In de Kribbe van veler hart is het j»
Kind gestorven.
OUD KERSTLIEDJE.
Arbeid adelt
LANDBOUWWEEKBLAD
Voor en door de
Landbouwers
AALST 25 DECEMBER 1948
Verschijnt iederen Zaterdag
27ste JAARGANG Nr 1334
Abonnementsprijs
50 fr. 's jaars.
Bureeien
Zeebergkaai, 5, Aalst
Telefoon Nr 267.
Postcheckr. 1425.93.
Handelsr. Aalst 145.
Orgaan der S. M. REDT U ZELVEN.
Het overnemen van artikelen zonder aanduiding
der bron is streng verboden.
De medewerkers zijn verantwoordelijk
voor hunne bijdragen.
Aankondigingen volgens akkoord.
Aan al onze Lezeressen en Lezers een
ZALIG KERSTFEEST.
1 z e le ven
heb ik van
mijn vrouw
mogen ho
ren Wat
zijt ge nu
weer van
zin Gij
moet toch
altijd iets
buiten een ander doen Ge maakt de
kinderen nog zotter dan ze al zijn..!
Ze meent dat niet, mijn vrouw, want
achteraf is ze zelf blij en doet ze mee
aan die zottigheid
Bij het begin van de Advent, dat
is dus vier Zondagen vóór Kerstmis,
maak ik telkenjare een adventkrans,
met veel groen en lang en rood en
peperduur lint, met vier kaarsen en
allerlei ventjes en figuurtjes op die
krans. Die hang ik dan in de huiska
mer en iedere Zondag ontsteekt één
onzer kinderen een kaars.
Maar vóór die groene dennenkrans
daar netjes omhooghangt, heb ik ge
nageld en getimmerd, geknikt en ge
sneden, de vloer bevuild en enkele
gaten in het plafond geslagen. Dit is
dan wat mijn vrouw zottigheid
noemt. Vooral daar de kinderen ge
ducht meêdoen met groen strooien en
rood lint verknippen. Maar achteraf,
wanneer de kaarsen flikkerden en wij
allen onder de adventkrans samenzit-
ten en er verteld en gezongen en ge
beden wordt, ziet ge, dan is mijn
vrouw echt blij.
Hetzelfde gebeurt, maar nog in
groter mate, enkele dagen vóór Kerst
mis. Ik kom altijd met zó een grote
denneboom binnen dat hij onder het
plafond doorbuigt, en een zelfge
maakte kerststal waar gans Bethlehem
rond vertegenwoordigd is, ik leer de
kinderen een kerstspelleken aan, met
kleren uit alle hoeken en kanten sa
mengebracht zelfs het trouwkleed
van mijn vrouw kwam er eens bij te
pas ik laat al, maar al de zanggroe
pen uit de buurt niet vóór de deur,
maar binnen in de keuken vóór de
kerstkribbe hun volksliedjes zingen,
ik geef ze een flink drinkgeld mijn
vrouw weet niet hoeveel, maar ze is
er van overtuigd dat het overdreven
veel is en stop hun handen vol met
pannekoeken en hun hart met Kerst-
miswarmte. In één woord gezeidik
doe, volgens mijn vrouw aan Kerst-
miszottigheid
Ik geloof dat ik mijn leven hierin
nooit zal beteren. Maar nog eens,
achteraf en binstewijl, is mijn vrouw
blij en wordt ze mee opgenomen in de
Kerstmisvreugde en de Kerstmiseen-
voud 1
Want Kerstmis is en blijft bovenal
het feest van het Kind, waaraan wij
mensenkinderen, groot en klein, in
natuurlijke eenvoud en vertedering
moeten meêdoen. Onze tijd ontvlucht
het kind. Hoeveel grote gezinnen zijn
er nog Hoeveel kinderen zijn er nog
ten volle welkom in een jong gezin
We leven in een eeuw waarin de
harten der mensen hard zijn en nuk
kig, in een tragische tijd vol levens
moeheid en zedenbederf we zijn om
ringd door generaties waarin iedere
eenvoud en alle nederigheid zoek zijn
geraakt. In het hart van de mensen is
het kind-zijn gestorven
Ohik weet, ik overdrijf. Wie
overdrijft al niet eens, wanneer hij
iets te zeggen heeft. Zelfs een boer
bij het aanprijzen van zijn vruchten,
weet soms geen maat te houden. En
omdat ik weet dat ik overdrijf, en niet
alle nederigheid, niet alle eenvoud
uitgestorven is, weet ik ook dat het
weer Kerstmis gaat worden. Want
Kerstmis wordt het weer en de herge
boorte van dat Kind geschiedt alleen
maar, juist gelijk de allereerste keer te
Bethlehem, voor die van goede wil
zijn. Kerstmis wordt het voor mijn
vrouw die het niet meent met die
zottigheid voor mijn kinderen die
op kerstavond op stoelen en banken
gloria zingen, voor de gebuur-
kens die met hun zwart gemaakt ge
zicht om een franksken en een panne-
koek bedelen, voor u, boeren en men
sen van den buiten, die de verharde
en de verhoogmoedigde wereld nog
niet hebt binnen gelaten op uw hoeve.
(Zie vervolg 4' bladzijde 1' kolom).
ft
Herderinnekens, spoeyt u wat.
Treckt naar Bethleem naer de stadt
Een verkoren kindt geboren
in den nacht,
Hier soo lanck van u verwacht.
Comt met suyker, broodt en saen
Wilt wat pappeken maken gaen.
Herderinne, gaet toch binne
Bij het kindt
Want het u soo seer bemint.
Siet, den os en 't eseltjen
Die verwermen 't kindeken.
Siet het beven, suchtjes geven
In de kouw,
Want daer en is vier noch schouw.
Nymphkens. die soo seer bemint.
Comt, wermt de doecken van het kint.
Comt gij lieden papken sieden.
Comt ras aen
Joseph salse roeren gaen.
Brenght een wieghsken uyt de stadt
En comt wieght het kintjen wat
Uwen Heere krijt soo seere.
Singht sa, sa
Jesus kintjen na, na, na
(Uit "Kerstnacht ende de naervolgende dagen tot Onse Lieve Vrouwe
Lichtmis
De
E£oornb
Loem