De structuur en ontwikkeling
van onze landbouw.
Hoe praktisch de Afzet onzer
Land- en Tuinbouwprodukten bevorderen 1
Weekblad
Voor cn door de Landbouwers
Arbeid adelt
AALST 20 SEPTEMBER 1952.
31ste JAARGANG Nr 1529
Beheer t Zeebergkaai, 5,
Tel. 242.67
Aalst
Voor de Ontwikkeling en de
Standsverdediging van de Landbouwers
Lai
R
Orgaan van de
adbouwersvereniging
EDT U ZELVEN
O. CAUDRON.
(2de bijdrage)
Aan de hand van een interessante
reeks grafieken en de beknopte toelich
ting van hunne betekenis gepubliceerd
door de Heer R. Grooten, adjunkt-advi-
seur bij de Economische Diensten van
Landbouw, in het Julinummer 1952 van
het Landbouwtijdschrift hebben wij in
ons vorig nummer een beeld opgehan
gen van volgende bestanddelen in de
structuur en ontwikkeling van onze
landbouw
de benuttiging van de nationale bo
dem in 1950
het aantal en de oppervlakte onzer
landbouwbedrijven
de verhoudingen tussen landbouwuit-
batingen in eigendom en in pacht
de evolutie van de land- en tuinbouw-
bevolking
de waarde der landbouwproductie
de productiviteit in de landbouw
de invoer van niet-landbouwproduc
ten en van landbouwproducten
het aandeel van de land- en tuinbouw
producten in de invoer
het aandeel van de nationale land
bouwproductie in de bevoorrading van
de bevolking.
Uit de studie van de Heer Grooten
nemen wij nog volgende gegevens be
treffende enkele belangrijke teelten en
betreffende onze veestapel.
De tarwe teelt.
1947 was een zeer slecht, 1949 inte
gendeel een zeer goed tarwejaar. Dank
zij de maatregelen getroffen door de re
gering tot valorisatie der inlandse tarwe
stijgt het tarwearelaal opnieuw. De
voortbrengst per ha is alsvolgt
2.800 kg in 1936-38
1.800 kg in 1945
2.700 kg in 1946
1.600 kg in 1947
4.000 kg in 1949
3.200 kg in 1950
3.300 kg in 1951.
De broodgranen.
De oppervlakte broodgranen is sinds
1936-38 sterk gedaald. Dank zij de ver
hoogde eenheidsopbrengsten daalde de
productie niet in dezelfde mate. Ook de
invoer is ook gevoelig lager gebleven
dan de vóóroorlogse. De oppervlakte
besteed aan broodgranen bedroeg
335.000 ha in 1936, 170.000 ha in 1947
en 250.000 ha in 1951.
De voedergranen.
De oppervlakte besteed aan voeder-
granen is lichtelijk hoger dan in 1936-38,
vooral wegens de uitbreiding der zomer-
gerstteelt en niettegenstaande het terug
lopen van de haverteelt. Het toppunt
der productie in 1947 is nochtans een
gevolg van het uitvriezen der wintertar
we en het gebrek_'aan zaaigoed van zo-
mertarwe. i 15
De totale'productie is sterk gestegen,
de invoer liep gevoelig terug. Het are
aal besteed aan voedergraan bedroeg
245.000 ha in 1936-38, 310.000 ha in
1947 en 250.000 ha in 1951.
Suikerbieten en suikerproductie.
De opbrengst per ha der suikerbieten
en het suikergehalte zijn zeer uiteenlo
pend van jaar tot jaar. Een zeer hoge
opbrengst werd vastgesteld in 1950.
Zo bereikte de opbrengst aan suiker
bieten per ha 28 ton in 1936, 23 ton in
1945, 33 ton in 1946, 21 ton in 1947,
42 ton in 1950, 28 ton in 1951.
Het areaal bedroeg 44.000 ha in
1936, 65.000 ha in 1950 en 48.000 ha in
1951. De productie aan bruto-suiker be
droeg 280.000 ton in 1836, 440.000 ton
in 1950 en 265.000 ton in 1951.
Vlas en cichorei.
Vlas en cichorei zijn twee zeer con
junctuurgevoelige teelten. Het belang
van de cichoreiteelt is de laatste jaren
sterk afgenomen ten aanzien van 1936-
38. Voor de vlasteelt is deze tendenz
minder uitgesproken en spelen momen
tele invloeden zoals de mogelijkheid van
bevoorrading voor de vlassers doch ook
de prijzen van het vlas een beslissende
rol ten aanzien van de oppervlakte.
Aardappelen.
De productie van vroege aardappelen
verminderde ingevolge de verhoging
van de invoer en de vermindering van
de uitvoermogelijkheden.
Wat de niet-vroege aardappelen be
treft benadert de voortbrengst deze van
1936-38 spijts een geringere opper
vlakte.
Het aantal landbouwpaarden.
Sinds 1946 daalt het aantal landbouw
paarden voortdurend en in sterke mate.
Deze vermindering van het aantal gaat
echter gepaard met een veroudering van
de paardeDStapel. Ziehier enkele cijfers
nopens deze evolutie 250.000 stuks in
1936-38, 260.000 stuks in 1946, 240.000
stuks in 1948, 230.000 stuks in 1950 en
216.000 stuks in 1951.
Deze toestand is te wijten aan de be
perkte uitvoermogelijkheden, de minder
gunstige prijzen voor onze trekpaarden
en de geleidelijke uitbreiding van de
mechanisatie van de landbouw. Het aan
tal landbouwtractoren neemt voortdu
rend toe en bereikt in 1951 12.000 stuks.
De rundveestapel.
Het aantal stuks rundvee, uitgedrukt
in vee-eenheden, overtreft in sterke mate
de vóóroorlogse cijfers. De sinds de
oorlog opgaande lijn werd echter in
1947 tijdelijk onderbroken ingevolge het
Zie vervolg 3e bladzijde le kolom.
In een drietal bijdragen gewijd aan
het belangrijk vraagstuk van de afzet
onzer land- en tuinbouwprodukten heb
ben we achtereenvolgens gewezen op
de noodzakelijkheid hiervan en daarna
de mogelijkheden onderzocht op de ei
gen Belgische markt, in Benelux, in
West- Europa.
Dit wil niet zeggen dat hiermede alle
mogelijkheden werden nagegaan. Er
zijn nog andere landen waar bepaalde
producten een afzetgebied kunnen vin
den. We hebben ons echter beperkt tot
de hoofdprodukten..
Moeten we nu enkel afwachten Dit
ware reine onzin want er kan nog heel
wat tijd verlopen eer we de praktische
voordelen aanvoelen, van West-Europa
bijvoorbeeld.
Het systeem van bij de pakken te gaan
zitten heeft reeds menigeen naar de die
perik gebracht.
Wat ook de politieke en ekonomische
evolutie moge zijn van de komende
maanden en jaren we kunnen onmiddel
lijk, in eigen land, een aantal maatrege
len treffen of doen treffen welke samen
de uitvoer van de meeste onzer land- en
tuinbouwprodukten zullen bevorderen.
Uitvoer.
I. Er bestaat een Nationale Dienst
voor Afzet van Land- en Tuinbouw
produkten.
Het ligt niet in onze bedoeling heden
te wijzen op fouten en tekortkomingen
maar veeleer enkele wensen samen te
vatten welke onze voortbrengers zouden
ten goede komen
De N.D.A.L.T. (in onze tijd houdt
men nu éénmaal van afkortingen) dient
naast zijne huidige werkzaamheden meer
kontakt te zoeken en aan te knopen met
de diensten van het Ministerie van Bui
tenlandse Handel en dan voornamelijk
met onze landbouwattaché's in het bui
tenland.
Zo kan deze dienst heel wat nuttiger
voorlichtingsarbeid verrichten en tevens
afzetmogelijkheden aan de betrokke
nen aanwijzen. Tegelijkertijd zou de
N.D.A.L.T. de geïnteresseerden volle
dig moeten dokumenteren betreffende de
eisen en gewoonten van elke vreemde
markt waar mogelijkheden bestaan voor
onze land- en tuinbouwvoortbrengsels.
Voorzeker is het hoogst wenselijk dat
dit parastataal organisme geen handel
drijft maar het moet zakelijk kunnen in
lichten en voorlichten. Bureaucratische
methoden en vooroordelen, indien deze
mochten bestaan, dienen over boord ge
gooid.
Uiteindelijk mag er tevens van deze
dienst verwacht worden dat hij de uit
voer niet bemoeilijkt of dwarsboomt zo
als wel eens in het verleden geschiedde.
II. Waarom ook geen uitvoerkantoor
oprichten.
Het ideaal ware natuurlijk dat alle
landbouwverenigingen van ons land
konden samenwerken. Daar we echter
twijfelen aan deze samenwerking menen
we dat vooraanstaande persoonlijkheden
uit de landbouwwereld, uitvoerders,
enz... zelf het initiatief hiertoe moeten
nemen.
Deze stichting zou oneindig veel kun
nen bijdragen om onze uitvoer te sane
ren, te verhogen en uit te breiden.
III. Het aantal landbouw attachés dient
in elk geval verhoogd. Daarenboven
zouden deze personen niet alleenlijk
technisch flink moeten onderlegd zijn
maar tevens ekonomisch geschoold en,
wat het belangrijkste is minstens vol
doende handelservaring bezitten.
Of alle huidige landbouwattaché's aan
deze eisen voldoen betwijfelen we ten
zeerste.
Draven we niet door? Inderdaad zul
len vele lezers zich afvragen Wat zijn
en wat verrichten delandbouwattachés?
Een woordje uitleg past hier dan ook.
Zoals U weet bezit elk land in de
vreemde een soort vertegenwoordiging,
diplomatische vertegenwoordiging, wel
ke de naam draagt van ambassade, le
gatie, enz... Deze vertegenwoordiging
is gelast met het verdedigen der belang
en, van België, bijvoorbeeld, in andere
landen,; tevens ook met de Belgische
staat of zijne inwoners in te lichten no
pens het land waar deze vertegenwoor
diging gevestigd is.
Elk dezer vertegenwoordigingen telt
steeds een aantal specialisten op een
bepaald gebied welke men attaché
noemt. De meest gekenden zijn de poli
tieke, militaire en handelsattaché's. Vele
europese landen hadden tevens tussen
hun diplomatisch personeel landbouw
attaché's, die, speciaal de landbouwbe
langen te verdedigen en te bevorderen
hadden,
België was op dit gebied bijzonder
ten achter. Een uiterst schuchtere poging
werd vóór de oorlog gedaan, we hadden
toen 1 tot 2 landbouwattaché's.Veel zijn
we er niet op vooruitgegaan thans heb
ben we er 5 plus een adjunct.
Tot voorlichting onze lezers geven
we hierover een klein overzicht
Een belgisch landbouwattaché te
Parijs met als ambtsgebied Frankrijk,
Italië, Zwitserland, Spanje en Portugal.
Veel, veel te veel voor één persoon des
te meer daar de toestanden in de ge
noemde landen zeer uiteenlopend zijn.
Een landbouwattaché te Washington
voor de Verenigde Staten, Canada en
Mexico. De V. S. waren waarschijnlijk
(Zie vervolg 2* bladzijde 1' kolom.)
oornbloem
Abonnementsprijs 72 fr. 's jaars.
Handregister Aalst Nr 145.
Postche
ckr. S. M. Redt U Zeiven
Nr 1425.93.
STICHTER EN BESTUURDER
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden.