onze conservenfabrieken lam legt
Oorzaken der
LAGE MELKPRIJZEN.
I LANDBOUWWEEKBLAD 1 Voor en door de
Arbeid adelt Orgaan der S. M. Redt U Zelven. Landbouwers
O. CAUDRON»
Hoe een dwaze invoerpolitiek
en onze tuinbouw naar ondergang voert»
AALST 1 JULI 1950 Verschijnt iedere Zaterdag 29ste JAARGANG Nr 141j
Abonnementsprijs
50 fr, 's jaars.
Burelen
Zeebergkaai, 5, Aalst
Telefoon Nr 242.67.
Postcheckr. 1425.93.
Handelsr. Aalst 145.
Het overnemen van artikelen zonder aanduiding
der bron is streng verboden.
De medewerkers zijn verantwoordelijk
voor hun bijdragen.
Onder de hoofding De onverant
woorde invoer van vreemde fruitcon-
serven hebben wij in ons rummer
van 18 Februari 1.1., aan de hand van
onbetwistbare invoerstatistieken, aan
getoond hoe de overdreven invoer
van Amerikaanse fruitconserven niet
alleen de Belgische fabrieken van
fruitconserven stilaan ruineert, doch
insgelijks een zware slag toebrengt
aan onze inlandse fruitteelt en tevens
een aanzienlijke verspilling van kost
bare deviezen meebrengt voor de
Belgische economie.
In deze bijdrage zullen wij aanto
nen hoe een zelfde noodlottige invoer
politiek onze fabrieken van groenten-
conserven tot werkloosheid doemt en
hen verhindert de belangrijke rol te
vervullen van afnemer van inlandse
groenten op het tijdstip dat deze in
grote hoeveelheid op de markt ko
men. Aldus is deze politiek niet alleen
hoogst schadelijk voor een belang
rijke tak onzer nijverheid doch ook
voor een gewichtige sector van onze
landbouw.
Welke is de toestand
op het ogenblik
Een economische flater van reuzen-
formaat was de invoer, in 1947, van
42.524 ton Amerikaanse groenten in
blik door de Belgische Economische
Missie. Deze invoer was totaal onoor
deelkundig, omdat hij niet beant
woordde aan de behoeften der bin
nenlandse markt en de kwaliteit van
het product grotendeels te wensen
liet. Doch wat wil men als de staats
ambtenaren handel drijven met het
geld van anderen
Op dit ogenblik beschikte ons lanc
nog over veel dollars waarmede
voormelde ambtenaars roekeloos om
sprongen. Het kon niet op. Nu echter
is de tij gekeerd en wordt ons tekort
in de betalingsbalans met de Vere-
nigde-Staten een an gst wek kend vraa g-
stuk. De millioenen dollars die toen
werden vergooid voor de invoer van
minderwaardige Amerikaanse con
serven zouden ons dan ook thans
goed van pas komen voor het betrek
ken uit Amerika van nuttige grond
stoffen en machines.
Het feit blijft intussen dat er zich
thans, drie jaren na deze invoer, nog
grote hoeveelheden dezer Amerikaan
se groenten in blik in stock bevinden
bij de groothandelaars, de grote wa
renhuizen en bij de kleinhandelaars
en blijkbaar onverkoopbaar zullen
stijven. Doch inmiddels vinden onze
eigen conservenfabrieken geen afzet
voor hun producten in eigen land,
terwijl de uitvoer naar de vreemde
iun grotendeels wordt onmogelijk
gemaakt door allerhande maatregelen
zoals deviezenbeperkingen, invoer
vergunningen en verboden getroffen
door het buitenland.
De toestand op 1 April jj. zag er
uit als volgt
Binnenlandse productie
in 1917 39 831 ton.
in 1948 38.954 ton.
in 1949 36.591 ton.
binnenlandse productie
tijdens het lste kwar
taal 1950 858 ton.
Niettegenstaande de aanzienlijke
inlandse voortbrengst, werden vol
gende belangrijke hoeveelheden in
gevoerd
in 1947 42.831 ton.
in 1948 3 838 ton.
in 1949 4.769 ton.
tijdens het lste kwar
taal 1950 1.337 ton.
De totale beschikbare hoeveelhe
den (binnenlandse productie -j- in
voer) bedroegen aldus 169.009 ton.
Daarentegen bereikte het inlands
verbruik in 1947-48-49 en het lste
kwartaal 1950 enkel 82.000 ton.
Hierbij komt de uitvoer
in 1947 2.012 ton.
in 1948 3.919 ton.
in 1949 6.641 ton.
tijdens het 1 ste kwar
taal 1950 675 ton.
De totale afzet bedroeg 95.247 ton.
Voorgaande cijfers tonen aan dat
er momenteel een voorraad groenten-
conserven in ons land aanwezig is
van 73.762 ton (169.009—95.247),
welke volstaat om het binnenlands
verbruik te dekken gedurende 3 jaar.
Deze stock is verdeeld over de fa
brikanten, groot- en kleinhandelaars.
Het aandeel van de fabrikanten erin
bedraagt 34 871 ton.
Het gevolg van deze toestand is
natuurlijk scherpe concurrentie tus
sen de fabrikanten onderling waar
door de meeste zware verliezen lijden,
en de onmogelijkheid voor onze con
servenfabrieken groenten van de
(Zie vervolg 4' bladzijde 1' kolom.)
't Allenkante, doch meestal in onze
Vlaamse gouwen, hoort men klachten
omtrent de toestand onzer melkvee
houders en tevens nog erger aanklach
ten betreffende de prijzen welke voor
de melk betaald worden. Ook in
Wallonië en bijzonder in de brede
omgeving van Luik en Charleroi treft
men een groot aantal melkboeren aan
die met dezelfde moeilijkheden te
kampen hebben. Als bijzonder getrof
fen echter dienen aangestipt de pro
vinciën Oost-Vlaanderen en Ant
werpen alsmede Vlaams Brabant.
Het vraagstuk is echter volstrekt
niet nieuw en reeds vóór 1940 hadden
de melkveehouders met een oneindig
aantal moeilijkheden te kampen in
zoverre dat zelfs de officiële instanties
zich metterdaad om deze toestand be
kommerden. Dit gaf dan aanleiding
tot het oprichten van de Nationale
Zuiveldienst.
Het wel en wee dat deze instelling
heeft meegemaakt interesseert ons
momenteel niet maar veeleer wensen
we, in alle bijzonderheden, het huidig
probleem der zuivelproduktie in al
zijne geledingen na te gaan.
Inderdaad staan we, tenminste ge
deeltelijk, weer voor een aantal
vraagstukken welke ook in de jaren
vóór 1940 voorkwamen. Inderdaad is
er niets nieuws onder de zon als men
bij zeer grove algemeenheden blijft.
Benadert men echter de werkelijkheid
dan gaat dit oude spreekwoord niet
meer op.
Groeiend belang
der melkproductie.
Het is amper sedert Mei 1948 dat
onze melkveehouderij zich werkelijk
vrij heeft kunnen ontwikkelen.
Onmiddellijk is de voortbrengst
van melk en andere zuivelproducten
met reuzenschreden vooruitgegaan.
Thans zijn minstens twee honderd
zestig duizend melkveehouders bij het
oplossen van dit vraagstuk betrokken
en voor velen van hen is het een le
venskwestie.
Het past dan ook dit vraagstuk
met al de nodige ernst aan te pakken.
In Mei 1949 telden we in België:
849.500 melkkoeien. In vergelijking
met Mei 1948 bekomen we reeds een
stijging van 9,5 °/o.
Laat ons nu aannemen dat het aan
tal melkkoeien, in ronde cijfers,
850.000 stuks bedraagt. Dit betekent
dat we nog een achterstel hebben van
150.000 stuks tegenover 1940.
Dit tekort echter zal waarschijnlijk
zeer snel ingelopen worden. Deze
mening steunen we vooral op het feit
dat in 1949 tegenover 1948 het aan
tal stuks vrouwelijk vee beneden de 2
jaar zo maar eventjes met 21,9
vermeerderd is.
Voegen we daar nog bij dat zeer
talrijke landbouwers, bijzonder uit
kleine en gemiddelde bedrijven, een
zeer sterke neiging vertonen om het
aantal melkkoeien nog te verhogen.
Dus...
De huidige melkvoortbrengst.
Niettegenstaande in 1949 het aan
tal koeien 150.000 minder bedraagt
dan in 1940 bekomen we echter
reeds een melkproductie welke gelijk
is aan de vooroorlogse, hetzij 3 mil
liard liter.
Deze verhoging heeft men dus en
kel toe te schrijven aan een hogere
opbrengst per dier.
Inderdaad bekomt men in 1949
per koe ongeveer 3.300liter met3,3°
vet. Vóór de oorlog en zelfs in 1948
bekwam men 3.200 lit. met 3,2 °/o vet.
De vergelijking dezer uitslagen is
zeer leerrijk en we komen er wel op
terug. Het is in elk geval het bewijs
dat de boer zelf ook heel wat kan be
reiken.
In aansluiting hiermede lijkt het
ons tevens nuttig deze getallen aan te
vullen met enkele gegevens betreffen
de de boter.
In 1949 bereikte men een boter-
voortbrengst van 66.000 ton waar
van, rond geschat, 60 °/o hoeveboter
en 40 melkerijboter. Sommige on
zer lezers zullen deze verhouding min
stens zonderling vinden. Ze hoeven
echter niet uit het oog te verliezen
dat in Wallonië en, meestal op alle
grote hoeven, nog steeds boter ter
plaatse gefabriceerd wordt.
Wanneer in 1948 nog 35.790 ton
boter werd ingevoerd zien we dit cijfer
dalen tot 24.667 ton in 1949. Zo
doende bereikt het totaal verbruik
aan boter ongeveer 90.677 ton, hetzij
10 kg 500 per inwoner.
Voor hetzelfde jaar, 1949, noteert
men een verbruik van 84 liter melk
per inwoner.
De kostprijs.
Wil men een ziekte genezen dan
moet men steeds een degelijk ziekte-
Zie vervolg 2e bladzijde le kolom.
De Koornbloem
STICHTER EN BESTUURDER