Het evenwicht tussen Landbouw en Nijverheid. Vooruitgang verwezenlijkt door de Belgische Landbouw. Weekblad Voor en door de Landbouwers Arbeid adelt AALST 8 OOGST 1953. Verschijnt iedere Zaterdag 32ste JAARGANG Nr 1575 Beheer t Zeebergkaai, 5, Aalst Tel. 242.67 Voor de Ontwikkeling en de Standsverdediging van de Landbouwers Orgaan van de Landbouwersvereniging REDT U ZELVEN O' CAUDRON' Ingevolge een zekere vermindering in onze uitvoer hebben de nijverheids- kringen een uitgebreide actie ingezet waarbij zij aan de regering bijzondere maatregelen vragen tot bevordering van de export onzer nijverheidsproduc ten. Dit optreden is voorzeker gewettigd daar 40 van onze nationale voort- brengst afzet moet vinden in het buiten land. Waar wij echter bepaalde nijver heidskringen niet begrijpen is daar waar zij opkomen tegen wat zij ten onrechte noemen het landbouwprotectionisme, omdat het enkel verdedigingsmaatrege len betreft tegen abnormale mededinging uit het buitenland of maatregelen die volstrekt onmisbaar zijn om aan het land een minimumwaarborg te verzekeren in zake zijn bevoorrading. Deze industriële kringen gaan overigens hierbij van de verkeerde stelling uit dat zij door een sterke drukking van de landbouwprijzen de arbeidskost (lonen en sociale lasten) zullen kunnen verminderen en daardoor het concurentievermogen onzer nijver heid verhogen. Deze zienswijze is verkeerd, omdat de Belgische arbeidskost, welke 15 tot 20 ligt boven het gemiddeld Europees peil, te wijten is aan de economisch niet verantwoorde eisen der arbeiderssyndi- katen die te lichtzinnig werden ingewil ligd door de werkgeversorganisatie en niet aan de prijzen der landbouwpro ducten, zoals regelmatig wordt uitgewe zen door de index der kleinhandelsprij zen voor de eetbare producten. Zij is bovendien economisch niet gemotiveerd om de volgende reden bedoelde indus triële kringen verliezen uit het oog dat 60 onzer industriële productie dient verkocht in het binnenland. De binnen landse markt is zelfs interessanter dan de buitenlandse, omdat zij meer stabiel en dus zekerder is. Welnu, volgens de volkstelling van 31 December 1947 bedroeg de actieve land- en tuinbouwbevolking 412.000 personen, hetzij 12% van de totale ac tieve bevolking van het land die 3 mil- lioen 481.000 personen bedroeg. Wan neer men hierbij de kinderen voegt waar van het gemiddeld aantal volgens zelfde volkstelling gemiddeld 271 bedroeg per 100 landbouwgezinnen, alsmede de ge zinnen die hun bestaan vinden in de be drijven die rechtstreeks verband houden met of afgestemd zijn op het landbouw bedrijf, dan is het duidelijk dat de land bouwbevolking een hoogst belangrijk element is van de binnenlandse verbrui kersmassa. De vermindering der koop kracht van de landbouwbevolking moet dan ook fataal ten nadele uitvallen van de nijverheid omdat zij de binnenlandse markt, de meest interessante en de meest veilige, voor de industrie inkrimpt. Welke ook de economische structuur weze van een land, de algemene welvaart is afhankelijk van een zeker evenwicht tussen de nijverheid en de landbouw en tussen de landbouwbevolking en de be volking werkzaam in de nijverheid. Er bestaat onevenwicht in de bedrij vigheid van een natie, wanneer de land bouw niet meer in staat is de bevoorra ding van de bevolking te verzekeren, zodat de voedingsmiddelen voor een te groot deel uit het buitenland dienen betrokken. Op dit gebied kan worden gemeld dat volgens de jongst gekende statistieken onze land- en tuinbouw er toekomt 75 en meer van de totale behoeften der bevolking aan land- en tuinbouwpro ducten te dekken. Deze uitslag is merk waardig wanneer men weet dat de land bouw enkel beschikt over een beteelde oppervlakte van ongeveer 1.800 000 ha, hetzij omtrent 20 aren per inwoner. Nochtans dient voor een volmaakt evenwicht de landbouwproductie verder opgevoerd. Of zulks zal mogelijk zijn zal afhangen van een behoorlijke renda biliteit van de landbouw, van een uit breiding der landbouwgronden en van een opvoering van de productiviteit in de landbouw. Er bestaat onevenwicht tussen de landbouw- en de nijverheidsbevolking of anders gezegd tussen het platteland en de stad, wanneer de bevolking zich samentrekt in de stedelijke agglomeraties, zodat het platteland niet meer over de nodige reserves beschikt en een beroep dient gedaan op vreemde arbeids krachten. Wat betreft de opvoering der land bouwproductie dient vastgesteld dat de productiviteit of de opbrengst per ha ge leidelijk is gestegen, vooral tijdens de jongste jaren, doch dat zulks niet het ge val is met de oppervlakte van de be bouwde gronden, noch met de arbeids krachten in de landbouw tewerk gesteld. Inderdaad sinds 1936 1938 vermin derde de totale beteelde oppervlakte in België met circa 60.000 ha ten gevolge van het optrekken van nieuwe gebou wen, het aanleggen van vliegvelden, ba nen, kanalen, enz. De land- en tuinbouw hebben thans in gebruik ongeveer 1.799.000 ha, hetzij 60% van de terri toriale oppervlakte van België welke 3.01.000 ha bedraagt. Ook het aantal personen in de land bouw werkzaam is aanzielijk afgenomen. Waar de volkstelling van 31 December 1947, zoals reeds hoger vermeld, nog enkel 12 °/o toekent aan de actieve land en tuinbouwbevolking van de totale actieve bevolking in België, was deze verhouding 45 °/o in 1956, 21 in 1900 en 17 o in 1930. (Zie vervolg 7e bladz. Ie kolom Door het Bestuur der Economische Diensten van het Ministerie van Land bouw werd onlangs een studie uitgege ven onder de titel Enkele structurele en economische beginselen van de Bel gische Landbouw Daarin komt een hoofdstuk voor dat wij onder de aandacht van onze land bouwers zouden willen brengen. Het valt niet te ontkennen dat de laatste jaren, vooral in verband met Benelux, zeer veel wordt gesproken en geschreven over het peil van ontwikkeling dat onze landbouw heeft bereikt, waarbij dan gewoonlijk een vergelijking gemaakt wordt met wat in Nederland reeds werd gedaan. Zulke vergelijking, waarbij aan het -licht komt dat Nederland ons op velerlei gebied voor is, heeft ons inziens een zeer positieve zijde. Die vergelijking kan immers, indien zij op de juiste manier wordt voorgesteld, een voortdurende prikkel zijn, niet alleen voor onze land bouwers om het nog maar steeds beter te doen, maar eveneens voor de officiële diensten, die door hun bemoeiingen doorgaans een belangrijke invloed op het productieproces kunnen uitoefenen. Wanneer deze vergelijking met Ne derland echter te pas en te onpas onder de boeren hun neus gehouden wordt, met de bedoeling hen aan het verstand te brengen dat ze in de grond maar krot- boeren zijn dan is dat vooreerst een zeer slechte methode om de produktiviteit aan te wakkeren en het is daarenboven een valse vaststelling, want men mag niet vergeten dat er buiten de Belgische en Nederlandse boeren nog andere zijn. En als wij de vergelijking uitbreiden tot al de ons omringende landen dan stellen wij vast dat de Belgische landbouw een zeer vooraanstaande plaats inneemt voor wat de produktiviteit betreft. Dat zal men trouwens kunnen vast stellen aan de hand van de gegevens vei strekt in de vermelde uitgave, waar van wij hier enkele uittreksels laten volgen. De Belgische landbouw geniet van wege de overheid een zekere graad van welwillendheid en bescherming. Volgens sommigen zou deze betrekkelijke veilig heid van aard zijn om de landbouw te schaden, vermits hem elke prikkel tot vooruitgang zou ontnomen worden. Anderen beweren integendeel dat deze betrekkelijke zekerh id een onmisbare voorwaarde voor elke vooruitgang is. De producent kan alleen en is alleen bereid de nodige kapitaalsbeleggingen te doen, voor zover bij over de nodige middelen beschikt en in zover hij van deze beleggingen voordeel kan ver wachten. Alleen een voldoende en blij vende rentabiliteit kan aan deze twee voorwaarden voldoen. Gezien de deli- kate toestand van de landbouwprijzen op internationaal plan, kan alleen een zekere welwillendheid tegenover de nationale land- en tuinbouw eea vol doende en blijvende graad van rentabili teit verzekeren. Laat ons nu eens nagaan welke voor uitgang door de landbouw geboekt werd en welke plaats hij bekleedt tegenover de landbouw van de voornaamste omringende landen. Deze vergelijking zal ons toelaten de resultaten van de ge volgde landbouwpolitiek te beoordelen. 1) Opbrengst der teelten Tabel I. - Opbrengsten per hectare der voornaamste teelten uitgedrukt in kg. Gemiddelde 1936 1938 Gemiddelde 1948 1951 Opbrengst- vermeerdering Rogge 2 730 3 280 550 Tarwe 2.350 2.510 160 Wintergerst 2810 3.150 320 Zomergerst 2 260 2.890 630 Haver 2.650 2.770 120 Vlas 5.610 5.830 220 Koffiecichorei 31 600 37.860 6.260 Suikerbeten 28 060 36.190 8 130 Aardappelen 22 600 23730 1.130 Het valt niet te ontkennen dat de opbrengstvermeerdering in zulk een korte tijdspanne merkwaardig is. De gegevens op internationaal gebied zijn afkomstig uit statistieken verzameld door de E.O.E.S. (Europese Organisatie voor Economische Samenwerking). Zit vervolg 2e bladzijde 3e kolom. oornbloem Abonnementsprijs 72 ft. 's jaars. Postcheckr. S. Mi Redt U Zeiven STICHTER EN BESTUURDER De medewerkers zijn Het overnemen van artikelen zonder Handregister Aalst Nr 145. Nr 1425.M. verantwoordelijk voor hun bijdragen aanduiding der bron is verboden.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1953 | | pagina 1