Raadgevingen bij het bereiden van Cider en Perenwijn Landbouwkundig Onderwijs Arbeid adelt* Landbouwweekblad Voor en door de Landbouwers Wat brengen ons de Koninklijke en Ministerieele Besluiten tot Reglemen teering van den Melkhandel Orgaan der Landbouwersvereeniging Redt U Zeiven ZONDAG t3 OOGST 1939. Pri)» 35 eetiem 2late JAARGANG Nt 1075 Abonnementsprijs 15 fr. 's jaars. Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron ia streng verboden. Bestuurder en verantwoordelijke Opsteller O. CAUDRON. Bareel en Redactie t Zeebergkaai, 4» Aalst. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen. Aankondigingen volgens akkoord. Ia De Koornbloem van 6 Oogst 1.1. hebben onze lezers kennis genomen van de bijzonderste bepalingen van het koninklijk besluit, betreffende de verdee ling van consumptiemelk en van het ministerieel besluit, waarbij het mini mumgehalte botervet dat verbruiksmelk moet bevatten vastgesteld wordt op 30 graad. Welk is het nut dezer maatregelen ten voordeele van onze landbouwers, houden van melkvee Is daardoor het prangende zuivelvraagstuk opgelost Vooreerst dient opgemerkt dat de maatregelen voorzien door bedoelde be sluiten enkel betrekking hebben op ver bruiksmelk of melk in natura, geleverd voor het verbruik. Daar nu enkel 20 tot 25 °/o van onze inlandsche melkproduc tie in natura haren afzet vindt, terwijl het overige wordt verwerkt hoofdzake lijk tot boter en in zeer geringe mate tot andere zuivelproducten, bestrijken de jongste maatregelen maar een zeer ge ring gebied van onze inlandsche melk en zuivelproductie. We willen niet ontkennen, dat de besluiten tot reglementeering van de melkverdeeling hun nut zullen afwerpen tot wegruiming van de talrijke misbrui ken die thans in den melkhandel woeden en tot het doen naleven der voorschrif ten van hygiëne bij den melkverkoop. Aldus zullen zij onrechtstreeks ook ten goede komen aan onze melkveehouders, door aan de verbruikers vertrouwen te schenken in de hoedanigheid der melk en door bij te dragen tot de uitbreiding van het melkverbruik. Doch opdat op dit laatste gebied tast bare uitslagen bereikt worden is het ver- eischt dat de maatregelen afgekondigd door de jongste besluiten nauwkeurig en op verstandige wijze worden toegepast en dat zij gepaard gaan met een door de regeering behoorlijk gesubsidieerde actie tot bevordering van het melkver bruik. In dit verband stellen we de vraag, wanneer de regeering er zal toe over gaan het melkverbruik in de scholen te organiseeren en door te voeren. Ook in het leger, de opvoedingsgestichten, de liefdadigheidsinstel'ingen onder toezicht van den staat en van de andere open bare besturen, bestaat er ons inziens ruimschoots gelegenheid tot uitbreiding van het melkverbruik. De vaststelling van het minimumge halte botervet op 30 graden voor ver bruiksmelk is ongetwijfeld van aard om de botermarkt eenigszins te ontlasten, wijl zij anderzijds een factor, alhoewel niet de eenige, is om de kwaliteit der verbruiksmelk te waarborgen. In dit opzicht verstrekt artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 Juli 1939, waar het bepaalt dat de Minister van Landbouw de hygiënische en technische voorwaarden kan vaststellen waaraan de melkhandel moet voldoen, verstrekkende bevoegdheden aan dezen minister. Zal deze er een doeltreffend gebruik van maken om den melkhandel te sa- neeren wat betreft niet alleen de ge zondheidsvoorschriften, doch ook wat betreft de vervoer- en verdeelingskosten welke tot heden zwapr nadeel berokke nen aan den melkvoortbrenger en de verbruikers Immers, voor de eersten drukken zij op de prijzen die hen voor hunne produkten worden betaald, voor de laatsten komen zij neer op een ver hooging van den kleinhandelsprijs. Wanneer wij de ingevoerde regle menteering van dichtbij beschouwen,stel len wij vast dat hare grondslag in hoofd zaak is de verbetering der kwaliteit, terwijl de verbetering van den prijs als onrechtststreeksch doel wordt beoogd. In de huidige omstandigheden, ge zien den zeer benarden tcestand waarin onze melkveehouders verkeeren, had het onmiddellijk en rechtstreeksch doel van elke regeeringstusschenkomst moe ten" Stijn de valorisatie der prijzen, omdat onrechtstreeksche valorisatie methoden vooreerst te langzame resul taten afwerpen en doorgaans minder doeltreffend zijn. En hier herhalen we nogmaals met bijzonderen nadruk onzen eisch t mi nima-prijzen voor de melk aan den voortbrenger gepaard met maxima- prijzen voor de verbruikers en zulks niet alleen voor de verbruiksmelk, doch voor de melk onder welken vorm ook ze wordt verkocht aan den voortbrenger hetzij dus in natura, hetzij onder vorm van zuivelproducten. Naar het voorbeeld van wat in het Groot-Hertogdom Luksemburg, Enge land, Duitschland en andere landen reeds een voldongen feit is, vragen wij voor onze melkveehouders prijzen die hunne voortbrengstkosten dekken en hun een redelijke winstmogelijkheid verzekeren. Wij zijn van oordeel dat de arbeiders van den akker, n.l. onze boeren, recht hebben op een levensminimum evenzeer als de nijverheidsarbeiders. Wijl de re geering zulks erkent voor deze laatsten, moet zij dit eveneens doen voor onze landbouwers door aan hunne bijzonder ste producten behoorljjke verkoopprijzen te waarborgen. En hier stelt zich de vraag hoe deze minimaprijzen kunnen bereikt worden tegelijkertijd met een genoegzamen af zet op de binnenlandsche markt van de boter, waartoe verreweg het grootste deel onzer melkvoortbrengst n.l. 75 tot 80 °lo wordt verwerkt. Het eerste middel daartoe is de be perking der doodende concurrentie van de margarine aan de natuurboter, door de middelen welke wij in dit blad menig maal hebben aangeduid. Wij herhalen hier enkel de bijzon derste 1) Contingenteering binnen de ver- eischte perken der margarinefabricatie. 2) Verbod door 't kleuren of fabrica- tieprocédés aan de margarine het uit zicht te geven van boter. 3) Verplichting voor bakkerijen, pas teibakkerijen, spijshuizen, kostscholen en andere eetgelegenheden, toegankelijk voor het publiek, het verbruik van mar garine kenbaar te maken. 4) Verplichting op de verpakking van margarine de gebruikte grondstoffen en hunne verhoudingen kenbaar te maken. 5) Verhooging der accijnsrechten op de margarinefabricatie met minstens 2 a 3 frank per kilo. Het tweede middel daartoe is de be vordering van het verbruik van inland sche boter door maatregelen welke wij hier ook dikwerf hebben aangeprezen. Wij sommen hiervan ook enkel de bij zonderste op n.l. 1) Verplichtend verbruik, bijzonder op de tijdstippen van overvloedige pro ductie, van boter ter vervanging van margarine, in het leger, de opvoedings gestichten en de instellingen van open baar nut onder toezicht van den staat of van de openbare besturen. 2) Verdediging tegen ongepaste mede dinging van vreemde boter en vooral tegen den vrijen invoer uit het Groot- Hertogdom Luxemburg tijdens de zomer maanden. 3) Valorisatie van de prijzen van het rundvleesch welke sedert lang zwaar verlies opleveren, door beperking van den invoer van versch rundvleesch uit Denemarken en van bevroren vleesch uit de overzeesche landen. 4) Ontlasting der melk- en zuivelmarkt op tijdstippen van overvloedige produc tie a) door de fabrieken van chocolade, melkpoeder en verdikte melk te ver plichten den voorkeur te geven aan in landsche melk bij de fabricatie hunner productenb) door de bewaring in koel- inrichtingen te bevorderen van de over tollige boter om ze dan later geleidelijk en onder behoorlijk uitgeoefende con- trool op de markt te brengen, wanneer deze haar zonder storenden invloed op de prijzen kan opnemen. Het derde middel is ten slotte op richting en bevordering van een natio nale kaasnijverheid door technische voorlichting en passenden geldelijken steun voor het oprichten van nieuwe kaasmakerijen, verdediging dezer nieuwe kaasnijverheid tegen overdreven con currentie uit het buitenland, waardoor het ontstaan enden opbloei dezer nieuwe nijverheid in de kiem zouden worden ge stikt. Het verwijt dat de maatregelen welke wij voorstaan de levensduurte zouden opdrijven wordt ontzenuwd door het argumentdat het bestaan der 250.000 huisgezinnen die hun bestaan vinden in het veehoudersbedrijf een lichte opoffe ring vanwege de volksgemeenschap vol ledig verrechtvaardigen en dat de ver arming van dergelijke uitgebreide ver bruikersmassa voor onze nationale nijverheid een zwaarder nadeel zou uit maken, dan de verruiming der wissel vallige afzetgebieden in het buitenland, welke zij dank aan eenigszins lagere loonen zou kunnen verwerven. Om cider te bereiden is het geraad zaam, voordeelig en voorzichtig slechts gezonde en nog niet te rijpe appelen te verwerken. Wanneer we, binst den oor log, in Frankrijk vertoefden en daar in Normandië, streek waar ze cider als volksdrank bezigen, evenals wij Vla mingen het bier, dan waren we niet weinig verwonderd en vroegen we ons af. hoe 't mogelijk was, van zoo 'n slag wilde appelen zulken goeden cider te maken. De appelaars staan er langsheen de wegen en op de open velden en bren gen slechts kleine appels voort die men, in den Herfst, naar beneden slaat, aan stonds opraapt en verwerkt. Bij de ver werking zouden we ons er voorzeker vies van gemaakt hebben en nochtans was de drank klaar en fijn, wel een tikje zuur maar toch aangenaam. De Franschen heetten dat hun beste ciderappels. Wat er ook van zij. wij houden het l met reine, sappige variëteiten die in een goede verhouding water, suiker, looi zuur. zuren, geleiachtige- en eiwitstoffen, vet- en kleurstoffen bevatten. Vroeger aanzag men "Jacques Lebel,, als een allerbeste ciderappel, dit is hij voorzeker gebleven, maar we houden toch meer van een goede mengeling van verschei- denheden. Zij die niet genoegzaam ia de keuze der variëteiten onderricht zijn, kunnen een richtsnoer vinden in het uitzicht der vruchten. Zoo weten we dat vruchten met een gele huid een sterken en door dringenden geur hebben met een hooge dichtheid en een hoog suikergehalte van het sap een roode huid duidt eerder middelmatige dichtheid en suikergehalte aan, doch een fijnen en aangenamen geur een grijsrosse kleur integendeel zeer weinig geur maar de hoogste dicht heid en het hoogst suikergehalte een groene huid is niet aan te raden. Een mengeling van 40 °/o appels met roode huid, 40 °/o met gele huid en 20 /o met grijsrosse huid ware aan te bevelen. Alvorens de vruchten te malen, moe ten ze goed rein gemaakt worden, want zelfs vruchten die er uiterlijk zuiver uit zien, kunnen dikwijls nog beladen zijn met stof, uitwerpsels van vogels en in secten. In deze onreinheden schuilen niet zelden een menigte organismen, die in den wijn een nadeelige gisting kunnen teweegbrengen, zonder te gewagen van den geur en den smaak die ze soms aan den wijn afstaan Dit wil nu juist niet zeggen dat men de vruchten langen tijd in 't water moet laten we hebben allen reeds ondervonden dat water de vruch ten verarmt aan nuttige stoffen als sui ker, zuren, loorzuur enz. Een met appels gevulde zeef of witte mand in een em mer of kuip geplaatst en langs boven dan stroomend water op de vruchten gestort tot ze eens goed ondergedom peld zijn, is meer dan voldoende. Be schimmelde of verrotte vruchten wor den zorgvuldig weggenomen deze die maar gedeeltelijk rot of beschimmeld zijn, moeten van die deelen worden ont daan. Het beste oogenblik en 't voordee- ligste voor het malen is dan wanneer ze hun maximum suiker en sap inhouden, (Zie vervolg op de 2de bladzijde) De landelijke bevolking onderscheidt zich door haar uitzonderlijk gezond ver stand. Dit komt doordat ze in een nor male omgeving leeft, waar haar opmer kingsgeest zich eiken dag oefent op het levend iets. De verstandige boer oordeelt men- schen, dingen en gebeurtenissen buiten de kunstmatige atmosfeer der industriee- le en stedelijke middens. Hij denkt alvo rens te spreken. Hij schat de juiste waar de der dingen. Hij verwart de bijzaak niet met het hoofddoel hij kiest het ge schikte oogenblik om te handelen. Hij neemt proeven alvorens zich uit te spre ken. Hij zoekt verzoening en vredr. Hij heeft een praktischen, opbouwenden geest en het gevoel van verantwoorde lijkheid en plicht. Eenige jaren geleden onderrichtte men in de lagere scholen deze goede gedach ten, evenals de liefde voor den landbou wersstiel. Ten huidigen dage mag de school hare voordeelige werking in de zen zin niet nalaten. Het landbouwbedrijf vraagt meer dan een ander beroep eerste rang elementen, en daarom zou het verkeerd zijn de meest begaafden in andere bedrijven op te leiden. De verschillende beroepen moeten zich gelijkmatig ontwikkelen en niet het eene tot schade van het andere, anders zou het gemis aan evenwicht zich meer af teekenen. Daar er alle vrijheid bestaat voor de plaatselijke besturen en de landelijke leermeesters om het officieel programma uit te werken, is het noodig het in over eenstemming te brengen met de behoef ten van den landbouw. Men herinnert zich dat er vóór den oorlog bijzondere aanmoedigingen wa ren voor de landelijke scholen, welke hun rol in dien zin verstonden. Wanneer de vierde graad bijgevoegd werd, werd er in het Parlement uitdruk kelijk overeengekomen, dat er op den buiten een zuivere landbouwkundige be roepsrichting zou aanwezig zijn. De laat ste officieele onderrichtingen vragen ten andere dat men zich in de lagere lande lijke scholen toeleggen zou op het bestu- deeren van de omgeving, t. t. z de lan delijke omgeving. Óm aldus den landbouwgeest in de lagere scholen te bewaren en te ontwik kelen. zou het geraadzaam zijn vanwege de schooloverheden vergaderingen te beleggen voor onderwijzers en onder wijzeressen van den bulten, waar agro nomen en landbouwhuishoudkundige raadgevers spreekbeurten zouden hou den over de behoeften van den landbouw. Dit kan geschieden zonder onkosten ter gelegenheid van de regelmatige bijeen komsten van het onderwijzend personeel. Wat aangaat de rechtstreeksche on derrichtingen van volwassenen, schiet de Regeering niet te kort aan haar taak. Sinds lang trachten agronomen, land bouwhuishoudkundige raadgeefsters, voordrachtgevers van het Ministerie van Landbouw en de verspreiders van land bouwinstellingen, de boeren en kwee kers op de hoogte te brengen van den landbouwkundigen en huishoudkundigen techniek. Deze verspreidingskampagne welke reeds lang werd ondernomen gaf won dermooie uitslagen en nu de landbouw zich in moeilijkheden bevindt is er ge legenheid dezelve nog uit te breiden. Ook heeft men in huishoudscholen of in landbouwvereenigingen niet vergeten te spreken over de opvoeding der kinde- reff. De landbouwgeest, en de geestelijke krachten van den buiten, moeten zich natuurlijk ontwikkelen in hun atmosfeer. De commissie voor de verfraaiïng van het landelijk leven beveelt de boe renfamilies aan, ter plaatse de elementen te vinden voor hun welzijn. Hunne landbouwvereenigingen en alle oprecht landelijke invloeden zouden niets beters moeten wenschen. De landbouwers welke hunne kinde ren na de lagere school een opvoeding kunnen geven, moeten natuurlijk het landbouwonderricht verkiezen, ten minste voor twee hunner kinderen in elke uitbating. Want de toekomstige landbouwer moet bekwaam zijn de medewerking te vinden van een goede boerin op de hoogte van haar taak en omgekeerd. De ambachtscholen bewijzen de grootste diensten aan het land. De handelaars passen wel op, hunne kinde ren naar scholen te zenden waar men ze inlicht over de noodige kennissen inzake handel, de fabrikanten verkiezen hunne kinderen op scholen te doen waar men ze voorbereidt tot fabiikeeren. De jonge meisjes van handelaars en fabrikanten gaan in groot aantal naar vrouwelijke beroepsscholen. In alge- meenen regel verlaten deze kinderen den stiel hunner ouders niet. Maar volgen de landbouwers, naar verhouding, dezen wijzen regel wel De landbouwscholen voor jongens en huishoudscholen werden ingesteld om de jonkheid van den buiten voor te berei den een grootere opbrengst van den landbouw te bekomen, en om hun lande lijk, sociaal en familiewelzijn te ver- hoogen. Het is gedurende het verlof dat de ouders beraadslagen over het beroep hunner kinderen welke hunne voorbe reidende of middelbare studies komen te eindigen. Het is dus het oogenblik voor de landbouwers om na te denken en hun gezond verstand te gebruiken. Er zijner welke bureelen van beroeps- orientatie raadplegen maar men heeft opgemerkt dat deze instellingen niet ge noeg rekening houden met de erfelijke geschiktheid van de kinderen. Werkelijk, daar het menschdom gedurende eeuwen op het land heeft geleefd van de vruch- tec van zijn arbeid, bezitten de meesten onderhen een erfelijke geschiktheid voor het landbouwbedrijf. Het schijnt een bedoeling te hebben dat de raadgevers, de meeste kinderen meer geschikt vinden voor andere beroepen, en vergeten de meest begaafden aan te raden den stiel van hun vader te volgen. De landbouwkundige wetenschap, de landelijke economie, de landbouwprak; tijk vragen veel kennis en bekwaamheid- de meest begaafden van den buiten zou den dus, in algemeenen regel, landbouw scholen bezoeken, om de toekomst te beschermen van de reeds bestaande uit batingen. En dit is het oogenblik waarop de landbouwers de beste middelbare en hoogere scholen moeten kiezen, waar de geest en de omgeving genoeg lande lijk zijn, waar het onderwijs zich onder scheidt in kwaliteit, maar niet in hoeveel heid, waar men het initiatief en het karakter van de jonkheid ontwikkelt door een genoeg aantal practische oefeningen om hen de gewoonte niet te doen verliezen van 't werk van de hoeve, maar hen door een verstandig onder richt de verbetering van dit handwerk aan te leeren. Voor het oogenblik is de toestand merkelijk abnormaal. Op het totaal der jonge mannen van 14 tot 20 jaar, van bedrijven welke meer dan 25 hectaren bedragen, is er niet een op twintig welke de middelbare of hoo gere landbouwschool bezoekt. Hetzelfde geldt voor de jonge meisjes, en dit als ze zooveel kunnen leeren in middelbare en hoogere landbouwscho len, ze zouden er niet alleen leeren wat ze moeten weten om mee te werken aan het werk op de hoeve, maar ook de be grippen van de goede houding van het huis. Toekomstige goede landbouwers, moeten niet alleen een technische, doch ook een hoogere sociale vorming hebben. Het is belangrijk zich bij voorkeur bezig te houden met met menschelijke factor in landbouw, met zijn karakter, met de ontwikkeling van zijn landelijke geestes richting en met zijn moreele krachten. Zooals alle andere burgers hebben de boer en de boerin een familierol te ver vullen ze hebben zich hooger en hooger te verheffen in hun bevoorrecht midden. Denk er om dat wanneer men in andere beroepen het bijzonder onder wijs hoogschat welke voor hen ingesteld is, men ook logisch moet zijn opdat de landbouwers het meeste nut zouden trekken uit het middelbare en hoogere landbouw- en huishoudkundig onderwijs. TELEFOON i 267.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1939 | | pagina 1