tjr -i
De verhoging onzer landbouwproductie Hoe voeden wij onze Varkens 1
kader der Europese samenwerking.
adelt
Voor en door de
Landbouwers
AALST 10 NOVEMBER 1951.
Verschijnt iedere Zaterdag
30ste JAARGANG Nr 1484
Abonnementsprijs
60 fr. 's jaars,
Burelen
Zeebergkaai, 5, Aalst
Telefoon Nr 242.67.
Postcheckr. 1425,93.
Handelsr. Aalst 145.
LANDBOUWWEEKBLAD
Orgaan der S. M. Redt U Zelvcn.
Het overnemen van artikelen zonder aanduiding
der bron is streng verboden.
O. CAUDRON.
De medewerkers zijn verantwoordelijk
voor hun bijdragen.
in het
In het kader der Marshall-hulp en
haar uitvoeringsorgaan de Europese
Organisatie voor Economische Sa
menwerking (E.O.E.S.), werd van
meetaf doch vooral de laatste tijd,
het accent gelegd op de noodzakelijk
heid de productiviteit der Europese
bedrijven op te voeren met het dub
bel doel1) de invoer van grondstof
fen en uitrustingsgoederen uit de Ve
renigde Staten en de dollarzone te
verminderen en aldus het tekort op
de betalingsbalans der Europese lan
den die deelnemen aan het Marshall
plan tegenover de Verenigde Staten
te verminderen 2) door een verhoog
de productie, onder toepassing van
methodes die de voortbrengstkosten
zoveel mogelijk inkrimpen, het ver
bruik te verhogen en aldus de volks
welvaart op te voeren.
De Europese landbouw kreeg van
wege de E.O.E.S. de opdracht de
productie van voedingswaren en
meer bijzonder van veevoeders op te
voeren om de invoer dezer produc
ten uit de dollarzone te verminderen
die bijzonder zwaar weegt op de beta
lingsbalans der deelnemende landen
Voor menselijk gebruik
Na aftrek van de invoer
van producten voor de
veevoeding
De auteur van de bijdrage betoogt
dat deze aanzienlijke stijging van de
globale productie in hoofdzaak te
wijten is aan de verbetering van het
rendement per ha der teelten, aan de
rationalisatie van de voortbrengst,
van de bewaring en van de voeder
en fokmethodes.
Doch deze cijfers doen vooral de
klaarblijkelijke verbetering uitkomen
van de toestand op gebied van vee
voedingsproducten. Gedurende de
laatste drie jaren werd de invoer ge
stabiliseerd op een peil, dat 30 Ja
ger ligt dan het vóóroorlogse en liet
niettemin een grotere productie toe
van veeteeltproducten voor mense
lijk verbruik gaande tot 10
Tengevolge van de evolutie der
economische conjunctuur veroorzaakt
door de internationale verwikkelin
gen, zijn de moeilijkheden inzake
voorziening in grondstoffen voor de
aan het Marshall-plan tegenover de
Verenigde Staten.
Men kan zeggen dat de aldus op
gevatte politiek ernstig werd nage
streefd door de deelnemende landen
en dat de Europese landbouw een
verhoogde productie heeft bereikt
welke gepaard ging met een aanzien
lijke vermindering van de invoer van
grondstoffen voor de veevoeding,
wat wijst op een meer rationeel ge
bruik van de nationale hulpbronnen
inzake veevoeders.
In een flinke bijdrage gepubliceerd
door de heer A. Van Lancker, be-
stuurssecretaris bij de Economische
Diensten van het Ministerie van
Landbouw, onder hoofding De
krachtinspanning van de Belgische
landbouw in het kader van de Euro
pese samenwerking in het Land-
bouwtijdschrift nr 9 van September
1951worden volgende cijfers mede
gedeeld uit een studie van de E.O.E.S.
betreffende de verhoging der land
bouwproductie in de deelnemende
Europese landen aan het Marshall
plan.
Vóóroorlogs gemiddelde 100.
83
96
105
114
'"117
121
87
100
109
118
122
127
landbouw, waarbij de veevoeders een
overwegende rol spelen, nog scher
per geworden.
De Heer A. Van Lancker onder
zoekt vervolgens welke verwezenlij
kingen de Belgische landbouw op
zijn actief heeft op het gebied der op
voering van de totale productie en
meer bijzonder van de veevoederpro
ductie.
België, waarvan de landbouw sterk
door de oorlog te lijden had, heeft
op merkwaardige wijze zijn landbouw
productie hersteld. In 1950 was het
in staat 77% van zijn behoeften aan
land- en tuinbouwproducten te dek
ken.
In het kader van de E.O.E.S. ge
plaatst, zijn deze verwezenlijkingen
zeer aanmoedigend geweest, vermits
de productie voor menselijk verbruik,
na afhouding van de invoer van vee-
(Zie vervolg 2' bladzijde 1' kolom
In onze vorige artikelen hebben
wij een en ander gezegd over de ver
zorging van de varkens in 't algemeen
en over deze van kweekdieren in het
bijzonder.
Het hoofddoel van de voeding der
kweekdieren is hen in staat te stellen
gezonde en levenskrachtige biggen
voort te brengen. Deze biggen echter
mogen nu aan de hoogste eisen vol
doen, toch zal de kweker met uiterste
zorg moeten te werk gaan om de
kweek tot een goed einde te brengen.
De Biggen.
We nemen aan dat de biggen zul
len geboren worden in een stal die
aan redelijke eisen voldoet. Dit wi
dus zeggen dat deze voldoende warm
en tochtvrij is om de kleine bibberen
de diertjes niet van koude te doen
sterven en er zo weinig mogelijk kans
is ze door de moeder te doen dood-
liggen. In de eerste levensweken zijn
de diertjes voor hun voeding uitslui
tend aangewezen op de moedermelk.
Deze blijft van zeer groot belang ge
durende de hele zoogperiode, die on
geveer zal eindigen 6 a 10 weken na
de geboorte.
Voeding van de biggen.
Hoe uitermate nuttig en voedzaam
de moedermelk ook is, toch ontbre
ken er een paar elementen aan die
spoedige bijvoeding van de biggen
zeer gewenst maken. Melk is onder
andere arm aan het mineraal dat be
langrijk is voor de bloedvorming, zo
dat een langdurige melkvoeding zon
der bijvoeging aanleiding tot bloed
armoede kan geven.
In een afgesloten gedeelte van het
hok geve men de biggen zo spoedig
mogelijk de gelegenheid wat voeder
op te nemen. Dit is als regel met ta
melijk weinig moeite te bereiken. In
dit afgesloten gedeelte, waar dus al
leen de biggen kunnen komen, geeft
men vanaf een leeftijd van ongeveer
10 dagen een graszode, slootbagger
of as. De diertjes zullen daarin lustig
wroeten en knabbelen, daarnaast
plaatst men een bakje met een weinig
droog biggenmeel. En ook daarin
zullen de diertjes gaan snuffelen en
likken en al heel spoedig eten.
In het eerste begin zal dit een zeer
geringe hoeveelheid zijn, maar de
mineralen die ze zullen opnemen uit
de graszoden, de bagger of de as, en
het weinige droge meel zullen meer
dan voldoende zijn om de mogelijke
tekorten van de moedermelk aan te
vullen.
Naargelang de biggen ouder wor
den en groeien zal de hoeveelheid
melk minder in hun behoefte voor
zien en zullen ze geleidelijk' aan meer
en meer biggenmeel gaan eten.
Men kan dan verder doorgaan
volgens de droogvoedermethode.
Droog biggenmeel met daarnaast
fris, niet te koud drinkwater of ge
deeltelijk droog en gedeeltelijk aan
gemaakt voederen.
In dit geval handele men als bo
ven, doch geve men 2 maal per dag
een hoeveelheid biggenmeel met wa
ter aangemaakt tot een matig gebon
den bras. Dit aangemaakte eten mag
niet te koud zijn en moet achter el
kaar worden opgenomen. Als men er
de voorkeur aangeeft om uitsluitend
braste voederen (aangemaakt biggen
meel met water) dan is hiertegen
geen bezwaar, doch dan moet dit
voeder aan jonge biggen, op gere
gelde tijden en minstens 4 maal per
dag gegeven worden.
We steunen er op niet te koud en
in hoeveelheden die betrekkelijk vlug
achtereen opgenomen worden. Heeft
men de beschikking over goede onder-
melk of karnemelk dan kan dit samen
met een eiwitarm biggenmeel (Big
genmeel O) worden gebruikt. Naast
ondermelk of karnemelk mag nimmer
een eiwitrijk Biggenmeel worden ge
geven, maar het is evenmin goed
daarbij uitsluitend graanmeel te ge
ven, daar in dit geval zal gerekend
kunnen worden met een tekort aan
vitaminen en mineralen.
Men vergete niet dat de jonge die
ren weefsels en geraamte moeten
vormen en daarvoor behoeven ze
een voeding die niet te vet maakt.
Jonge dieren moeten robust en
sterk, maar niet vet zijn.
In het geval men vette marktbig-
gen wil bekomen en dit zal zolang het
geval zijn als daarvoor kopers zijn,
dan kan men naast het biggenmeel
wat gekookte aardappelen of wat
tarwebloem geven. Hierdoor zullen
de biggen vetter worden, maar dit
vet verdwijnt weer als ze op een nor
male voeding op het mesthok komen
en is dus absoluut verlies. Buitendien
crijgen opgepapte biggen gevoelige
spijsverteringsorganen en dit geeft bij
de latere periode gemakkelijk aanlei
ding tot voedingsstoornissen. Iedere
varkersmester die zijn vak verstaat
zal daarom weigeren te vette of op-
gepapte biggen aan te kopen.
Zit vervolg 2e bladzijde 2e kolom.
Q 1
8
Hoornb
loem
STICHTER EN BESTUURDER
1947-48
1948-49
1949-50
1950-51
1951-52
1952-53
voorlopig
vooruit
vooropge
zichten
stelde doelen