De zuivelpolitiek
in Nederland.
Het Ruiteren van Hooi.
Weekblad
Voor en door de Landbouwers
Arbeid adelt
AALST 13 JUNI 1953.
Verschijnt iedere Zaterdag
32ste JAARGANG Nr 1567
Beheer t Zeebergkaai, 5,
Tel. 242.67
Aalst
Voor de Ontwikkeling en de
Standsverdediging van de Landbouwers
Orgaan van de
Landbouwersvereniging
REDT U ZELVEN
O- CAUDRON.
(lste bijdrage)
Onder deze titel heeft de heer J. Lomez
landbouwkundig ingenieur en bestuurs-
secretaris bij de Economische Diensten
van het Ministerie van Landbouw, in
het Landbouwtijdschrift van Maart 1953
een interessante bijdrage geschreven
waarop wij de aandacht onzer lezers
wensen te vestigen; omdat zij een tref
fende uiting is van de bezorgdheid waar
mede de Nederlandse regering de land
bouw omringt en van het dirigisme welke
nog steeds de economie van Nederland
beheerst.
De auteur wijdt het eerste hoofdstuk
van zijn artikel aan
I. Het belang van de
zuiveleconomie In Nederland.
De totale melkvoortbrengst bereikt
thans in Nederland ongeveer 5,6 millioen
ton per jaar met een waarde van circa
1,1 milliard gulden (14,5 milliard B. Fr.),
hetzij 30 van de totale netto-produc
tie van land- en tuinbouw.
De melkproductie kent vooral een
grote uitbreiding op de bedrijven van
minder dan 20 ha. en in het bijzonder op
de landbouwbedrijven in de zandstreken.
Ongeveer een derde der productie wordt
als consumtiemelk verbruikt en in de
zandgebieden is deze verhouding zelfs
50%-
De voortbrengst van zuivelproducten
geeft volgende cijfers voor 1950-51
Kaas 136.000 ton, ingedikte melk
186.000 ton, boter 88.000 ton. melk
poeder 31.000 ton. De zuivelfabrieken
ontvangen in totaal meer dan 80 van
de voortgebrachte melk. Een groot deel
van de zuivelproducien of melkderivaten
is bestemd voor de uitvoer, vooral naar
de landen van West-Europa, Hierdoor
worden de markt van zuivelproducten
en de prijsvorming grotelijks beïnvloed
door de afzetmogelijkheden van deze
producten in het buitenland en door de
prijzen die op de buitenlandse markten
bekomen worden.
Ziehier enkele gegevens betreffende
de uitvoer tijdens de jongste jaren
In ton
1950-51 1951-52
Boter 66 500 54.C00
Kaas 73.000 87.000
Melkpoeder 18.000 23.500
Ingedikte melk 173.000 179.000
Deze uitvoercijfers vertegenwoor
digen in percent der totale productie
75 van de boter, 54 van de kaas,
58 van het melkpoeder en 93 0/o van
de ingedikte melk. De bijzonderste in-
voerlanden waren de Belgisch Luxem
burgse Unie voor alle zuivelproducten,
Engeland voor boter, kaas en ingedikte
melk en Duitsland voor kaas.
II. De zuivelpolitiek.
De Nederlarse regerirg streeft in
hare zuivelpolitiek in hoofdzaak volgen
de doelen na
1) de voortbrenging van kwaliteits-
melk opvoeren of op een hoog peil hou
den om een altijd belangrijker melkver-
bruik te bekemen en zuivelproducten
van prima hoedanigheid te kuDnen be
reiden. De bestrijding van de rundertu-
berculose neemt in dit kader een aan
zienlijke plaats in.
2) de melkvoortbrengers een redelijke
rendabiliteit van hun bedrijf en een sta
biel inkomen waarborgen de melkpro
ductie levert immers een aanzienlijk deel
van het inkomen der kleine boeren.
Met dit doel waarborgt de regering
een jaarlijkse gemiddelde minimumprijs.
Deze waarborg betekent echter niet dat
voor elke liter geleverde melk deze mi
nimumprijs betaald wordt, noch dat elke
voortbrenger gemiddeld deze prijs be
komt. Hij beoogt enkel dat de werkelijke
prijs ontvangen door al de voortbren
gers samen en berekend op de totale
hoeveelheid voortgebrachte melk. gele
verd hetzij aan het verbruik, hetzij aan
de verwerkingsnijverheden, minstens het
peil zou bereiken van de gewaarborgde
minimumprijs. Is zulks niet het geval,
dan wordt beroep gedaan op het Land
bouw-egalisatiefonds om de prijs aan te
vullen tot beloop van het gewaarborgde
minimum.
In het kader van deze regeling kan
een compensatie plaats hebben tussen de
prijzen der verschillende producten, der
wijze dat de verkoop van minder
winstgevende producten gecompenseerd
wordt door deze van producten waarvan
de verkoopprijs overeenstemt met een
hogere melkprijs dan het gewaarborgd
minimum.
Er dient inderdaad genoteerd dat een
onderscheid wordt gemaakt tussen de
melk bestemd voor het rechtstreeks ver
bruik en de zo genaamde industriemelk.
Immers in het kader van de algemene
prijzenpolitiek worden de landbouwpro
ducten ingedeeld in drie duidelijk on
derscheiden categoriën
a) de producten van algemeen belang
voor de bevoorrading, nl. tarwe, kool
zaad, suikerbieten en verbruiksmelk.
Deze producten waarvan de voort-
brenst dient verzekerd genieten van het
stelsel van de vaste prijs, gesteund op de
kostprijs. Jfcfe
b) de andere basisproducten omvat
tende industriemelk, vlees, voedergraan
en aardappelen, waarvoor een soepelere
waarborgregime bestaat dan voor de
eerste categorie.
c) de andere landbouw- en tuinbouw
producten voor dewelke er geen enkele
piijsreglementering bestaat
c* (Zie vervolg 5e bladz. 3e kolom)]*
In een vorig artikel hebben wij ge
tracht onze boeren te overhalen tot het
vroeg maaien, teneinde hooi te bekomen
van eerste hoedanigheid.
Nu is echter vroeg maaien alleen nog
geen waarborg opdat alles in orde zcu
komen. Want eer dat jong gemaaid gras
tot hooi is gedroogd kunnen nog heel
wat ongelukken gebeuren of fouten be
gaan worden.
Vergelijken wij de inhcud aan voe
dende bestanddelen van jong gras op
het ogenblik dat het gaat gemaaid wor
den, met de inhoud van datzelfde gras
eens dat het hooi is geworden, dan stelt
men vast dat gedurende het drogen be
langrijke verliezen zijn ontstaan.
Het is trouwens om dat verlies tot een
minimum te beperken dat men in som
mige landen overgaat tot het kunstmatig
drogeD van gras in specialed rooginstal-
laties. Maar aangezien wij hier niet over
zulke installaties beschikken, zullen wij
het voorlopig maar moeten stellen met
het drogen op het veld. Zaak is het al
leen daarbij zodanig te werk te gaan
dat zo weinig mogelijk verliezen optre
den.
Waarin bestaat dat verlies?
Afgemaaid gras is wel van zijn wortel
afgesneden, dus van zijn voedsel- en sap
toevoer, maar dat wil nog niet zeggen
dat het da; rom onmiddelijk afsterft. In
tegendeel. Het leven van de cellen gaat
nog geruime tijd door tot het celvocht
volledig is opgedroogd. Het leven der
cellen gaat gepaard met allerlei omzet
tingen en afbraakprocessen die, aange
zien geen voedsel meer langs de wortels
wordt aangevoerd, grote verliezen daar-
stellen. Hoe langer het gras na het maai
en in leven blijfr, hoe laDger die afbraak
processen doorgaan en hoe groter dan
ook het verlies zal zijn. Snel drogen is
dus geboden.
Nu zal het zeker niet van de boeren
afhangen als het droogproces te lang
aansleept. Moesten zij het voor het zeg
gen hebben, dan was het hooi op één
dag binnen. Het weder spreekt hier
een woordje mee en het is een drama
dat wij jaarlijks meemaken dat het
geen hooiweder is Bij aanhoudende
regen gedurende het hooien Kan het gras
niet opdrogen, sterft dus vet l trager af
en alcus zullen de verliezen zeer aan
zienlijk zijn. In 't ergste geval uredt zelfs
rotting op.
Het risico van slecht hooiwecer kan
echter merkelijk worden verminderd
door het hooien op ruiters. Eens dat het
gras zijn grootse deel vecht kwijt is, wat
bij gunstig weder maar een paar ca^en
ouurt, kan men het op ruiters zetten. En
wanneer men deze goed heeft opgezet
heeft de regen weinig invloed op de
kwaliteit van het hooi.
Het aanschaffen van ruiters kost
echter weeral geld en terecht kan men
zich afvragen of die uitgave wel gewet
tigd is. Is het gewonnen hooi werkelijk
beter, dus voedzamer, vraagt het ruite
ren niet meer arbeidsuren, en wat moe
ten wij doen met de hooiweide waar die
ruiters zoveel langer op moeten blijven
staan
Is geruiterd hooi dan zoveel
meer waard.
Enkele cijfers mogen ons hiervan
overtuigen. In Nederland, waar de gras-
en hooiwinning zeer ver wordt doorge
dreven, heeft men in de jaren 1947 tot
1950 ontledingen laten maken van ver
schillende hooisoorten. En men stelde
daarbij vast dat het gewone hooi in de
Friese weidestreek gemiddeld slechts
^■7 verteerbaar eiwit in de droge stof
had, terwijl geruiterd hooi tot 10,1
haalde. Bij een opbrengst van 4 000 kg.
per hectare maakt dat een meeropbrenst
aan eiwit van zo maar 80 kg.
En voor die 80 kg hoeven onze boeren
de neus niet cp te trekken. Want als ze
80 kg verteerbaar eiwit moeten aanko
pen onder vorm van melkmeel bv. dat
een inhoud heeft van 20% dan moeten
zij daarvan 400 kg aankopen. Want ge
rekend aan de prijs van 450 fr. toch nog
altijd 1.800 fr. uitmaakt per hectare.
Wij zullen het nog duidelijker uitdruk
ken om die 80 kg eiwit te winnen zou
den zij zo maar een dikke 13.000 kg
rapen moeten oogsten. Zou ruiteren dan
de moeite zijn
Nu is het wel zo dat niet alle jaren
het verschil tussen geruiterd en gewoon
hooi zo groot is. Veel hangt natuurijk
af van de weersomstandigheden. Maar
dit verschil blijft steeds de moeite waard.
Vraagt ruiteren meer arbeid?
Proeven in Friesland, in de loop van
1949 genomen, hebben aangetoond dat
het ruiteren 45 uren per hectare ge
vraagd heeft, terwijl men bij gewoon
hooien er 42 uur over deed. Ruiteren
heeft dus 4 uren arbeid meer gekost.
Nochtans bestaat er mogelijkheid de ar
beidsuren nog te verminderen als men
dakruiters gaat gebruiken. Deze kosten
echter meer dan de gewone driepoot-
ruiters en zijn daarbij moeilijker te ma
ken. Zij bieden daarentegen dan weer
het voordeel dat men er bijlange zoveel
niet vandoen heeft, omdat ze tot 300 kg
hooi kunnen dragen.
Blijft bij ruiteren de weide
niet te lang bezet
Het valt niet te ontkennen dat ruiters
veel langer op het veld blijven dan het
gewone hooi. En dat geeft wel een ze
ker bezwaar. Ze staan in de weg en wil
men de tweede snede laten afgrazen dan
zullen de koeien er natuurlijk duchtig
huis in houden. Ook zijn de ruiters een
hinderpaal voor het uitstrooien van de
meststoffen, die vóór de tweede snede
worden toegediend.
Zie vervolg 2e bladzijde le kolom.
De Koornbloem
Abonnementsprijs 72 fr. 's jaars.
Handregister Aalst Nr 145.
Postcheckr. S. M, Redt U Zeiven
Nr 1425. §3.
STICHTER EN BESTUURDER
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden.