DE VRESELIJKE KERSTAVOND
2
DE KOORNBLOEM 23 Dec. 1950
Dit verhaal hoorde ik uit de mond
van Franske, de Vlaamse jongen uit
een groot boerengezin, en die, gezien
alle kinderen op de boerderij niet
konden te werk gesteld worden, voor
werktuigkundige had geleerd. Dit
verhaal is echt gebeurd en het draagt
de stempel van de laatste maanden
van het jaar des Heren 1944. Het
verraadt eveneens de geest van deze
tijd.
Hetgeen ik u vertel, mijnheer, zult
ge toch niet geloven. Ik kan hier en
daar wel wat vergeten zijn maar
overdrijven, doe ik in geen geva
Ge weet zo goed als ik dat het leec
veel vlugger vergeten wordt dan de
kleine plezierige kantjes die een leven
vol avontuur met zich meebrengt.
Toch staan ook het leed en de smar
ten in ons hart gegrifd en zijn er dagen
dat die levendig in ons terug opflak
keren. Daarbij daar zijn zo van die
dingen die ge nooit zult of kunt ver
geten.
Een echt gebeurd verhaal uit onze tijd.
In 1938-1939 was ik gemobiliseerd.
Te voren kon ik hoop en al een goec
jaar voor ons moeder gewerkt heb
ben. Tussen mijn leergangen in
stukken en brokken voor werk
tuigkunde en tussen een half werk in,
moest ik naar de dop of naar mijn
soldatendienst. De oorlog was van
uit Luik één vlucht, mijn officieren
achterna, die ik alhoewel ik per
auto was nooit heb kunnen inha
len, want toen zij al diep in Frank
rijk zaten, werd mijn auto ergens op
de grens gemitrailleerd en ikzelf ge
vangen genomen.
Ze hebben me echter niet over de
vaart van Brussel gekregen want was
ik er over getrokken dan zat ik als
krijgsgevangene in Duitsland. Toen
onze krijgsgevangenekolon door ons
dorp trok, liep ik eens even naar ons
moeder toe en die verbood mij nog
in soldatenpak buiten te gaan. En zo
was ik gesolveerd... en direkt aan
't werk. Want toen waren ze er alle
maal voor, mijnheer, het werk te
hervatten. Op affichen heb ik het
gelezen.
Een goei twee jaar kon ik gewerkt
hebben. Toen stond ik op straat met
een biljet in mijn handen van de
Werbestelle Vrijwillig zouden
zij er mij niet naartoe gekregen heb
ben. En toen ik verplicht werd naar
Duitsland te gaan werken, zouden er
veel mogen komen hebben om me te
pakken. Ik kende hun vossenstreken
maar ik kende mijn streek de schu
ren en bosjes en kanten nog veel
beter. Een hazewind was niets tegen
mij. Ik was een lepe en een vlugge.
Daar zou ik u kunnen over vertellen,
een gazet vol, hoe ik de opeisers heb
verschalkt en schaakmat gezet.
Maar, ja, de oorlog bleef duren,
eh Moest gij niet eten en gekleed
gaan En had uw moeder soms geen
recht op uw loon Ik ging in een
dekenfabriek werken. Er werd me
gezegd Die werken voor de
Duits 1 Dat is mogelijk, al heb ik
daar nooit wat van gemerkt.
In alle geval ik werkte daar voor
mezelf en voor öns moeder, omdat
wij eten en kleren zouden gehad heb
ben. Niet iedereen kon aan smokke
len doen nietwaar. Daarbij dat is een
kwestie die de directeur en de be
stuursleden van de fabriek moesten
weten. Ze werden na de bevrijding
trouwens ook niet verontrust. Inte
gendeel. Ze waren van de weer
stand
En geloof me of niet, ik was nog
geen drie maand in dat dekenfabriek
aan 't werk of ik... trouwde. Dat moet
niet verwonderen ik verkeerde
van in 1936.Ik was toen een gamin
van 19. Zes jaar verkeren is overtijd,
zou onze pastoor zeggen. Maar reken
uit leerschool, half werk, dop, troep,
mobilisatie, oorlog, Werkbestelle
Wat schoot er nog over Het ergste
was ons moeder. Ons moeder ver
dient een dekoratie 1 Weet ge wat ze
zei, toen ik klapte van trouwen
Maar, Frans, jongen, wat hebt
gij nu eigenlijk in gans uw leven
thuis binnengebracht Uw zusters en
broers hebben voor u gewerkt 1 Ik
zou van uw verdiende loon nog geen
kostuum oorlogsprijs, wel te ver
staan kunnen betalen. Ze lachte,
ons moeder. En omdat ze haar woor
den bestempelde met een lach, ver
dient ze een dekoratie.
Alia, ik trouwde met Klotilde. En
in 1943 schonk ons Klotilde me een
zoon ons Jefken. In? 1944 kwam er
ons Finneken bij. Maar begin 1944
werd ik afgedankt omdat... ik en
anderen rijp was voor verplichte
arbeid in Duitsland.
Naar Duitsland Nooit 1 dacht ik.
Een goei gedachte is veel, maar nog
niet alles.
Mijnheer, mag ik u iets vragen
Zijt gij gans de oorlog in 't land ge
bleven Ik wil zeggen niet in Lon
den of zoiets gezeten Nu, dan moet
gij weten wat het was met twee ka
deeën te zitten, zonder werk. En melk
en vlees, en patatten en brood, en
schoenen en kleren en den al te moe
ten kopen. Twee maanden hield ik
het vol.
Mijnheer, ik zweer het u op 't licht
van mijn ogen 't Is voor ons Klo
tilde en mijn twee kinderen dat ik het
gedaan heb... Voor mezelf alleen zou
ik daar nooit toe gekomen zijn. Ik
ïoorde spreken van de burgerlijke
chauffeurs bij de Urtelgeen vervoer,
stationeren, van tijd tot tijd eens een
cort koersken met een vracht de-
cens of zoiets... Allee, een Duits- bur
gerlijke vervoerdienst die, voor zo-
ang ik er bij geweest ben, niets uit
richtte. Ik gaf me aan bij de Urtel in
Waart 1944. Ik kreeg zo 'n soort fak-
teurskepie en een rosse frak, zonder
meer. Aja, niewaar, de Duitsers die
waren zo toppezot dat ze een boer in
een uniform zouden gestoken hebben,
in ik verdiende geen dikke maar
toch een schoon pree.
Wat ik bij de Urtel verricht heb
k weet het zelf niet. Niets is weinig,
maar veel meer zal het niet geweest
zijn mijn auto gekuist vijf keren
per dag en inplaats van de bougie
vast te vijzen, ze los laten steken en
dan kon ik weer een half dagsken aan
mijne moteur werken Met de
bevrijding was ik natuurlijk veel te
eep om me te laten meevoeren. Ge
ziet van hier. Ik had suiker in mijn
naftetank gedaan.
Ik vierde feest en vlagde mee. Tien
dagen lang. Toen was er daar een
vrouwmens uit ons geburen, tegen
wie ik niet zo vriendelijk had willen
zijn als tegen ons Klotilde enfin, ge
verstaat me, eh, mijnheer. En die
ging me verklikken Want ik
noem dat zuiver verklikken Met
revolvers zijn ze me komen halen. En
ik zat Ik zat één dag, twee da
gen, één week, twee weken, één
maand, twee maanden. En ik keek
altijd naar die deur, waar geen bin-
nenklink aan was. Stel u voor, Mijn
heer, een deur zonder klink 1 Dat is
een deur van een gevangenis 1 Een
deur die nooit openging om me naar
huis te laten gaan. Iedere dag stond
ik tegen de deurstijl en wachtte... Ik
heb dagen gekend dat ik met handen
en voeten op die verdomde klinkloze
gesloten deur bonkte en schopte.
Kalm, Franske, zei de doktoor,
een celgenoot, dan. Kalm, manneken
Wij zijn het ook.
- Nog wat geduld, zei daar een
boer van in de zestig.
Kom, Franske, we gaan nog
een spelleken kaarten, zei me daar
een manneken van een en twintig en
die in Rusland gezeten had
Ik ga u nekeer vertellen hoe
ons moeder van de goeie Brabantse
vlaai gereed maakte, zei de kunste
naar, die juist een mooie schets ge
maakt had van Lammegoedzak op
de Pensekermis
Maar ik, ik schreeuwde het uit
Wat heb ik misdaan om in een ge
vangenis als een boef opgesloten te
worden Mijnheer, ik moet het u
niet zeggen wat ik daar aan leed,
longer en verlangen naar mijn vrouw
en kinderen heb meegemaakt
Ik kreeg bezoek van ons Klotilde
en de twee kinderen. Twee keren is
ze geweest. Ene keer met ons Finne
een dat toen een goede zeven maand
oud was. Een fel kind en een schoon
eind en ons Klotilde had het proper
tjes in de kleren gestoken. Want
't een gezegd gelijk als 't ander ons
klotilde was de moedigheid en de
blijheid zelve, altijd eender vol cou-
ragie en met niemand niet inzitten
,en straffe 1 Een goei vrouw.
En, zei ons Klotilde, mijnheer
de advokaat heeft gezegd dat als uw
geval voorkomt, dat ge direkt zult
mogen naar huis komen. Ik ben ze-
cer dat ge met Kerstmis thuis zijt.
Dat zou wat zijn 1 Met Kerstmis
thuis Met Kerstmis bij ons Klotilde,
bij ons Jefken en ons Finneken...
Daags vóór Kerstdag de man
nen in de cel waren volop bezig een
cerstkribbe te maken uit stukjes kar
ton en verroeste blikdozen werd
ik geroepen.
t Zal voor t Paleis van Justitie zijn,
zei de cipier. Maak u gereed.
Was me dat een spel in de cel,
'Proficiat!,, vanhier, "Gij hebt ge-
uk!,, van daar, "Vanavond zijt ge
thuis!,, van ginder. Ik trok op 1 In de
greffie stonden twee gendarmen te
wachten. Enkele papieren werden in
gevuld en met de ketting aan de pols
trokken de gendarmen met mij naar...
de terminus van de boerentram 11...
Gaan we naar 't Paleis van Ju
stitie niet, heren
Geen antwoord.
Dan zal 't wellicht naar mijn ge
boortedorp zijn. Inderdaad, we stap
ten de boerentram op. Ik als een ge
boeide boef tussen twee gendarmen.
De mensen, die me niet kenden, be
keken mij met verachting.
En wilt ge geloven: ik maakte me
ongerust. Zouden ze thuis iets gevon
den hebben dat tegen mij getuigde en
mijn «zwaar» dossier nog zou ver
zwaren Ik kon niet peinzen wat 1 En
verdere vijanden had ik toch ook niet
in ons geburen Maar stonden de
haat, de nijd, de afgunst... niet sprin-
gïns gereed om u, hoe onschuldig
ook, naar beneden te trekken Alla,
ik was gerust en niet gerust.
Op de tram waagde ik opnieuw
een vraag
Waar rijden we naartoe, heren 1
De gendarmen waren een tikje
vriendelijker
Naar uwen thuis
En waarom
We weten van niets
Nóg beter. Mijn begeleiders wisten
niet eens waarom ze me geboeid naar
huis brachten. Zou het parket ons
ginder opwachten
We stapten af in ons geburen. Ik
moest de gendarmen de weg wijzen
naar mijn thuis. De mensen knikten
me vriendelijk, maar me docht, een
tikje weemoedig, toe.
Toen duwde ik de deur open. Nog
geboeid, trad ik, de gendarmen achter
mij, de keuken binnen en daar... zat
ons moeder, het hoofd tussen de
armen op de roei van de stoof, de
paternoster in de hand.
Moeder
Moeder 1
Moeder trok haar stoel achteruit,
wankelde even, hield de roei van de
stoof vast en...
Franske 1 Jongen
Wat is er, moeder Waar is
Klotilde Waar zijn de kinderen
Toen... toen besefte ons moeder
dat ik van niets afwist. Ze werd bleek
als het nikkel van ons stoof, herpakte
zich...
Maar, Franske, ze zijn er almee
weg Ge komt te laat 1
Hoe, mee weg? Met wie te laat?
Finneken Dood 1 Ze zijn er
mee weg naar de kerk
Ons moeder snikte niet, weende
niet. Ons moeder is een harde. Ze
wist dat nu vooral zij moederlijk hard
moest zijn.
Maar ik, mijnheer... Ze hebben
me later verteld dat ik tien minuten
lang met bei mijn handen de boei
en waren reeds gelost de tussen-
stijlen van ons provisiekastje heb
vastgegrepen. Zó maar... om een
vaste greep te hebben... En dat de
schotels en tassen binnenin het kastje
rammelden door 't beven van gans
mijn lichaam. Ik stond daar, zó maar...
Tien minutenlang. Zonder een woord
te spreken.
Wat ik gedaan of gedacht heb,
weet ik niet.
Tien minuten. Toen was het over.
Toen viel ik op een stoel en snikte 1
weende 1 huilde 1
De gendarmen stonden daar gelijk
twee gestraften. Ze wilden het leed
van een vader die een kindeke van de
Zie vervolg 3e bladzijde le kolom.