bovenste laagje losser liggen, dus meer openingen ver- toonen, zoodat de haarbuiskracht ge broken wordt en de grond voor uitdro gen gespaard blijft. Vandaar het Vlaamsch spreekwoord "Een behakking is een begieting waard*. Waarschijnlijk komt door de wer king der haarbuiskracht een gedeelte der vroeger doorgespoelde voedings stoffen weer in het bereik der wortelen. Grond en Plantenvoedsel. We zagen reeds in welken vorm de planten hun voedsel kunnen opnemen. Met een onoplosbare stof is de plant dus niets gevorderd, alhoewel ze noch tans door de werking van grondmicro- ben, kalk en zuren, stilaan oplosbaar kan worden en we ze zoo als een soort reserve mogen beschouwen. De hoeveelheid plantenvoedsel ver schilt uitermate. De kleigronden zijn meestal niet rijk aan stikstof (gewoonlijk 1 °/«o)s fosfoorzuur en oplosbare pot- asch, terwijl daarentegen het gehalte aan onoplosbare potasch vrij hoog is. De kalkrijkdom is meestal onvoldoende. [Gronden, waarin zich om een of andere reden de humus ophoopt, bv. in zure. natte weiden) zijn soms zeer rijk aan plantenvoedsel. Door droogleggen (draineeren) en kalken kan de aanwezige stikstof werkzaam gemaakt worden Die geringe hoeveelheden voldoen op verre na niet aan de hooge vereischten van onze tegenwoordige intensieve teelten en we zijn dan ook verplicht voedingsstoffen toe te voegen, meestal onder vorm van oplosbare zouten. Doch, nu stelt zich de vraag of die kostbare stoffen niet door de bouwlaag heen met het regenwater zullen meegesleept wor den naar de diepere lagen. Menigvuldige ontledingen van draineerwater hebben bewezen dat er slechts een onbeduidende hoeveelheid doorspoelt. De grond moet dus de eigenschap hebben zekere plan- tenvoedingsstoffen vast te houden, op te slorpen, te absorbeeren. Die eigenschap noemt men het op slorpingsvermogen of het absorptiever mogen. Dit is van tweeërlei aard en men zou wel kunnen spreken van scheikundige en natuurkundige absorptie. Deze bestaat eigenlijk hierin dat de voedende bestanddeelen (ammoniakzou- ten, fosfaten, potaschzouten) aangetrok ken worden door sommige andere be standdeelen van den grond, zooals ijzer- hydroxide, aluminiumhydroxide, kalk- carbonaat, humusstoffen, enz. 2. Natuurkundige absorptie. We zagen reeds dat er bij klei en hu mus zeer fijne deeltjes voorkomen, die men colloïden noemt, die niet zakken in water, tenzij men er kalk bljvoegt.waar- door ze samenvlokken of coaguleeren. 1. Eigenlijk bestaan colloïden in alle vormen en scheikundige samenstellin gen, maar de voornoemde zijn veruit de voornaamste. 2. Alhoewel coagulatie kan intreden bij toevoeging van eender welk kristal- loïde (stoffen die we kennen onder kris talvorm sodanitraat, chloorpotasch, enzzal ze snelst gebeuren bij de cal- ciumzouten. Wanneer nu een colloïde samenvlokt zal het kristalloïde, dat in grondwater moet opgelost zijn. vastgehouden wor den aan de oppervlakte van de colloïde, zoodat uitspoeling onmogelijk wordt. a) Daar klei en humus de twee voor naamste colloïden zijn, zullen klei- en humusgronden ook een groot absorptie vermogen hebben. Vandaar dat men op kleigronden grootere hoeveelheden meststoffen ineens mag toedienen dan op zandgronden. b) We zien nogmaals het overwegen de belang van humus voor zandgronden. c) Niet alle stoffen worden even goed vastgehouden. Practisch is er alleen voor nitraten verlies te duchten. Het kweeken van spurrie en snijrogge voor groenbemesting heeft alleen daarin een reden van toepassing, dat die gewassen de nitraten, die nog in den bodem zijn, opnemen en zoo voor uitspoeling be hoeden. d) Proeven hebben bewezen dat 1De absorptie het sterkst geschiedt wanneer veel plantenvoedingsstoffen toegediend worden. 2. De vastgehouden stoffen meestal opneembaar blijven. 3. De stoffen, die niet geabsorbeerd werden in de bouwlaag, door de daar onder liggende lagen worden vastge houden en later door de haarbuiskracht weer zullen stijgen. ('t Vervolgt). Gezien de groeiende vraag naar onze prima suikerij onder merk en waarborg van Redt U Zeiven hebben we een grooten aankoop gedaan, waardoor het ons zal lukken de peeën aan l te verkoopen. Ten einde iedereen in kennis te brengen met de kwaliteit, zullen we eene uitdeeling doen van stalen, wegende 100 gram. Aan elke aanvrager zal een kosteloos staal worden afgeleverd (niet opgezonden). De vragen kunnen gedaan worden bij de heeren zaakvoerders of rechtstreeks op onze bureelen te Aalst, Herzele en Eppegem. Wij waarborgen voor de volledige zuiverheid en voortkomende van wortels welke niet voor witloof hebben gediend. Onze peeën zijn KRACHTIGER EN GEZONDER dan gelijk welk ander merk, en gezien onze massa-aankoopen ook veel GOEDKOOPER. Wie proeft wordt klant. Aan de huishoudsters speciaal aanbevolen. 5TIK5I0 Een zeer ingewikkeld en moeilijk te behandelen onderwerp. Indien we het nochtans aandurven hierover een uiteen zetting te doen, dan moeten we eerst en vooral voorbehoud maken voor wat be treft de hoeveelheid, de keuze der mest stoffen, de wijze van toedienen, het tijd stip en meer andere factoren die hier hun invloed kunnen en zullen doen gelden. Een bemestingsformule geven voor een boomgaard ware dus onbegonnen werk, vermits deze zal verschillen vol gens den ouderdom van de boomen. de ruitsoort, den aard van den grond, de wijze van aanleg, enz. Wat we wel dur ven zeggen en zelfs met volle overtuiging is dat er van wege onze land- en tuin bouwers veel te weinig aandacht aan dit zoo belangrijke vraagstuk wordt gehecht en ze hierdoor heel dikwijls zondigen door te eenzijdige, een te geringe of ook wel een al te kostelijke bemesting. Laat ons om te beginnen onderscheid maken tusschen de voorafgaandelijke bemesting of deze welke men geeft on middellijk voor het planten en de onder- ïouds- of jaarlijksche bemesting of deze welke men geeft tijdens den groei- of eefcljd van de fruitboomen. Dat vele fruitkweekers er sterk aan houden een kwistige, goed beredeneerde en aangepaste bemesting te geven, hoeft ons hoegenaamd niet te verwonderen, aan haar immers is veel gelegen voor wat aangaat, den groei, de ontwikkeling en de opbrengst van de boomen. Veel fruit, gezond fruit dat rijk gekleurd is zullen goed onderhouden boomen op leveren wanneer ze degelijk zijn bemest. In de fruitteelt zal men bovendien trachten zoo goedkoop mogelijk te be mesten. Wanneer men met geringere uitgaven tot dezelfde goede uitslagen kan geraken, ware het maar al te dwaas dit niet te doen. Vele fruitkweekers, waaronder we ook onze landbouwers rekenen die een weideboomgaard be zitten, denken dat de natuurlijke mest stoffen alsstalmest, beer, duiven- en kiekenmest, volstaan. Dat deze mest stoffen de hoofdrol spelen valt hoege naamd niet te betwisten, maar men moet ze ten gepasten tijde weten aan te wen den. Wanneer men bijvoorbeeld een nieuwe fruitaanplanting doet, dan is het hoegenaamd niet noodig stalmest met den grond te mengen om reden dat, wanneer er juist een pakje stroo tegen de wortels ligt, deze soms te droog worden gehouden. Wanneer men stalmest beschikbaar heeft, kan men hem best gebruiken met er den grond rond den boom mede te bedekken. Deze mestlaag zal gedurende den winter zijn wortelgestel wat be schutten tegen de koude, en het uitdro gen van den grond beletten tijdens den zomer, zonder te gewagen van de voed selvoorziening die langzaam, door de regenwaters tot zijn wortels zal doorsij pelen. Stalmest kan men later, om de twee of drie jaar, lichtjes inwerken om zoodoende de noodige hoeveelheid hu mus in den grond te brengen. Indien men dus de stalmest het jaar van de planting kunnen weglaten, hoe ven we toch den grond rijkelijk te voor zien van scheikundige meststoffen, ver mits hij later, bijzonder wanneer het een begraasde boomgaard geldt, hieraan soms gebrek zou hebben, 't zij door ver- waarloozing, 't zij door 't gras dat er ruim zijn voorraad zal in opdoen. Kali of potasch is van het grootste belang voor onze fruitboomen, zelfs kleigronden die er door den band rijke lijk zijn van voorzien, kunnen potasch niet ontberen omdat het opslorpings vermogen van de planten niet sterk ge noeg is om de kali uit deze gronden te putten. Een overschot van deze stof kan dus hoegenaamd niet nadeelig zijn, daar de potaschzouten door den grond goed vastgehouden en er door doorsijpeling geen verlies te vreezen is. Alhoewel fosfoorzuur van minder be lang schijnt te zijn dan potasch in de fruitteelt mogen we dit nochtans niet onderschatten, te meer omdat de meeste gronden er gebrek aan hebben. Kalk verbetert evengoed zandgrond door hem kleveriger, meer samenhan gend te maken dan kleigrond door hem lichter te doen worden. Wat meer is hij belet het zuur worden van den grond, begunstigt de werking der bacteriën en bijgevolg de ontbinding der meststoffen. Door de planten wordt er weinig kalk opgenomen. In zure gronden nochtans mag men om de vier jaar een flinke dosis kalk, gaande tot 40 kilo per are, toedienen, vóór of gedurende den winter. Stikstof dient vooral niet vergeten, en zoo komt men dan tot een volledig plantenvoedsel daar stikstof, fosfoor zuur, potasch en kalk moeten aanwezig zijn om de planten te geven wat 'ze om te groeien en vruchten te dragen noodig hebben. Men lette echter goed op die ver schillende stoffen in gepaste hoeveel heden toe te dienen en daarom is het zeer wenschelijk onmiddellijk na den winter de Samengestelde Vette voor Boomgaarden R U Z. te gebruiken. Hier vindt men de elementen in gepaste verhouding, en men is van een goeden uitslag verzekerd. Hiermede kan men zich reeds een ge dacht vormen voor wat aangaat de voorafgaandelijke bemesting van onze fruitboomen de jaarlijksche of onder- houdsbemesting is wel zoo belangrijk dat we ze voor een afzonderlijke bespre king voorbehouden. Het feit dat eieren zeer gevoelig z(jn aan warmte, reuk en vochtigheid, en dat ze gemakkelijk slecht worden, had tot gevolg dat de internationale eierhandel zich slechts kon uitbreiden na het in voege komen van snelle vervoermidde len en van verbeterde ijskassen. Het was dus maar tijdens de jaren na den oorlog dat het ei een belangrijke plaats innam onder de bijzonderste arti kelen van den internationalen handel. De internationale eierhandel was sinds 1913, wat hoeveelheid betreft, ver bo ven deze der boter en ontwikkelde zich verder tot in 1930. De economische wereldcrisis bracht hier nochtans verandering. De daling van den internationalen eierhandel is vooral toe te schrijven aan het feit dat na den oorlog in de invoerlanden ieder een kiekens hield, zoodat ze zelf in hun eiervoorraad voorzagen. Deze daling werd nog versterkt door den afslag op de graangewassen en door de economi sche wereldcrisis. Men zou de voortbrenging van eieren gaandeweg kunnen verhoogen, terwijl de uitbreiding van den veestapel moei lijker zou gaan. De bijzonderste uitvoerlanden voor eieren waren voor den oorlog Rusland en Oostenrijk-Hongarije in 1937 be kleedde Denemarken de eerste plaats met 23 °/o van den internationalen eier- uitvoer. Vervolgens kwam Holland met 21 °/o. De belangrijkste invoerlanden voor eieren zijn, niettegenstaande zijjzelf geweldig veel voortbrengen, Engeland en Duitschland, die nevens de j|Veree- nigde Staten en China de eerste plaats bekleeden. Het THOMASSLAKKEN- MEEL in sterke hoeveelheid toegediend, geeft een groote opbrengst in aardappelen, ver meerdert den inhoud aan zet meel en vermindert de gevallen van ziekte. (Ingezonden.) Onze leden die het nog niet deden gelieven nota te nemen dat het hoog tijd wordt om hunne inschrijving te doen. Deze die vroeger inschreven kunnen gerust zijn, alles komt in orde. We verwachten dees week de achterblijvers. Ondergeteelcende (naam en voornamen).. Te (Handteeken) Uitschrappen wat niet verlangd wordt, Grond en Water. 1. Scheikundige absorptie. Toepassingen abonnenlen aan voor Uw blad I Schrale lippen Gesprongen handen verzacht-qeneest W* beroep juist adres verklaart aan te sluiten bij de Onderlinge Kas voor Gezinsvergoedingen (Wet van 10-6-'37) op te richten door of met medewerking van Redt U Zeiven en verbindt zich te onderwerpen aan hare standregelen goedgekeurd door den Staat. .den.. Op te geven inlichtingen O Ik bezig of bezig geen loontrekkend personeel (buiten huisknechten of meiden). Ik ben als werkgever reeds aangesloten bij de com pensatiekas (naam en zetel der kas vermelden) Ik heb kinderen van min dan 14 jaar. Ik hebkinderen van 14 tot 18 jaar welke hunne studiën voortzetten. Ik hebkinderen van meer dan 14 jaar lichamelijk onbekwaam tot arbeiden (verminkten, zieken). Naam en voornaam mijner echtgenoote invullen)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1939 | | pagina 3