Huishoudelijke wederuitrustingsbons voor de landbouwwerklieden. GERAAKTHEID. Arbeid adelt LANDBOUWWEEKBLAD! Voor en door de Landbouwers AALST 19 JANUARI 1947. Verschijnt iederen Zondag 26ste JAARGANG Nr 1233 Abonnementsprijs 50 fr. 's jaars. Bureelen Zeebergkaai, 5, Aalst Telefoon Nr 267. Postcheckr. 1425.93. Handelsr. Aalst 145. Orgaan der S. M. REDT II ZELVEN.f Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is streng verboden. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen. Aankondigingen volgens akkoord. Een regeling strijdig met de billijkheid en de nationale solidariteit. De toepassing van de maatschap pelijke zekerheid op de landbouwbe drijven, vanaf 1 Januari 1.1., brengt voor de landbouwwerklieden het voordeel mede dat zij, evenals de overige werknemers, zullen kunnen genieten van de huishoudelijke we deruitrustingsbons. Het komt echter onverklaarbaar voor dat het Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg voor de uitkee- ring der uitrustingsbons aan de land bouwwerklieden een bijzonder fonds met afzonderlijke begrooting en eigen geldelijk beheer wil oprichten. Op de vraag gericht door de ver tegenwoordigers van de landbouwers aan het Nationaal Hulpfonds omtrent de redenen van oprichting van dit bij zonder fonds, werd als antwoord ver strekt dat zulks noodzakelijk scheen wegens het feit dat de landbouwar- beiders veel meer kinderen hebben dan de nijverheidsarbeiders. Er zijn inderdaad volgens de stati stieken per 100 gezinnen van land bouwwerklieden 312 kinderen, wijl dit aantal kinderen per 100 gezinnen van nijverheidsarbeiders maar 150 bedraagt. Hieruit leidt het Ministerie van Nijverheid en Arbeid af dat het onredelijk zou zijn dat de nijveraars een hooger bijdrage zouden moeten betalen, omdat de landbouwwerklie den een grooter aantal kinderen heb ben. De oprichting van het bijzonder Fonds voor Huishoudelijke Weder- uitrusting ten bate van de landbouw werklieden, dat door de boeren-werk- gevers uitsluitend zou dienen ge vormd, zal voor gevolg hebbenof wel dat zij een hooger bijdrage dan 1,5 °/o zullen moeten storten welke van de andere werkgevers wordt ge vergd, ofwel dat zij deze bijdrage ge durende een langer tijdperk dan de overige werkgevers zullen moeten be talen. De landbouworganisaties hebben te recht op de vergadering der con sultatieve commissie van 30 Decem ber 1.1. met klem protest aangetee- kend tegen dit ongehoord ontwerp der regeering. Zij wezen er op dat de besluitwet van 15 November 1945 een Nationaal Hulpfonds voor huis houdelijke wederuitrusting heeft tot stand gebracht en dat derhalve, in een geest van Nationale solidariteit, een vergelding of compensatie moet bestaan tusschen de lasten opgelegd aan de patroons in den landbouw en aan deze in de nijverheid en den han del. Hierbij mag niet uit het oog wor den verloren dat de huishoudelijke wederuitrustingsbons geen tegemoet koming vormen van den Staat, doch dienen beschouwd als een deel van het loon, vermits de werkgever door de wet verplicht wordt van eigen middelen 1,5 op het bruto-loon te betalen gedurende een zeker aantal jaren. De regeling ontworpen door het Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg kunnen wij dan ook enkel bestempelen als een maatregel welke indruischt tegen de rechtvaardigheid en tegen de nationale solidariteit om de volgende redenen Bij toepassing der reglementeering betreffende de Sociale Zekerheid, moet de landbouw, juist zooals de nij verheid, onderscheidenlijk 2 °/0en6°/o op de bruto-loonen afdragen voor de verzekering tegen werkloosheid en voor de verzekering tegen ziekte en invaliditeit. Welnu het staat vast dat in den landbouw schier geen werk loosheid is, dan wanneer, bijzonder in tijden van crisis, de steunuitkeering aan de nijverheidsarbeiders enorme sommen kan vergen. Wat de ziekte en werkonbekwaam- heidsverzekering betreft, welke thans het leeuwenaandeel opslorpt der bij dragen ontvangen door den Rijks dienst voor Maatschappelijke Zeker heid, staat het insgelijks vast dat er in den landbouw heel wat minder ge vaar bestaat voor ziekte en werkon bekwaamheid dan in de nijverheid. Nochtans zijn de landbouwers en landbouwwerklieden voor deze twee verzekeringen verplicht dezelfde bij dragen te betalen als de nijveraars en de nijverheidswerklieden, zulks in den geest van zoogenaamde nationale solidariteit. Uit dit alles moeten wij het besluit trekken, dat deze geest van nationale solidariteit enkel geldt, wanneer hij (Zie vervolg 2' bladzijde 1' kolom) Deze ziekte, ook nog genoemd Maandagziekte, Paschen- en Sinxen- ziekte of attaque is een speciale aan doening van het paard, alhoewel uit zonderlijk runders daarvan aangetast worden. Bij voorkeur ziet men deze ziekte optreden bij zware paarden, meest in den ouderdom van drie tot acht jaar en bijzonder bij degenen die in zeer goede gezondheid verkeeren en volbloedig zijn. En toch kan een veulen, zij dan bij hooge uitzonde ring, geraakt zijn. De naam Maandagziekte komt door het feit, dat de ziekte meest op treedt bij dieren die een dag gerust hebben en omdat deze rust hier in on ze streken normaal 's Zondags geno ten wordt, komt dus de ziekte veel vuldig 's Maandags voor. Koolhydra- tenrijke voeding (melasse en suiker bieten) maakt de paarden week, even als het toedienen van het normaal rantsoen van een werkdag tijdens de rustdagen. Wanneer dan deze voorbeschikte paarden uit een te warmen stal in de koelere buitenlucht gebracht worden, treedt er steeds een afkoeling op bij de diereq koude als zoodanig heeft hiermee niets te zien, het is enkel het VERSCHIL van temperatuur binnen en buiten den stal en nadat deze die ren dan ingespannen zijn, kunnen zij reeds bij het verlaten van het hof een geraaktheid krijgen, ofwel na eenigen tijd, meestal binnen het uur, ook zon der inspanning te moeten leveren, zelfs al moest het paard maar wande len. Talrijk zijn echter ook de gevallen, waarbij de ziekte uitbreekt bij paar den die niet volbloedig zijn of die nooit gansche dagen op stal mogen staan. De ZIEKTETEEKENEN zijn bijna steeds verschillend van paard tot paard en het ziektebeeld dat ik voor u zal beschrijven, is dus niet altijd volmaakt de spierstoor- nissen kunnen gaan van lichte stijf heid tot algeheele verlamming, de veranderingen in de urine kunnen soms zeer in het oogspringend zijn (bruinroode kleur) of soms niet te mer ken, de ziekte localiseert zich niet al tijd in de bilspieren, maar soms ook in de schouderspieren, de borstspie ren, soms langs een en soms langs beide kanten. Het begin is altijd zeer plots na eenigen tijd gewerkt te hebben wordt het paard ongerust, het zweet braakt langs alle kanten uit of slechts alleen op het achterstel, op borst of schou der, de gang vertraagt, er treden tril lingen op, de ademhaling versnelt, het paard snuift met wijde neusgaten, de oogen staan schitterend en soms zijn er lichte teekenen van kolieken. Zoo gebeurt het dan ook dikwijls, dat de voerder, meenende met koliek te doen te hebben, met het paard gaat wandelen, wanneer hij zich nog op 't hof bevindt, of het aanwakkert, wanneer hij er reeds mee op de baan is, om vlug weer thuis te geraken, zich er niet van bewust is dat hij zoo 't verschijnen der bewegingsstoornissen nog verhaast. De bewegingsstoornissen zijn de voornaamste teekenen, waarop men zich steunt, om te weten dat men met een geraaktheid te doen heeft maar ook hebben wij gezien, dat de stoor nissen niet altijd even erg noch even min op dezelfde plaats voorkomen. Het meest van al zijn de broekspieren aangetast eerst ziet men spiertrillin- gen optreden, de gang der achterbee- nen wordt traag, sleepend en stijf. Wanneer men dan het paard nog voortsjakkert, zal het stijfweg met de achterbeenen open nog een eind voortsukkelen en dan neervallen. Wel zal het nog pogingen doen om weer overeind te komen, maar het achterstel wil niet mee en het paard zal dan uiteindelijk voor goed blijven liggen. Een of meer spiergroepen van het achterstel zijn, in ernstige geval len, hard en gezwollen en zeer pijnlijk bij druk. Later worden de spieren week en slap en ongevoelig. Dat het dier geweldig veel pijn heeft, bewij zen wel het heftig slaan met de poo- ten (doet verwarren met buikpijn), de angstige blik, het zweeten, de vlugge ademhaling en de versnelde pols. Het opzwellen der spieren ver klaart men zoo bij het aangetaste paard bestond een groote voorraad van suikerstof in de spiercellen ten gevolge van de sterke voeding en de rust. Wanneer het paard ingespannen wordt, trekken de spieren zich gedu rig samen, dat brengt een verbruiken of verbranding mee der suikerstof en een der tusschenproducten door de verbranding gevormd is melkzuur. Doordat er veel suikerstof wordt ver brand is er ook veel melkzuur en melkzuur trekt water, de spieren zwellen de zeer dunne bloedvaatjes worden toegedrukt. Doordat er geen bloedtoevoer meer is, wordt het melk zuur niet verder meer afgebroken (Zie vervolg 2' bladzijde 2'kolom.) De Koornb! loem

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1947 | | pagina 1