De benarde toestand van
onze tuinbouw
De Teelt van Korrelmaïs
Arbeid adelt
Voor en door de
Landbouwers
AALST 7 APRIL 1951
Verschijnt iedere Zaterdag
30ste JAARGANG Nr 1453
Abonnementsprijs
60 fr. '8 jaars.
Burelen
Zeebergkaai, 5, Aalst
Telefoon Nr 242.67.
Postcheckr. 1425.93.
Handelsr. Aalst 145.
LANDBOUWWEEKBLAD
Orgaan der S. M. Redt U Zeiven.
Het overnemen van artikelen zonder aanduiding
der bron is streng verboden.
O. CAUDRON.
De medewerkers zijn verantwoordelijk
voor hun bijdragen.
Doeltreffende invoerpolitiek vereist.
De tuinbouw is een noodzakelijke
bedrijfstak van onze landbouw en
meer bijzonder van de Vlaamse
landbouw omdat hij arbeid en het be
staan verschaft aan talrijke landbou
wersgezinnen op een beperkte op
pervlakte grond. Ons land telt immers
zowat 195.000 bedrijven die een op
pervlakte beslaan van minder dan
5 ha. Anderzijds tellen de landbou
wersgezinnen in het Vlaamse land
nog veel kinderen. Terwille van deze
beperkte oppervlakte en deze familie
toestand doen deze bedrijven in min
of meer sterke mate dan ook aan in
tensieve tuinbouw.
De meeste tuinbouwspecialiteiten
zijn gezinsbedrijven die veel arbeid
vergen. In de tuinbouw vertegen
woordigt de arbeid gemiddeld 60 tot
75 t.h. van de voortbrengstkosten.
Ook in het raam van onze natio
nale economie bekleedt de tuinbouw
een plaats van groot belang die ten
volle economisch en sociaal verant
woord is zoals wordt aangetoond
door volgende gegevens
Volgens de telling in 1950^bedroeg
de oppervlakte besteed aan de tuin
bouw in open lucht
Groenteteelt 30.407 ha.
Fruitteelt 61.833 ha.
Bloementeelt 720 ha.
Boomkwekerij 1.444 ha.
Tuinzaden-, groente
en bloemenplantsoen 129 ha.
Totaal 94.533 ha.
Hierbij komen nog 916 ha. onder
glas.
De bruto-waarde van de tuinbouw-
productie vertegenwoordigt circa
7 Milliard frank.
Het kapitaal belegd alleen in de
tuinbouwteelten onder glas bedraagt
3.090.000.000 fr., terwijl de bruto-
opbrengst kan geraamd worden op
650 millioen frank. De teelten onder
glas verschaffen het bestaan aan
6700 gezinnen die circa 37.000 per
sonen vertegenwoordigen.
De ondergang van de tuinbouw
ware voor onze nationale economie
en inzonderheid voor het Vlaamse
land een ramp zonder weerga en op
sociaal gebied zou hij het leger der
werklozen geweldig opvoeren.
Nochtans gaat het die weg op,
indien onze regering geen berede
neerde en doeltreffende politiek volgt
ten opzichte van de invoer van
vreemde tuinbouwproducten.
Welke is immers de toestand tij
dens de laatste jaren 1*--
Wijl de uitvoermogelijkheden voor
onze tuinbouwproducten steeds be
perkter worden, wordt de Belgische
markt ontredderd door overtollige
invoer in de eerste maanden van het
jaar van groenten uit het zuiden
(Italië en Frankrijk) en nadien uit het
noorden (Nederland). Deze invoer is
zo aanzienlijk dat de producten wor
den afgezet tegen prijzen die lager
liggen dan de inlandse voortbrengst
kosten. Het gevolg van deze wantoe
stand is, dat onze voortbrengers met
verlies werken en geleidelijk naar de
ondergang gaan. Men begrijpt dan
ook dat talrijke tuinbouwers ontmoe
digd zijn en dat hun zonen er van
afzien hun toekomst te zoeken in het
uitbaten van een zelfstandig bedrijf.
De arbeiderssyndikaten eisen dat
de koopkracht van de -arbeiders op
peil gehouden wordt en hebben met
dit doel de koppeling van de lonen
bekomen aan de evolutie van het
indexcijfer der kleinhandelsprijzen.
Dit standpunt der syndikaten werd
door de regering bijgetreden. Her
haaldelijk zagen wij de Minister van
Arbeid en Sociale Voorzorg als be
middelaar optreden tussen werkge
vers en werknemers om aan de ar
beiders dit billijk loon te verzekeren.
Onze tuinbouwers die niet alleen
hun noeste arbeid geven doch ook
hun kapitaal inzetten voor de uitba-
ting van hun bedrijf hebben, even
zeer als de arbeiders, aanspraak op
het behoud der koopkracht van de
opbrengst hunner bedrijvigheid. Dit
beduidt dat zij recht hebben op ren
derende verkoopprijzen die niet alleen
de voortbrengstkosten dekken, doch
ook een behoorlijke vergoeding om
vatten voor hun arbeid en voor het
kapitaal belegd in hun bedrijf.
Om aan onze tuinbouwers deze
renderende verkoopprijzen te verze
keren, heeft de Regering de dringen
de plicht een invoerpolitiek toe te
passen welke de vreemde producten
enkel op onze markt toelaat op tijd
stippen en in hoeveelheden die geen
hinderpaal stellen tegen de afzet on
zer eigen producten tegen redelijke
(Zie vervolg 2e bladzijde le kolom),
In de akkerbouw hebben onze
boeren een uitgesproken voorkeur
voor die gewassen, die ze al jaren
verbouwen en waarmee ze dan ook
een uitgebreide ondervinding hebben.
De opbrengsten in kg of in geld mo
gen dan nog zoveel te wensen over
laten, moeilijk zullen ze de gewone
kringloop van vruchten verlaten om
eens een ander gewas te beproeven.
Alhoewel voor deze handelwijze
grondige reden aan te voeren zijn,
zoals bv. de vruchtafwisseling en de
opgedane ondervinding, toch kunnen
wij niet goedvinden dat onze boeren
zo weinig durf hebben waar het gaat
om een winstgevende vrucht. Wij
kennen zo het geval van het koolzaad.
Ja zeker, door de verplichte verbou
wing gedurende de oorlog had kool
zaad op voorhand iedere sympathie
verloren. Maar na de oorlog was
iedereen toch volkomen vrij. Wij
vragen ons dan ook af waarom kool
zaad, waarvan de prijs tot in 1949
zeer hoog was, toen niet algemeen
werd verbouwd. Geen enkele graan
soort heeft na de oorlog zulke prijzen
bereikten toch
Wij staan nu weer voor zo'n geval
de maïs. Iedereen zal de laatste tijd
wel aan den lijve ondervonden heb
ben dat maïs voor 't ogenblik het
duurste voedergraan van de markt is.
Voegen wij daarbij dat de opbrengst
in kg voor geen enkele andere graan
soort moet onderdoen.
In Nederland bv. hebben ze de
teelt van de korrelmaïs al spoedig
aangevat. En de uitslagen zijn zeer
bemoedigend geweest, zodat van
jaar tot jaar de beteelde oppervlakten
stijgen. Ware het niet nuttig een
proef met korrelmaïs te doen
Wij achten het dan ook gepast
hier het bijzonderste van de korrel-
maïsteelt uiteen te zetten. Men zal
daarbij algauw bemerken dat er niets
speciaals aan is.
Grond.
Alhoewel de korrelmaïsteelt op
klei- en zandgrond zeer goed gedijt,
schijnt hij toch het meeste bijval te
hebben op de lichtere gronden. Dat
hangt wellicht samen met het feit dat
op de kleinere bedrijven van de lichte
gronden in verhouding meer arbeids
krachten aanwezig zijn, die bij de
maïsteelt worden vereist. Zolang het
echter niet gaat om zware en koude
gronden, die in het voorjaar lang nat
en koud blijven, zal de grond zeker
geen moeilijkheden geven. Wij mo
gen de gronden uit onze streek dan
ook wel als geschikt aanzien.
De zuurheidsgraad moet minstens
5,2 zijn.
Grondbewerking.
Wijkt weinig af van deze voor de
andere zomergranen. Maïs heeft
graag een goed bewerkt, maar bezakt
zaaibed. Diep ploegen vóór de Win
ter is dus wel gewenst. ü-
(Zle vervolg 4' bladzijde 1' kolom)
Schema van een droogrek.
De 3
Koornb
loem
STICHTER EN BESTUURDER
Cliché Fehelaz.