De broodgraanpolitiek der Regering
Wie rijdt er mede
Arbeid adelt
LANDBOUWWEEKBLAD
Wat is de Bodemkundige Dienst
van België
Voor en door de
Landbouwers
Gebrek aan vooruitzicht»
AALST 16 OCTOBER 1948.
Verschijnt iederen Zaterdag
27ste JAARGANG Nr 1324
Abonnementsprijs
50 fr. 's jaars.
Bureelen
Zeebergkaai, 5, Aalst
Telefoon Nr 267.
Postcheckr. 1425.93.
Handelsr. Aalst 145.
Orgaan der S. M. REDT U ZELVEN.
Het overnemen van artikelen zonder aanduiding
der bron is streng verboden.
De medewerkers zijn verantwoordelijk
voor hunne bijdragen.
Aankondigingen volgens akkoord.
Op de jaarlijkse algemene verga
dering van de Waalse Landbouwers
vereniging Alliance Agricole Beige
van 26 September jl„ heeft de Heer
Orban, minister van Landbouw, ver
klaard dat het plicht was van de Re
gering een minimum oppervlakte aan
de tarweteelt te behouden. Het toe
kennen met dit doel van een teeltpre-
mie door de Staat kon echter niet
meer in aanmerking komen omdat de
Regering, met het oog op de sanering
van de openbare financiën, besloten
had de subsidies af te schaffen. Om
een renderende prijs te behouden zou
geen ander middel meer aangewend
worden dan het vóóroorlogse, nl. de
verplichte inmenging van een bepaal
de hoeveelheid inlandse tarwe in het
broodmeel.
Wij kunnen geenszins instemmen
met de afschaffing van de tarwepre-
mie, aangekondigd door de Minister
om de volgende redenen
Vooreerst dient opgemerkt dat de
afschaffing der staatssubsidies niet zo
algemeen is als de Minister het voor
houdt. Aan de steenkolennijverheid
zullen ook tijdens de volgende maan
den belangrijke staatstoelagen wor
den toegekend omdat een te sterke
stijging der prijzen van de steenkolen,
welke geeist wordt om de kostprijs
van de minder renderende mijnen te
dekken, een ongunstige terugslag zou
hebben op de productiekosten van
onze belangrijkste nijverheden.
Welnu de tarweteelt is voor onze
landbouw een basisteelt zoals de ko
len een basisbedrijf uitmaken voor de
nijverheid. De minister erkent zulks
waar hij betoogt dat een minimum
oppervlakte aan de tarweteelt dient
voorbehouden. Vóór de oorlog be
reikte de tarweteelt een oppervlakte
van rond de 180.000 ha. en men is
het er algemeen over eens dat deze
oppervlakte beantwoordt aan de ver
eisten gesteld door onze landbouw
economie- en structuur.
Deze oppervlakte werd trouwens
bereikt, dank zij de toekenning aan
de tarweverbouwers van premiën die,
rekening gehouden met de muntwaar
de, als ruim kunnen worden be
schouwd. De verklaring van de Mi
nister, dat vóór de oorlog ter bevor
dering van de tarweteelt enkel de
verplichte vermenging van inlandse
tarwe in het broodmeel werd aange
wend beantwoordt dus niet aan de
werkelijkheid.
Wil de regering de inlandse tarwe
teelt op een voldoende peil brengen
en houden, dan zal zij aan de inland
se tarwe een renderende prijs moeten
waarborgen, zoniet zal de landbou
wer de voorkeur geven aan andere
vruchten die hem een betere geldelij
ke opbrengst verzekeren en niet meer
tarwe verbouwen dan strikt nodig is
voor zijn vruchtafwisseling.
Hiervoor moet de regering, wan
neer de tarweprijzen op de wereld
markt laag staan, de prijs der inland
se tarwe steunen.
De verplichte vermenging van in
landse tarwe in het broodmeel, al
hoewel een goede maatregel, is on
voldoende tot steun der inlandse tar
weprijzen.
Volgens de landbouwtelling van
15 Mei 11. beslaat de tarweteelt in
1948 in ronde cijfers slechts 142.000
ha. waarvan 17.000 ha. zomertarwe.
Wil men dit areaal opvoeren tot het
vóóroorlogs cijfer van 180.000 ha.,
dan dienen de huidige prijs van 430
fr. per 100 kg. alsook de huidige pre
mie van 120 fr., wat gezamenlijk een
gemiddelde prijs van 550 fr. per 100
kg. uitmaakt, minstens behouden.
Wij begrijpen werkelijk niet waar
om de Regering dadelijk opziet tegen
het behoud der premie, nu de tarwe
prijzen op de wereldmarkt een daling
hebben ondergaan, dan wanneer de
vorige jaren onze landbouwers hunne
tarwe hebben moeten afleveren tegen
prijzen die merkelijk lager waren dan
deze welke onze regering moest be
talen voor vreemde tarwe. Een ver
gelding voor deze mindere opbrengst
gedurende jaren is thans ten volle
verrechtvaardigd ten bate van onze
tarweverbouwers.
Er blijft nog een andere gewichtige
reden voor het behoud van de premie
aan de inlandse tarweteelt nl. het
gebrek aan dollars voortspruitend uit
het nadelig saldo onzer handelsbalans
met de Verenigde-Staten.
Weet men dat de verhoging onzer
inlandse tarweproductie het debet
onzer handelsbalans met een niet te
onderschatten aantal dollars kan ver
minderen
Ten slotte is er nog een laatste
doorslaggevend argument voor het
behoud van de tarwepremie nl. de
onzekere internationale toestand. Als
veiligheidsmaatregel is het geboden
(Zie vervolg onderaan 3de kolom.)
De scheikundige meststoffen in de cultuurgrond.
De Bodemkundige Dienst is een
organisme dat zich bezig houdt met
het onderzoek en de ontleding van de
grond, in éên woord met de weten
schap van de bodem. Dit met het oog
op de landbouw. De tijd van het
alleen gebruik van de aal en de stal
mest is voorbij. Voorbij vooral de
tijd van roofbouw en drieslagstelsel
(Frankische landbouwmethode), van
winter- en zomervruchten en braak
liggen (vogelenwei) oogstmislukkin-
gen die hongersnood tot gevolg had
den behoren z.g.z. tot het verleden.
Deze verouderde of onvolledige
bemestingsmethoden hebben moeten
ruimen voor de scheikundige bemes
tingen die een ware omwenteling in
de landbouwwereld en tevens een
verdriedubbeling van de opbrengsten
meebrachten.
Slechts in de jaren 1900-1910 was
het vraagstuk van de behoeften der
gronden aan kalk en meststoffen aan
de orde van de dag. Dit had als ge
volg dat na de eerste wereldoorlog de
bodemkundige wetenschap werd ge
boren. Dit was een noodzaak. Want
om kalk en scheikundige meststoffen
aan de grond toe te vertrouwen
moest men niet alleen weten of de
vruchten die op een bepaalde grond
werden gekweekt, deze scheikundige
stoffen wel nodig hadden, maar ook
hoe de grond er uitzag, wat deze
grond reeds aan zuren, humussen, mi
neralen en meststoffen bevatte.
De bodem moest ontleed worden.
Reeds voor de tweede wereldoorlog
had Nederland, Duitsland en Zwe
den een dienst voor bodemontleding.
Deze dienst kende een gunstig ver
loop en boekte schitterende resulta
ten. Ook in ons land stak men van
de inlandse voortbrengst van brood
graan zo hoog mogelijk op te voeren
als onze landbouweconomie het toe
laat.
In verband hiermede mag er wor
den op gewezen dat het voor de be
voorrading onzer bevolking een ge
luk is geweest dat de tarweteelt vóór
de jongste oorlog 180.000 ha. bereik
te, waardoor met een redelijke in
spanning het mogelijk was deze op
pervlakte tijdens de oorlogsjaren op
te voeren tot 220.000 ha. en aldus de
hongersnood af te weren van onze
bevolking.
wal. De Leuvense universiteit heeft
een Bodemkundig Station, gevestigd
in het Landbouwinstituut, Arenberg-
park, te Heverlee, Leuven. De direc
teur is Prof. Baeyens.
In 1935 stelde 't Nationaal Fonds
voor Wetenschappelijk Onderzoek
een toelage ter beschikking van het
Bodemkundig Station voor opzoekin
gen in ons land. Proefvelden werden
aangelegd, de opbrengstcijfers met de
ontledingscijfers vergeleken, en nor
men vastgelegd. De productie werd
getoetst aan de productiecapaciteit
der gronden, na onderzoek van de
ondergrond naar de verschillende
lagen.
In 1939 werd een beperkt onder
zoek voor de praktijk aangevat. In
1940, na besprekingen met het Mi
nisterie van Landbouw, moedigde dit,
door een toelage, het bodemonder
zoek aan. Het Ministerie subsidieert
de bodemontledingen, en stelt ze aldus
ten dienste van iedere landbouwer,
die slechts 45 fr. per staal dient te be
talen. In 1945 is het Bodemkundig
Station der Leuvense Universiteit uit
gegroeid tot de Bodemkundige Dienst
voor België, als zelfstandig organisme.
De directeur van de Bodemkundige
Dienst van België is dhr. Stenuit.
Vertrokken van 341 monsters in
1940, mag, voor 1948, het aantal
monsters op 45.000 worden geschat.
In tegenstelling met Nederland,
waar de landbouwer zelf de stalen
neemt, gebeurt dit hierdoor eenstaai-
nemer-specialist die door steekproe
ven op een 15-tal plaatsen van het
perceel genomen, een gemiddeld staal
bekomt, en die een inlichtingsbulletijn
(Zie vervolg 4t bladzijde le kolom).
Op Donderdag 21 October, reis
per autocar naar het PROEFBE
DRIJF van Redt U Zeiven te SINT
MARTENS LAETHEM. We ho
pen dat alle vooruitstrevende land
bouwers welke belang stellen in
VARKENS- en KIEKENKWEEK
deze studiereis zullen medemaken.
PRIJS 25 frank per deelnemer
VERTREK te 13 uur aan onze
burelen te Aalst.
INSCHRIJVING voor deelname
ten onzë burele.
De]
Koornb:
Loem