Rond de Landbouwbegroting 1951
Hoe verbeteren wij onze Weiden
Arbeid adelt
Voor en door de
Landbouwers
In de Engelse hoppelochti ngen
AALST 26 MEI 1951
Verschijnt iedere Zaterdag
30ste JAARGANG Nr 1460
Abonnementsprijs
60 fr. 's jaars.
Burelen
Zeebergkaai, 5, Aalst
Telefoon Nr 242.67.
Postcheckr. 1425.93.
Handelsr. Aalst 145.
LANDBOUWWEEKBLAD
Orgaan der S* M. Redt U Zeiven.
Het overnemen van artikelen zonder aanduiding
der bron is streng verboden.
O. CAUDRON.
De medewerkers zijn verantwoordelijk
voor hun bijdragen.
(2de bijdrage).
In ons vorig nummer hebben wij
een samenvatting gegeven van een
gedeelte van het verslag, uitgebracht
door de heer volksvertegenwoordiger
Maes namens de Kamercommissie
voor Landbouw, waarin werd ge
handeld over het vijfjarenplan van
landbouwpolitiek der Regering 1951-
1955. Wij hebben tevens over be
paalde punten van dit plan onze ziens
wijze medegedeeld.
Nog enkele andere hoofdstukken
van dit verslag verdienen de aan
dacht. Wij zullen er even bij stil
staan.
Het loon of vergelding
voor het landbouwwerk.
Het lijdt geen twijfel, zegt de ver
slaggever, dat bij het weerbaar ma
ken van gans het economisch poten
tieel van West-Europa, een dringend
beroep zal gedaan worden op diege
nen die de bevoorrading der bedreig
de bevolking in handen hebben.
De inschakeling van land- en
tuinbouw in de mobilisatie van al de
krachten der natie en volgens de
dwingende richtlijnen der internatio
nale conjunctuur, zal aan de land
en tuinbouwbevolking bijkomende
krachtinspanningen en nieuwe offers
vragen. Men hoort soms schuchter
bedenkingen maken als deze 't zal
moeten oorlog worden vooraleer de
boeren het terug goed zullen hebben,,.
Zonder te verwijlen bij de soms
onrechtvaardig sarcastische bedoe
ling van dergelijke bedenking, kan
niet genoeg het tragische onderlijnd
worden van een zekere werkelijkheid
weiketen grondslag ervan ligt. Er
zou iets totaal verkeerd zijn in een
maatschappij waarvan kan gezegd
worden dat zij alleen in oorlogstijd
de boeren toelaat hun brood te ver
dienen. Er zou iets onrechtvaardigs
zijn in een regime, dat verondersteld
wordt in rustige tijden aan zijn stevig
ste steun geen menswaardig bestaan
te kunnen verzekeren
De Heer Maes onderzoekt vervol
gens de
Algemene economische
toestand van de Landbouw.
Om deze te beoordelen komen
naar zijn mening drie hoofdfactoren
in aanmerking de productiemiddelen,
het landbouwindexcijfer en het kre
diet.
A) De productiemiddelen.
Aan de hand der tellingen van 15
Mei 1948, 1949 en 1950 verstrekt de
verslaggever ons volgende tabel,
waarin het opgegeven procent het
verschil aanduidt tussen 1949 en
1950:
Tarwe
Suikerbieten
Aardappelen
Landbouwpaarden
Melkkoeien
Overige runderen
Varkens
1948
125.000 ha
45.231
88.000
1949
153.100
59.900
88.800
253.000 stuks 244.500
721 000 849.500
939.000 1.029.500
657.000 1.076.300
1950
173.700
62.500
98.000
242.500
932 600
1.168.200
1.329.400
Men moet zich echter afvragen
in hoever deze opgaven met de wer
kelijkheid overeenstemmen. Het blijft
in elk geval een zeer nuttige aanwij
zing.
B) De landbouwindex.
Het verschil tussen de globale in
dex der verkoopprijzen en deze der
voortbrengstkosten in de landbouw
vertoonde in de loop van het jaar
1950 volgende ontwikkeling
Januari 34
Februari 31,8
Maart 27,3
April 26,8
Mei —29,1
Juni 50,5
13,5
4,3
10,4
0,6
9,8
13,5
23,5
—66,6
Augustus 51,8
September 54,4
October 57,5
November 52,4
December 42,4
Uit deze cijfers blijkt, dat de ver
koopprijzen in de landbouw tijdens
het jaar 1950 steeds aanzienlijk heb
ben gelegen onder de productiekos
ten.
Terecht voegt de verslaggever
nochtans volgende bemerkingen bij
deze gegevens betreffende hunne
interpretatie
(Zie vervolg 2' bladzijde 1kolom.)
Het weidevraagstuk in ons land.
De graas- en hooiweiden beslaan
ongeveer 40 van de landbouw
gronden in ons land. Uit hoofde van
een tekort aan arbeidskrachten en
wellicht ook omwille van de grote
daguren (als knechten moeten ge
huurd worden) is de Belgische vee
houder de laatste tijd overgaan tot
een steeds verder uitbreiden van zijn
weidegronden en dat ten koste van
zijn andere teelten.
Wij menen echter dat wij voor het
ogenblik over een voldoende opper
vlakte weiden in verhouding tot onze
veestapel beschikken. Wat echter nog
niet wil zeggen dat onze weiden vol
doende voedsel voor onze veestapel
geven. Het komt er dan ook op aan
de bestaande weiden meer productief
te maken.
Het is een feit dat de onderhouds
kosten van de weiden reeds merkelijk
lager liggen dan deze voor ander
bouwland. Maar dat wil nog niet
zeggen dat ze daarom volledig moe
ten verwaarloosd worden. Wij moe
ten uit de weiden halen, wat er uitjte
halen is.
Bijgevolg ingeval de boeren gro
tere hoeveelheden gras van goede
hoedanigheid wensen, moeten ze
zulks niet zoeken in het uitbreiden van
de oppervlakte, maar wel in het op
drijven der opbrengst per hectare.
Dat zal hen toelaten hun aangroeien
de veestapel te voeden.
De toestand van onze weiden.
Men is geneigd de weiden te zien
als een noodzakelijk kwaad op de
boerderij. Anderen zijn van oordeel
(Zie vervolg 2e bladzijde 2e kolom).
Op een uitgestrekte hoeve te Marden, Kent (Engeland) werd een wed
strijd georganiseerd in het spannen van draden, langswaar de hopranken
zullen opgroeien. Op de foto zien we de winnaar, Charles Kimber, 45 jaar,
uit Merryworth, staande op hoge stelten. Aan de kinderen, benederi^hem,
legt hij uit hoe men voor dit dradenspannen te werk moet gaan. j
De
Koornb
loem
STICHTER EN BESTUURDER