Enkele beschouwing bij de landbouwtelling
van 15 Mei 1951.
IMMER VOORUIT...!
Weekblad
Voor en door de Landbouwers
Arbeid adelt
AALST 1 DECEMBER 1951.
Verschijnt iedere Zaterdag
30ste JAARGANG Nr 1486
mm
Voor de Ontwikkeling en de
Standsverdediging van de Landbouwers
Beheer t Zeebergkaai, 5, Aalst Tel. 242.67
Orgaan van de
Landbouwersvereniging
REDT U ZELVEN
O. CAUDRON.
Het Nationaal Instituut voor de Sta
tistiek heeft enkele voorlopige uitslagen
medegedeeld van de algemene land
bouwtelling en van de gewone land
bouwtelling van Mei 1951. Hieronder
publiceren wij enkele dezer belangrijkste
gegevens er een woord commentaar
bijvoegende.
Het aantal landbouwbedrijven.
Op 15 Mei 1950 waren er in ons land
990.900 landbouwbedrijven. Doch hier
van waren er 16.400 zonder eigenlijke
teelten en 722.600 met minder dan 1 ha
uitbating. Wanneer wij deze bedrijven
van het totaal aantal aftrekken, dan blij
ven er 251.900 bedrijven onderverdeeld
als volgt
Van 1 tot 3 ha 95.800
van 3 tot 5 ha 51.800
van 5 tot 10 ha 58.300
van 10 tot 20 ha 32.500
van 20 tot 30 ha 7.800
van 30 tot 50 ha 3.600
van 50 tot 1C0 ha 1.800
van 100 ha en meer 300
bedrijven 251.900
In totaal beschikken deze bedrijven
over 1.720.000 ha grond. Dit maakt een
gemiddelde oppervlakte per bedrijf van
6,8 ha. Er zijn 147.600 bedrijven van 1
tot 5 ha of ongeveer 2/3de van het totaal.
Voegt men bij dit laatste aantal de be
drijven tot minder dan 10 ha dan komt
men tot 205.900 bedrijven of meer dan
80 t.h.
Uit deze gegevens mag worden afge
leid dat België een land is met kleine fa
miliale landbouwbedrijven.
Van het totaal van 1.720.000 ha
worden 552.000 ha in eigendom uitge
baat, hetzij minder dan het derde, en
1.168.000 ha zijn verpacht.
Deze toestand toont de noodzakelijk
heid aan ener degelijke pachtwet welke
aan de pachter een behoorlijke bedrijfs
zekerheid verstrekt.
Indeling der teelten volgens de telling
van 15 Mei 1951,
Volgens de
telling komen de teelten alsvolgt voor
bij vergelijking met 15 Mei 1950:
Teelten 15 Mei 1950 15 Mei 1951
Wintertarwe
155.300
145.800
zomertarwe
18 000
12.200
rogge
89.100
81.000
wintergerst
26.100
26 100
zomergerst
57.400
62.000
haver
178.300
162.700
suikerbieten
62.600
65.300
vlas
24.400
34.000
tabak
1.800
2.200
aardappelen
98.400
89.500
voederbieten
74.700
74.200
Deze cijfers wijzen uit dat
de tarwe-
teelt ten opzichte van 1950 is afgenomen
en wel met circa 10.000 ha voor de
wintertarwe en circa 6.000 ha voor de
zomertarwe. Wij betreuren deze ver
mindering, omdat het behoud van het
tarweareaal op een behoorlijk peil nood
zakelijk is voor onze algemene economie
en meer bijzonder voor onze landbouw
economie als factor van evenwicht in
de productie. Doch wil men dit resultaat
bereiken in voldoende mate, dan dienen
twee voorwaarden vervuld het vast
stellen van een behoorlijke richtprijs voor
de inlandse tarwe en het bekend maken
van deze richtprijs vóór de uitzaai van
de volgende oogst.
Wat de richtprijs betreft noteerden
wij met genoegen een zekere aanpas
sing voor de oogst 1951. Doch waarom
kon de regering vóór de uitzaai min
stens de algemene richtprijs niet bepalen
voor de oogst 1952, zoals zulks in Ne
derland geschiedt
De andere teelten.
De haver werd verminderd met onge
veer 16.000 ha. De verschuiving heeft
plaats naar meer renderende teelten
zoals zomergerst (-f- 6.000 ha), naar het
vlas (10.000 ha), naar de suikerbieten
3.000 ha).
Deze verschuiving blijkt ons goed.
Doch dient gezegd, dat een uitbreiding
van de suikerbietteelt het gevaar biedt,
bij een normale opbrengst, een zekere
hoeveelheid buiten het vastgesteld con
tingent der inlandse suikerproductie te
doen leveren. Deze hoeveelheid zou niet
genieten van de bepaalde richtprijs en
zou enkel afzet vinden tegen de prijs der
wereldmarkt. Doch daar zowel wat be
treft het gewicht van de wortelen als
hun suikergehalte de oogst dit jaar niet
gunstig is, zal er niet buiten contingent
dienen geleverd.
Wat de prijs der suikerbieten aangaat
dient een verhoging ernstig in overwe
ging genomen ingevolge de stijging van
de lonen voor het rooien met 10 t.h. se
dert vorig jaar, de vermeerdering van
het loon der bestendige landbouwarbei-
ders en van de prijzen der grondstoffen.
Het is toch logisch dat de prijs van het
product aangepast wordt aan de pro
ductiekosten. Indien de regering de sui
kerprijs voor de verbruiker niet wenst te
vermeerderen, dan moet zij maar de
overdrachttaks in verhouding vermin
deren.
De [veestapel.
Ziehier de voorlopige cijfers van het
vee op 15 Mei 1951 ten opzichte van
15 Mei 1950:
Paarden Mei 1950 Mei 1951
Landbouwpaard. 243.800 229.500
Niet-landbouwp. 22.100 19.500
Zie vervolg onderaan hierneven
Van alle zijden worden onze land
bouwers aangepord om steeds maar
beter te doen op hun boerderij en steeds
maar groter oogsten te winnen. De ene
groep schrijvers dreigt voortdurend met
de Nederlandse concurrentie, en tracht
onze boeren duidelijk te maken dat ze
alle krachten moeten inspannen om het
tegen de Hollanders te kunnen bolwer
ken, andere schrijvers hechten niet zo
zeer belang aan de Nederlandse mede
dinging, maar leggen de nadruk op de
winstgevendheid van het bedrijf. Het is
immers duidelijk dat op een bedrijf, waar
per oppervlakte-eenheid meer produkten
worden gewonnen, ook grotere winst
mogelijkheden zijn.
Wat er ook van zij, beide groepen
hebben waarschijnlijk wel gelijk. Wij
zelf wensen vooral de nadruk te leggen
op de tweede zienswijze. Zonder ons om
de buitenwereld te bekommeren moet
het onze dagelijkse zorg zijn, met zo
weinig mogelijk inspanning, en zo wei
nig mogelijk kosten de hoogste opbreng
sten uit het bedrijf te halen.
Er zijn zwartkijkers die beweren dat
het opdrijven van de opbrengsten niet
meer mogelijk is. Wij zijn daarmee niet
akkoord. Wij herinneren ons zo goed
dat de eerste wereldoorlog ons werd af
geschilderd als het wreedste dat kon be
staan. Moderner wapens zouden er zeker
wel niet meer uitgevonden worden. De
laatste oorlog heeft nochtans heel wat
anders aangetoond en intussen zitten wij
weer al een hele stap verder.
De wetenschap is natuurlijk al heel
ver gevorderd, en veel is er reeds uit
gevonden, maar wie durft er te zeggen
dat wij aan het eind zitten Bijna alle
dagen komen er nieuwigheden bij en
moesten wij met één sprong in de jaren
2.000 verplaatst worden, wij zouden ons
daar niettegenstaande al onze moderne
wetenschap en alle nieuwe machines,
hopeloos verouderd voelen. De wereld
Rundvee
Melkkoeien 896.000 871.800
Melk- en trekkoei. 39.8C0 47.200
Andere runddier. 1.176.400 1.238.100
Totalen 2.112.300 2.157.100
Varkens 1.343.800 1.262.500
Schapen 193.800 162.000
Geiten 89.200 73.200
De paarden zijn eens te meer vrij
sterk verminderd in aantal, wat te wijten
is aan de toenemende mechanisatie. Het
totaal aantal runderen is licht gestegen
ten overstaan van 1950. Wij benaderen
op dit gebied ongetwijfeld de vóóroor
logse toestand.
Het aantal varkens is ook niet onaan
zienlijk gedaald. Dit is voorzeker te wij
ten aan de slechte prijzen van vorig
jaar. Ook de schapen en geiten vermin
deren verder in aantal.
gaat, neen, hij vliegt vooruit, steeds
maar sneller, maar beter, gemakkelijker.
En de boeren moeten ons geloven als
wij hen zeggen dat ze hem zeker niet
zullen tegenhouden.
Hoe is zulke voortdurende vooruit
gang dan wel mogelijk Zeker niet om
dat de geleerden juist hetzelfde gedaan
hebben als hun voorgangers en zich be
paald hebben plichtmatig het hun voor
geschreven werk te doen. Die vooruit
gang is ontstaan uit het feit dat de ge
leerden geen vrede namen met het werk
van hun voorgangers, omdat ze daarvan
de onvolmaaktheden inzagen, omdat ze
het nog beter wilden doen en de vroe
gere fouten wilden vermijden. Omdat ze
immer voorwaarts wilden.
Al dit zoeken heeft natuurlijk veel in
spannende arbeid gekost en veel vruch
teloos zoeken en proberen. Maar de
resultaten, die ons alle dagen met be
wondering slaan, bewijzen wel voldoen
de welk effectief werk op korte jaren
werd geleverd.
Daar wordt wel eens gezegdiedereen
moet met zijn tijd meegaan. En dat is zo.
De wereld van vandaag is niet meer
dezelfde als deze van voor de andere
oorlog en iemand die tegenwoordig zou
rondlopen met de mentaliteit van vóór
50 jaar is hier niet meer op zijn plaats.
Vandaar dat ook de boeren met hun
tijd moeten meegaan. Wij hebben al
oude boeren ontmoet die het zich als
een verdienste aanrekenen dat ze hun
jonge zoons onder de duim houden.
Natuurlijk hebben ze overschot van ge
lijk als ze meester willen blijven op het
hof. Maar ze doen verkeerd met hun
jongens te beletten ook eens hun gedacht
te doen. Jongeren kunnen wel eens stom
miteiten uithalen, maar dikwijls hebben
ze ook goede gedachten. Waarom daar
tegen willen vechten De boer moet
ook steeds vooruit. Al maar door zoe
kend naar beter en meer, hij moet stre
ven naar een gemakkelijker manier om
zijn brood te verdienen, naar ruimer
gerieflijkheid in zijn eigen leven.
Wij weten wel dat iemand die alle
dagen tot over zijn oren in het zware
werk zit, niet veel gelegenheid heeft en
ook niet veel goesting om nieuwe din
gen te proberen... om op de koop toe
door zijn buren te worden uitgelachen.
Maar ze mogen toch ook niet vergeten
dat ons Heer hen niet alleen een paar
stevige handen heeft gegeven, maar ook
een kop, een kop met een stel hersenen
erin. Die hersenen moeten gebruikt wor
den. Het is verkeerd te werken als ma
chines. Een machine doet haar werk,
zonder zich af te vragen waar het werk
naar toe leidt, zonder zich te bekomme
ren over de effectiviteit van het werk.
De boer moet voor ieder van zijn han
delingen weten waarom hij dat doet, of
(Zie vervolg 2e bladz. Ie kolom
Koornbloem
Abonnementsprijs 72 fr. 's jaars.
Handregister Aalst Nr 145.
Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven
Nr 1425.93.
STICHTER EN BESTUURDER
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden.