Na de Belgische suikercampagne 1947 Het hoekje van den Veearts Arbeid adelt LANDBOUWWEEKBLAD Voor en door de Landbouwers Vooruitzichten voor 1948. AALST 21 FEBRUARI 1948. Verschijnt iederen Zaterdag 27ste JAARGANG Nr 1290 Abonnementsprijs 50 fr. 's jaars. Bureelen Zeebergkaai, 5, Aalst Telefoon Nr 267. Postcheckr. 1425.93. Handelsr. Aalst 145. Orgaan der S. M. REDT U ZELVEN. Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is streng verboden. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen. Aankondigingen volgens akkoord. Na de enting tegen Mond- en Klauwzeer. De suikerbietteelt bekleedt in onze landbouwvoortbrengst een plaats van belang. Ingevoerd van 1811 af, in uit voering van een verordening uitge vaardigd door Napoleon, nam zij een snelle uitbreiding doordat het Euro pees Vasteland gedurende ruime tijd door de Engelse blokkade afgesneden werd van de invoer van rietsuiker. De suikerbietteelt werd geleidelijk verbeterd, de fabricage van suiker volgens moderne en rationele metho des doorgevoerd, zodat onze suiker fabrieken thans produkten van kwa liteit voortbrengen. Betreffende de belangrijkheid van onze suikerbietteelt en suikerproduc tie gedurende de laatste vijftig jaren, geeft volgende tabel de passende aan wijzingen Jaren aantal hectaren productie suikerbieten ruwe suiker 1895 (ton) 54.099 218.000 1901 61.528 273.000 1918 74.000 1920 53.042 241.000 1924 81.152 397.000 1930 56.727 280.000 1935 51.488 239.000 1941 48.323 248.000 1945 38.317 141.000 De beplante oppervlakte met sui- kerbieten was het grootst in 1924 met 81.152 ha., en het kleinste in 1945 met 38.317 ha. De hoogste suiker productie werd bereikt in 1924 met 397.000 ton, de laagste genoteerd in 1918 met 74.000 ton. Tijdens de bezettingsjaren hebben onze suikerbietteelt en suikerindustrie vrij goed stand gehouden en een be langrijk aandeel gehad in de voedsel voorziening der bevolking. Na de be vrijding werd een krachtinspanning gedaan om de binnenlandse suiker- voortbrengst op te voeren en onze bevoorrading van het buitenland on afhankelijk te maken, daar over de wereld een tekort aan suiker heerste. Deze poging gaf een gunstige uitslag en kwam niet enkel ons land ten goe de, doch verlichte tevens de moeilijk heden der internationale suikerbede- ling. Welk is de huidige toestand? Bij de bespreking van zijn begro ting 1947, verklaarde de Minister van Ravitaillering dat de suikeroogst 1946 210.000 ton bedroeg en dat de vooruitzichten voor 1947 gunstig wa ren. Men verwachtte van de oogst 1947 een opbrengst van 230.000 ton en indien deze vooruitzichten werke lijkheid werden, zou de suikerregle mentering weg vallen. De campagne 1947 heeft echter deze vooruitzichten op erge wijze beschaamd. Ziehier hoe het Verbond der Syndikaten van Suikerbiettelers van Haspengouw de uislag van de oogst 1947 beoordeelt in een mededeling aan zijn leden De opbrengst 1947 was de slecht ste die België sedert het begin van deze eeuw gekend heeft. De regering misrekende deerlijk in haar optimis tische verwachtingen. Toen wij op 4 September 1947 aan de Minister van Economische Zaken schreven dat de in 't vooruitzicht gestelde prijs van 600 fr. per ton bieten niet meer lo nend zou zijn, omdat wij de opbrengst op dat ogenblik 20 tot 25 °/0 lager achtten dan deze van een normaal jaar, trok men in de bevoegde mini steries de schouders op en beschuldig de men ons van overdrijving. Welnu hier volgen bij benadering de werke lijke uitslagen van de campagne 1947 voor België In 1946, op 44.488 ha. was de op brengst aan witte suiker211.000 ton (dit is 230.000 ton ruwe suiker). In 1947, op 52.105 ha. is de op brengst in witte suiker: 122.000 ton (d. i. 135.000 ton ruwe suiker). Zodat, spijts 17 °/0 meer bezaaiing, de hoeveelheid gefabriceerde suiker 42 °/o in 1947 minder bedraagt, dan vorig jaar In 1946 leverden de landbouwers per ha. 5170 kg. suiker aan de fabri kanten, dit jaar enkel 2610 kg. De landbouwers hebben ongetwijfeld ze kere hoeveelheden suikerbieten op de hoeve gehouden, om aan het gebrek van veevoeder te verhelpen, sommige planters hebben bieten verkocht aan de door de droogte geteisterde weide streken; doch anderszijds hebben de stroopfabrikanten dit jaar minder bie ten verwerkt dan gewoonlijk. Voormelde productiecijfers tonen aan dat de opbrengst voor onze sui kerbietplanters in 1947 een ramp was berekend aan de onvoldoende prijs van 600 fr. per ton. De aanhoudende droogte, de geel- ziekte, de bietenvlieg, de brutale on weersvlagen en het laattijdig uitzaai en blijken de oorzaken te zijn van de- (Zie vervolg 4' bladzijde 1' kolom.) (Vervolg). En kon men die haarden niet in dijken, zoals 't jaar te voren aan de Noordergrens en rond Hoei? In Maart 1946, wanneer bijna de ganse strook langs Frankrijks zijde geënt was, was de voorraad vanccin uitge put. En langs die open bres werd de besmetting onderhouden en breidde zich dus uit over 't hele land. Met het beetje vaccin dat nog beschikbaar was werden al de runddieren geënt welke zich bevonden in een bepaalde kring rond een besmet bedrijf. 85.000 dieren werden zo ingeënt en de uitslagen welke men hiermee heeft bereikt zijn meer dan bevredi gend omdat men toch de epizootie welke uit Holland dreigde heeft kun nen tegenhouden. Later, in Juni was er terug een zekere hoeveelheid vac cin beschikbaar en daarmee heeft men dan die bres gestopt aan de Franse grens. Maar... rond halfoogst stond men weeral met lege handen. Weke lijks had men minstens duizend liter entstof nodig om de epizootie te keer te gaan en... in de maanden Augustus, September, October had men er geen druppel meer... tot Denemarken zich over ons ontfermde en ons grote hoe veelheden vaccin afstuurde. In 2 maanden tijds werden dan 220.000 dieren geënt en de resultaten lieten niet op zich wachtenvan 16 tot 30 November werden er 1634 nieuwe haarden aangegeven en van 16 tot 31 Januari slechts 338 meer en hiermee werd de epizootie dan ook uiteindelijk voor goed tegengehouden. Welke uitwerking heeft entstof bij een dier dat hiermee werd ingespo ten? Na enkele uren ontstaat een zwelling ongeveer van de grootte van een kleine vuist (soms wel wat meer, wat trouwens van geen belang is)die zwelling neemt af in omvang om na 14 dagen de dikte van een noot aan te nemen en er zo vele maanden te blijven bestaan. Daarentegen is de algemene reactie nauwelijks merkbaar en zal de koe hoogstens een paar dagen een paar liter melk minder geven. De eetlust blijft ongewijzigd en al wat gefanta- zeerd wordt rond zg. blijvend verlies van melkgifte, slechte eetlust of op treden van diarrhee is eenvoudig kletspraat van mensen, welke niet be seffen welke inspanningen hun vee- artsenijkundige diensten zich hebben getroost om onze boeren eindelijk het doeltreffende wapen in de hand te ge ven. Want doeltreffend is het heel zeker, zodat men mag zeggen dat de ingeënte dieren reeds na 10 dagen practisch onvatbaar geworden zijn en de 2de inspuiting is daar om die on vatbaarheid te bestendigen voor vele maanden, misschien wel voor 2 jaar. Ook zijn er praktisch geen ziekte gevallen meer voorgekomen na die 10 dagen en kan ik persoonlijk slechts een geval aanhalen waar mond- en klauwzeer is opgetreden na de enting en wel na 4 dagen, dus vóór de vei ligheidsmarge van 10 dagen er was. Dit zou trouwens meer kunnen ge beuren, want het is slechts na 10 da gen dat in het organisme voldoen de antistoffen zijn opgewekt om aan de besmetting te kunnen weerstaan en dus kunnen sommige dieren op het ogenblik der enting reeds be smet zijn zonder dat de tekens hier van reeds op den voorgrond treden. Dit ene geval deed zich voor op een hoeve van 20 runddieren en heeft zich beperkt bij een enkel stierkalf van 4 maand oud en daarbij was het ziekteverloop zeer goedaardig. Stal len waar mond- en klauwzeer nog zou opgetreden zijn na de enting zijn, voor zover ik althans weet, zeker niet voorgekomen waar de enting door mij (2000 dieren werden alleen door mij geïnt) en door enkele vrienden veeartsen uit mijn omgeving werd gedaan. Dus valt er zeker niet te twijfelen aan de doeltreffendheid er van, dat doen ook de verstandige kwekers niet. De voornaamste conclusies welke men hieruit dient te treffen zijn de volgendewanneer mond- en klauw zeer bij u uitbreekt, doet hiervan ten spoedigste uw inken en pas de maatregelen ten strengste toe waarop men u wel zal wijzen. Dan kan ook vlug met vaccin ingegrepen worden en het onheil dus ingedijkt worden. Dit vaccineren moet van hoger hand geleid worden en niet aan de welwillendheid en willekeur van de boeren overgelaten wordende ene zou laten vaccinneren, een ander kortzichtig mens niet en zo zouden er steeds haarden blijven bestaan waar het virus van mond- en klauwzeer aan t vunzen blijft om bij een eerste beste gelegenheid weer uiterst be smettelijk te worden. Daarbij moe- (Zie vervolg 4' bladzijde 1' kolom) De Koornb! Loem

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1948 | | pagina 1