Technische Kalknitraat en Nota over zijn gebruik. Kwakzalverij en Kankerziekte ■■■■■■♦♦Mm Duivennieuws ■■■manna im Landbouwers ZIÜ. Het weze hier herinnerd, dat de stik stof. die in den bodem de gekende am- moniakale gisting en verder nitriflkatie ondergaat om tot gemakkelijk opneem bare nitraatvorm ter beschikking der planten te komen, van nitrisch zuur (door de nitrifleeerende bakteriën voort gebracht) tot Kalknitraat gebonden wordt. Het feit, dat Kalknitraat verre uit de meest voorkomende, door de natuur gevormde nitraatverbinding in den land bouwgrond is, ontsnapte misschien wel aan vele practici. Het is dan ook heel logisch, dat de stikstofoijverheid ernaar gestreefd heeft, deze stikstofverbinding synthetisch voort te brengen, om die ter beschikking te stellen van den landbouw, daar waar het aanwenden eener dosis krachtig wer kende, zeer gemakkelijk opneembare stikstof gewenscht is. Elke stikstofmest heeft haar eigen werkingswijze en elke kent dus geval len, waarin zij met de groote winstge vendheid aangewend wordt. Kalknitraat is de stikstofverbinding, die door de planten het gretigst wordt opgenomen. Vandaar dat die meststof aangewezen is waar eene onmiddellijke en krachtige groeiprikkeling verlangd wordt, of in die gevallen, waar de om standigheden niet gunstig zijn voor de specifiïke werking van andere stikstof- vormen. Aan de hand van deze beschouwing laten wij enkele praktische gevallen vol gen, waar een optimum geldelijk resul taat wordt door Kalknitraataanwen- ding. In Landbouw en Weideuitbating. Groenvoederproduktie in het voor' jaar. Hetzij voor de snijrogge, hetzij voor het voortbrengen van kuilgras, is het gewenscht, eens de Lente daar, de gras sen en voedergraangewassen in staat te stellen, snel een maximum groenontwik- keling te bereiken, temeer daar het van belang is, zoo snel mogelijk het land vrij te krijgen voor de volgende hoofdteelt. Hier is dus Kalknitraat heelemaal op zijn plaats, omdat de stikstof erin bevat op de meest aktieve vorm door het gras opgenomen wordt zoodra temperatuur en andere groeiomstandigheden het op nemen mogelijk maken. Graasweiden. Buiten de Winter- en Lentebemes ting, die men aan de weide toedient en die normaal potasch, fosfoorzuur en stik stof bevat, is het tegenwoordig bijna algemeen het gebruik, in den loop van het graasseizoen de weide nog eens of zelfs meermaals lichtjes met stikstof te bestrooien, om na het afbijten den gras- groei aan te wakkeren. Deze zomerstik- stofbemesting geeft men als het vee een afgegraasd perceel verlaten heeft, of die kan men ook geven, wel te verstaan, onder vorm van een niet stuivend, ge korreld en snel smeltend produkt, ter wijl het vee op de weide verblijft. Voor die zomerstikstofbemesting is Kalkni traat een eerste klas hulpmiddel, om steeds een frisschen, aanhoudenden gras- groei in het leven te roepen. Kalknitraat brengt een nieuwe Lente op afgegraasd weiland. Hooiweiden. Eens de eerste snede gehooid, komt het er op aan, snel weer gras te hebben om dieren op die weide te steken, ofwel zoo het nagras gehooid wordt, moet ervoor gezorgd worden, dat de kwali teit en hoeveel van den toemaat zoo hoog mogelijk wezen. De stikstofmest, die hiervoor geschikt is, moet snel werken en met de minste vochtigheid beschikbaar worden voor het gras.Kalknitraat heeft zooals bekend die eigenschappen, en is daarenboven kalkhoudend, wat ondermeer voor wei- debemesting een niet te versmaden voor deel daarstelt. Fruitweiden en Fruitteelt. Op afgegraasde boomgaarden wordt vanzelfsprekend een sterkere basisbe mesting gestrooid. Benevens deze, ge ven de beste voortbrengers een stikstof bemesting onder snelwerkenden vorm, die tevens gemakkelijk tot de wortels der boomen doordringen zal op het oogenblik van den bloei of het spenen der vruchten. Ook hier is Kalknitraat heel zeker op zijn plaats. Steenfruit,zoo als perziken en pruimen bekomen ook best hunne stikstof bij of onmiddellijk na den bloei. In de aardbeziënteelt is eene Kalkni- traatbemesting bij den bloei de ideale stikstofgifte, die de vruchten vooral tot mooie, fel ontwikkelde bessen zal doen uitgroeien en na den oogst der beziën de struiken een krachtigen groei zal schenken, en voor het volgend jaar kloeke, reservehoudende planten zal vormen. Graangewassen. Voor de dekbemesting van hongerig wintergraan en flauw opgekomen haver, of na de hederikverdelging door zwa velzuurbehandeling, is Kalknitraat een uitstekende zweepslag, die zich wegens zijn korrelvorm zelfs in kleine dosis regelmatig verdeelen laat. Kalknitraat werkt snel en krachtig door, vormt kloek rietachtig stroo en wat belangrijk is, het staakt zijn massieve werking tegen de rijpwording, die dus op tijd en één vormig verloopt. Vele goede tarweverbouwers hebben de laatste jaren zeer rendeerende uitsla gen geboekt door het strooien eener lichte Kalknitraatdosis f 100/125 kgr. per hektare) op het oogenblik dat de tarwe- aren te voorschijn komen. Het legerge- vaar wordt door de aldus uitgevoerde stikstofbemesting geenszins verhoogd. Mits inachtname der kleine dosis en Kalknitraatkeuze zal ook de rijping niet vertraagd worden het gevormde graan zal echter veel zwaarder en gelijkvor- miger zijn. Witloofteelt Deze speciale teelt, die in zekere stre ken van ons land op zeer intense wijze verbouwd wordt, vraagt wat stikstof bemesting betreft een bijzondere aan dacht. Wil men vaste, gezonde en rijpe witloofwortels oogsten, dan moet men, indien noodig, een gepaste stikstofmest aanwenden, doch moet men eveneens vermijden, teveel en te éénzijdige stik stof te strooien. Te lang werkende stik- stofvormen zijn hier niet op hunne plaats, daar zij de rijping en de reserve vorming in de wortels tegenwerken. De beste witloof kweekers strooien, indien de grondreserve het witloof geen vol doende ontwikkeling zal verzekeren, een stikstofbemesting van 200 tot 400 kg. Kalknitraat per hektare. Op onkruidvrij land geeft men het Kafknitraat vóór het zaaien in andere gevallen en ook als men pas de stikstofbehoefte bestatigt na het opkomen van het loof, strooit men het Kalknitraat als dekmest bij het hakken. Beetenteelt. Van al onze landbouwgewassen zijn het wel de beeten, die de sterkste stik stofbemesting vragen. Vanouds is dit wortelgewas gekend als een nitraatvre- ter. Als men nu bedenkt dat beeten kalk- minnend zijn, een open niet verkorsten grond vragen, dan kan men onmiddellijk besluiten, dat Kalknitraat met zijn grond- verkruimelende nevenwerking, een uit stekende stikstof voor dit wortelgewas daarstelt. Op zwaren en halfzwaren grond, vooral bij late planting geeft men het Kalknitraat in volle dosis vóór het plan ten, en wel ingewerkt bij de grondbe- reiding. Vaak geeft men dan een deel der stikstof onder langwerkenden vorm en een deel onder Kalknitraatvorm. Op lichteren grond geeft men het Kalknitraat best als dekmest na het op plant zetten en vóór het laatste hakken. De hoeveel heid Kalknitraat, die men aan beeten geeft, hangt natuurlijk af van de reeds aangewende bemestingStalmest, vloei- mest, andere stikstofvormen. Bij beschadiging door ibeetenvlieg is eene Kalknitraatdekbemesting een uit stekend middel om de bladontwikkeling snel te herstellen en de schade tot een minimum te herleiden. In de streken, waar voederbeet uitge- plant wordt als tweede vrucht, b.v. na vroege aardappelen, en dus die planting pas laat kan plaats hebben, vraagt de beet een stikstofbemesting, die met een minimum van vochtigheid een onmiddel lijk krachtig opgroeien verzekert. Zooals bekend, zijn dit eigenschappen van Kalk nitraat, waardoor dus die meststof ook in dit geval met beste gevolg aangewend wordt. In de suikerbeetteelt vertoonen de met Kalknitraat bemeste perceelen een ken schetsende, regelmatige ontwikkeling, eene donkergroene kleur der bladeren, weinig schieters en eene gepaste rijping, waardoor een hoog suikergehalte ver zekerd wordt. Na vruchten. Het zijn vooral rapen en mergkool, die als tweede vrucht verbouwd worden. Aan deze gewassen, die. vooral de twee de, veel stikstof vragen, moet men deze verstrekken onder een vorm, die gretig opgenomen wordt, opdat die gewassen zooveel mogelijk ontwikkeling nemen gedurende het nog warme, zonlichtrijke deel van den zomer en nazomer. Voor rapen strooit men Kalknitraat na het hakken. Voor mergkool, die ge woonlijk uitgeplant wordt, kan men in gepast vochtige jaren een deel der stik- stofbemesting onder nitro-ammoniakalen vorm inwerken en later bij het hakken een deel Kalknitraat bijstrooien. In droge jaren, of bij late planting van mergkool, wendt men het Kalknitraat aan, inge werkt vóór de planting. Groententeelt. Vcor deze teelten komt het erop aan, wil men wicstgeveude prijzen tekemen, optijd de gewassen tot ontwikkeling te brengen. Gezien de intense gronduit- bating in de groentenstreken moet ook alle aandacht geschonken worden aan de nevenwerkingen der aangewende meststoffen. Met zijn gekende, krachtig doorverloopende stikstofwerking en grondverbeterenden invloed stelt het Kalknitraat een uitstekend aanwakke rend middel den groentenkweeker ter hand. Ziehier enkele teelten,waarvoor Kalk nitraat bijzonder geëigend is Bloemkoolen, selder, tomaten, salade. Uit voorgaande beschouwing blijkt, dat in elk land- en tuinbouwbedrijf enkele bepaalde verbruiksgelegenheden bestaan voor Kalknitraat, en dat elke land- en tuinbouwer er belang bij heeft, zich met deze stikstofmest vertrouwd te maken, voorzoover deze ten minste nog niet in zijn bedrijf in toepassing is. Er is zeker geen gebied waar de kwakzalverij meer kwaad verricht dan het gebied van de kankerziekten. En dit is gemakkelijk te begrijpen. Vele ontstekingen zijn van aanslepen- den aard en geven aanleiding tot het vormen van dikke knobbels, van ge zwollen deelen die het uitzicht hebben van abaormale weefselgroei, van echte gezwellen. Wanneer deze zieken dan plots door een kankerangst worden aan gegrepen en bij een of ander kwakzalver terechte komen die ze behandelt met waterkuur of met een onschuldige zalf, dan krijgt hij de faam van kanker te hebben genezen de kortzichtige en onwetende zieke maakt voor hem reklame, en wanneer nu naderhand zie ken aangetast door echten, beginnenden kanker, bij dezen kwakzalver terechte komen, dan wordt de kostbare tijd, ge durende dewelke nog redding mogelijk zou zijn, verloren aan waterkuur of aan zalfbehandeling. De kortzichtige men- schen meenen dan dat het geval niet kon worden genezen, spijts de uitstekende behandeling van den kwakzalver, inge zien dat hij wel andere gevallen heeft genezen. Dat deze andere gevallen ech ter geen kanker waren, ontsnapt hen heelemaal. Menig kwakzalver verkrijgt ook een faam op het gebied van behandeling van kankerziekten omdat vele gezwellen goedaardig zijn, niet diep in de weefsels invreten, en wanneer zij dan door welk- danige inbijtende zalf worden vernie tigd, een blijvende genezing volgt. Dit is echter maar uiterst zelden het geval voor echte kankerziekte, zoodat daarop niet mag worden gebouwd. De zieke die op deze wijze genezen blijft van een goedaardig gezwel, maakt reklame voor den kwakzalver en verricht, zonder dat hij het zelf vermoedt, een allerdroevigst werk. Want komt er nu een zieke met beginnende kanker, dan zal weer de meest kostbare tijd, de eenige tijd die nog beschikbaar is voor de redding, verloren gaan aan behandelingen die den zieke niet kunnen genezen. En dat zoo dikwijls bij kankerziekte, of vermoeden op kankerziekte, de kwak zalvers worden geraadpleegd, is ook weer licht te begrijpen. Er moeten in derdaad, dikwijls voor zeer kleine let sels, die echter van kwaadaardigen aard zijn, uitgestrekte heelkundige tusschen- komstenkomsten of langdurende be stralingen of herhaalde bestralingen worden aanbevolen. De menschen zoe ken dan of er toch geen middel is te genezen met minder dure of met minder tijdroovende behandelingen. Zij komen bij den kwakzalver terecht die hen, in zijn onbevoegdheid, verzekeringen geeft die geen enkel geneesheer kan of mag geven, en zij klampen zich vast aan den veelbelover. Het ergste van al is dat sommige van deze kwakzalvers samen werken met wel gediplomeerde, echter onwaardige geneesheeren, zoodat de wet onmachtig staat tegenover den kwakzalver, en deze zijn erbarmlijk werk ongestraft verder kan verrichten. Wij zeggen "zijn erbarmlijk werk„, want de geneeskunde beschikt op dit oogenblik over zulke doeltreffende behandelingen voor kankerziekten, dat vele kanker letsels met deze behandelingen of met gemengde behandelingen, genezen met verhoudingen van 80 tot 90 °/o. Komen echter deze gevallen bij den kwakzalver terechte, dan zijn zij na eenige weken of maanden onopereerbaar en onbestraal- baar geworden of indien zij nog met bestraling of operatie kunnen worden verbeterd, dan is het maar een gedeelte lijke of tijdelijke genezing. De kwakzal ver is dus werkelijk in een ontzaglijk aantal gevallen oorzaak dat de ziekte ongeneesbaar is geworden. Het is goed begrijpelijk hoe op het gebied vqn kankerziekten de kwakzalver het vertrouwen van de menschen ge makkelijk wint en gemakkelijk bewaart, omdat er vele middelen zijn die de uit wendige teekens van een kankerziekte, zooals etterig verlies, bloederig verlies, uitwendige wonde, doen verdwijnen, en de menschen dan werkelijk overtuigd zijn dat de genezing op gang is, wanneer in werkelijkheid de ziekte zich in de diepte ongehinderd uitbreidt. Heel zeker moet de aandacht van de menschen worden gevestigd op de wenschelijkheld een geneesheer of een klinische dienst of polikliniek te raad plegen zoodra zich buitengewone ver schijnselen voordoen van etterverlies of van bloedverlies of van inwendige onge makken maar wij achten het toch ver keerd alle mogelijke ziekteteekens van inwendige en uitwendige kankerziekten aan alle menschen te gaan uitleggen. Op deze wijze onderhouden wij inder daad in de samenleving echte ziekelijke angsten voor kankerziekten en voor alle ziekten nopens dewelke de menschen stelselmatig en aandringend zouden worden ingelicht. Wij meenen dat de aigemeene ontwikkeling hier de ge wichtigste rol te spelen heeft, en niet het van buiten leeren van eenige ziekte teekens, die bij honderd andere ziekten kunnen optreden, en wier aanleeren de menschen ziek maakt van angst, wat reeds op zich zelf een erge ziekte is Een ontwikkelde mensch zal een geneesheer of een klinische dienst gaan raadplegen zoodra hij abnormale verschijnselen be merkt, het is nu gelijk van welke ziekte, goedaardig of boosaardig,deze verschijn selen een uiting kunnen zijn. Prof. Dr Fr. DAELS. Uit"Het Vlaamsche Kruis». Kwecken in bloedverwant schap en kruisen. Ik stem toe dat in de natuur de dieren zich weinig bekommeren om de men- schelijke wetten en men werpt dat argu ment, dat feitelijk geen argument is,voor de voeten, wat niet bewijst dat de typen van wilde dieren volmaakter worden. Het is inderdaad het tegendeel dat bewezen wordt, door het onderzoek van overblijfselen van voorhistorische dieren die allen veel grooter waren dan hun moderne gelijksoortigen. Bij het fokken der huisdieren integen deel moet de mensch steeds bekommerd zijn om het veredelen, het verschoonen en het versterken der typen. Het is door de kruising, ik kan het niet genoeg herhalen, dat men tot zoo iets komt en dit is niet alleen onder de planten, maar ook onder de dieren van alle slach. Zijn de bloemwonderen, die onze hof bouwkundigen ten toon stellen, niet de vrucht van veredeling De mensch volledigt aldus de schep ping door welgeslaagde kruisingen. In dit uitgebreid vraagstuk van de volmaking der rassen, speelt de terug slag (atavisme) een bijzondere rol; welke men vruchteloos zoekt toe te schrijven aan een afwijking van den grondvorm als hij integendeel een terugkeer tot den grondvorm is. Inderdaad door den terugslag ver schijnen de vorm en de eigenschappen van de voorouders, zelfs nadat vele ge slachten zich hebben opgevolgd. Zoo is 't dat de achterkleinkinderen op een wonderbare wijze gelijken aan hunne voorouders, wat men kan vast stellen in oude kasteelen, alwaar de fa milieportretten bewaard blijven. Hoe menigmaal is men in de hokken niet verrast geweest door een vorm, een gevederte, bijzondere eigenschappen (als kousen, jabots, en andere eigenaardig heden) te zien voorkomen, die nog geen enkel sujekt van de huidige kolonie ken merken Maar als men den oorsprong der voorouders opzoekt, verneemt men in derdaad dat onder hen zich sujekten be vinden of bevonden en daarin ligt de verklaring van het voordoende ver schijnsel. Welnu dat is een gevolg van den terugslag, die zich niet alleenlijk uitwen dig veropenbaart, maar die ook zijn in vloed heeft op de innerlijke hoedanig heden van het sujekt. De terugkeer naar een voorouderlij ken vorm kan kus zoowel een hoedanig heid als een gebrek zijn aan de wijs heid van den liefhebber de vroegere gaven op te zoeken, die hem bij dit be sluit zullen leiden. Wat mij persoonlijk aangaat, nopens de achterkleinkinderen, zie ik denzelfden vorm en hetzelfde gevederte zich ver toonen van wijlen mijn beroemden "Donkeren,, of van mijn ouden"Soofe„ dan aarzel ik niet. Ik weet dat ondanks hunne kruisingen met verscheidene an dere goede rassen.deze produkten terug- keeren naar den voorouderlijken grond vorm, versterkt door een vreemd en goed bloed en ik besluit dan, door een heel natuurlijke vergelijking, dat deze afstammelingen goed zullen zijn en ik kan bevestigen mij op dit punt nooit bedrogen te hebben. Nu raak ik het voornaamste aan van deze beknopte studieHoe te werk gaan om oordeelkundig de duiven van een hok te kruisen en te koppelen Mij dunkt dat de oplossing van dit vraagstuk eenvoudig kan gedaan wor den. Gewoonlijk is de duivenliefhebber een praktisch man, die recht op het doel afgaat. Hij heeft geen lust zich met nie tigheden bezig te houden en verstaat weinig of niets van die groote zinnen, die hem schijnen uit de maan te vallen. Het aanduiden van de duiven, die ieder jaar moeten vereenigd worden voor de voortbrenging is niet het werk van een oogenblik maar integendeel is het noodig, dat men zich lang door stu die en opmerkzaamheid zich er mede bezig houdt. De onderrichtingen uit het verleden mogen nooit uit het oog verloren wor den en alleen de liefhebber die regelma tig zijn stamboeken heeft gehouden kan handelen met volle kennis van zaken. Wat zeggen nopens die zaak van een persoon, die de verwaandheid had een voorname rol te spelen in een der groot ste duivencetra, en die ter gelegenheid eener gedeeltelijke verkooping van zijn duiven verplicht was te bekennen dat hij zelfs den oorsprong van zijn sujekten niet kende, daar zijn knecht ziek gewor den was 1 Als men ziet met welke zorg de En- gelschen hun "studbook„ houden waarin zij de herkomst van hunne duiven terug vinden, en al de inlichtingen van het geslacht en afstamming, dan is men wer kelijk beschaamd te moeten vast stellen dat in België, de bakermat van de hedendaagsche liefhebberij, zoovele lief hebbers geen enkele nota nemen en im mer in den blinden tasten. Ik ken er die zich bepalen in de Lente duivers en duivinnen naar hartelust te laten paren. Ziedaar onbewuste uitkiezing 1 Natuurlijk is de taak gemakkelijker als men de duiven van zijn eigen ras koppelt, dan als men er nieuw bloed in moet brengen, want in dat geval bezit de liefhebber de noodige gegevens van beoordeeling. Ik raad volkomen en oprecht de bloed- schendende koppelingen af en beveel zooveel mogelijk deze tusschen neven te vermijden. Het is natuurlijk min gevaar lijk duiven van verwijderde bloedver wantschap te koppelen maar hier nog maals zet ik mijn sportbroeders aan zoo weinig mogelijk hun toevlucht er toe te nemen, en zeker nooit op een achtereen volgende manier. De bloedverwante afstammelingen moeten gekoppeld worden met sujekten van een stam geheel vreemd aan hun bloed. Als de liefhebber bemerkt dat zijn kolonie zoodanig gevormd is dat hij bijna nog enkel onderlinge ouders kan koppe len, zelfs in verwijderden graad, dan wordt het dringend noodig zich nieuw bloed aan te schaffen, dat aan zijn ras nieuwe kracht schenken zal. In alle geval raad ik aan nooit het uiterste oogenblik af te wachten, want dan zou het te laat kunnen zijn. Wat vooral hoofdzaak is bij het kop pelen, 't is van een idealen vorm op te zoeken van de duiven best geschikt tot reizen, niet te zwaar, niet te klein, met breede borst, omdat deze ontwikkeling overeenkomt met deze der longen het borstbeen liever lang dan korter, de vleugels en dit is een voornaam punt moeten sterk en wel gebouwd zijn breede baarden die geen lucht doorlaten als de vogel met den vleugel slaatde staart moet wel gevuld zjjn. Het richtingsvermogen zoo hoog en groot mogelijk. De vorm van den kop, alhoewel een factor om het schoone van de duif naar waarde te schatten, heeft mijn dunkens geen invloed op haar bekwaamheden tot het reizen, evenmin als de kleur van het oog evenals de kleur van het regenboog vlies dat geen invloed heeft op het ge zicht. Uit 't voorgaande blijkt dat de lief hebber moet trachten afstammelingen te bekomen die de opgesomde eigenschap pen vereenigen. Hij zal er toe komen na twee, drie of soms wel vier geslachten, op voorwaar de dat hij onophoudelijk de gebreken verbetert door een beredeneerde keuze, die een der gepaarde sujekten zou kun nen vertoonen. Als de duiver wel gemaakt is van li chaam, doch een zwakken vleugel heeft, de baarden smal of kort, zal men hem een duivin geven volmaakt onder dit dubbel opzichtgewoonlijk zullen de jongen betere vleugels hebben dan den vader. Late deze nu nog te wenschen over, dan zal een tweede kruising van hunne afstammelingen de gewenschte verande ring voortzetten of voleindigen. ('t Vervolgt). Goed nieuws voor hen die lijden I Indien gij lijdt aan Rheumatiek, Len denjicht, Rugpijn, Pijn en Stijfheid in de Gewrichten, Verrekkingen, Kneuzingen of Verkoudheden op de Borst, ziet de aankondiging van Liniment Sloan op de 4de pagina van dit blad. Zij toont U aan hoe gij U kunt bevrijden van Uwe pij nen en ongemakken door de zekerste en doeltreffendste methode toe te passenen zonder U te bedwelmen door verdoo- vingsmiddelen. abonnenten aan voor Uw blad I Schreiber i Le Sol et les Engrals Deel II, blz 195 De kalk levert gewoonlijk de ver- zontbare base, die noodig is voor de verzadiging van het nitrisch zuur (salpeterzuur), voortge bracht door de nitriflkatie van organische en am- moniakale stikstof

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1939 | | pagina 6