Onze Landbouw en de Economische Unie met Nederland. LANDBOUWCOÖPERATIE 1 ■jy i I j LANDBOUWWEEKBLAD 1 Voor en door de i M O01CS aüelt Orgaan der S. M. Redt U Zeiven. Landbouwers AALST 9 DECEMBER 1950 Verschijnt iedere Zaterdag 29ste JAARGANG'Nr 1436 Abonnementsprijs 50 fr. 's jaars. Burelen Zeebergkaai, 5, Aalst Telefoon Nr 242.67. Postcheckr. 1425.93. Handelsr. Aalst 145. Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is streng verboden. O. CAUDRON. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen. Hinderpalen die volstrekt dienen opgeruimd. Het bijzonderste, zoniet het enig bezwaar van onze landbouw tegen het tot stand komen van de econo mische unie met Nederland is het aanzienlijk verschil der productiekos ten in de twee landen. Deze liggen in ons land 30 t.h. hoger dan in Neder land. Het erge van de toestand voor onze landbouw is dat terwijl de voortbrengstkosten ongeveer het peil 400 bereiken tegenover het tijdperk 1936-1938 vertegenwoordigd door het referentiecijfer 100, de verkoop prijzen van de plantaardige en dier lijke producten gedaald zijn tot het peil 350, ja zelfs 340 gedurende de maand Juli 1.1. Zulks betekent dat om ze landbouw met een verlies werkt dat schommelt sedert Juni 1.1. tussen 50 en 65 punten. Welke zijn de oorzaken van het aanzienlijk verschil van produktie- kosten inde Belgischeen Nederlandse landbouw Naar het oordeel der technici is dit verschil voor 22 t.h. te wijten aan factoren die hun oorsprong uitsluitend in Nederland vinden en voor 8 t.h. aan Belgische factoren. Als factoren van Nederlandse oor sprong dienen vermeld de lagere lonen en pachten, de toelagen of sub- ventiepolitiek toegepast door de Ne derlandse regering tot steun van de landbouw en het hele apparaat van de Sraatshandel voor land- en tuin bouwproducten. Als Belgische factor dient vermeld de achterstand in de technische voor waarden van productie en afzet der land- en tuinbouwproducten. Nochtans is een gelijkschakeling der voortbrengstkosten tussen beide landen vereist wil men komen tot een volwaardige economische unie die de grenzen voor het verkeer van goede ren tussen beide landen afschaft. Een ernstige inspanning is hiervoor vanwege Nederland noodzakelijk door grondige wijziging zijner tot hiertoe gevolgde landbouwpolitiek. Doch hier mag niet uit het oog wor den verloren, dat de uitvoer van land- en tuinbouwproducten voor Nederland een levensbelang is. De vraag kan dan ook gesteld of Neder land er zal toe te bewegen zijn zijn lonen te verhogen, zijn pachtprijzen te vermeerderen en zijn subsidiepo litiek tot steun van de uitvoer prijs te geven, waardoor zijn concurrentie vermogen op de buitenlandse mark ten in het gedrang zou komen. Wat onze landbouw betreft is alleszins, zelfs zonder de economische unie, een uiterste krachtinspanning vereist om onze technische achter stand op landbouwgebied in te halen. Op dit gebied is er ongetwijfeld nog heel wat te doen. Enkele voorbeelden zullen dit dui delijk maken De rundertuberculose en de bruce- lose berokkenen jaarlijks aan onze veestapel een schade die kan geraamd worden op zowat 2 milliard frank. De melkproductie in ons land, welke ongeveer 3 milliard liter bedraagt, geeft een geldelijke opbrengst van 9 milliard frank. Indien wij er toeko men de twee voormelde ziekten uit te roeien kan een verhoogde finan ciële opbrengst van onze melkpro ductie worden verwacht ten bedrage van 27 t.h. Wij weten best dat deze uitslag maar geleidelijk kan worden bereikt. Doch elke vooruitgang op dit gebied beduidt voor onze veehouders een niet te onderschatten verhoging der rentabiliteit van hun bedrijf. Om in korte tijd behoorlijke resul taten te verwerven is een ernstige en volgehouden inspanning noodzakelijk niet alleen vanwege onze veehouders, doch ook van de Staat. Nederland toont ons hier de weg. De Neder landse regering besteedt niet minder dan 25 millioen gulden voortkomende van de Marshall-kredieten voor dit doel, en bovendien 25 millioen gulden uit eigen middelen. Dit maakt de mooie som van ongeveer 2,5 milliard frank voor de ziektebestrijding bij het vee. Vergeleken met de sommen welke de Belgische regering aanwendt voor de bestrijding der veeziekten staat de krachtinspanning van Nederland mer kelijk hoger. Wij spreken de verwachting uit dat onze regering voor dit doel een aanzienlijk gedeelte der Marshall kredieten, inzonderlijk van de recht streekse Marshall-hulp, zal aanwen den. Zij zal aldus niet alleen aan de landbouw, doch aan de economie een grote dienst bewijzen. (Zie vervolg 2' bladzijde 1' kolom.) Het is opvallend hoe men de laat ste maanden in verschillende vaktijd schriften stemmen hoort opgaan ten voordele der landbouwcoöperatie. Terecht aanzien vele vooraanstaan den uit de land- en tuinbouwwereld in de landbouwcoöperatie een middel om de algemene toestand der land en tuinbouwers te verbeteren. De verstokte Beneluxers gaan een stapje verder en willen ons de land bouwcoöperatie opdringen. Aan deze personen die louter om sentimentele of slecht begrepen culturele redenen Benelux door dik en dun willen ver wezenlijkt zien antwoorden we zeer koeltjes Er ligt bijna zeker heel wat goeds in een degelijke landbouwsamen- werking maar we zullen dit onder- zoeken en uitbouwen met het oog op de morele en stoffelijke welvaart onzer landgenoten Bij dit alles kan nog aangestipt worden dat sedert 1945/46 ook het Ministerie van Landbouw provinciale diensten voor landbouwcoöperatie heeft ingericht. Wat ze totnutoe, bij zonder in het vlaamse land, gepres teerd hebben zal maar best verzwe gen worden. Klaar zien. Het is een feit dat onze landbou wers, vooral de kleinere, dikwijls machteloos staan tegenover een ge beuren dat diep in hun bestaan ingrijpt. Hoewel ze min of meer inzien of aanvoelen dat er iets tegen moet gedaan worden staan ze er, als enkeling, totaal machteloos tegen over. Dit is trouwens ook nog een lo gisch gevolg van het totaal of bijna totaal gebrek ener coöperatieve men taliteit bij onze buitenmensen. De coöperatie of samenwerking bedoelde en bedoelt nog steeds de bundeling van de ekonomische zwakkeren, tot het bereiken van bepaalde doeleinden welke ze alleen of met een klein aan tal niet kunnen bereiken. Deze samenwerking kan dan ook de betrokkenen voordelen bezorgen welke bij ontstentenis naar andere bevolkingsgroepen zouden gaan. Wettellijk gezien is de samenwer kende maatschappij of vennootschap een vereniging van personen daar waar bijv. de naamloze vennootschap voor alles een vereniging van kapita len is. We geven grif toe dat het verou deren der wetgeving op de handels- j vennootschappen een der redenen is waarom, op schitterende uitzonderin gen na, de landbouwcoöperatie en de coöperatie in 't algemeen weinig ont wikkeld is in ons land. De hoofdoorzaken blijven echter a) Het in gebreke blijven van be langrijke landbouwverenigingen welke vele samenwerkende vennootschap pen tot een karikatuur deden ontaar den en dientengevolge de massa nog meer afkerig maakten. b) Het overdreven individualisme onzer land- en tuinbouwers. c) Het feit dat de meeste bestaande landbouwcoöperaties ofwel te klein waren opgevat, ofwel krenterige op vattingen deelden en er zodoende nimmer in lukten over flink leidend personeel te beschikken. Wat bestaat er in België 1 We dienen allereerst aan te stippen dat in ons land een groot gedeelte der werklieden heel wat beter en sneller de voordelen der coöperatie begre pen hebben dan onze boeren. In bijna alle streken van ons land bestaan socialistische en kristene de- mokratische verbruikscoöperatieven dit is winkels welke zowel stoffen als voedingswaren verkopen. Sommigen zelf zijn een stap verder gegaan en hebben zich ook aan indus- triën gewaagd als daar zijn bakkerij en, margarinefabrieken, confituurfa- brieken, suikergoed en chocoladefa- brikatie, borstelfabrieken, enz. Met de eigenlijke landbouwcoöpe ratie is het, bijzonder in 't vlaamse land eerder povertjes gesteld. Inzake verkoop van landbouwpro- dukten hebben we onze eigen vere niging en daarnaast de Eigenaars- en Landbouwersbond van Brugge. In Limburg bestaan insgelijks een drie a vier zeer kleine landbouwcoö peraties welke eerder een stil, zeer stil leventje leiden. We laten de vroegere dwergmel- kerijen liefst onverlet. Het is echter op het gebied der zuivelfabrieken dat we nog het grootst aantal samenwer kende vennootschappen tellen. De laatste jaren zijn hierbij enkele veilingen gekomen welke insgelijks de samenwerkende vorm hebben aangenomen. Bij de Waalse landbouwers is de toestand lichtjes beter al kunnen we ook voor Wallonië niet gewagen van een net van landbouwcoöperaties, nog minder van een werkelijk algemeen- verspreide coöperatieve mentaliteit. Zie vervolg 2e bladzijde 2e kolom. De Koornbloem STICHTER EN BESTUURDER

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1950 | | pagina 1