Zalig Nieuwjaar
Het oploopen van de Herkauwers.
Toepassing der maatschappelijke
zekerheid op de landbouwbedrijven.
Arbeid adelt
LANDBOUWWEEKBLAD
Voor en door de
Landbouwers
AALST 5 JANUARI 1947.
Verschijnt iederen Zondag
26ste JAARGANG Nr 1231
Abonnementsprijs
6 maand 20 fr.
Bureelen
Zeebergkaai, 5, Aalst
Telefoon Nr 267.
Postcneckr. 1425.93.
Handelsr. Aalst 145.
Orgaan der S. M. REDT U ZELVEN.
Het overnemen vanartikele
der bron is streng
i zonder aanduiding
verboden.
De medewerkers zijn verantwoordelijk
voor hunne bijdragen.
Aankondigingen volgens akkoord.
Bij den ingang van het jaar 1947 bieden
we aan al onze trouwe leden een
Zalig en Gelukkig Nieuwjaar.
We wenschen hen veel voorspoed in hunne
ondernemingen en hopen dat de vrucht
bare arbeid onzer landbouwers naar
waarde zal worden geschat.
Gezien de uitzonderlijke belangrijkheid van dit artikel voor onze
boeren, zullen wij het vervolg op Onvruchtbaarheid der Huisdieren
slechts de volgende maal laten verschijnen.
Bij besluit van den Regent van 5
November 1946 (Staatsblad 16-17
November 1.1.) wordt vanaf 1 Janu-
iri 1947 de wetgeving betreffende de
maatschappelijke zekerheid der ar
beiders toepasselijk gemaakt op de
landbouwondernemingen.
Hieronder volgt een beknopte uit
eenzetting van de bepalingen van dit
besluit en inzonderlijk van de ver
plichtingen en pleegvormen, welke
zij opleggen aan onze boeren-werk-
gevers en aan de werknemers.
Wij zullen onze bijdrage sluiten
met enkele practische wenken betref
fende de belangrijke diensten, welke
een degelijk ingericht secretariaat
voor werkgevers aan onze landbou
wers-werkgevers kan bewijzen, bij de
uitvoering van de ingewikkelde for
maliteiten, hun opgelegd door de so
ciale en fiskale wetten ten opzichte
van hun personeel.
Welke landbouwondernemingen
vallen onder toepassing van het
nieuw besluit
Alle landbouwondernemingen, met
inbegrip der fokkerijen en vischkwee-
kerijen, (doch met uitzondering van
de tuinbouwbedrijven en boschbouw
ondernemingen, welke ingevolge
vroeger uitgevaardigde besluiten een
eigen regime hebben) welke op BE
STENDIGE WIJZE werknemers
(arbeiders of bedienden) te werk stel
len.
Indien dus op het bedrijf op be
stendige wijze arbeiders en bedien
den, ongeacht leeftijd en geslacht, te
werk gesteld zijn met wie de landbou
wer-werkgever een schriftelijke of
mondelinge overeenkomst heeft aan
gegaan, dan is het besluit van toe
passing. Onder de werknemers zijn
dus ook begrepen de inwonende
knecht(en) en de inwonende op het
bedrijf werkende meid(en), alsook de
aankomelingen of hulpkrachten.
Volgende werknemers vallen ech
ter niet onder toepassing van het be
sluit
1) het personeel dat niet bestendig
te werk gesteld is, in uitvoering van
een arbeid- of bediendencontract, ook
alleen voor een bepaald werk of een
arbeid van bepaalden duur, zooals
het rooien der aardappelen, het bin
nenhalen van den oogst of ander sei
zoenwerk
2) het personeel dat UITSLUI
TEND huishoudelijke bezigheden
verricht, b.v.b. een keukenmeid
3) de bloed- of aanverwanten tot
en met den derden graad inbegrepen
(dus echtgenooten, kinderen, broe
ders, zusters, schoonbroeders, schoon
zusters, ooms en tanten, neven en
nichten), die samen werken en be
stendig onder hetzelfde dak wonen en
samen huishouden
4) de bloed- en aanverwanten tot
en met den derden graad inbegrepen,
die samenwerken aan een uitbating,
welke hun in onverdeeldheid toebe
hoort
5) de eenige zoon of dochter van
den uitbater der onderneming of de
echtgenoote of echtgenoot van dezen
zoon of dochter
6) de landbouwers, die elkander
wederkeerige diensten bewijzen, hetzij
door persoonlijken arbeid, hetzij door
arbeid van één hunner zonen of doch
ters
(Zie vervolg 2' bladzijde 1' kolom)
Het oploopen bestaat ofwel in een
te vlugge ophooping van gistingsgas-
sen, tengevolge van het stilliggen der
maag, of is het gevolg van het afslui
ten van den uitlatingsweg der gassen,
dus van den slokdarm, tengevolge
van het blijven steken van een stuk
voedsel.
Wat de oorzaken betreft van die
vlugge oplooping, kan men vooraf
zeggen, dat van de herkauwers de
schapen het meest gepredisposeerd
(voorbeschikt) zijn, dat temperatuurs
veranderingen, het opkomen van on-
weders, zooveel oorzaken zijn die het
oploopen in de hand werken. Gele
genheidsoorzaken zijn dan ook voed
sel dat gemakkelijk gist als klaver,
luzerpe en boekweit, vooral vóór den
bloeitijd. Verder toemaat, gras, ra-
penbladeren, aardappelkruid.
Vooral gevaarlijk zijn al deze voe
ders wanneer ze koud, bedekt met
dauw, of licht bevrozen toegediend
worden. Bedorven, beschimmelde of
verhitte voeders zijn eveneens dikwijls
oorzaken van- oploopen. Verzwakte
dieren, die onmiddellijk na den maalt
tijd moeten werken of kalveren die
te gulzig hun melk uitdrinken, loopen
gemakkelijk op. Bij regiemverande
ring vooral dient men uiterst voor
zichtig te zijn en telkenjare hoort men
zeggen, dat bij het brengen op het
eerste groenvoeder in de Lente en bij
het toedienen van het eerste loof in
den Herfst, koeien gebarsten zijn.
Ook door het blijven steken van een
stuk beet of raap enz. in den slok
darm, waardoor dus de afvoer der
gassen is belet, zal het dier vlug op
loopen.
Als voornaamste ziekteverschijnse
len kunnen we melden, dat het dier
plots ophoudt te eten, onrustig wordt,
teekenen van buikpijn vertoont en dat
de linkerflank begint te zwellen, dat
de ademhaling sneller wordt, dat den
binnenkant der oogschelen donker
rood wordt en de pols zeer zwak.
Wanneer het dier steeds meer op
zwelt, zal de onrust meer toenemen,
zullen de ledematen en staart en ooren
koud worden, zullen er zweetdrup
pels verschijnen aan de oorbasis, aan
de ellebogen en op de flanken het
dier zal steeds meer kermen en zuch
ten, beginnen te beven, te wankelen
en valt stuiptrekkend neer. De dood
volgt snel.
Het verloop kan soms uitermate
snel zijn, b.v. op een half uur kan de
koe gebarsten zijn, of kan, na tot zijn
hoogtepunt te zijn gekomen, weer van
zelf afnemen, of op dat peil blijven.
Het verloop kan trager zijn.
De genezing is dikwijls gekenmerkt
door het lossen van dun mest en door
veelvuldige maagoprispingen. De
dood echter die zooveel te vlugger
optreedt naarmate het opgenomen
voeder gemakkelijker gist, is het ge
volg van verstikking, doordat de
ademhaling en bloedsomloop zooda
nig bemoeilijkt zijn door de geweldige
uitgezette maag. Eigenlijk barst dus
de maag niethet dier verstikt.
Wat nu de behandeling aangaat,
dient men er voor te zorgen geen
vochtige, koude en bedorven voeders
toe te dienen de maag niet te over
lapten met te droog voeder, alvorens
de koeien de weide in te sturen dat
de regiemverandering niet te brutaal
is. Wanneer een dier is opgeloopen,
kan men de gassen verwijderen uit de
maag
1't zij door de maag opnieuw te
doen werken dus door de spier-
kontrakties van de maag op te wek-
ken^Hierdoor zijn vooral aangewe-
zen^vandelen, de linkerflank massee-
ren met de vuist of met een harde
stroowisch. Veel gebruik wordt ge
maakt van anijs of foulie of komijn in
alcoholische aftreksels toegediend,
evenals van peper en geraspte kruid
noot en stoof bitter met boter of smout
toegediend. Een goed middel is ook
het inbrengen in de muil van een ge
draaide stroowisch, bestreken met
zeep of van een reep alsemgras, waar
op het dier dan sjiekt en zoo een
groote hoeveelheid speeksel inslikt
dit speeksel wekt de spierkontrakties
der maag op. Men kan door inspui
tingen van bepaalde stoffen eveneens
de maag opnieuw in werking krijgen.
2) 't zij door te beletten dat er zich
nieuwe gassen vormen, door toedie
nen van stoffen die de gisting tegen
werken: azijnzuur 10 chloorwa-
terstof 0,5 keukenzout 10°/o; En-
gelsch zout 400 gr.boter, smout en
olie.
3) 't zij door stoffen toe te dienen
die de gassen opslorpen als zijn kalk-
water; zeepwater; natriumhypochlo-
(Zie vervolg 2' bladzijde 3' kolom.)
De 1
Koornb:
loem