De Eendenvangst
Kalk vraagstuk;
Iedereen van de buiten is min of
meer vertrouwd met het trekken van
de vogels. Het vertrekken van de
zwaluwen hebben we nog onlangs
bijgewoond. Opvallend is het hoe
deze dieren de laatste dagen onrustig
samenkomen, om op een zekere dag
in groep met een wel bepaalde be
stemming te vertrekken.
Maar ook andere vogels trekken
weg naar betere voedselplaatsen. De
vinken van de meest uiteenlopende
soorten komen uit de noorder- en
oosterlanden meer naar het zuiden en
het westen.
De spreeuwen komen bij koude,
mistige dagen in soms ontelbare kud
den uit het noorden langs de zeekust
afgezakt en het is geen wonder dat
op één dag door één persoon met zijn
netten tot twee duizend spreeuwen
gevangen worden. Maar niet alle ja
ren zijn gelijk. Zo was verleden jaar
om reden van het warme en klare
najaar de vangst onbeduidend.
Enkele dagen geleden hoorden we
reeds wilde eenden overtrekken.
In ons land leven nog weinig wilde
eenden. De broedgelegenheid is door
het steeds verder ontginnen van
moerassen grotendeels verdwenen.
In Nederland echter zijn in de
weidestreken, op de eilanden en langs
de kreken en moerassen nog veel een
denparen te vinden. Dit is eveneens
het geval in sommige gebieden van
Noord-Duitsland en Denemarken en
nog meer in Finland en de eilanden
in de omgeving van Noord Rusland.
Deze minder bewoonde gebieden ge
ven aan de wilde eenden meer voed
selgelegenheid en het is dan ook al
daar dat ze goed aankweken.
Zodra de plassen ginds toevriezen
zakken ze af naar het Zuiden
aldaar een betere voedselgelegenheic
op te zoeken. In grote kudden vlie
gen ze vooral 's nachts verder en be
houden hierbij om zo te zeggen
rechtlijnige dwarse groep.
Ook de wilde ganzen, welke grauw
van kleur zijn, trekken naar het Zu
den en worden algemeen door de
mensen vriesganzen genoemd. Deze
vliegen in schuine lijn of in V-vorm
waarbij de aanvoerder regelmatig
door een andere wordt afgelost om
hierdoor de last van de windbreker
te verdelen. Ook de kraanvogels vlie
gen in V-vorm.
Deze trekkende vogels blijven
's nachts door hun geroep samen
Zeer dikwijls komen deze dieren
reeds bij ons aan alvorens de Winter
hier is ingetreden. Hun wegtrekken
moet enkel uitgelegd worden in ver
band met het zoeken naar voedsel en
niet om reden dat ze niet voldoende
bestand zouden zijn tegen de koude.
Behalve door de jagers op water
wild, worden de wilde eenden gevan
gen op een zeer speciale manier. En
kele jaren geleden hadden we de ge
legenheid een bezoek te brengen aan
de eendenkooi te Overmere-Donk.
We zijn er van overtuigd dat veel
van ons lezers reeds een bezoek
brachten aan het meer van Overmere-
Donk, maar van het bestaan van de
eendenkooi zal hun voorzeker niets
bekend zijn. In ons land bestaan enkel
nog een paar eendenkooien. Deze
DE KOORNBLOEM 7 Qcf.
1950
een
worden op een zeer vernuftige manier
ingericht.
De voorkeur wordt gegeven aan
een grote vijver welke omringd is
door struikgewas en bomen gelegen
in de omgeving van veel water. Zulks
trekt de wilde eenden aan welke hier
een gepaste voedselplaats vinden.
Deze vijver staat in verbinding
met vier of vijf sloten, welke zowat
langs de verschillende windrichtingen
gelegen zijn. Dit is van belang met
het oog op de reuk. De eenden ruiken
zeer vlug de aanwezigheid van men
sen en zijn dan zeer schuw.
Deze sloten lopen in een gebogen
richting, zodat hiervan het uiteinde
niet te zien is. Deze zogenaamde pij
pen zijn ongeveer 20 m. lang en wor
den vanop de plaats waar ze nog 4 m.
breed zijn overspannen met vlecht
werk dat gesteund wordt door omge
bogen stokken. Langs deze pijpen
staan rietmatten opgesteld waar
achter zich de kooiker beweegt..
De overdekte pijpen worden gelei
delijk aan smaller en eindigen op een
smal gevlochten zak. Op de vijver
leven verschillende tamme en ook
half-wilde eenden welke aldaar regel
matig gevoederd worden. Deze die
ren ontvangen gerst, tarwe, haver en
soms hennepzaad dat op het water
geworpen wordt en aldus de eenden
aanlokt. Deze eenden kunnen verge
leken worden met de zetvogels bij de
vinkers. Ze lokken de wilde eenden
aan.
Om elke reuk te verwijderen
wordt door de kooiker turf gebranc
en zal hij zich bevinden langs de
tegenovergestelde zijde van de wind.
Een of meer kleine vosse honden
komen er ook bij te pas.
Van zodra er een groep wilde
eenden neerstrijken wordt door de
kooiker eten geworpen waardoor de
tamme en half-tamme eenden in deze
richting zwemmen. De wilde eenden
schuw van natuur durven hun zelden
volgen, maar door het verschijnen
van een van de honden langs de te
genovergestelde zijde worden ze af
geleid en houden ze de hond, welke
veel gelijkenis vertoont met een vos,
in het oog. Intussen zwemmen ze
verder en verder in de richting van
de tamme eenden welke het eten gaan
opzoeken aan de ingang van de pijp.
Door het eten aangelokt volgen ze
deze eenden. De hond komt dichter
en dichter en de wilde eenden zwem
men maar steeds verder in de rich
ting van de pijp. Van zodra ze en-
cele meters in de pijp gezwommen
zijn, komt van achter de rietmatten
de andere hond te voorschijn welke
de eenden verder in de pijp jaagt tot
de kooiker zelf van achter de riet
matten komt en de wilde eenden naar
iet einde van de pijp doet vliegen.
Weldra jagen ze door schrik bevan
gen elkaar verder en komen ze terecht
in de gevlochten zak.
De tamme en half-wilde eenden,
welke geringd zijn, worden vrij gela
ten en de wilde worden met een hals-
omdraai gedood. De vangst kan op
nieuw beginnen.
Zeer dikwijls worden geringde
wilde eenden gevangen. Deze ringen
worden dan opgestuurd naar het
Natuurhistorisch Museum te Brussel
welke de Musea van het land van
ïerkomst verwittigen. Op deze ma
nier is het mogelijk de reisweg van
deze watervogels na te gaan.
Tijdens de Winter moet in de
nacht het ijs op de vijver gebroken
worden om op het open water de
eenden beter aan te lokken.
Het is begrijpelijk dat rond de
eendenkooi elk gerucht moet verme
den worden en reeds weken vóór de
vangst elk bezoek verboden is.
Niet alle winters heeft de kooiker
een goede vangst. Zachte winters ge
ven weinig verplaatsingen van de
wilde eenden en is de kans om deze
te vangen dan ook zeer gering.
HET
Reeds meermalen zijn ons klachten
overgemaakt in verband met misluk
te oogsten. De betrokken landbou
wers hebben ons in tal van gevallen
aangetoond met welke zorg zij had
den gewerkt. Naar hun mening had
den ze voldoende meststoffen toege
diend. Zaai- en plantgoed werden
steeds in de beste voorwaarden ge
kocht, verzorgd en aan de grond toe
vertrouwd. Kortom naar hun mening
hadden ze niets aan het toeval over
gelaten... en niettegenstaande dat
werden op bepaalde percelen regel
matig mislukkingen vastgesteld.
Gewoonlijk wordt in zulke gevallen
door onze landbouwer nogal gauw
verondersteld dat een of andere ziek
te in t spel is. Ze weten dat talrijke
ziekten bestaan, veel meer dan zij er
kennen en daarom komt men allicht
tot het besluit dat het een van deze
vele onbekende ziekten moet zijn, die
de oogst doet mislukken.
Vanzelfsprekend krijgen wij dan
ook regelmatig aanvragen om uit te
vissen welke ziekte er heerst en welke
bestrijdingsmiddelen kunnen aange
wend worden. En in zeer vele geval
len moeten wij dan vaststellen dat a
de miserie uitsluitend en alleen te wij
ten is aan een slechte kalktoestanc
van de grond.
Het is een onbetwistbaar feit dat
de meeste van onze gronden lijden
aan kalkgebrek. En de bewering
van sommige landbouwers dat zulks
met hun velden niet het geval is, kan
waar zijn voor enkele uitzonderingen,
maar ook bij deze die mordicus staan
de houden steeds regelmatig te kal-
cen vinden wij, na een grondontle-
ding, nog dikwijls een tekort aan kalk.
Het is bekend dat ongeveer 2/3 der
3elgische landbouwgronden te zuur
zijn en voor onze streek schommelt
iet procent zure gronden tussen de
40 en 75%. Brut geschat zou men
mogen zeggen dat, bij een ideale kalk-
toestand van onze gronden, rekening
zou mogen gehouden worden met een
totale meeropbrengst van minstens
10 Hieruit blijkt dat het vraagstuk
van de bekalking van ongemeen eco
nomisch belang is. Dat is dan ook de
reden waarom de Bodemkundige
dienst van België er steeds op terug
comt en niets onverlet laat om onze
andbouwers te overtuigen dat een
verstandige bekalking van hun gron
den van het grootste belang is.
Nog niet lang geleden gaf het ge
noemd Instituut een brochure uit, ge
titeld "Het Bekalkingsvraagstuk van
onze gronden,,. Hierin wordt op klare
en bevattelijke wijze de noodzakelijk
heid van de bekalking aangetoond.
Voor lezers die er zich aan interesse
ren hebben wij nog enkele exempla
ren van deze brochure ter beschik
king. Ze kunnen deze op onze burelen
krijgen of per brief aanvragen (post
zegel bijvoegen voor verzending).
Aan de hand van deze brochure
willen wij hier enkele punten van het
kalkvraagstuk aanhalen.
Kalk is onmisbaar voor onze dieren
en ook voor onze planten.
Het geraamte van de gewervelde
dieren bevat in hoofdzaak kalk. De
eieren van onze hennen worden op
gebouwd met een merkelijke hoeveel
heid kalk. De kiekenkwekers weten
dat en stellen dan ook gebrande
oesterschelpen ter beschikking der
dieren. Dieren in productie (jongen
voortbrengen en nadien de melkgifte)
hebben een zeer grote kalkbehoefte.
Voor het opbouwen van het ge
raamte van de jonge dieren, moeten
de oude dieren over voldoende kalk
in hun voeding beschikken. Zoniet
zullen zij de nodige kalkstof aan hun
eigen geraamte moeten onttrekken,
met alle schadelijke gevolgen daaraan
verbonden. Wij zien dan ook talrijke
dieren met een misvormd geraamte
(doorgezakte ruggen, scheve poten,
enz.)
Iedereen zal dus wel begrijpen dat
de planten die als veevoeder moeten
dienen voldoende kalk moeten bevat
ten om in de behoefte der dieren te
voorzien.
Doch niet alleen om wille van
hun bestemming als mens- of dieren-
voeding moeten de planten over vol
doende kalk kunnen beschikken. Ook
voor eigen groei en gezondheid heeft
de plant kalk nodig. Planten die te
kort aan kalk hebben geven onvol
doende opbrengsten. Zo gaven en
kele bekalkingsproeven de volgende
resultaten
bekalkt 5.400 kg
Te Gierle
haver per ha.
Onbekalkt 3 600 kg.
Te Malderen: bekalkt 102.000 kg
voederbeten per ha.
Onbekalkt45.000 kg.
Te Tieltbekalkt 90.000 kg voe
derbeten per ha.
Onbekalkt38.000 kg.
Het voor velen niet aan te nemen
verschil in opbrengst is uitsluitend en
alleen te wijten aan de bekalking.
Het moet door deze cijfers voor
iedereen duidelijk zijn dat het pro-
ileem onze volle aandacht moet heb-
len.
Landbouwers, die eindelijk de
noodzakelijkheid van de kalk hebben
ingezien stellen ons dikwijls de vraag:
ïoeveel kalk moeten wij op deze of
gene akker toedienen
Alleen een grondontleding kan
daarop een juist antwoord geven.
Niemand is in staat op het zicht de
zuurheidsgraad van zijn land te schat
ten. Wij hebben ondervonden dat zij
die denken hun land goed te kennen
zich in verband met het kalkgehalte
schromelijk vergisten.
Daarom raden wij onze lezers aan
ingeval van wankele opbrengsten
aat zo spoedig mogelijk uw grond
onderzoeken. Zij die het hebben ge-
aan zijn er uiterst tevreden over en
lebben hun opbrengsten zien stijgen
naar gelang de kalktoestand van hun
and beter werd.
1
gSSnitoiööïw,,
de
ifjv.