WW 1 1 Het landbouwinkomen in de Hebben onze Boeren te veel Land 1 Verenigde Staten. Betaald Verlof j LANDBOUWWEEKBLAD I Voor en door de rirpcia adelt Qrgaan der Mt redt U ZELVEN. Landbouwers AALST 2 JULI 1949 Abonnementsprijs 50 fr. 's jaars. Bureelen Zeebergkaai, 5, Aalst Telefoon Nr 242.67. Postcheckr. 1425.93. Handelsr. Aalst 145. Verschijnt iederen Zaterdag 28ste JAARGANG Nr 1361 Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is streng verboden. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen. Aankondigingen volgens akkoord. Het prijzenpeil der landbouwpro ducten in de V. S. heeft niet' alleen een groot belang voor de economie der V. S. doch insgelijks voor de ont wikkeling der wereldeconomie. Dit al duidelijk worden wanneer men weet dat het landbouwinkomen in de V. S. deze laatste jaren ongeveer 8 °/0 ledraagt van het nationaal inkomen. De vermindering der koopkracht van de landbouwbevolking heeft dan ook een ongunstige terugslag op de afzet der nijverheidsproducten op de binnenlandse markt. Wanneer men rekening houdt met de sleutelpositie welke de V. S. bekleden op de we reldmarkt, dan beseft men dadelijk dat een industriële crisis in de V. S. na delige gevolgen heeft voor de wereld economie- en handel. In de V. S. tracht de regering dan ook het landbouwinkomen op peil te kouden. Niettegenstaande de daling der landbouwprijzen, bedroegen de inkomsten der landbouwers aldus in Januari 1949 nog evenveel als in 1948. Dit was te danken aan de overheids- kredieten tot steun der prijzen die op merkelijk groter schaal werden toege kend aan de verkopen der landbouw producten. Ziehier in grote lijnen hoe dit kre dietstelsel tot steun der landbouwprij zen werd uitgebouwd in de V. S. De Commodity Credit Corporation (C.C.C.) werd opgericht in October 1933 met het doel de landbouwers kredieten te verlenen op hunne oog- 4en van tarwe, katoen en maïs, tot ten beloop van 52 tot 72 °/o van de zogenaamde pariteitsprijzen Hierdoor verstaat men prijzen met dezelfde koopkracht als deze tijdens de vergelijkings- of referentieperiode 1909-1914. Op grond van de gemid delde prijzen 1909-1914 werden twee indices berekend, nl. een voor de verkoopprijzen der bijzonderste land bouwproducten en een voor de pro ducten zoals machines enz. die de landbouwers moeten kopen. Wan neer deze twee indices gelijk zijn, dan is er pariteit, dit beduidt dat de land bouwers over een zelfde graad van welstand beschikken als gedurende de referentieperiode 1909-1914. Wan neer het evenwicht tussen de twee bedoelde indices gebroken is, wordt voor een aantal landbouwproducten, op basis van de verkoopprijzen gedu rende het referentie-tijdperk en van bet verhogingscoëfficient der prijzen betaald door de landbouwers, een pa- riteitsprijs berekend die toelaat het evenwicht tussen voormelde twee in dices te herstellen. Het is deze pari- teitsprijs die als basis dient voor de prijzensteun. De landbouwer kan ofwel de le ning terug betalen. In dit geval wor den de oogstproducten die hij in pand had gegeven vrijgegeven. Hij kan ook de eigendom der producten aan de C.C.C. overlaten. In dit laatste geval kan de C.C.C. desgevallend tot de verkoop overgaan. Indien de opbrengst van de verkoop, vermin derd met de onkosten, groter is dan het bedrag van het krediet, wordt het overschot terugbetaald aan de land bouwer. Is de opbrengst van de ver koop kleiner, dan heeft de C.C.C. in de meeste gevallen geen verhaal op de landbouwer. Het maximum der kredieten ver leend door de C.C.C. werd in 1942 bepaald op 90 /o van de pariteits- prijs voor maïs, tarwe, rijst, tabak en aardnoten 92,5 °/o voor katoen en 90 voor andere basisproducten. Deze oorlogswet verviel op 31 De cember 1948. Bij niet hernieuwing kwam men terug tot de vroegere wet geving welke enkel een prijzensteun voorzag voor 6 basisproducten tot beloop van 52 tot 75 °/o. De oorlogsregeling werd echter voor 15 maand verlengd op 2 Juli 1948. Enkel werd het maximumbe drag van het krediet voor katoen verminderd tot 90 °/o. Bovendien werd bepaald dat de steuncoëfficient voor de zogenaamde Steagal commo dities (zuivelproducten, gevogelte, ei eren, varkens, soyabonen, vlas, droge bonen en erwten) zou schommelen tussen 60 en het hoogste percen tage van 1948. Voor zuivelproducten, gevogelte, varkens, eieren en witte aardappelen zou het percentage ech ter niet minder bedragen dan 90 °/o. De 7 April 1949 legde de heer Brannan, Minister van Landbouw, een nieuw steunprogramma voor aan het Congres. Dit programma maakt een onder scheid tussen bederfelijke en niet be derfelijke landbouwproducten. De prijzen der producten die kunnen op geslagen worden blijven onderwor pen aan de regeling betreffende de kredieten hierboven uiteengezet. Voor de bederfelijke goederen daar entegen (bv. melk, eieren, vlees enz.) Zie vervolg 4e bladzijde le kolom. In Holland bestaat het streven de grootte der bestaande boerderijen te handhaven of in gevallen waar deze te klein is, ze op te drijven. Om rede loze versnippering te beletten is zelfs een wet gestemd. De Hollan ders deden zulks om te voorkomen dat een bepaald stukje land niet ten volle zou renderen en in het bewust zijn dat ieder bedrijf ten minste vol ledig in het onderhoud van de boer zijn huishouden moet kunnen voor zien In Vlaanderen daarentegen schijnt de versnippering der landerijen tot in het oneindige te gaan. Het Waasland bv. wordt de Tuin van België ge noemd, niet alleen omdat de akkers daar verzorgd worden als sommige tuinen, maar ook omdat de stukjes daar zo klein zijn dat ze werkelijk ge lijken aan tuinbeddekens. Dat ver snipperd liggen in ontelbare kleine stukjes vermindert vanzelfsprekend aanzienlijk het rendement van het land. Op sommige gemeenten zijn boeren van 5 hectaren grote boeren en velen sukkelen daar voort met 1 a 2 hectaren. Reeds dikwijls, als wij bij onze bezoeken zo door de velden zwierven, hebben wij ons afgevraagd hoe is het mogelijk dat de boeren hiermee het hoofd boven water kun nen houden. Wij horen dan ook dik wijls het verlangen uitspreken de boerderijen te vergroten. Anderzijds komen wij tot eigenaar dige vaststellingen, die met dat ver langen in tegenspraak zijn. Enkele tijd geleden reden wij langs de baan Denderhoutem, Leebeke, Nederhasselt. Het is werkelijk op vallend hoeveel grond daar verloren ligt. In processie volgen ze elkaar op weiden waar alles op staat behalve gras, stukken braakland, vuilhopen met distels en netels, slechtverzorgd kaphout: op sommige plaatsen een echte woestenij. Op andere plaatsen komen wij menigvuldige gevallen te gen waar de boeren ons verklaren op dat land hier kunt ge niets meer winnen. Daar moogt ge op doen wat ge wilt, het helpt helemaal niets. Ter gelegenheid van het betaald verlof zullen onze burelen en maga zijnen gesloten zijn van 4 tot 9 Juli. De afdeling der sproeistoffen zal nochtans in de voormiddag open zijn van 9 tot 11.30 uur. Zo komen wij midden de beste zandleemstreek akkers tegen,"&waar zogezegd geen beten meer groeien, op andere plaatsen kan men geen tarwe winnen, alhoewel een paar meter verder zware tarwe aan 't was sen is. Talrijke velden graan liggen in de grond, zullen dus een zeer twijfel achtige oogst geven, waaruit wij te recht besluiten dat in onze streek nog vele hectaren grond liggen die niet gebruikt worden, of althans niet op brengen wat men redelijkerwijze zou mogen verwachten. Hebben onze boeren dan te veel land, dat ze het niet voldoende kun nen verzorgen? Hierbij spreken wij de uitzonderingen niet te na, maar wat wij dagelijks zien is onbetwist baar juist. Enkele dagen geleden kwamen wij aan een aardappelveld dat buitenge woon slecht stond. Volgens de boer lag de oorzaak aan het slechte plant goed, alhoewel hij klas A uit Fries land had gekregen. Na onderzoek bleek echter dat de planters een hele tijd in zakken waren blijven staan om nadien te worden uitgegoten in de kelder, waar ze opeengehoopt ver stikt zijn. Wij vroegen de betrokken landbouwer waarom hij zijn planters niet in kiembakjes bewaart, maar hij bekeek ons daarbij alsof hij het in Keulen hoorde donderen. Had deze landbouwer half zoveel plantgoed aangekocht, maar het dan goed be waard, had hij deze op half zoveel land geplant, dus maar half -zoveel meststoffen gebruikt, half zoveel werk en pacht besteed, zijn opbrengst zou minstens even groot zijn. Een ander gevalwij worden ge roepen bij een betenveld dat afsterft. Op de plek is er niet veel meer te zien dan spurrie, zurkel en perzikkruid (wilde wilg). Beten zijn er niet meer te vinden. Wij vragen de boer hoe lang het geleden was dat hij hier ge kalkt heeft. Maar als een profeet verklaarde hij onshier op dat land mag geen kalk komen, want dan is het zeker naar de vaantjes. Daar wij duidelijk zien dat het wegsterven der beten te wijten is aan de zuurheid van de grond, vragen wij een grondstaal te mogen nemen. Neen, meneer, dat is kwakzalverij. Als ge lijk als ik, reeds 28 jaar boert, dan weet ge pre cies wel wat ge aan uw land moet doen. Weer een boer die te veel land heeft, want het weinige dat hij bezit, (Zie vervolg 4' bladzijde 2' kolom.) :V e Koornbioem

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1949 | | pagina 1